Jozef Rulof - Kosmologie Deel I

De Eeuw van Christus, den Haag 1e druk 1984 ISBN 90.70554.11.9
(Opmerkingen tussen haakjes zijn van mij, Freek)


Jozef Rulof
De Albron
Meester Alcar, die André van zijn organisme vrij maakt, vangt hem achter de kist op. Het is het leven voor de ziel als mens, waar hij leeft als een astrale persoonlijkheid. Meester Alcar zegt: "Mijn André. Nu is het ogenblik gekomen, dat ik je voor de 'Kosmologie' kan ontvangen. God schonk ons deze mogelijkheid, maar het zijn de hoogste Meesters, onder de bezielende 'Liefde' van Christus, van wie wij de taak ontvingen. Weet het nu, Christus is het die aan al het leven de mogelijkheid gaf voor de sferen van licht te dienen. Want het Goddelijke 'Al' wil, dat de mensheid ontwaakt."
André buigt zich voor zijn meester. En dan is het ogenblik gekomen, dat wij tot de ruimtelijke éénheid komen. André ziet ons als jongelingen van vijfentwintig jaar. Hij ziet ons bewustzijn voor de sferen van licht. Wij bezitten geen lichamelijke ouderdom meer, want wij leven in het eeuwigdurende, het jeugdige en wij zijn bewust. Hij weet nu, dat meester Alcar een 'Kosmisch' bewuste is en dat hij de waarheid zal beleven. Wij dienen! Wij zijn nu liefde! Als meester Zelanus ben ik de eerste adept van meester Alcar in onze wereld, André is dit voor de aarde. Zo heeft meester Alcar zijn contact opgebouwd en deze eenheid geschapen, waardoor de meester door het leven van André werkt, hetgeen ongelooflijk mooi is. Nu zal André de 'Al-wetten' beleven, zoals God zichzelf manifesteerde. En die wetten brengen wij op aarde. Meester Alcar zegt:
"Komt nu mijn broeders, wij zullen de sfeer van de aarde verlaten. Stelt u op de 'Albron' in en maakt voor uzelf stoffelijke én geestelijke vergelijkingen, opdat het kind van de aarde ons begrijpt. Volgt alles, waarvoor wij deze reizen beleven, vergeet ook niet, u beleeft dit voor miljoenen kinderen van de aarde en uiteindelijk voor de 'Eeuw van Christus'! Voelt u, wat dit zeggen wil?"
André geeft antwoord en zegt:
"Ja meester, ik ben gereed." Meester Alcar gaat verder en zegt: "Het is wonderbaarlijk, mijn broeders, wat wij nu zullen beleven. (16) Wij worden met het Goddelijke 'Al' verbonden. Het Goddelijk Woord van de Meesters daar, dus uit het 'Albewustzijn', komt nu tot ons leven. Indien u dit kunt begrijpen, voelt u, dat Christus hiervoor op aarde gestorven is. De mensheid kreeg toen Zijn Goddelijk Evangelie. En dat Evangelie heeft Christus door Zijn Liefde vertolkt en gedragen, maar men heeft Hem daar vermoord! Waarvoor Christus eigenlijk op aarde is gekomen, begrijpt men daar nog niet. Maar daarvan zal de 'Kosmologie' aan ons en het kind van de aarde de wetten verklaren, zodat er nieuwe ontwaking komt, geestelijke evolutie.
Ons vroeger éénzijn, in de sferen van licht, André, behoort nu tot het verleden. De reizen die wij nu moeten maken, zijn bewuster en geschieden op gezag van hoger voelen en denken. Dat zijn de Meesters! De Bron van al het Leven, waardoor wij mensen, de dierenwereld en Moeder Natuur zijn ontstaan, wil dat. Hierdoor gaan wij dieper!"
Meester Alcar zwijgt. André en ik kunnen mediteren en ons gereed maken. André voelt nu, dat de aarde onder zijn voeten verdwijnt. Hij weet: hij is nu een geestelijke persoonlijkheid. Niets kan ons storen. Wij beleven dit, omdat Christus het wil! Anders was het niet mogelijk. En meester Alcar geeft ons opnieuw:
"Het kind van Moeder Aarde moet thans zichzelf leren kennen. Het kind van de aarde is nog onbewust. Hiervoor leren wij straks God kennen als Moeder. Ook als Verdichte Stof en als Elementale Wetten, ook als Harmonie en vooral als Licht, Leven en Liefde. Hierna pas leren wij Hem als Vader kennen! En dan zijn wij met de Makrokosmos verbonden en zal élke wet tot ons leven spreken. Elke Geestelijke en Stoffelijke Wet is dan een Openbaring van God, maar wij leren dan, hoe God zichzelf heeft gemanifesteerd en wáár en wanneer die scheppingen zijn begonnen. Voelt u wat dit zeggen wil, mijn broeders? Dan zal het u duidelijk zijn, dat wij voor onszélf niet meer mogen denken. Wij zullen nu andere gedachten ontvangen, maar daardoor betreden wij de Goddelijke Stelsels. Elke levenswet - dat zult u horen - zal u toeroepen: "Beleef mij ook. Heb mij lief. Ik ben leven, ziel, geest, licht en rechtvaardigheid." Het doel van de hoogste Meesters is nu, het westen met het oosten (17) te verbinden. Er moet op aarde vrede en rust komen, slechts dán is het leven daar dragelijk. Dat is alléén mogelijk, als de mens God kent! U weet het, géén kind van de kerk kent God. Omdat men nu nóg de verdoemdheid aanvaarden wil, smoort men deze Goddelijke Wijsheid."
Meester Alcar gaat verder: "Begrijpt goed, mijn broeders, in de werelden, waarin wij nu leven, is God als 'Geest' te voelen en te zien. Maar wij gaan dieper en dan ziet u, dat de stoffelijke en de geestelijke ruimten oplossen. En dat wil zeggen: wij gaan terug tot het begin van ál de Goddelijke Openbaringen. Wij verlaten de ene na de andere levensgraad, die wij als een bewuste wereld zien - u kent deze werelden - om het begin van de Schepping te betreden. Want daarin is het begonnen en gaf God aan al het leven Zijn Gestalte, Zijn Zelfstandigheid. Voelt u dit, broeders?"
Eén van ons, André of ik, moet nu antwoorden. Ik krijg de bezieling en voel mij gereed, als ik zeg:
"Ik zie het, mijn meester. De werelden, waarin wij nu leven, verduisteren al, het levenslicht van de astraal-geestelijke wereld lost nu voor ons op en dit wil zeggen, dat wij de stoffelijke wereld, dit universum, hebben verlaten. Ook mijn broeder André heeft deze wetten beleefd."
En hij vervolgt: "Zo is het mijn broeders, en dat is nu onze zekerheid. Wil de mens op aarde dit begrijpen dat dit mogelijk is, dan moet hij echter eerst de boeken 'Het Ontstaan van het Heelal' lezen, nietwaar, en nu zijn wij te volgen. Gaan wij nu dieper, dan betreden wij de wereld, waarin de 'Albron' leeft en aanwezig is en dan hebben wij straks de 'Almoeder' te aanvaarden. Maar welke levenswetten zullen wij dan aanschouwen, meester Zelanus?"
Ik voel mij gereed om mijn meester te antwoorden en ik kan zeggen: "Ik daal daarin af, mijn meester. Het is de ziel voor ál het Leven. God als Ziel én Leven is het! (in geestkunde is de 'geest' de levende kern, hier wordt voor het woord 'geest' het woord 'ziel' gebruikt) Maar er is veel meer, wat er nu tot mijn bewustzijn spreekt. Indien wij, mijn meester, deze wetten willen leren kennen, beleven wij de 'Albron' als een oneindigheid en pas hierna treden de verschillende levensgraden naar voren. Dat is dan (18) de 'Alziel', ook het 'Alleven' en hierna het 'Alvader- en Moederschap', waardoor God zich manifesteerde als Liefde."
"Dat is waarheid, mijn broeder. Alles, wat God is, leefde vóór de Schepping in een wereld van stilte en rust, onzichtbaar, want er was nog geen stoffelijk bewust leven te zien. Maar daarin zijn wij als mens, het dierenrijk en Moeder Natuur tot leven gekomen. Het leven in de Ruimten van God, dus de stoffelijke wereld, moest nog ontwaken. U voelt, dat dit duidelijk is? Er is dus een begin geweest en dát begin zullen wij nu zien en beleven. Alle stof zou pas later tot de verdichting komen en pas toen begon de menselijke én dierlijke evolutie. Dat moeten wij nu volgen! Daal af in deze stilte en maak u gereed."

Wat André ziet, is een lege ruimte. Er heerst duisternis. De bewuste geestelijke én stoffelijke werelden hebben wij zoëven verlaten. Wij hebben die werelden nu afgelegd. Wij zijn teruggekeerd naar het begin van de Schepping, mijn zusters en broeders. Ik hoop nu, dat u ons volgen kunt. Ik zal telkens tot uw leven spreken, om dan tezamen vergelijkingen te maken, zodat ook uw leven ontwaakt en u begrijpt, waarheen wij nu gaan. U hebt gehoord, dat meester Alcar zoëven zei: "Leest 'Het Ontstaan van het Heelal' ... en later, ook dat zult u beleven, de boeken 'Een Blik in het Hiernamaals' ... omdat wij daar komen en u zult beleven, waarom u een astrale wereld bezit. Indien u dat doet, schenken wij u - door de hoogste Meesters - een Goddelijk Bewustzijn en dat is mogelijk, omdat u nu met ons deze reizen beleeft!"
Ik zei u zoëven: André ziet duisternis; wij kijken dus achter dit universum van zon, maan en sterren en gaan nog dieper. Nu beleven wij, dus achter het stoffelijke universum, de geestelijke wereld, ónze wereld, waarin wij zijn, die het stoffelijke leven hebben verlaten en verder gaan. Hier, waarin wij dus nu leven, is alles onzichtbaar, en dat wil zeggen: toen waren er nog geen mensen. Wij moesten nog geboren worden. Dat is de 'Albron'! En door die 'Albron' kreeg God een eigen Zelfstandigheid in ons en in André komt er nu:
"Nu gebeurde er iets machtigs. Luistert, mens van de aarde en van de sferen van licht, volgt óns! Stelt u in op deze wetten. U staat nu (19) voor de eerste Openbaringen. Nu zult u God leren kennen.
God ..., maar wie is God? En wáár leeft God? U zult deze vragen stellen en straks zullen wij ze beantwoorden, óf het leven zélf wil dat u de wetten volgt en ondergaat. Dit woord geeft u echter de verzekering, dat het Allerhoogste u volgt en u in dat Leven heeft opgetrokken."
Meester Alcar zegt nu: "U hebt het gehoord mijn broeders: het bewuste 'Al' volgt ons. Dit is nu de 'Albron' . Het is die 'Almoeder', waarin wij nu leven en waardoor ál het leven een bestaan kreeg. Maar hóé dat is gebeurd, zien wij straks. Hierin leeft dus de 'Alziel', het 'Alleven' (in geestkunde de 'algeest') en dit wil zijn de 'Alliefde'! Maar wat wij nu nog zien, is duisternis. Toch is er licht, kracht en werking ontstaan en dat moeten wij volgen en in ons leven opnemen. Maar waardoor is nu de geestelijke wereld voor God en de mens en het dier geboren? Stel je op die eerste Openbaringen in en beleef, waardoor God Zichzelf heeft mogen en kunnen manifesteren."

Weer komt er stilte in ons leven, meester Alcar zwijgt en wij verwerken alles. André vecht om dit alles te verwerken en ik zie, dat hij aardse vergelijkingen maakt, waarna hij aan uw leven doorgeeft: "Mens der aarde, denkt hierover na. Voelt het ogenblik aan toen er nog géén leven was. Dat is het ogenblik, toen God nog aan Zijn Vergeestelijking en Verstoffelijking moest beginnen. Maar ik voel en zie, het is in mij gekomen, het leeft onder mijn hart. Wat zijn nu openbaringen, mijn lieve moeder Crisje, mijn zusters en broeders daar? Wat heeft de katholieke kerk mij geleerd? Willen de mensen dát nog langer aanvaarden? Waardoor God Zichzelf heeft moeten openbaren, leeft hier en is Licht, Leven en Liefde! In de wereld, waarin ik nu met de meesters ben, is álles van God aanwezig, maar nóg onzichtbaar, die werking en stuwing komt aanstonds en dan treedt het Goddelijke Vader- en Moederschap naar voren. Begrijpt u dit? Lieve Crisje, mijn moeder, ik word een profeet!"
U hoort het, ook André spreekt tot uw leven. Ook meester Alcar zal dat doen. Telkens en telkens weer krijgt u van één van ons een ander antwoord te horen buiten de Goddelijke Verklaring om, maar waardoor voor uw bewustzijn alles duidelijk wordt, hetgeen (20) de bedoeling is van de hoogste Meesters. Meester Alcar spreekt nu en zegt:
"Mijn broeders, wij dalen nu tot het Al-gebeuren af, het ogenblik voor de eerste Goddelijke Verschijnselen, die wij als 'Werking' zullen voelen en die straks zichtbaar worden. Wij beleven nu de 'Alziel' , het 'Alleven' en de 'Alliefde'! En dat is het baringsproces voor de 'Albron'! Het zal u dus nu duidelijk moeten zijn, dat de 'Albron' ... 'Moeder' is! Anders was er geen baring mogelijk, maar dat is er! Waarin wij nu leven is dus het 'Alles'! Wat wij ervan zien en voelen, is tot nu alléén het 'Leven'! Pas later betreden wij dan de Goddelijke Eigenschappen. Hoe diep dit leven is, zullen de wetten ons verklaren en aantonen. Doordat wij van ziel tot ziel, van gevoel tot gevoel, één zijn, komen wij verder en dat is de Goddelijke taak, die u thans hebt ontvangen. Wat ik aan André op aarde doorgaf, leeft hier, is hier aanwezig en dat leven heeft zich als een Goddelijke Zelfstandigheid gemanifesteerd, nietwaar, de stoffelijke ruimten zijn ontstaan. Zo komen wij met de God van al het Leven in verbinding. Maar u voelt het, deze ruimte is 'Al-bezield' ... Hierin leeft alles, waardoor wij als mens voor het universum geboren zijn, met al het andere leven, door de scheppingen, voor dier en Moeder Natuur, als het 'Uitdijende Heelal', André, en het 'Goddelijk Kleurenrijk.' Wij verwerken dit alles van meester Alcar en dan komt er opnieuw vanuit de Ruimte tot ons leven:
"Hoort u ons? Wij, die het Goddelijke 'Al' hebben bereikt, komen nu tot u om uw leven naar de Goddelijke Ontwaking te voeren. Wij, die nu het Goddelijke Bewuste 'Al' vertegenwoordigen, leefden ééns op aarde. Wij hebben een ruimtelijke kringloop volbracht en nog zijn wij mens, wij vertegenwoordigen God nu in alles. We leven in de nabijheid van Christus. Ook u zult die lange weg afleggen en dan het bewuste 'Al' betreden, omdat wij de Universiteit van Christus op aarde willen brengen, waarvoor wij en u zullen dienen!

Waarin u nu leeft, is ook de 'Albron' ! Hierin leeft ook de 'Al-liefde'! God manifesteerde Zich vanuit deze onmetelijkheid. Hierdoor is ál het leven dus ontstaan, om het uiteindelijke te bereiken, (21) waarin wij nu leven. Mijn broeders, Christus leeft in ons midden! Christus, Die na Zijn kruisdood op Golgotha, tot het Goddelijke 'Al' terugkeerde, droeg ons op Zijn Bewustzijn op aarde te brengen, Zijn Universiteit op aarde te bouwen. Wij vragen u: volgt deze evolutie. Volgt en beleeft het begin van de eerste Openbaringen en gaat dan verder, zodat het kind van Moeder Aarde ontwaakt! U weet, wij volgen u.
Indien u de 'Albron' wilt beleven, manifesteert Die zich als Moeder aan uw leven. En pas daarna volgt u zeven tijdperken voor haar evolutie.
Waarin u nu dus leeft, is de tempel van de 'Almoeder' , Haar Alziel en Algeest! Dat wordt straks het Goddelijke Vaderhuis, waarin wij leven. En hierna zult u de alwetendheid ontvangen, maar dan betreedt u het bewuste Goddelijke 'Al'! Van daar spreek ik tot uw leven! Ik ga verder.
Waarin u nu leeft, is tegelijkertijd de alomvertegenwoordigheid van de 'Almoeder'! Zij zal Zich vergeestelijken en verstoffelijken en pas dan is God de 'MOEDER'! Aanstonds ziet u die geestelijke ontwaking en die wetten voeren u dan tot het volgende stadium. Dat wordt bovendien uw Goddelijke zekerheid. U zult dan de Goddelijke 'Ziel' zien uitdijen tot 'Geest' en daarna tot 'Stof'. Door levensgraad na levensgraad te volgen en te beleven, is er geen verlorengaan mogelijk en dat wil zeggen, dat u de Scheppingen zult zien. Van verkeerd aanvoelen en beleven is er nu dan ook geen sprake. Christus volgt u! Thans zult u het wonder beleven!
U ziet, mijn broeders, dat de 'Albron' zich als Moeder opent en aan baring begint. Dit is de allereerste werking, die ook wij hebben gevolgd en waardoor de Schepping is begonnen. Wat u nu ziet, is dus de levensflu?de ('flu?de'van Latijn 'fluidum', 'vloeistof') de 'Almoeder' en dat betekent baren! Hierna komt de geestelijke evolutie en dat wordt dan de stoffelijke wereld, de ruimte, het universum waarin u nu leeft. Deze 'Al-aura', zal dus deze ruimte vullen en dat is dan het 'Almoederlijke Lichaam' (de stofelijke schepping). Maar door het vader- en moederschap zal dit leven zich uitdijend verdichten. Dus, de 'Albron' is 'Moeder'! Hierdoor krijgt het Goddelijke Plan een gestalte, maar die zult u steeds zien veranderen, omdat het leven evolueert en naar het bewuste 'Al' (22) terug moet! U beleeft dus een Goddelijke Kringloop.
En dat worden nu verdichtingswetten en harmonische, evoluerende levensgraden, die u als tijdperken zult zien, want voordat u dit stadium zult betreden, gingen er - vóór de aarde - miljoenen eeuwen voorbij. Dit kunt u begrijpen, omdat u tevens het huidige stadium kent. Is dat niet zo?
Wat u dus ziet en beleven zult mijn broeders, is levende bewustwording, want al dit leven krijgt een eigen bewustzijn. En de moederlijke krachten vertegenwoordigen nu ? licht, leven, maar zullen zijn 'Liefde'.
De 'Albron' ademt dus deze aura ('aura': Latijn voor 'uitstraling) uit. Door de Levensadem van de 'Almoeder' kreeg het leven een zelfstandigheid en blijft afgestemd als Goddelijke Plasma ('plasma' van Grieks 'plasma': 'het gevormde', het 'vormbare'), waarin dus ziel, leven en geest aanwezig is en zich nu die bewuste vertegenwoordiging eigen zal maken. Voelt u dit? In de toestand, waarin wij nu leven, beleven wij de vertegenwoordiging voor God, maar nu als het eigen Godmenselijke bezit, omdat al dat Leven ons nu toebehoort! Wij zijn Goden geworden! Wij leven reeds in het 'Al'.
Wie is nu God! Waar is God? Al het leven, dat tot verdichting kwam, is één deeltje van Zijn Leven (in geestkunde de 'algeestvonk'), Zijn Licht, Zijn Harmonie, Zijn Geest en Zijn Liefde, waarvan wij ons de wetten én de ruimten eigen moesten maken met het doel, dat wij Zijn Ruimten zouden vullen, maar toen bewust als mensen!
God gaf ons dus Zijn Eigen Leven en Ruimten in handen. Doordat de 'Albron' zich manifesteerde, kwamen wij tot zichtbare werking en nu kunnen wij zeggen: "Wij zijn Goden!" Al het leven, dat zichtbaar wordt, mijn broeders, is dus 'vader én moeder'! Indien het geen vader of moeder is, heeft het bovendien géén bestaansmogelijkheid, omdat deze wetten het leven vertegenwoordigen en hierna de wedergeboorte hebben geschapen. Begrijpt u dit?
Ga nu verder, wij volgen u en verwachten u in het 'Al'! U zult Christus zien! Wat u ontmoeten en beleven zult, is Goddelijke Waarheid!" De Stem vanuit het 'Al' heeft gesproken en wij volgen thans de eerste verschijnselen, waardoor wij de God van ál het Leven beleven.
Meester Alcar vraagt ons en u: (23) "Wat betekent nu het woord God? Dat is het 'Leven'! Elk deeltje is een vonk van Zijn Bestaan, Zijn Licht, Geest, Vader- en Moederschap en dit wordt Liefde (de algeestvonk ontwikkelt de goddelijke aanleg in zichzelf). Wij zullen Hem moeten beleven, anders komen wij niet verder. Wat dat te betekenen heeft, leren ons nu de stoffelijke en de geestelijke wetten, omdat wij mensen, het dier en ál het andere leven die uitdijingsmogelijkheden in handen kregen. Wat mij heeft ontroerd, mijn broeders, is: indien wij niet aan het evolutieproces deelnemen, remmen wij ónze schepping en brengen nu disharmonie in wat door harmonische evolutie werd geboren! Wat weet men hiervan op aarde? Wat doet nu de katholieke kerk? Wat heeft het leven van een geestelijke te zeggen, te betekenen? Hoe beleeft de ziel haar God voor de 'Albron' ? Waardoor scheppen wij evolutie en gaan wij verder? Door het vader- én moederschap! Het zijn de allerheiligste wetten door de 'Albron' geschapen en dit wil voor de aarde zeggen: wordt moeder en u evolueert! Indien u dat niet wilt, staat u stil en openbaart uw leven zich niet!"
André ziet, dat meester Alcar de waarheid heeft gesproken. Wij kunnen die wetten waarnemen, maar door de 'Almoeder' zijn ze geschapen! Nu stellen wij ons op het volgende gebeuren in om ook daarvan de wetten te leren kennen. En dan beleven wij God als het Uitdijende Heelal. (24)

God als het Uitdijende Heelal
Wanneer wij met onszelf en voor ons leven gereed zijn, vraagt meester Alcar mij:
"Heeft u het Goddelijk Woord begrepen, meester Zelanus?" "Ja, mijn meester, alles is mij duidelijk."
"En u, André?" "Ook voor mij is alles open en bewust, meester." "Vertel mij en het kind van de aarde dan, wat u hebt gezien en gevoeld en maak stoffelijke vergelijkingen."
André is gereed en zegt, maar de Goddelijke Ruimte luistert thans: "Wat ik voelde en zag, mijn meester, is voor mijn leven, denken en voelen levend-bewustzijn. Ik bedoel, dat de'Albron' wist, wat als moederschap evoluerend te voorschijn zou treden en dat het leven die wetten en machten, krachten en moederschap zou bezitten om, zoals ik verder zag, tot het 'Albewustzijn' terug te keren (in geestkunde de 'hereniging') en daarin de 'Albron' te vertegenwoordigen. Wat ik hier zie, is het 'Uitdijende Heelal'. Daarin leef ik nu! Immers, het leven gaat zich vergeestelijken en verstoffelijken. De 'Albron' vult deze Ruimte door eigen plasma, het levensbloed van de 'Almoeder'! En wij als mens op aarde hebben die wonderen ontvangen. Immers, ook daar bezitten wij vader- en moederschap, maar wij zijn bovendien 'Ziel en Geest'! Wat u van mij wilt weten, mijn meester is, ... dat deze lége Ruimte tóch 'Almoederlijk' bewust is (de algeest), anders waren er geen verschijnselen te zien en was er nimmer zichtbaar leven geboren. Hierdoor trad God naar voren en leerden wij het Leven van God kennen! En daarvan zullen wij de wetten aanschouwen en betreden wij straks de bewuste stoffelijke ruimte."
"Ik dank u voor uw antwoord, meester André-Dectar! Uw woord en voelen is door het 'Albewustzijn' aanvaard, anders zou u het woord niet ontvangen en beleven. Weet nu, mijn broeders, voor elke wet, die wij te beleven krijgen, is er slechts één antwoord! En dat antwoord zult u beleven en voelen en daarna het verschijnsel als wet, als vaderschap, moederschap, licht, leven en liefde zien! Is dat
(25) duidelijk?"
"Ja meester, ik begrijp u volkomen."
"Waarlijk, mijn broeders", gaat meester Alcar verder, "dit alles is baren. Iets anders is er niet te beleven. Vanzelfsprekend is nu, dat het moederschap het állerheiligste is, wat wij zullen en moeten beleven, maar waardoor het leven gestalte krijgt én ontwaakt. In deze wereld komt er dus verandering. Deze levensaura (de geestelijke uitstraling) zal zich verdichten. Deze Ruimte wordt dus gevuld door Goddelijk Plasma (geestelijke bouwstof). En hoe zal men dit op aarde beleven, André?"
"Door deze Goddelijke Evolutiewetten, meester. Ik bedoel, het vader- en het moederschap op aarde vertegenwoordigen thans de 'Almoeder'. Maar wat weet men daar van deze wetten? Wat weten de theosofen en de rozenkruisers van deze heilige wetten? Wat weet de kerk? Waar is deze Goddelijke Wijsheid te beleven? In en door de moeder, maar weet men op aarde, wat dit te betekenen heeft? Is de mens bewust van het Goddelijke Gebeuren, als de moeder van de aarde baart? De mens op aarde, mijn meester, kent deze wetten niet en beleeft ze als lichamelijke oorzaken en gevolgen, maar verliest thans het 'Algebeuren', waardoor de 'Albron' toch het leven gaf. Ik voel nu, mijn meester: het kind van Moeder Aarde moet deze wetten kennen en nu manifesteert God zich in elk leven!" "Is dat juist, meester Zelanus?"
"Ja meester, wat André beleefde en onderging, mocht ik mij door miljoenen levens eigen maken."
"Dat is waarheid, mijn broeders. God is in deze wereld Ruimte, maar door het Uitdijende Heelal leren wij Hem kennen als Ziel en Geest. Wij zouden dus miljoenen tijdperken verder kunnen gaan om Hem als Ziel en Geest te beleven, het einde te zien, want dat is mogelijk. Aan de stoffelijke verschijnselen echter leren wij zien, hoe diep God als Ziel, Geest en Stof is. Deze nevelen, die wij waarnemen, zullen zich verdichten. En dat is later de zichtbare stof. Dat wordt het 'Heelal'! Het universum, waarin wij leven en waarin de sterren, zonnen en planeten een eigen zelfstandigheid kregen. Dus, mijn broeders, dit universum is nu nog leegte, met het eerste verschijnsel als nevel, plasma, levensaura, die deze Ruimte zal vullen. Meer is er nog niet te zien, maar het volgende stadium (26) komt aanstonds. En wat zegt nu de Bijbel?
De Bijbel begint met te zeggen, dat God van wat klei en levensadem de mens heeft geschapen. Maar de Bijbel zegt niet, hoe God zichzelf tot het leven heeft geroepen en hoe Hij en wat Hij eigenlijk is. Dat God later tot Mozes gesproken heeft, is ónwaarheid, dat waren de meesters, zoals zij ook nu tot ons leven spreken. De bijbelschrijvers beginnen dus met ónwaarheid en dat zullen wij straks, wanneer het menselijke leven begint, telkens weer zien en vaststellen. De Bijbel spreekt vanuit het bewuste, menselijke stadium en vertelt niets van het Goddelijke Gebeuren, waarin wij nu leven. Want dat was voor de bijbelschrijvers niet mogelijk; zij kenden zichzelf niet!
Daarvoor, mijn broeder André, heeft u het boek 'De Volkeren der Aarde' ontvangen. Hetgeen wij thans beleven zijn de allereerste hoofdstukken voor de nieuwe Bijbel, die door het 'Goddelijke Al' in uw handen worden gelegd en die de 'Universiteit van Christus' vertegenwoordigen. Wat wij dus thans beleven, behoort tot de Eeuw van Christus en dat beleven wij voor Moeder Aarde en haar kinderen. Dit wordt het bezit van de wereld. Dit wordt het woord van God, mijn broeders! Het is dringend noodzakelijk, dat het kind van Moeder Aarde God leert kennen! Slechts dán komt er een ander bewustzijn, waarna de vrede en rust volgen. Nee, mijn broeder André, hiervan hebben de theosofen géén wet kunnen beleven, wij zijn de eerste bewuste mensen, die in staat worden gesteld de Goddelijke Openbaringen te ontvangen en te beleven; wij dienen voor de Universiteit van Christus en dat is pas nu mogelijk!

Wat wij echter thans moeten vaststellen, is, dat in het tijdperk waarin wij nu zijn, nog geen mens, dier, plant of bloem te zien is, want dat komt pas later. De menselijke evolutie moet nog beginnen en ook die werelden krijgen wij te zien en te beleven. De bijbelschrijvers hebben slechts een tijdperk voor God vertegenwoordigd en die tijd is stoffelijk bewust. Wij brengen en vertegenwoordigen het geestelijke tijdperk, dat ons tot het 'Duizendjarige Rijk' zal voeren en voor Moeder Aarde en haar kinderen is bestemd. "Daarvoor ontvangen wij thans deze wijsheid", komt er in en tot mijn leven en dat zal ik onmiddellijk aanvaarden! (27) Waar het ons echter thans om gaat, is, dat wij dit openbaren moeten volgen, waardoor wij zien, dat de Goddelijke Persoonlijkheid zich zal verdichten en wij staan dan voor het volgende stadium."
Wij zien nu, dat deze Ruimte zich door deze nevelen zal vullen. Dit is levensaura, moederlijke bezieling en kracht, die bewust uitgezonden wordt. Wanneer wij dit zien, zegt meester Alcar opnieuw:
"Ziet u, mijn broeders, de nevelen gaan zich nu verdichten. Telkens zien wij nu een volgend stadium en keren wij tot de duisternis terug. Wat is nu licht en duisternis? Kunt u zich daar op instellen, meester Zelanus?"
"Ik voel mij gereed, mijn meester, maar het woord, dat tot mij komt, is Goddelijk bezield. Wat is hier duisternis? En wat is licht? Baren en scheppen, omdat er een verandering door ontstaat en wij zien dat gebeuren. Doordat de nevelen zichtbaar worden, betekent dat hier - voor God dus - een nieuwe evolutie. Wij zullen deze Wetten straks Geestelijk en Stoffelijk mogen bewonderen, nog altijd voor God, maar hierna, menselijk én dierlijk, ook voor Moeder Natuur op Aarde."
"Waarachtig is het, meester Zelanus, die wonderen krijgen wij thans te beleven en die zien wij later als een verstoffelijkte wereld terug. Hier beleven wij echter het Goddelijke Fundament. En dat is de Goddelijke Afstemming voor ál het Leven in de Ruimte, voor élke vonk van God door Zijn Leven ontstaan. En wat wil dat zeggen, André?"
"Dat wij mensen Goddelijke Werking bezitten (de algeestvonk bezit de geestelijke vermogens), meester en dat wij door ons te evolueren nieuw leven scheppen, wat hier echter nog Goddelijk onzichtbaar is."
"Ook uw antwoord, mijn broeder, raakt de werkelijkheid en die moeten wij aanvaarden, omdat deze Goddelijke Openbaringen ons dat bewijs en die werkelijkheid schenken. Wat is dus deze Ruimte, meester Zelanus?"
"U vraagt mij, wat deze Ruimte voor God is. Wat ik zie en beleef, verbindt mij met God als Ziel. Als Geest leren wij Hem aanstonds kennen."
"Dát nu, mijn broeders, is het volgende stadium en daarmee wordt uw leven reeds verbonden, meester Zelanus. Het wil zeggen: ga nu (28) verder! Het Albewustzijn stuwt ons verder, anders had u dit woord niet ontvangen. En dat is waarheid. Immers, deze Ruimte is nu nog alléén leven, maar kwam voort uit de 'Albron' als 'Moeder'. En dat Leven moet een evolutie volgen (de geestelijke ontwikkeling). God is nu reeds te herkennen als Werking, als Kracht, als Aura, die nu nog Goddelijk Plasma is, maar hierna 'Licht' wordt. Is dat duidelijk? Dan krijgen wij tevens het volgende stadium te zien en mogen wij ook verder gaan." (29)

God als Ziel
André voelt thans, dat zijn leven en bewustzijn voor de Goddelijke Openbaringen worden geopend. Hij kan nu aanvaarden, dat hij achter het leven kan zien, waardoor de wet als leven tot zijn bewustzijn spreekt. Ook wij beleven diezelfde wetten en openbaringen. Wij ondergaan nu verschillende Goddelijke Eigenschappen. Daardoor betreden wij straks een deel van de Goddelijke Persoonlijkheid, waardoor God zich dus manifesteerde en aan het Goddelijke Plan kon beginnen. André is het, die het Goddelijk Bewuste Woord ontvangt en tot ons zegt: "Door de kracht, die nu dus uitgezonden wordt, mijn meester, kreeg deze wereld het leven en een eigen karakter. Dat is nu het bewustzijn voor de Ruimte, die Goddelijk is en een bestaansvorm heeft aanvaard.
Al het leven nu, werd door de 'Alziel' tot de Goddelijke Afstemming gebracht. Wij leren thans God als 'Ziel' kennen. Want dit is 'Ziel' en als zichtbare wereld ... Zijn 'Geest' ... en is daarna een deel van Zijn Persoonlijkheid. Dit leven heeft dus als Goddelijk Fundament direct afstemming op de 'Oerbron', het Alvermogen om te Baren en te Scheppen. Wat wij zien in deze Ruimte, mijn meester, is Ziel en Geest, Levensadem en Levensaura, Levensbloed, waardoor God als Ziel gestalte (de geestgedaante) krijgt. Kunt u dit volgen en beleven? Dit Leven bezit dus alles, wat wij vanuit de 'Albron' mochten zien baren. En door de Harmonische Wetten verdicht zich de Levensruimte voor God, waarin wij zullen leven. Ik ga voelen, wat dit te betekenen heeft. Ook dit leven zal zich straks verdelen, ook weer baren en scheppen, wat voor élke vonk van God een eigen evolutieproces is, maar vooral de verkregen zelfstandigheid, anders waren wij nimmer mens geworden (de algeestvonk ontwikkelt zich door de eigen vermogens te leren gebruiken en verwerft zo zelfstandigheid). Hierdoor begrijp ik thans, waarvoor ik leef en mens werd. Doordat ik uit dit alles geboren ben, vertegenwoordig ik God in alles, wat wij tot nu toe mochten aanschouwen. Hoe wij als mens later ten opzichte van de 'Albron' moeten en zullen handelen, mijn meester, dat leren wij kennen, maar op aarde is dat te zien, doch het wordt (30) niet begrepen. Als dit Leven zich nu zal verdelen, komt er nieuw bestaan en dat wordt de mens, het dier, de bloem en de plant. De Ruimte zal het ons schenken en dat zijn de planeten en de zonnen. Als vader- en moederschap is dat mogelijk!"
"Is dat juist, meester Zelanus?"
"Ja meester. Wat André beleefde, zag ik gescheiden van elkaar, maar bovendien zag ik het gebeuren en ik zag en beleefde God als Ziel!"
"Zo is het: wij beleven God als 'Ziel' en straks als 'Geest' (in geestkunde hebben de beide woorden 'geest' en 'ziel' de oorspronkelijke, omgekeerde betekenis). Op dit ogenblik, mijn broeders, schept de 'Albron' God als Ziel, omdat wij de nevelen verdicht mochten aanschouwen. En verder, André?" "Mijn leven, meester Alcar, is op aarde ziel, geest en stof geworden anders zou ik niet kunnen leven. Op aarde vraagt men nu nog: wat is ziel, wat is geest? Ik zie thans wat ziel en geest is en hoe God zich heeft gebaard, omdat ik deze wetten mocht leren kennen. Het is het Protoplasma (de geestelijke oerbouwstof), dat vanuit het 'Alleven' tot deze eenheid kwam, als zichtbare stof dus en dat is God als Ziel. Ga ik een stoffelijke vergelijking maken, die ik nu kan volgen, omdat de zon die scheppende kracht is geworden voor de stoffelijke Ruimte, dan beleef ik ook die waarachtigheid. Ik heb te aanvaarden, dat de zon voor onze ruimte 'Vader' is en de maan 'Moeder', waardoor wij ons als mens de krachten en wetten eigen kunnen maken. En dat is ónze zelfstandigheid. En die kern nu leeft in mij (de algeestvonk) en heeft afstemming op dit gebeuren, waardoor God zich heeft gemanifesteerd. Nu kon de schepping een aanvang nemen. Ik ben dus als mens, ziel van Zijn 'Ziel'! Ik ben leven van Zijn 'Leven' en licht van Zijn 'Licht' en ik kreeg het vader- en moederschap te beleven en in eigen handen, want ik werd vader én moeder! En dat is mijn en uw Goddelijke Evolutie!"
"Ik dank u, André. Waarlijk, wij hebben Goddelijke Afstemming. In onze handen leeft de Goddelijke Schepping, omdat wij Hem in álles zullen vertegenwoordigen. Hierdoor kunnen wij ook het Goddelijke Bewuste aanvaarden! Wat nu tot ons spreekt, is dus dat de 'Alziel' zich splitste ('splitsing' is in feite in de algeest een onmogelijkheid; wat plaatsvindt is: 'verdichting'!) en dat deeltje werd de Goddelijke Ziel! Deze Protoplasma werd voor God 'Ziel'. En die aura is levensbloed van de 'Almoeder', tot werking gebracht, voortgestuwd door de (31) 'Alwil'! En dat is baren en scheppen! Het is tevens het éénzijn met de 'Albron', Die 'Almacht' is. Wij zijn dus als mens almachtig, wanneer wij ons dat Goddelijke Stadium en Bewustzijn eigen hebben gemaakt. Dat is het eerste teken en het verschijnsel nu, dat ál het leven tot de bewuste Goddelijke 'Ontwaking' voert. Hoort u dit, mijn broeders? Door te scheppen en te baren voeren wij onszelf en met ons ál het leven, tot de Goddelijk-dierlijke ontwaking. Dit is ons evolutieproces! En dat wordt hierna bewustwording van de verkregen levensgraad als bron voor het eigen bestaan.
Aldus, voordat wij verder gaan, hebben wij vast te stellen, dat de 'Albron' als Alziel God die levenskrachten schonk: levende bewustwording, waardoor God aan Zijn Scheppingen kon beginnen. Pas toen manifesteerde God zich als 'Ziel' en dat waren de verschijnselen, die wij mochten aanschouwen.
Hoe de Goddelijke Geest werd geboren, kunt u thans volgen in het volgende stadium. (32)

God als Geest
"Wat ik thans zie, mijn broeders, is het strakke gewaad voor deze Ruimte. Dát is God als 'Geest', omdat de levensaura (in geestkunde de 'ziel') een gestalte kreeg (in geestkunde de 'geestgedaante'). Dit gewaad dus, aanstonds gezien in het gouden licht van de 'Albron', is God als 'Geest'! Maar tevens als Licht. De Levensadem heeft zich nu verdicht en dat werd dit gewaad, dat wij zien en kunnen beleven, maar waarachter nu reeds de 'Albron' als leven aanwezig is en voortstuwt. Is dat duidelijk, meester Zelanus?" "Ja, mijn meester, ik zie deze verdichting, ik kan dat volgen. Waarlijk, dit is God als 'Geest'. Dit gewaad is ook bewustwording en is nu nog het 'Geestelijke Organisme voor God'! En ook dat zal zich straks weer splitsen, zal baren en scheppen (het gaat niet om een 'splitsing', maar om een 'vermenigvuldiging'!). Dit lichaam nu, als een strak lichtend gewaad gezien, is Geest van de 'Algeest'! Wij leren God nu kennen als een lichtende wereld en tegelijkertijd als een lichtende persoonlijkheid, maar Hij is vóór alles ... 'Vader en Moeder'!
Splitst deze ruimte zich nu, mijn meester, dan leren wij de 'Vonk' Gods kennen. En ook die Vonk zal zich splitsen en verdelen, waardoor ál die bekende miljoenen organismen zullen ontstaan, waardoor wij als mens ónze zelfstandigheid kregen, nietwaar, als een vonk van God! (de algeestvonk) Als vonk van God, mijn broeders, vertegenwoordigen wij de 'Albron'. Wat dus de 'Albron' bezit, heeft ook dit gewaad ontvangen en dat is het verdere stadium voor de Goddelijke Openbaringen." "Mijn leven dankt u, meester Zelanus. Ook dit woord is Goddelijk bewust. En dat wil zeggen, mijn broeder André?"
"Dat wij dichter tot het menselijke plan komen, meester. God als 'Geest' voert ons nu tot God als 'Licht'! God als 'Geest' kreeg bewustwording én verruiming, waardoor het gewaad zichtbaar werd. God als 'Geest' is de verdere verdichting voor God als 'Ziel' en dat stemt ons af op God als 'Licht'. En deze verschijnselen voeren ons tot die nieuwe en volgende evolutie." (33)

God als Licht
"Ook dat woord is waarheid, mijn broeders. Wat ik nu zie, is God als 'Licht'. Dit is dus Goddelijk Licht, dat wij waarnemen, maar wij weten thans, hoe het evolueerde om dit stadium te bereiken. Wij zullen later beleven, hoe wij als mens God door Zijn Licht kunnen en moeten vertegenwoordigen. Maar dan staan wij voor de 'Wijsgerige Stelsels', voor élke karaktertrek, die voor ons leven deel uitmaakt van onze persoonlijkheid. En altijd weer zullen wij ontwaken, door het ... vader- en moederschap. De 'Albron' leeft dus straks - ook al beleven wij de stoffelijke werelden - achter dit alles, meester Zelanus?"
"Ja meester, dat zullen wij later beleven. De 'Albron' stuwt voort, totdat ál het leven het bewuste Goddelijke 'Al' heeft bereikt." "En dat wil zeggen, André?" "Dat wij mensen, als het hoogste leven door de 'Albron' geschapen, ook die 'Albron' blijvend zullen dienen en vertegenwoordigen."
"Ook dat is juist. En wat heeft Christus nu gewild, meester Zelanus?"
"Christus heeft dit 'Albewustzijn' op aarde willen brengen, mijn meester, komt er vanuit de 'Albron' tot mij en dat heb ik te aanvaarden. Maar dáárvoor gaf men Christus geen gelegenheid, men heeft dus op aarde de 'Albron', de 'Alliefde' bewust vermoord!"
"Dat is werkelijkheid, mijn broeders, en dat zien wij nu gebeuren. Wij zullen God als een Geestelijke Persoonlijkheid leren kennen." (34)

God als Geestelijke Persoonlijkheid
Dit gewaad is een deel van de Goddelijke Persoonlijkheid, maar ook dat leven zal zich splitsen en moet evolueren, waardoor wij de Stoffelijke God (de wijze waarop God zich in de stof uitdrukt) leren kennen. En dan staan wij meteen voor de stoffelijke ruimte, waarin wij leven en waar wij zon en maan, de sterren en de planeten zullen aanschouwen, maar voorál de eigenschappen van God. En dat zijn dan deeltjes van Zijn Openbaringen, waartoe ook wij behoren. En dan zien wij dier, plant, bloem, wind, water en wolken als levende wetten van God en als deeltjes van Zijn Stoffelijke Persoonlijkheid, maar waardoor wij en ál dat leven Hem als ziel en geest beleven. Als ziel en geest, hoort u dit? Omdat wij telkens weer de stof zullen afleggen, daar die stof ons de eigen evolutie gaf (mogelijk maakte), die wij ons eigen moeten maken.
U ziet het, mijn broeders: hierin leeft álles. En dat alles is, wat wij als mens mochten ontvangen. Waarin wij leven, is dus een deel van God als Geestelijke Persoonlijkheid. Maar dit evolueert straks en dat volgen wij.
Dat wij Hem miljoenen malen zien veranderen, is u nu zeker duidelijk. Immers, wij kennen de stoffelijke ruimte en wereld. Wij leven reeds in de astraal-geestelijke wereld voor de mens, maar dat is dus een wereld van God als 'Geest', waarvan wij als mens de geestelijk-menselijke levensgraad - als een bewustwording gezien - vertegenwoordigen. Dát geeft het kind van de aarde hét weten! En dan als uiterste grens, mijn broeders, zien wij, dat God (God als de algeest) nooit 'Mens' is geweest! Want God is Ruimte (de algeest), ìs natuurlijk mens, maar dat zijn wij, waardoor wij Hem vertegenwoordigen. Wat blijft er nu nog van de Bijbel over? Indien u dit duidelijk is, ga ik verder en waar staan wij dan voor, mijn broeder André?" (35)

God als Vader en Moeder
"Voor God als Vader en Moeder, mijn meester, omdat wij het baringsproces mochten beleven."
"Zeer juist, mijn broeder. U ziet het, meester Zelanus, wij kunnen géén fouten meer maken, het 'Al' dwingt ons élke wet voor God te beleven en te volgen. Het is waarheid; door dit alles zien wij God als Vader en Moeder, want wij beleefden evolutieprocessen. Later zien wij, dat God stoffelijk Vader en Moeder is, voor hier is God geestelijk Vader en Moeder. Dat zal zich weer verdelen en eerst dan zien wij, dat élke vonk door God de Goddelijke 'Geest' ontving, waardoor het stoffelijke leven is bezield. En wat is er nog meer vast te stellen, meester Zelanus?"
"Wat ik onderging, mijn meester, is, dat dit vanuit de 'Almoeder' tot het vaderschap voor het volgende stadium overging. Ik moet dus wel aanvaarden, dat God als Geest Vader en Moeder werd. Dat kon ik aan deze verschijnselen waarnemen, want deze moederlijke krachten veranderden als verdicht licht en dat betekent: vader- en moederschap! Hoe dat veranderen straks zal zijn, leren ons de stoffelijke wetten."
"Ik dank u, mijn broeders, machtig is het; dit is Goddelijke Waarheid. Dit is God als Moeder en als Vader. Toen de eerste krachten vanuit de 'Albron' stuwend het leven deze Ruimte inzonden, was dát Baren en Scheppen. En dat kreeg God in eigen handen? Dat werd een Goddelijk Verschijnsel als de Goddelijke Openbaring! Want dat is het! En niets anders! In de eerste levensgraad is die Bron Moederlijk bezield, maar in het volgende stadium werd dat Leven Vaderlijk Bewust, waardoor wij het Vader- en Moederschap voor God leren kennen.
Kan men nu op aarde over een God als Vader spreken, André? Waardoor ziet men op aarde God beter en duidelijker en wanneer beleeft men God? Indien u dat duidelijk is, kan uw leven zeggen: als 'Moeder' en beleven wij, dat God vóór álles 'Moeder' wil zijn, omdat wij hierdoor Zijn Evolutieproces ondergaan, waarvan wij (36) ons echter de 'Levenswet' - want baren en scheppen zijn wetten - eigenmaken. En pas dan staan wij voor de volgende gestalte, als bewustwording en als een persoonlijkheid, waarvan wij nu het levenslicht zullen aanschouwen en dan zien wij God als het 'Kleurenrijk'!" (37)

God als het Kleurenrijk
"Wat volgt thans, meester Zelanus?"
"Ook die wetten zie ik, mijn meester, want wij zagen immers deze Ruimte veranderen. Ik zag licht tot mij komen. Rustig volgde ik dit Openbaringsproces, waardoor ik kon vaststellen, dat wij deze wetten volgens het Goddelijke Openbaringsproces mochten aanschouwen. En ook hierdoor zien wij, mijn meester, dat wij geen fouten kunnen maken."
"Zo is het. Dat is onze Goddelijke Zekerheid, waarover het bewuste 'Al' heeft gesproken. Wij hebben het Kleurenrijk Gods mogen aanschouwen, omdat wij dit Leven zagen veranderen. Zeven overgangen hebben wij gezien als kleuren, als wetten tevens, zodat wij die straks op aarde terugzien. Is dat zo, André?"
"Ja meester, deze kleuren zullen zich verstoffelijken. Het vader- en moederschap voert ze tot de eigen evolutie. En daarvan is het zaadje moeder, ook die wetten kennen wij op aarde en het stoffelijke leven volgt dit Goddelijke Gebeuren. Immers, de wetten voor de stoffelijke ruimte voeren ons tot het vader- en moederschap, waardoor het kleurenrijk is ontstaan. Uit dit eerste blauw is het gouden licht geboren, waarna die overgangen tot eigen evolutie kwamen en dat is nu de verdichting van het Kleurenrijk Gods."
"Ook dat is waarachtig, mijn broeders, de wetten voor het stoffelijke leven voeren ons vanzelfsprekend tot de Goddelijke Werkelijkheid. Die wetten zijn nu dus te beleven en te volgen en betekenen opvolgende Openbaringen.
Wat wij nu volgen, is van algemene betekenis voor de aarde. Ja, voor ál het leven van Moeder Aarde, omdat wij die wetten als kleur beleven, waarvan wij ons de wijsheid eigen moeten maken. En dan betreden wij iets anders, want wét na wét is levend bezield én harmonisch." (38)

God als Harmonische Wetten
"Dat wil ons zeggen, dat elk verschijnsel een wet is. Hier is alles in vrede en rust tot het leven gekomen, harmonisch dus, maar wanneer wij de menselijke wereld betreden, wordt alles anders. Maar dat wil zeggen dat, indien wij de Goddelijke Openbaringswetten voor vader- en moederschap beleven en aanvaarden, wij steeds in rust en vrede zullen leven, omdat wij nu die harmonische werking ondergaan en de liefde naar voren treedt. Is dat duidelijk, meester Zelanus?"
"Ja meester, ik heb u begrepen. Ook de 'Albron' is Harmonie, is Rust en wil Liefde zijn. Niets kon dit proces tegenhouden, omdat dit door harmonisch voelen en denken tot het leven kwam. Indien wij mensen straks volgens deze wetten leven, zullen wij nimmer stoornissen zien, omdat wij en ál het leven door deze harmonische wetten zijn geboren. Onfeilbaar ging dit scheppen en baren verder, maar hoe heeft de mens op aarde deze wetten beleefd? Wij kennen dat, meester Alcar, en André leeft er nu in en onder." (39)

God als Geestelijke én Stoffelijke Verdichtingswetten
"Allemaal waarheid, mijn broeders. Dit leven" ... zo gaat meester Alcar verder ... "dat vanuit de 'Albron' te voorschijn trad, als verschillende verschijnselen gezien, betekenen thans verdichtingswetten, want wij hebben dat mogen volgen. Elke verandering is een wet voor vader- en moederschap, leven en dood. Is er een dood? Néé, dat is het verdergaan om te evolueren. Elke kleur is een zelfstandigheid geworden. Hoe eenvoudig alles eigenlijk weer is, wordt ons duidelijk. En dat zal zich straks door de stoffelijke openbaringen manifesteren. Het licht is dus een verdichtingswet. Het leven, de ziel, de geest, een bloem is een stoffelijke en geestelijke verdichtingswet, waarna de planeten en sterren volgen en wij zien het stoffelijke universum. Meer is er niet. Maar, mijn broeders, nu betreden wij de eigenlijke levensgraad voor élke vonk van God. En dat is een ruimte, is ontwikkeling." (40)

God als Levensgraden
Thans volgen wij alles. Wij komen tot het mediteren, het beleven van al deze werelden, waardoor wij élke zelfstandigheid vóór ons zien. Dat is te volgen, geachte lezer, omdat wij deze éénheid beleven, hetgeen ook voor uw leven op aarde een wét is en betekent! André krijgt nu de bezieling te beleven en zegt:
"Mijn meester, vanuit het 'Al' krijg ik het woord. Dit alles, wat wij mochten volgen, zijn levensgraden voor de Goddelijke Evolutie. Dit zijn graden van bewustwording. Graden voor de ontwikkeling voor de ziel en de geest, voor het vader- en moederschap. Stadia om te baren en te scheppen.
Ga ik tot de aarde terug, dan zie ik een aards tijdperk als één levensgraad. En nu sta ik meteen voor het menselijke bestaan, voor het dierenrijk en Moeder Natuur, voor deze ruimte als stof. Miljoenen levensgraden zullen wij zien en beleven. Dat zijn de zeven overgangsstadia, die wij voor het Goddelijke Openbaren mochten aanschouwen. Hierdoor veranderde het universum. En dat krijgt ál het leven van God in handen. Een mens is dus een levensgraad, een ruimte is het ook. Maar die ruimte voor ons als mens moet veranderen, totdat wij het Goddelijk Bewuste Stadium betreden. Dat is hier nog geestelijk, maar straks stoffelijk! Ik bedoel: wanneer wij aanstonds verder gaan."
"Mijn dank, André, zo is het! Dit is de Goddelijke Wijsheid. Niets kan ons verwazen. Elke verandering is te zien en dat is een levensgraad om de uiteindelijke levensbestemming te betreden als mens, dier, bloem, ruimte, sfeer, ziel en geest, voor vader- en moederschap. Alles heeft dit te aanvaarden. En dat is, meester Zelanus?" (41)

God als het Leven
"Dat wordt stoffelijk én geestelijk leven, mijn meester. Wat heeft nu ons leven te betekenen? Dat wij door ons leven de Goddelijke levensgraden vergeestelijken en verstoffelijken door moeder en vader te zijn. Dat is hetgeen André ontving en wat hij beleefde! Ook ik ben met die wetten verbonden. Het leven is werking, stuwing en bezieling, en vertegenwoordigt een Goddelijke Wet als de menselijke en dierlijke zelfstandigheid." (42)

God als Vonk
"Dat is duidelijk, mijn broeders. Maar wat wil dit zeggen, André?" "Dat wij dat, wat ik nu voel en zie, moeten beleven als de Goddelijke vonk (de algeestvonk). Dit betekent, dat élke vonk tóch álles bezit, wat wij door deze Openbaringen mochten zien."
"Dit is ook juist en het zegt, dat al het Leven als Vonk van God toch Goddelijke Afstemming bezit, maar dat dit door de Goddelijke Splitsing tot stand is gekomen. En toen, meester Zelanus?" "Scheurde deze Ruimte vaneen en splitste God zich in miljarden deeltjes (de algeest verdichtte in zichzelf alle deeltjes; als de algeest zich zou splitsen, zou er een innerlijke verdeeldheid optreden). Op dat ogenblik kreeg élke vonk van God de eigen zelfstandigheid. Ik zie dat wonder vóór mij, mijn meester. God heeft zich gesplitst, zoals dat ook door de 'Albron' is gebeurd. Wij zien thans, dat hierdoor het 'Universum' moet verduisteren. Uit dit gouden licht ontstaan er dus andere werelden, die vonken zijn van God, maar dé Godsvonk is! Met ál de karaktereigenschappen van God, omdat ook de 'Albron' zichzelf gaf. En die Moeder hebben wij leren kennen."
"Zo zou het geschieden, mijn broeders. Dat stadium zien wij thans. Dit is dus de Makrokosmos en die machtige Ruimte heeft zich gesplitst, omdat het leven moet evolueren. Dit is God als Vonken gezien. U kunt u ook nu niet vergissen, omdat wij die Vonken straks als stoffelijke lichamen terugzien en het stoffelijke makrokosmische en mikrokosmische bestaan begint. Is dat niet duidelijk? En dan zult u zichzelf als mens leren kennen, maar ook het dier én daarna ... Blavatsky ... . Moeder Natuur! Dat kunt u thans tegen de theosofen zeggen, mijn broeder André, omdat wij die werkelijkheid beleven en zien! Ook de makrokosmos zal zich dan verdelen, maar dan gaan wij verder!"

"Het leven heeft een aanvang genomen, niets kan dit Goddelijke Gebeuren tegenhouden en onfeilbaar komt de Schepping in onze menselijke handen. Hoe al dit leven uitdijt, mijn broeders, zien wij straks, wanneer wij het huidige stadium betreden. André, mijn broeder, u moet dit op aarde verwerken. Maak daar uw vergelijkingen, (43) maak u gereed om de volgende evolutie te kunnen beleven en meester Zelanus zal de 'Inleiding' vastleggen, waarop wij de 'Kosmologie' zullen bouwen.
Het moet u duidelijk zijn, dat wij hier álle fundamenten zien, waardoor wij God leren kennen. Hier zijn ze geboren! En dat is een Vader van Liefde, van Licht en in alles 'Moeder'!
Van graad tot graad moeten wij de wetten volgen en ontleden. Dat wil Christus! Dit wordt de 'Kosmologie' voor al het leven op aarde. Wij weten nu: elke wet van God is een vonk van Zijn Leven en iedere vonk bezit ál Zijn Eigenschappen, maar vooral Zijn Diepte. Hebt u nog vragen te stellen over de eerste verschijnselen? Dan is dat nu nog mogelijk. Op onze volgende reis beleven wij de stoffelijke openbaringen."
Nee, wij hebben niets meer te vragen en de wetten voor deze ruimte laten ons voelen, dat wij verder mogen gaan. Wij hebben God als het 'Licht' leren kennen . Toch geeft André ons nog te beluisteren:
"Wat er nog tot mij komt, meester, is, dat dit alles 'Liefde' is. Indien thans het leven, dat uit dit alles tevoorschijn komt, de harmonische opbouw volgt, kan er geen disharmonie komen. Maar dat is niet gebeurd. En toch vragen de mensen zich op aarde af, waarom er zoveel disharmonie is geschapen? Ik weet het; dat hebben wij mensen gedaan. En ik voel nu, dat wij die fouten in ons zelf moeten volgen en pas dan leert de mens op aarde zichzelf kennen."
"Dat is juist, mijn broeder. Al die mogelijkheden zullen wij volgen. We zullen zien dat élke vonk nieuw leven heeft geschapen. Dat dit machtige reizen zullen zijn, weet u zeker nu al. Zet hier alles voor in André, u zult beleven, dat de God van al het Leven in uw hart ontwaakt. Waarlijk, mijn broeders, wij ontvangen nu Goddelijke Wijsheid!"
"Toch volgen wij nogmaals al deze wetten, keren terug tot het eerste baringsproces, volgen God als 'Vader' en vooral als 'Moeder', waardoor voor ons bewustzijn elke levensgraad - als een verdichte wereld - zichzelf opent, waarna wij echter het volgende stadium kunnen beleven.
Geachte lezer, voel aan, wat dit alles zeggen wil. Dit is ons en uw (44) fundament voor uw Kosmologie. Ga na, hoe het een uit het ander naar voren trad. Aanvaard onherroepelijk, dat God vóór alles 'Moeder' is. De 'Almoeder' is het, waardoor ál het leven haar zelfstandigheid kreeg. Wij bouwen thans verder. Volg ons, ga met ons mee, maar leg deze 'Inleiding' in en onder uw hart, dit is de sleutel voor elke stoffelijke en geestelijke wet, die wij straks op aarde en voor uw leven terugzien. Alles zullen wij nu voor uw leven ontleden! Maar neem het boek 'Het Ontstaan van het Heelal' in handen, zodat u voorbereid bent. Wij komen straks vanzelf aan de hellen en hemelen toe. Wanneer wij tot de ontleding van de menselijke wetten komen, volgen wij vanzelf, hetgeen de Bijbel u en ons heeft verteld en zult u ál die onwaarheden voor uw leven als ziel en geest vaststellen, zodat u uw God leert kennen!"
Meester Alcar ging terug naar de aarde. André daalde in zijn lichaam af en hij kan al zeggen:
"O, mijn God, U verdoemt niet! Mijn 'Moeder', ik zal mijn best doen, ik zal alles aan deze mensheid doorgeven!" (45)

De Astrale en de Stoffelijke Kosmos
God is oneindig. De Goddelijke Wijsheid is onmetelijk diep! En toch leeft alles van God zo dicht bij jezelf. Wáár je ook bent en leeft, daar is God. Maar de mens van Moeder Aarde ziet Hem niet!

Er werden zeven dimensionale werelden geschapen, André. Waarin je leeft is de vierde (het vierde tijdperk komt overeen met Steiner en Heindel). (67)

Toen God zich splitste, André, kregen wij ons leven in handen (het leven is geen bezit, in feite ìs de menselijke geest dat leven). (74)

En alle mensen hebben die fundamenten te leggen, ze moeten zichzelf openen (zichzelf verwerkelijken). Ze moeten zichzelf tot deze éénheid voeren (zich met God herenigen) en voor al het leven buigen. (74)

De mens kent zichzelf niet. De mens heeft zich versnipperd, hij heeft zich losgeslagen van de scheppingen.

? omdat u als mens het hoogste bewustzijn bezit, door God geschapen. (83)

Doordat u uw leven hebt willen openen, was die éénheid mogelijk en dat heeft elk mens van de aarde zich eigen te maken. (107)

Ik werd met de goddelijke Kern vóór al het Leven verbonden. En toen gebeurde het wonder. Op dat ogenblik voelde ik mijn eigen bewustzijn oplossen, maar ik voelde tegelijkertijd dat ik mezelf niet mocht verliezen. En toen trad het bewustzijn van de Ruimte in mijn leven en noemde zich 'Wayti'.
Ik voelde mij volkomen één, opgetrokken met die andere levensgraad. (107)

Ik zie thans, dat de 'Astrale Kosmos' de 'Stoffelijke' heeft geschapen. En dat gebeuren vertegenwoordigt God als 'Moeder'! Het leven ging vanuit het Moederschap naar het scheppende vermogen en pas toen volgde de ene verdichting na de andere, waardoor het leven in de Ruimte gestalte kreeg. (110)

Dan sta ik dadelijk voor de wetten van leven en dood, wat het verdergaan is voor de stoffelijke ruimte en dan spreekt het leven de taal der bewustwording, die is verkregen. God gaf zichzelf aan al het leven en dat krijgen wij mensen in handen. Dit voert mij nu tot de 'Zeven Openbaringstijden'. Dat zijn dus de zeven overgangen ? (de zeven tijdperken die ook in de antroposofie en bij de Rozekruizers bekend zijn) (110)

Wat God in het oneindige tot stand heeft gebracht voor de Ruimte, moet al het leven opvolgen en thans Zijn wil vertegenwoordigen om tot het 'Al' terug te keren. De Ruimte zou dit leven verdichten, maar elke vonk, elk deel van God bezit Zijn Afstemming. (110)

De Zon kreeg voor de Ruimte de scheppende kracht te aanvaarden. De Zon als 'Vader' diende het barende principe, het Moederschap. (111)

God legde Zijn Wetten eerst in handen van Zon en Maan. (112)

Wij zien dan, dat ook God vóórstadia heeft moeten aanvaardenen dat wil zeggen: het leven was niet ineens af; dat heeft miljoenen jaren geduurd. (114)

Het Vader- en Moederschap voor de Ruimte
'Volgen wij dit natuurlijke geboren-worden, dan beleven wij Gods oneindigheid, de verstoffelijking van Zijn Leven en Wezen. En dat alles is 'Liefde'! Elke levensgraad vertegenwoordigt Hem als Vader en Moeder, omdat Hij het is.' (115)

Dit ganse Universum bestaat eigenlijk uit slechts twee Wetten. Dit ontzagwekkende geheel kunt u overzien, indien u het vader- en moederschap volgt en wilt aanvaarden. Méér is er niet! Het zijn deze wetten, die ons leven hebben bepaald. Zij voeren ons tot God terug. (115)

Wanneer wij voor de aarde en haar kinderen dus vragen: waarom heeft God de Ruimte geschapen, dan is Het Goddelijke antwoord: 'God splitste zich dóór het Vader- en Moederschap.' (117)

Door geboorte en wedergeboorte gaan wij verder. (117)

Elk deeltje hier is nu tevens een vonk van Zijn Persoonlijkheid, de verstoffelijkte vertegenwoordiging van Zijn Leven, Licht, Ziel en Geest, Vader- en Moederschap en dat wil zijn: Liefde! (117)

'Omdat wij weten dat God eeuwigdurend werkende is. Wij gaan dus naar het eeuwigdurende wakker-zijn, het barende- en scheppende bewustzijn.' (121)

De Zon is man en de Maan is vrouw en dat is alles, omdat God het niet anders heeft gewild en dat zijn de Wetten voor al het leven van de Ruimte. (147)

Elke vonk van God, door Zijn splitsing geboren, vertegenwoordigt nu een eigen ruimte en wereld en is ziel, geest en stof. Hierna zien wij de verkregen persoonlijkheid. En onmiddellijk volgt thans de eigen 'wil' door de God van al dit leven aan Zijn Schepping geschonken. (150)


terug naar het literatuuroverzicht






^