Jacob Slavenburg - De logische Jezus


De 'logische' Jezus - Logos, Christusdimensie en de 21e eeuw
Een antwoord op kerk, bijbel en new age
Met een voorwoord van prof. dr. C.J. den Heyer
Uitgeverij Ankh-Hermes bv, Deventer 1999

Inhoud
Woord vooraf, door prof. dr. C.J. den Heyer 9
Proloog: Het jaar 0, door Jacob Slavenburg 12

1 - EEN THEOLOGISCHE JEZUS
Ik geloof ... 17
Ik moet geloven ... 18
Verzoening 19
Verlossing 21
Jezus' ouders 22
Wat denkt de kerk over Jezus te weten? 23
De wet en de zonde 24
Kruis, opstanding en kerk 25

2 - EEN BIJBELSE JEZUS
De blijde boodschap 28
Vier evangeliën 29
Jezus van Bethlehem 30
Oudere bronnen 32
Valsheid in geschrifte 34
Tienduizenden correcties 35
Moedwillige tekstveranderingen 37
De dwang van de exegese 39
Sprookje 41

3 - EEN APOCRIEFE JEZUS
Nag Hammadi 43
Het Evangelie van Thomas 44
Een andere Jezus? 46
Schijnbare tegenstellingen 48
Het Koninkrijk 49
De wetten 50
    Verlosser 52
Onbekende Jezus-woorden 53
Het Evangelie volgens Filippus 55
Het Evangelie van Petrus 56
De dictatuur van de Schrift 58
Wijsheidsleringen 59

4 - EEN JOODSE JEZUS
De vader van Jezus 61
Een broer van Jezus 62
De Dode Zee-rollen 63
Een joodse man 65
De doop in de Jordaan 67
De joods-christelijke evangeliën 69

De wonderbaarlijke talenten 70
De moeder van Jezus 72
De joodse christenen 73

5 - EEN HISTORISCHE JEZUS
Wat Jezus werkelijk zei 76
De uitslag 77
Het onderzoek naar de historische Jezus 78
Albert Schweitzer 80
Rudolf Bultmann 82
Een nieuwe queeste 84
Een cynische Jezus 86
Coca-Cola en de bijbel 87
Gelaagdheid 90
God als vrouw 91
Sophia 92
Slapeloze nachten 94
Waar is Johannes? 95

6 - EEN ALTERNATIEVE JEZUS
Jezus als psychotherapeut 97
Jezus als Zonnelogos 100
Jezus als tweeling 103
Jezus als boeddhist 107
Jezus als non-illusionist 110
Jezus als doorgever 112
Jezus als cursusleider 114
Jezus als Meester 116

7 - EEN LOGISCHE JEZUS
Gnosis 120
Een gnostische Jezus? 121
De geheime woorden 124
De Logos 126
Een geadopteerde 'zoon van God' 129
De orthodoxe ketterij 131
De meest logische Jezus 133
De Zoon des Mensen 135
Als Boeddha 136
Christuswijsheid 138
Opstanding 139

Epiloog: Het jaar 2000 142

terug naar de Inhoud

Woord vooraf door prof. dr. C.J. den Heyer
Aan het slot van het canonieke evangelie van Johannes staat een opvallende passage: "Er is nog veel meer dat Jezus gedaan heeft, maar als men het allemaal in bijzonderheden zou gaan optekenen, zou wellicht zelfs de wereld te klein zijn voor de boeken die men dan zou moeten schrijven." (Johannes 21:25) Wie de woorden op zich laat inwerken, zal een glimlach moeilijk kunnen onderdrukken. Natuurlijk, de schrijver overdrijft mateloos. De wereld is te groot om ooit volledig door boeken bedekt te kunnen worden.
Toch schuilt in de geciteerde passage een kern van waarheid. In de loop der eeuwen hebben velen zich ingespannen de 'voorspelling' van de evangelist Johannes te doen uitkomen. Vanaf de eerste eeuw is een onoverzienbare hoeveelheid boeken en artikelen over Jezus geschreven. Boekenkasten vol en bibliotheken vol. Hoeveel studies ikzelf over Jezus heb gelezen, kan ik niet (meer) zeggen. Jaren geleden ben. ik de tel kwijtgeraakt. Veel publicaties over Jezus beginnen dan ook met het slaken van een verzuchting: al weer een boek over Jezus! Dat heeft de schrijver er echter niet van weerhouden de pen ter hand te nemen en zijn visie aan het papier toe te vertrouwen.

Een mens maakte geschiedenis: Jezus, een joodse man uit het jaar nul (aldus de eerste regel van een gedicht van J.W. Schulte Nordholt). In zijn tijd werd hij bewonderd, maar ook bestreden. Hij stierf als een misdadiger aan het kruis. Zijn dood bleek niet het einde te zijn. Zijn naam werd niet uit het boek der geschiedenis gewist. Wie was hij? Waarom stierf hij? Wat kan hij voor ons vandaag betekenen? Theologen en niet-theologen, binnenkerkelijken en buitenkerkelijken worden door deze vragen geboeid en gaan op zoek naar antwoorden. Zo zwelt de stroom van literatuur onophoudelijk aan. Ook dit boek zal niet het laatste in de rij zijn. Het zal sommigen prikkelen tot tegenspraak en anderen zullen het waarderen als een bron van inspiratie. Nieuwe geschriften zullen worden gepubliceerd ... misschien totdat de wereld inderdaad te klein zal blijken te zijn ...

Over de zin en betekenis van een woord vooraf zou men lang en breedvoerig kunnen speculeren. Ik zal dat nu niet doen. Het boek dat de lezer(es) in handen heeft, is niet mijn boek. Ook hier geldt: ere wie ere toekomt. Tegelijkertijd heb ik 'iets' met dit boek, want anders zou ik geen woord vooraf hebben geschreven. Gevoelens van distantie en betrokkenheid vergezellen elkaar.
Het is duidelijk: met Jacob Slavenburg deel ik de fascinatie voor Jezus. Op dit punt hebben onze wegen elkaar gekruist. Tijdens studiedagen en conferenties hebben we enkele malen met elkaar gedebatteerd. (9) Organisatoren en aanwezigen verwachtten niet anders en hoopten op een scherp debat. In vorige publicaties had Slavenburg er geen geheim van gemaakt eigenzinnige opvattingen te huldigen met betrekking tot zowel de ontstaansgeschiedenis van het Nieuwe Testament als de invloed van het gnostisch denken in het vroege christendom. Zijn geschriften daagden uit en vroegen om reactie. Tegen die achtergrond kruisten wij de degens. De historicus tegen de nieuwtestamenticus. Ik zou de waarheid geweld aan doen wanneer ik zou zeggen dat we gelijkgestemden waren of sindsdien geworden zijn. Die ontboezeming zal weinigen verbazen. Verrassend was wel dat we tijdens ons dispuut steeds nieuwsgieriger werden naar elkaars visies op Jezus.
Na zijn geschriften over de geschiedenis van het christendom in de eerste eeuwen, heeft Jacob Slavenburg nu zijn boek over Jezus voltooid. Wie de immense literatuur kan overzien, weet dat dit op zichzelf al een prestatie is. Uit de reeks van zijn publicaties valt af te leiden dat zijn zoektocht, chronologisch gesproken, zich in omgekeerde richting beweegt. In dit nieuwe boek is hij verder teruggegaan in de geschiedenis van het vroege christendom, terug naar de bronnen - terug naar de bron: Jezus.

Een woord vooraf is geen recensie. Het kan niet de bedoeling zijn dat ik de schrijver voor de voeten loop. Evenmin wil ik de lezer(es) het gras voor de voeten wegmaaien. Hij/zij moet zelf oordelen. Mijn introductie is als een uitnodiging bedoeld. Het is de moeite waard zich in het vervolg te verdiepen. Jacob Slavenburg leidt ons als een gids door de Jezus-literatuur uit heden en verleden. Het lijdt geen twijfel: hij heeft veel gelezen. De meer dan zevenhonderd 'noten' getuigen daarvan.
De belangstelling voor Jezus is nog altijd groot en misschien zelfs wel groter dan ooit. Opmerkelijk daarbij is dat die interesse de grenzen van kerk en theologie heeft overschreden. Ook Jezus is 'buitenkerkelijk' geworden. Hij spreekt mensen aan die de traditionele christelijke leerstellingen niet kunnen onderschrijven of achter zich hebben gelaten. Met name na de Tweede Wereldoorlog hebben joden zijn jood-zijn opnieuw herkend en erkend. Hij was/is één van hun. Hij maakt deel uit van de joodse geschiedenis. Als een verloren zoon keert hij terug in het joodse vaderhuis.
Slavenburg is geen theoloog. Dat kan soms een voordeel zijn. Het kost hem weinig moeite bovengenoemde grensoverschrijdingen 'mee te maken'. De buitenkerkelijke Jezus is voor hem geen vreemde, maar is hem daarentegen zeer vertrouwd. Zijn boek acht ik vooral om die reden interessant. Hij verschaft uitvoerige en boeiende informatie over die - in de ogen van theologen - 'ongebruikelijke' belangstelling voor Jezus.

Zoals gezegd, een woord vooraf is geen recensie. Toch kan ik mij voorstellen dat de lezer(es) nieuwsgierig is naar mijn beoordeling van de inhoud van dit boek. Ik wil hem/haar niet geheel teleurstellen en zal daarom een tipje van de sluier oplichten. (10) Mijn vragen richten zich vooral op het zevende hoofdstuk met de opmerkelijke titel: Een logische Jezus. Het kan niemand ontgaan dat een onderscheid wordt gemaakt tussen Jezus en de Christus (of Logos). Jezus zou bij de doop in de Jordaan de Christus hebben ontvangen of hij zou de Christus zijn geworden. Deze gedachte wordt vervolgens gekarakteriseerd als een 'orthodoxe ketterij'. In de eerste eeuwen van de kerkgeschiedenis werd door sommige theologen verondersteld dat Jezus bij de doop in de Jordaan door God als 'zijn Zoon' werd geadopteerd. Dit adoptianisme - of adoptie-christologie - werd later als een ketterij gebrandmerkt. Slavenburg maakt weinig of geen onderscheid tussen de termen 'Zoon', 'Logos' en 'Christus'. Daarom blijft het voor mij onduidelijk wie of wat in dit verband precies bedoeld wordt met de term de Christus.

Slavenburg ging terug naar de bron. Maar de vraag dringt zich op of hij wel ver genoeg is teruggegaan. De jood Jezus leefde en dacht vanuit de geestelijke bronnen die in Schrift (geschriften van het Oude Testament) en traditie (vroeg-joodse geschriften) te vinden zijn. De volgende conclusie is gerechtvaardigd: met dit interessante boek is de discussie tussen Jacob Slavenburg en ondergetekende nog niet tot een afronding gekomen! (11)
Cees den Heyer

terug naar de Inhoud

Proloog: Het jaar 0
Het lijkt alleszins waarschijnlijk dat Jezus van Nazareth geboren werd rond het jaar 5 voor Christus. De becijfering van het jaar 0 als geboortejaar is een rekenfout die Dionysius Exiguus in de zesde eeuw maakte bij de invoering van de christelijke jaartelling.
Het is zo rond zijn vijfde levensjaar, dus in het jaar 0, dat zich in het leven van het jongetje Jezus wonderbaarlijke dingen afspelen. Althans volgens een heel oude overlevering, van oudsher toegeschreven aan de apostel Thomas, Over de jeugd van Jezus verteld door Thomas. Het werk dateert vermoedelijk uit de eerste helft van de tweede eeuw maar schijnt gebaseerd te zijn op oudere mondelinge overleveringen.
Als Jezus vijf jaar oud is en samen met zijn vriendjes buiten speelt aan de rand van een beekje boetseert hij uit een mengeling van water en leem twaalf mussen. Een voorbijganger stoort zich eraan dat de kinderen op de sabbat spelen en doet zijn beklag bij Jozef. Deze vermaant de kleine Jezus, waarop deze in zijn handjes klapt en uitroept: "Vlieg weg!" Daarop beginnen de lemen musjes met hun vleugeltjes te fladderen en vliegen weg.
Het wordt dan tijd voor de jonge Jezus om naar school te gaan. Zachetis, de schoolmeester, vraagt Jozef of hij Jezus mag onderwijzen. De les begint en de meester zegt Jezus nauwgezet alle letters van het alfabet voor, van de alfa tot de omega. Daarop kijkt Jezus de schoolmeester Zachetis verstoord aan en zegt: "Als je het wezen van de alfa nog niet kent, hoe wil je dan aan anderen de béta leren? ... Leer eerst eens wat alfa betekent, dan kunnen we daarna eens over béta praten."

Boekenkasten vol zijn er geschreven over Jezus van Nazareth. Is daar nog iets zinnigs aan toe te voegen?
Hoe vreemd het misschien ook moge klinken, ik denk dat de berg boeken een stuk minder hoog zou zijn als we meer zouden weten over het leven van Jezus. Juist het feit dat er in wezen over dat leven zo weinig bekend is nodigt uit tot verregaande speculaties.
Eeuwenlang heeft men zich overigens nauwelijks bekommerd om een helder zicht op de gestalte Jezus van Nazareth. Men leefde vanuit de 'vertaling' die de kerken van het leven en de leer van Jezus maakten. Niet de werkelijke Jezus, maar een door de eeuwen heen gevormde theologie bepaalde het christelijk geloof, inclusief het beeld dat de mensen van Jezus hadden. (12)
Na de Reformatie stond in protestantse kringen niet meer de traditie maar de bijbel centraal en trachtte men beelden van Jezus uitsluitend aan de bijbel te ontlenen. Bij het starten van het onderzoek naar de zogenaamde 'historische Jezus' kwam echter al snel aan het licht dat de evangeliën niet bepaald geschreven zijn als degelijke en betrouwbare historische verhalen. Daar ging het de evangelisten niet om. Zij wilden een boodschap verkondigen. En na hen kwamen er nog duizenden anderen die boodschappen wilden uitdragen en op die wijze hun visie op leven en leer van Jezus gaven. Met de zo bitter weinig historische gegevens bleken grote variaties mogelijk te zijn.

ledere tijd krijgt de Jezus die het verdient. In de tijd van Jezus zelf waren er volgelingen die hem zagen als de man die de joden kon bevrijden van het juk der gehate Romeinen. Anderen zagen hem als een apocalypticus, een inluider van de eindtijd. In de vroege kerk werd Jezus uitgebeeld als de 'goede herder', liefdevol wakend over 'zijn' kudde. Of ook wel als de wijze filosoof. Alras werd dat beeld bijgesteld en paste de eenvoudige status niet meer bij de wereldlijke machthebbers die het christendom tot staatsgodsdienst hadden verheven. Jezus werd wereldbestuurder, heerser over aarde en kosmos. Ook werd Christus afgebeeld als de onoverwinnelijke triomfator of als de majesteit der majesteiten.
In de late Middeleeuwen werden deze beelden steeds meer vervangen door de Christus van 'het laatste oordeel', de scherprechter.
In de periode van de Verlichting vond men aansluiting bij een beeld van Jezus als brave burgerman. Maar daamaast zijn er ook altijd andere beelden geweest, zoals een lijdende Christus of een sociaal bewogen Jezus.
Paradoxaal lijkt het dat met het vorderen van het onderzoek naar de historische Jezus de overvloed aan beelden van Jezus niet afnam maar juist groeide. Alleen al in het onderzoek van deze eeuw waren er verschuivende perspectieven van Jezus als apocalypticus, mislukkeling, communist, vrijheidsstrijder, magiër, joodse boer, cynicus tot en met die van wijsheidsleraar. Ook in de 'alternatieve' hoek koesterde men vertrouwde beelden als: Jezus zou nooit bestaan hebben; hij zou honderd jaar eerder geleefd hebben; hij zou een India-ganger zijn geweest; hij zou de kmisiging overleefd hebben; hij zou de stamvader van het Merovingische koningshuis zijn; hij zou geheelonthouder en/of vegetariër, hippie of superstar zijn geweest en zo nog tientallen beelden meer.
Er was altijd al een zekere spanning tussen de aardse mens Jezus van Nazareth en de Christus van de verkondiging. Ooit hebben kerkelijke prelaten bepaald (op een concilie in Chalcedon in 451 na Christus) dat Jezus twee 'naturen' had, een menselijke en een goddelijke. Dat heeft diepe sporen nagelaten. (13)

Jezus een joodse man
In de afgelopen halve eeuw echter gingen steeds meer mensen, zowel in de bijbelwetenschap als daarbuiten, twijfelen aan het exclusieve 'christelijke' karakter van Jezus. Joodse geleerden stelden zeer terecht dat Jezus een joodse man was. Een joodse man die door velen van hen met grote achting werd en wordt beschreven. Diezelfde achting treffen we vaak ook aan in geschriften van oosterse denkers. En in het Westen zijn er veel onkerkelijken die toch inspiratie blijven vinden in de leringen van de man uit Nazareth.
Als Jezus niet diegene is die de theologie van hem gemaakt heeft en de bijbelse evangeliën historisch weinig betrouwbaar blijken te zijn, hoe komt het dan dat het christendom uitgegroeid is tot een wereldreligie? Berust alles op een kleurige zeepbel?

Jezus als wijsheidsleraar
De nieuwe handschriftvondsten, zoals van het Evangelie van Thomas, vertellen ons wel veel over wat Jezus gezegd schijnt te hebben, maar voegen weinig informatie toe aan zijn levensbeschrijving. Het accent komt zo steeds meer te liggen op de wijsheidsleraar die Jezus geweest moet zijn. Maar als we kritisch al zijn uitspraken bekijken en wegen (zowel de aan hem toegeschreven woorden in het Nieuwe Testament als die uit de handschriftvondsten van deze eeuw en de al langer bekende apocriefe geschriften, kunnen we toch nauwelijks tot een andere slotsom komen dan dat zijn uitspraken weliswaar zeer diepgravend zijn, maar niet origineel in de zin dat er nooit daarvoor in dit soort termen onderwezen was. De dialogen in de Bhagavad Gita en de Upanishads, de leringen van Boeddha, de overwegingen van Lao Tse zoals ze neergelegd zijn in de Tao Te Tjing, de Hermetische Definities en andere aforismen uit het oude Egypte, Midden-Oosten en Griekenland, vormen een keten van wijsheidsleringen die in karakter niet onderdoen voor de uitspraken van Jezus.
Toch worden velen diep in het hart geraakt door juist een of andere uitspraak van hem. Ook mensen die geen kerkelijke of zelfs christelijke achtergrond hebben. Daar moet 'een geheim' achter zitten.

Over dat geheim gaat dit boek. Het woord 'geheim' geldt hier niet in de romantische betekenis die het in ons taalgebruik heeft gekregen. Het wordt niet gebruikt in de zin van exclusief voor een klein aantal bevoorrechten. In de vroege christelijke gemeenschap bestond er een 'geheime traditie'. Ooit zei Jezus zelf over dit geheim: 'Ik vertel mijn geheimen aan hen die mijn geheimen waardig zijn.' Ook in de bijbelse evangeliën vinden we enige terloopse verwijzingen naar 'geheime overleveringen', waar de omstanders 'met hun ogen kijken en niet zien, en met hun oren horen en niet verstaan'. Als ze echter 'onder elkaar waren, legde hij zijn leerlingen alles uit'.
Sommige dingen waren te heilig om massaal uitgedragen te worden, omdat ze dan alleen maar onbegrip, weerstand en haat zouden oproepen. We weten dat Clemens van Alexandrië en Origenes lange tijd leider van een catechetenschool waren, waarin de 'christelijke geheimen' pas geopenbaard werden als de leerling rijp genoeg was om 'ingewijd in Christus' te worden. (14)
Dit soort zaken zijn meer en meer op de achtergrond gedrongen, zeker toen het christendom staatsgodsdienst werd. De inwijding van volwassenen werd tot een kinderdoop. Het 'geheim' werd een leer.

De beschrijving van het 'geheim', dat ik in dit boek de Christusdimensie noem, zal sommigen op het eerste gezicht net zo vreemd schijnen als de eerste uitkomsten van het onderzoek naar de historische Jezus, de wetenschappelijke vaststelling dat de evangeliën historisch allesbehalve betrouwbaar zijn of het al langer bekende feit dat Jezus broers en zussen heeft gehad, en wellicht getrouwd was.
Maar voordat de Christusdimensie ter sprake komt hebben we een reis afgelegd langs een aantal etappeplaatsen, die veelal als eindplaatsen werden gezien. Wat leert het christelijke geloof ons over Jezus en is dat alles nog houdbaar na de nieuwste inzichten van het onderzoek naar de historische Jezus? Over de 'theologische' Jezus gaat het eerste hoofdstuk. Het is een heel vertrouwde Jezus, omdat velen vanaf hun vroegste jeugd, door kerk, zondagsschool, catechisatie of leerhuis met die Jezus in aanraking zijn gebracht.
Voor vele anderen zal de 'bijbelse' Jezus een oude bekende zijn. In het tweede hoofdstuk zullen we bezien in hoeverre de evangeliën betrouwbare overleveringen geven van de woorden en daden van Jezus. En wat voor spanningsvelden er zijn met zowel de 'theologische' Jezus (denk maar aan de kwestie van de verzoening) als met de resultaten van het moderne bijbelonderzoek.
Spectaculaire handschriftvondsten enige decennia terug, hebben een verstrekkende invloed gehad op zowel de beeldvorming over Jezus en God, alsook op de moderne bijbelwetenschap. Aanvankelijk kregen vooral de Dode Zee-rollen veel aandacht. Toen steeds meer bleek dat de betekenis van deze vondst voor de geschiedenis van het christendom marginaal is (maar zeer belangrijk voor een beter inzicht in het intertestamentaire tijdvak), ebde de belangstelling weg. Bij de Nag Hammadi-geschriften gebeurde juist het omgekeerde. In het begin probeerde de theologie deze vondst te bagatelliseren. Dat lijkt nu niet meer mogelijk. Maar vertellen deze teksten wezenlijk meer over Jezus van Nazareth dan wat wij al eerder wisten? Daarover gaat het derde hoofdstuk.

Jezus was geen christen, maar een jood
Hoe raar het ook moge klinken: Jezus was geen christen. Jezus was een jood. Na de Jaatste grote wereldbrand groeide bij velen het besef dat Jezus niet losgemaakt kon worden van zijn joodse wortels. Maar wat vertellen de joodse bronnen over Jezus? In het vierde hoofdstuk wordt ruime aandacht geschonken aan 'de joodse kant' van de zaak. En aan een sterk onderbelichte zijde: het vroege joodse christendom, de directe 'navolgers' van Jezus.

Een boek over Jezus en Christus is in deze tijd incompleet als er geen aandacht wordt besteed aan het gedreven onderzoek naar de 'historische' Jezus. Wat heeft hij werkelijk gezegd? Wat heeft hij werkelijk gedaan? (15) In de Verenigde Staten van Amerika zijn er wetenschappers die bij elkaar komen om daarover te stemmen. Het onderzoek is echter niet nieuw, maar bijna tweehonderd jaar oud. In het vijfde hoofdstuk kunnen we lezen hoe het de moderne onderzoekers vergaat. Is er een historisch beeld van Jezus bloot te leggen?
In het zesde hoofdstuk wordt aandacht geschonken aan de 'alternatieve' Jezus. Kritisch zal worden bezien of alle para-wetenschappelijke informatie wel kan kloppen. Waarom zijn er zulke grote verschillen in de diverse openbaringen? Is het mogelijk om langs een andere dan wetenschappelijke wijze betrouwbare informatie te krijgen over Jezus en over Christus? Welke rol kent New Age toe aan Jezus?
Na alle voorgaande inventarisaties maken we in het zevende hoofdstuk een balans op. Is Jezus een optelsom van alle beelden die we in de eerste zes hoofdstukken de revue hebben laten passeren? Of is er iets meer? Kon een niet-gnostische Jezus gnosis onderwijzen? Hoe zit het met die Christus-dimensie? En met de Logos?
Soms lijken zaken ineens heel logisch in elkaar te zitten en liggen er antwoorden op eeuwenoude vragen. Theologie, bijbel, Nag Hammadi, joods christendom, historiciteit en openbaring blijken alle een deel van het geheim in zich te dragen. Ze leiden echter nog steeds een eigen leven. Vaak is men geneigd om elkaar daarbij uit te sluiten. Toch ligt er een verbinding. Diep verborgen. Maar zei Jezus niet ooit: "Er is niets verborgen dat niet bekend zal worden?" (16)

terug naar de Inhoud

3 - EEN APOCRIEFE JEZUS
Verlosser
In de Nag Hammadi-geschriften wordt Jezus ook 'verlosser' genoemd. Een oud en hoogstwaarschijnlijk van de bijbelse evangeliën onafhankelijk geschrift uit de eerste eeuw heet zelfs het 'Gesprek met de Verlosser'. Jezus heeft daarin een gesprek met Mattheüs, Judas en Maria Magdalena. Veel uitspraken in dit geschrift komen overeen met passages uit het Evangelie van Thomas. Zo merkt Mattheüs op: "O, Heer, u heeft zonder kommernis gesproken over het einde van alles." Jezus antwoordt dan: "Alles wat ik tot jullie gezegd heb, hebben jullie begrepen en jullie hebben dat ontvangen in geloof. Als jullie het gekend hebben, is het van jullie; zo niet, dan is het niet van jullie."
Over de opheffing van de gespletenheid, de schijnbare dualiteit, zegt Jezus:

"Hij die de vervolmaking niet kent, kent niets.
Als iemand niet in de duisternis staat, zal hij niet in staat zijn het licht te zien. Als iemand niet begrijpt hoe het vuur ontstond, zal hij erin opbranden, omdat hij de wortel ervan niet kent.
Als iemand niet eerst het water begrijpt, zal hij niets kennen.
Wat betekent het dan voor hem daaruit de doop te ontvangen?
Als iemand niet begrijpt waar de wind die blaast vandaan komt, zal hij erin meelopen.
Als iemand niet begrijpt hoe het lichaam dat hij draagt is ontstaan, zal hij erin omkomen.
En hoe wil iemand die de Zoon niet kent de Vader kennen?
En voor hem die de wortel van alle dingen niet zal kennen, zullen ze verborgen blijven. Hij die de wortel van het slechte niet leert kennen, is er ook geen vreemde voor.
Hij die niet begrijpt hoe hij kwam, zal ook niet begrijpen hoe hij zal gaan..."

Mattheüs had Jezus namelijk al eerder gevraagd of hij het licht kon zien zonder door de duisternis heen te moeten gaan. Jezus antwoordt dat zoiets onmogelijk is. Mattheüs vraagt dan: "Heer, als ik niet in staat ben het te zien, laat me het dan kennen!" Jezus' antwoord daarop is 'thomasiaans' :
De Heer zei: "Iedereen die zichzelf heeft gekend, heeft het gezien in alles wat hem alleen gegeven is - en wat (tot) hem gekomen is - om het te doen gelijken op Zijn goedheid." (52)

Jezus is in deze tekst de verlosser, het Woord (de Logos):
Hij zei tot hem: "Hij die de aarde in stand houdt, is hij die de hemel in stand houdt. Als een Woord ontspringt aan de Grootheid zal het opgaan naar hem die de hemel en de aarde in stand houdt ... Want dat was het (het Woord) dat de kosmos heeft gevestigd, en het verbleef erin, en het ademde er de geur van in ...
In de harten van hen die spreken uit vreugde en waarheid leeft hij. Zelfs als het uit het lichaam van de Vader voortkomt, en temidden van de mensen niet ontvangen wordt, zal het terugkeren tot zijn plek."
De Logos is de innerlijke verlosser. Daarom kan Jezus in dit geschrift ook zeggen:
"Want ik zeg jullie, waarlijk, de levende God woont in jullie ..."

terug naar de Inhoud

EPILOOG: HET JAAR 2000
Dit boek gaat in wezen over beelden. Beelden die wij van Jezus maken. Beelden die mensen door de eeuwen heen van Jezus hebben gemaakt en die hun weerslag nog steeds vinden in de huidige beleving van de christelijke religie. We zouden, om een variant op een uitspraak van Meester Eckhart te gebruiken, kunnen uitroepen: "Jezus, help ons van Jezus verlossen." Het lijkt mij dat we de gestalte van Jezus beter kunnen naderen als we bevrijd zijn van onze projecties op hem en onze beelden van hem los kunnen laten. Dat is heel moeilijk omdat we geneigd zijn aan beelden te hechten. Als we ze loslaten, schijnt het even of er geen zekerheid meer is. Ik denk dat die er ook niet is.
De zogenaamde geloofszekerheden zijn schijnzekerheden die door mensen geconstrucerd zijn om een zeker houvast te bieden. Vaak wordt bij kritiek op het aantasten van die schijnzekerheden een cirkelredenering toegepast. Bijvoorbeeid door erop te wijzen dat het zo geschreven staat. Een aardig voorbeeld vond ik in een boek over de geschiedenis van de kerk. De auteur wijst op de 'zelfgetuigenis' van sommige brieven, zoals in de Tweede Brief van Petrus. Omdat de auteur voorgeeft Petrus te zijn, zou daarmee het bewijs geleverd zijn dat we hier met Petrus te maken hebben. Als dergelijke a-historische redeneringen consequent gevolgd zouden worden, dan zouden bijvoorbeeld het Evangelie volgens Maria (Magdalena) en het Evangelie van Petrus door Maria Magdalena en Petrus zelf afgeschreven zijn. Als we beelden te stevig koesteren bestaat het gevaar dat we ze dooddrukken.

Bij het loslaten van de beelden komt er meer ruimte voor het mysterie, het onzegbare. Onze fenomenale wetenschappelijke kennis schiet juist op het punt van dat onzegbare, het numineuze, tekort. Ik moet daarbij denken aan een krantenbericht van enkele jaren terug dat over een man ging die schreeuwend de kerk uitgelopen was met een doormidden gebroken hostie in zijn hand, terwijl hij zoiets uitriep als: zie je wel dat Christus er niet in zit! Wetenschappelijk gezien had hij gelijk. Maar voor de gelovige kan het beeld van Christus toch concreet in de hostie aanwezig zijn. De kerk heeft dat beeld echter ook weer vermaterialiseerd en er een dogma van gemaakt; een eenzijdig invullen van een mysterie dat voor eenieder op eigen wijze ervaarbaar zou mogen zijn.

Er is in dit boek een groot aantal Jezusbeelden, die door wetenschap, theologie en traditie zijn aangedragen, de revue gepasseerd. Al deze beelden geven een stukje weer van het mysterie Jezus Christus. (142) Zodra echter een bepaald beeld tot het (exclusieve) beeld wordt gemaakt, wordt het afgezonderd (gesectariseerd) van de rest. Een theologische Jezus bestaat niet, al heeft de theologie uiterst waardevolle beelden van Jezus bewaard. En vaak ook geperverteerd. Een gnostische Jezus bestaat niet. Al heeft de gnostiek waardevolle beelden van Jezus bewaard. En vaak ook geperverteerd. Een bijbelse Jezus is een even beperkte Jezus als een buitenbijbelse. Iedere zogenaamde 'ware' Jezus is een geamputeerde Jezus.
In het 'woord vooraf' tot dit boek schreef de Kamper hoogleraar Cees den Heyer over de theoloog versus de historicus. Ik denk dat daarmee de kern van dit boek wordt geraakt. De Jezus die al Christus was bij de geboorte is een theologische constructie. Ze wordt niet gesteund door authentiek bronnenmateriaal. Sterker nog, bronnen werden geretoucheerd om een theologisch denkbeeld tot een historische gebeurtenis om te vormen. Vanuit de historische discipline echter ben ik gehouden aan de bronnen en heb ik minder aan 'geloofswaarheden'. Bronnen dienen geclassificeerd te worden en waar nodig (voor zover dat mogelijk is) gereconstrueerd. Daarnaast is er een doorlopend proces van afwegen en van reduceren en deduceren. Als historicus kan ik tot geen andere conclusie komen dan dat Jezus tot Christus werd bij de doop in de Jordaan. Daar daalde de Logos in. De 'logische' Jezus is een historisch feit!

De 'logische' Jezus is geen theologische Jezus, geen bijbelse Jezus, geen gnostische Jezus, geen joodse Jezus, geen historische Jezus en geen Nieuwetijds-Jezus. En toch is hij dat alles ook. Maar oneindig veel meer. De logische Jezus vormt tevens de verbinding tussen de kerkelijke traditie, de bijbelse Jezus, de apocriefe getuigen, de 'historische' Jezus en de 'esoterische' Jezus. De scheidslijn wordt nu minder die tussen de voor- en na-paschale Jezus, maar komt meer te liggen tussen Jezus-voor-de-doop en Jezus-na-de-doop. Bij het laatste is het onderscheid tussen Jezus en Christus opgeheven. Het laat zien dat veel door bijbelwetenschappers als a-historisch gekwalificeerde woorden van Jezus toch uit zijn mond voortgevloeid kunnen zijn.
Het zijn woorden die gesproken zijn door iemand die de Logos, het totaalbewustzijn in zich droeg. Omdat wij (nog) niet met dat totaalbewustzijn zijn doordrongen, schiet ieder door ons geschetst beeld van Jezus tekort.

Is de 'logische' Jezus niet een Jezus die verdacht veel past in het Nieuwetijdsdenken, kunnen we ons afvragen. Ik wil de zaak omkeren. De 'Nieuwe Tijd' kan Jezus wellicht beter begrijpen dan ooit tevoren, omdat de tijd er rijp voor lijkt te zijn. Omdat ons bewustzijn het nu op kan nemen. Dat heeft niets met het jaar 2000 op zichzelf te maken. 2000 is hooguit een symbool. Het heeft meer te maken met een evolutie van ons denkend bewustzijn.
Overigens hanteer ik het begrip Nieuwe Tijd in de ruimste zin des woords. (143) En dat heeft weinig of niets met de zogenaamde new age te maken. Voortrekkers als Rudolf Bultmann, Eugen Drewermann, John Dominic Crossan, Marcus Borg, Helmut Koester en Cees den Heyer beschouw ik als 'denkers van de Nieuwe Tijd'. Moedige mensen die een strijd (hebben) durven aangaan met de vooroordelen uit 'oudere tijden'.
Het jaar 2000 is een jaar zoals andere jaren. Het kan, zoals ik hiervoor schreef, als start van de 21e eeuw, een symbool worden voor een 'ander' bewustzijn. En misschien is dat wel hetzelfde als een duizendjarig vredesrijk. Oorlogen worden namelijk geboren in onze gedachten. Vrede ook. Als de Logos, de Christus, in ons herkenbaar wordt, raken we aan de kostbare erfenis van de logische Jezus en zal er vrede heersen in ons hart. Daar mogen we dan een glimp van het Koninkrijk ervaren. En rust vinden ... (144)


terug naar het overzicht

terug naar het weblog







^