J. Slavenburg en W. G. Glaudemans - Nag Hammadi 1 Ev. van Filippus
Uitgeverij Ankh-Hermes, 1994, ISBN 9020219502(schuin is van mij, Freek)
Evangelie volgens Filippus
Inhoud
1. Inleiding
2. Evangelie volgens Filippus
3. Toelichting op het Evangelie volgens Filippus
4. Samenvatting van het Evangelie van Filippus
1. Inleiding
Het Evangelie volgens Filippus is een van de belangrijkste teksten uit de kruik van Nag Hammadi. Binnen deze verzameling van 100 strofen bevindt zich een aantal wijsheidsspreuken die een equivalent kennen in de antieke wereldliteratuur, zoals in de aloude Indische geschriften en de koans in de Zen-traditie. Het Evangelie volgens Filippus is een christelijk geschrift, dat ons op sommige plaatsen mededelingen doet over Jezus en enkele keren ook een uitspraak van hem weergeeft.
De meeste strofen geven blijk van een uitermate esoterische opvatting van het (toen nog jonge) christendom. "Ook in die zin zijn zij, buiten zeldzaam mooi, heel interessant, omdat zij laten zien welke niet-dogmatische stromingen er in het christendom van de tweede eeuw, de vermoedelijke fase van de eindredactie van dit geschrift, nog konden bloeien.
Bij intensieve doorlezing blijkt duidelijk, dat dit evangelie niet van één auteur afkomstig kan zijn; daarvoor is de stijl en samenstelling te divers. Waarschijnlijk bestaat de oudste vorm uit een (zeer beperkte) overlevering van Jezus-woorden (zeventien stuks), zoals we die ook (in veel ruimere mate) aantreffen in het Evangelie van Thomas en het Gesprek met de Verlosser. Deze is successievelijk aangevuld met ander, allengs ook jonger, materiaal. Een deel daarvan is duidelijk Valentiniaans van karakter; wellicht zijn sommige strofen van Valentinus zelf, zoals Bentley Layton oppert. 1) Andere hebben een Syrisch-christelijke achtergrond.
Opvallend is het herhaaldelijk genoemde sacrament van het bruidsvertrek, het symbool voor de bruiloft tussen de geest en zijn engel.
Naar deze ultieme vereniging wordt in veel Nag Hammadigeschriften verwezen als 'poort tot het Koninkrijk'. Het symboliseert de verlossing in het hier en nu. Deze verlossing vindt plaats als de mens 'tijdens zijn leven wordt wedergeboren: "want als men zich niet tijdens dit leven de opstanding verwerft, zal men zich ook niets verwerven als men sterft," zegt de schrijver van dit evangelie. 2) Die opstanding of wedergeboorte tijdens het leven houdt in, dat de mens tot het diepe besef komt, dat hij van oorsprong een geestelijk wezen is. Het in verbinding komen met de geest die overal waait, dus ook in hemzelf, leidt tot een totaal andere beleving van het leven. De zichtbare wereld, de materie, blijkt betrekkelijk.
1. B. Layton, Gnostic Scriptures, p.325.
2. Paragraaf 71. (169)
Als de mens gevangen blijft in zijn emotionele banden met en de gehechtheid aan de materie, zal hij 'slaaf' blijven. Maar 'een bruidsvertrek' i is er niet voor de slaven… het is er voor vrije mannen en maagden. 3) Met 'maagden' worden hier 'geestelijk reine mensen' bedoeld, zij die hun leven uitgezuiverd hebben; niet de maagden naar het lichaam. 4)
Filippus staat juist zeer positief tegenover de seksualiteit als aardse 'afbeelding' van de hemelse eenwording, het bruidsvertrek. Het is een mysterie. 5)
Overigens is er bij Filippus meerdere malen sprake van mysteries (Latijn: sacramentum). In paragraaf 56 worden er vijf genoemd: doopsel, zalving, eucharistie, verlossing en bruidsvertrek. De doop werd gezien als de reiniging met water en de zalving als de doop met vuur (oftewel: de geest), die de weg kon vrijmaken voor de verlossing en de mystieke eenwording: het 'bruidsvertrek'. Iemand die deze weg had gevolgd was niet langer meer een christen, maar een Christus 6); want het Christus-schap is voor iedereen mogelijk, die tot de geestelijke werkelijkheid (waarheid) is doorgedrongen.
Over de indeling in paragrafen het volgende: Hans Martin Schenke, een Duits theologisch onderzoeker, deelde het evangelie in, naar het voorbeeld van het Evangelie van Thomas, in 127 paragrafen. Deze nummering is algemeen gevolgd, zowel door zijn landgenoot Till, als door de Fransman Ménard en de Brit Wilson. Deze nummering is ook overgenomen door Renard en Luttikhuizen in hun respectieve Nederlandse vertalingen. Het was onder andere Bentley Layton die na grondige bestudering inzag dat er wel het een en ander schortte aan de aanvankelijke indeling. Zo had hij bijvoorbeeld de moed om de consequentie te aanvaarden dat, door de verbinding van de oorspronkelijke paragrafen 55 en 56, de leerlingen van Jezus als nog onwetend worden beschouwd in vergelijking tot Maria Magdalena, de volledig ingewijde.
In deze vertaling hebben wij soms Layton gevolgd, maar lang niet overal. Iedere indeling is discutabel, ook de onze, waarbij we zijn uitgekomen op 101 paragrafen'. Deze worden aangegeven door een cursief cijfer boven de desbetreffende paragraaf. Voor het gemak echter van verder onderzoek is de oude nummering (van Schenke c.s.) tussen [vierkante haken] in de tekst opgenomen.
3. Paragraaf 61.
4. In paragraaf 14 wordt de maagdelijkheid van Maria ontkend.
5. Zie onder andere de paragrafen 50 en 95.
6. Zie de paragrafen 36 en 55.
7. Jacob Slavenburg kwam in zijn eerdere vertaling in 'De verborgen leringen van Jezus' uit op 90 paragrafen. (170)
Toevoeging: het Griekse woord 'logos' (meestal alleen met 'woord' vertaald) betekent veel meer: denken, gedachte, woord, spreken, gesprek. Het betekent zodoende: geestelijke werkzaamheid!
terug naar de Inhoud
2. Evangelie volgens Filippus
NHCI1.3
[1] Een 'Hebreeër' 1) maakt een Hebreeër en zo iemand noemt men dan een bekeerling. Maar een bekeerling maakt geen bekeerling. [Enkele mensen] zijn zoals ze [ontstaan zijn] en maken anderen [aan zichzelf gelijk]. Het is voor hen [voldoende] te zijn.
[2] Een [slaaf] poogt alleen maar vrij te worden; hij is er niet op uit het bezit van zijn meester te verkrijgen. De zoon echter is niet alleen maar een zoon, maar maakt ook aanspraak op de erfenis van de vader.
[3] Wie erven wat dood is, zijn zelf dood en ze erven wat dood is. Wie erven wat levend is [de geest, Freek], die leven; ze erven zowel wat levend als wat dood is.
Zij die 'dood' zijn erven niets. Want hoe kan een dode erven? Als de dode 2) het levende erft, zal hij niet sterven, maar juist voluit kunnen leven.
[4] Een heiden 'sterft' niet, omdat hij nooit zo geleefd heeft dat hij zou kunnen sterven.
Wie op de waarheid heeft vertrouwd, die heeft het leven gevonden; deze mens loopt wel het gevaar om te sterven, omdat hij leeft.
[5] Sinds de dag dat Christus gekomen is, is de wereld geschapen;
de steden zullen worden versierd en de doden 4) naar buiten gedragen. (171)
[6] Toen we nog Hebreeën waren, waren we wezen; we hadden alleen onze moeder. 5)
Doch toen we christenen werden, kregen we een vader en een moeder.
[7] Zij die in de winter zaaien, oogsten in de zomer. De winter is de wereld; de zomer is de andere eon.
['Eon': tijdperk en 'wereld', dus hier: geestelijke wereld. (Freek)]
Laten we daarom zaaien in de wereld, zodat we kunnen oogsten in de zomer.
Daarom is het beter om niet in de winter te bidden. De winter gaat aan de zomer vooraf.
Als iemand in de winter wil oogsten, zal hij niet oogsten, maar (onkruid moeten) wieden.
[8] [Zo iemand zal dus] geen vruchten plukken. Niet alleen [nu zullen er geen vruchten tevoorschijn komen], maar ook op de sabbat zal [zijn akker] onvruchtbaar zijn.
[9] Christus is gekomen om sommigen vrij te kopen, anderen te bevrijden en weer anderen te verlossen. Vreemdelingen kocht hij los en maakte ze tot de zijnen. En hij scheidde de zijnen, die hij overeenkomstig zijn wil als onderpand had achtergelaten.
Hij heeft zijn geest niet pas vrijwillig afgestaan toen hij verscheen, maar al sinds de wereld bestaat,
heeft hij zijn geest afgestaan. 6)
Pas toen hij dat wilde, is hij gekomen om haar mee te nemen; omdat zij, toen ze als onderpand was afgestaan, in handen van rovers was gevallen en gevangengenomen. 7) Maar hij bevrijdde haar en verloste de goeden in de wereld evenals de slechten. (172)
[10] Licht en duisternis, leven en dood, de rechtsen en de linksen zijn broers van elkaar.
Zij kunnen niet los van elkaar worden gezien. Het is daarom dat noch de goeden alleen goed zijn, noch de slechten alleen slecht, leven alleen maar leven is en dood alleen maar dood.
Daarom zal iedereen ontbonden worden tot zijn oorsprong in het begin.
Doch zij die boven de wereld verheven zijn, kunnen niet ontbonden worden; ze zijn eeuwig.
[11] Namen die aan aardse dingen gegeven worden, zijn erg misleidend; want ze ontlenen hun betekenis aan onvergankelijke zaken en worden gebruikt voor vergankelijke dingen. Wie het woord 'god' hoort, denkt hier niet aan het onvergankelijke, maar is aan het vergankelijke gaan denken.
Zo is het ook met 'de vader' en 'de zoon', en 'de heilige geest' en met 'leven' en 'licht' en met 'opstanding' en 'gemeenschap' 8) en al het andere.
Men denkt niet meer aan het [onvergankelijke], maar alleen aan het vergankelijke, [tenzij men] het onvergankelijke heeft leren kennen.
[Doch de sterfelijke mensen die] in deze wereld zijn, zijn het slachtoffer van [vele dwalingen.
Als ze] in de eon [zouden zijn], zouden namen nooit in de wereld gebruikt worden en zouden ze ook niet met aardse dingen worden verward. Ze hebben een einde in de eon.
[Eon kan 'tijdperk' en 'wereld' zijn, hier geestelijke wereld. Freek]
[12] Eén enkele naam wordt in de wereld niet uitgesproken: dat is de naam die de Vader aan de Zoon gegeven heeft. Deze staat boven alle namen. Het is de naam van de Vader. (173)
Want de Zoon zou geen Vader kunnen worden als hij zich niet zou bekleden met de naam van de Vader. Wie deze naam heeft, kent hem wel, maar spreekt hem niet uit.
Wie hem echter niet heeft, kent hem ook niet.
Daarom schiep de waarheid namen in deze wereld, omdat het hier onmogelijk is zonder namen de waarheid te leren kennen.
De waarheid is eenvuldig. Ze is echter omwille van ons veelvuldig, om ons in haar liefde door die veelvuldigheid heen tot één naam te brengen.
[13] Krachten 9) wilden de mens misleiden, omdat ze zagen dat hij verwant is aan het werkelijk goede. Ze ontnamen aan het goede zijn naam en gaven die aan het niet-goede om hem (de mens) door 'deze namen zo te misleiden dat hij zich aan het niet-goede zou hechten.
Slechts de genade kan bewerkstelligen dat ze (de mensen) zich van het niet-goede verwijderen en zich tot het goede wenden zodra ze daarvan kennis krijgen. Want ze (de machten) wilden de vrije mens gevangennemen en hem voor eeuwig tot slaaf maken.
[14] Het zijn deze krachten die de mens met [vergankelijkheid voeden] omdat ze niet willen dat hij [gered wordt] opdat hij [in hun macht blijft]. Als de mens [dit voedsel nuttigt, ontstaan] er offers voor deze krachten. [En zo aten de mensen] en brachten aan deze krachten dieren ten offer [dat zijn: de eigen dierlijke eigenschappen. Het zijn dus 'dieren' die offers brachten]. Ze werden levend aan hen opgedragen, maar toen ze geofferd werden, stierven ze. (174)
Als de mens de dood aan God opdraagt, 10) zal hij weer tot leven worden gewekt.
[15] Voordat Christus kwam, was er in de wereld geen 'brood'.
Dat was al zo in het paradijs, de plaats waar Adam was; daar waren veel bomen die de dieren van voedsel voorzagen, maar geen tarwe om de mens te voeden. De mens voedde zich als de dieren. Maar toen Christus, de volkomen mens, kwam, bracht hij brood mee uit de hemel, opdat de mens gevoed zou worden met het voedsel van de mens! 11)
[16] De krachten 12) dachten dat wat ze deden door hun eigen kracht en wil gebeurde. Maar in het geheim bracht de Heilige Geest door middel van hen alles tot stand zoals hij het wilde.
Want de waarheid, die vanaf het begin bestaat, wordt over alle plaatsen uitgezaaid.
Velen zien dat ze uitgezaaid is, maar weinigen die haar zien, oogsten haar.
[17] Sommigen zeggen: "Maria is bevrucht door de Heilige Geest."
Ze dwalen. Ze weten niet wat ze zeggen. Wanneer is een vrouw ooit zwanger geworden door een vrouw? 13)
Maria is de reine maagd die door geen macht is bezoedeld.
Ze is een onaantastbaar heiligdom voor de Hebreeën - dat zijn de apostelen en apostolischen.
Deze maagd is door geen enkele macht bezoedeld. De machten [hebben alleen] zichzelf bevlekt.
De Heer [zou niet] hebben gezegd: "Mijn Vader [die in de} hemel is" als hij niet [ook nog een andere] vader zou hebben; hij zou dan eenvoudig ['mijn Vader'] hebben gezegd.' 14) (175)
[18] De Heer zei tegen zijn leerlingen: [Ieder is meester van zijn eigen] huis.
Kom in het huis van de Vader, doch steel er niets en neem er ook niets weg.
[19] 'Jezus' is een verborgen naam. 'Christus' is een openbare naam. Daarom komt 'Jezus' in geen enkele taal voor. 'Jezus' is zijn eigen naam - zoals hij genoemd wordt.
Wat Christus betreft: zijn naam is in het Syrisch 'Messias' en in het Grieks 'Christos' en ze komt bij anderen ook in hun taal voor.
De Nazarener' is de openbare naam van de verborgen naam.
[20] Christus heeft alles in zich: mens, engel, mysterie en Vader.
[21] Zij die zeggen: "De Heer is eerst gestorven en toen opgestaan," die dwalen. Want hij is eerst opgestaan en toen gestorven. Als iemand zich niet eerst de opstanding verwerft, kan hij 15) niet sterven! Alleen als God in hem gaat leven, kan hij 16) sterven.
[22] Niemand zal een voorwerp van grote waarde in een kostbaar ding verstoppen, maar vaak heeft iemand ontelbare duizenden verborgen in een ding dat nog geen stuiver waard is. Zo is het ook met de geest. Zij is een kostbare schat, maar ze is in een nederig lichaam gekomen.
[23] Sommigen vrezen dat zij naakt op zullen staan. Daarom willen ze in het vlees opstaan.
Ze weten echter niet dat juist [zij die het vlees] dragen, naakt zijn, en dat zij die zich van het 'vlees' [ontdoen], (en) zich ontkleden, niet naakt zijn. (176)
"Vlees en [bloed zullen] het Rijk [Gods] niet erven." Om wat handelt het hier, dat niet kan worden geërfd? En wat zal dan wel worden geërfd? Wel, dat wat van Jezus is en ook zijn bloed.
Daarom heeft hij gezegd: "Wie mijn vlees niet eet en mijn bloed niet drinkt, heeft geen leven in zich."
Wat betekent dit? Zijn vlees is het Woord en zijn bloed de Heilige Geest. Wie dat ontvangen heeft, heeft eten en drinken en is bekleed.
Ik bestrijd echter ook de anderen die zeggen: "Het (vlees) zal niet opstaan." Ze hebben allebei ongelijk.
Als je zegt: "Het vlees zal niet opstaan," zeg me dan wat wel zal opstaan, opdat we aan jou de eer laten.
Als je zegt: "De geest in het vlees zal opstaan" en "dat is ook de lichtdruppel in het vlees, het is ook de Logos in het vlees," dan is dat ook iets dat in het vlees is.
Want wat je ook zegt, je noemt niets buiten het vlees. Het is noodzakelijk om in dit vlees op te staan, omdat alles daarin aanwezig is!" 17)
[24] In deze wereld zijn zij die de kleren aantrekken, meer waard dan de kleren zelf.
In het Koninkrijk der Hemelen zijn de kleren meer waard dan zij die ze hebben aangetrokken.
[25] Het is door water en vuur dat het hele oord wordt gezuiverd. Het zichtbare door het zichtbare, (177)
het verborgene door het verborgene. Sommige dingen zijn echter verborgen, hoewel ze toch openbaar zijn. Want water bestaat in water, maar vuur bestaat in de zalving.
[26] Jezus heeft alles in het geheim gedragen. Hij openbaarde zich namelijk niet zoals hij [in werkelijkheid] was, maar hij openbaarde zich, zodat hij kon worden gezien. [...] Hij openbaarde zich aan [allen]. Aan de groten [openbaarde] hij zich groot, aan de kleinen klein, [...] aan de engelen als cen engel en aan de mensen als mens. Daarom was zijn woord voor iedereen verborgen. Slechts enkelen hebben hem gezien en de gedachte omvat dat ze zichzelf in hem zagen.
"Toen hij zich in heerlijkheid aan zijn leerlingen openbaarde op de berg, was hij niet klein. Hij was groot geworden. Maar hij maakte ook de leerlingen groot zodat ze konden zien dat hij groot was."
Op de dag van het avondmaal zei hij: "U die het volkomene, het licht, verenigd heeft met de Heilige Geest, verenig ook de engelen met ons, de afbeeldingen daarvan."
[27] Veracht het lam niet, want zonder dat is het niet mogelijk de koning te zien.
Niemand is in staat als hij naakt is, de koning te naderen.
[28] De hemelse mens heeft meer kinderen dan de aardse mens.
Als de kinderen van Adam vele zijn en sterven, hoevele meer zijn dan de kinderen van de volkomen mens die niet sterven, maar steeds weer worden geboren. (178)
[29] De vader maakt een zoon, maar de zoon is niet in staat een zoon te maken. Want wie is voortgebracht,
kan zelf niet voortbrengen; de zoon verwerft zich geen kinderen, maar broers.
[30] Allen die in de wereld worden geboren, worden door de natuur voortgebracht.
De anderen worden door [de Geest] voortgebracht. Zij die door deze worden voortgebracht [roepen] vandaar naar de mens, [met de boodschap] van de belofte, die van boven komt.
[31] [Zo een mens zal] door het Woord uit de mond [van de Vader het leven vinden].
Zodra het Woord van boven komt, kan de mens zich met dat Woord, dat door de mond van de Vader uitgaat, voeden en volkomen worden.
Zo worden de volkomenen zwanger en baren door een kus. Daarom ook kussen wij elkaar. We worden zwanger door de genade die we elkaar mededelen.
[32] Drie vrouwen trokken altijd met de Heer op: Maria, zijn moeder, zijn zuster en Maria Magdalena,
die zijn metgezellin wordt genoemd. Want zowel zijn zuster als zijn moeder als zijn gezellin heetten Maria.
[33] 'Vader' en 'zoon' zijn enkelvoudige namen; de 'Heilige Geest' is een dubbele naam.
De eersten zijn overal gelijk: zowel boven als beneden, zowel in het verborgene als in wat openbaar is.
De Heilige Geest werkt echter anders in wat openbaar is: het benedenste, dan in het verborgene: het bovenste. (179)
[34] De kwade engelenmachten 18) dienen de heiligen, want ze zijn verblind door de Heilige Geest, zodat ze, terwijl zij de heiligen helpen, 19) denken dat ze de gewone mensen, die tot hen behoren, dienen.
Zo vroeg een leerling aan de Heer eens iets over een wereldse zaak. Hij zei hem: "Vraag het je moeder.
Zij zal je geven van de dingen van een ander."
[35] De apostelen zeiden tegen hun leerlingen: "Dat ons offer het zout mag behouden." Zij refereerden [daarmee aan Sophia (de Wijsheid) als] het zout, want zonder dat is een offer niet aanvaardbaar.
[36] Sophia nu is onvruchtbaar [en zonder] kinderen. 20) Om deze reden wordt zij [de smaak] van het zout genoemd. Op de daarvoor toegemeten plaats echter, [de plaats] van de Heilige Geest, [zijn haar] kinderen talrijk.
[37] Wat de vader bezit, behoort aan de zoon. Maar zolang de zoon nog klein is, wordt hem het zijne niet toevertrouwd. Wanneer hij echter tot man wordt, geeft zijn vader hem alles wat hij bezit.
[38] Ook door de werking van de Heilige Geest kunnen dwalingen ontstaan; namelijk als mensen dwaas op haar reageren. Dus door een en dezelfde ademtocht 21) vlamt het vuur op en wordt het gedoofd. (180)
[39] Echamoth is één iets en Echmoth een ander 22). Echamoth is gewoon Sophia, maar Echmoth is de Wijsheid 23) van de dood; de Wijsheid die de dood kent en die 'de kleine Sophia' wordt genoemd. 24)
[40] Er zijn dieren die de mens gehoorzamen, zoals de os, de ezel en dergelijke. Andere doen dat niet
en zwerven eenzaam en in het wild rond.
De mens ploegt de akker met behulp van de dieren die hem gehoorzaam zijn. Daarvan voedt hij zichzelf
maar ook de dieren, zowel de huisdieren als de wilde dieren.
Zo is het ook met de volkomen mens. Door middel van machten die gehoorzamen, ploegt hij, werkt hij, ervoor zorgend dat alles tot stand komt. Want zo is de gehele plaats weer op orde gebracht: goed en kwaad, links en rechts.
De Heilige Geest weidt ze allemaal en heerst over alle machten, de gehoorzame, de wilde en de opzichzelfstaande. Want hij omringt ze, sluit ze in, zodat [ze (zelfs) als ze dat zouden] willen [niet kunnen ontsnappen].
[41] [Als iemand een] welgeschapen vorm heeft, zal men vinden dat ook zijn nageslacht nobele trekken heeft. Als iemand echter niet geschapen is, (181) maar verwekt, dan zal men vinden dat uit zijn nobel zaad nobel nageslacht voortkomt.
De mens wordt zowel geschapen als verwekt. Dat is nog eens nobelheid!
[42] Eerst ontstond het overspel, daarna de moord die uit overspel voortkwam. Want hij was het kind van de slang. Daarom werd hij een moordenaar, evenals zijn vader en doodde hij zijn broer. 25)
Elke gemeenschap die tussen ongelijken plaatsvindt, is overspel!
[43] God is een verver. Anders dan de goede kleuren, die 'echt' worden genoemd, (en) vergaan met de stoffen waarop ze geverfd zijn, gaat dat met degenen die God heeft geverfd.
Zij worden onsterfelijk door zijn verftinten omdat zijn kleur onsterfelijk is. Wat God onderdompelt, doopt hij in water'. 26)
[44] Het is voor iemand niet mogelijk iets te zien van de dingen die werkelijk | bestaan, tenzij hij eraan gelijk wordt. Zo gaat het niet met de mens in de wereld: hij ziet de zon: zonder een zon te zijn, en hij ziet de hemel en de aarde en alle andere dingen zonder deze dingen te zijn.
Zo gaat het wel met de plaats van de Waarheid. Je zag iets van die plaats en je werd er gelijk aan. (182)
Je zag de Geest en je werd Geest. Je zag Christus en je werd Christus. Je zag [de Vader] en werd tot Vader.' 27)
Daarom zie je [hier] alles en niet jezelf, maar daar zie je jezelf en wat je ziet, zul je [worden].
[45] Vertrouwen 28) ontvangt, liefde 29) geeft.
[Niemand zal kunnen ontvangen zonder vertrouwen. Niemand zal kunnen geven zonder liefde.
Vandaar dat we vertrouwen om te ontvangen en dat we liefhebben om echt te kunnen geven.
Want als iemand niet uit liefde geeft, heeft hij zelf niets aan wat hij gegeven heeft.
[46] Wie de Heer niet ontvangen heeft, is nog (g)een Hebreeër.
[47] De apostelen voor ons noemden hem als volgt: 'Jezus de Nazoreeër, de Messias', dat wil zeggen:
'Jezus de Nazoreeër, Christus.' De laatste naam is 'Christus', de eerste 'Jezus', de middelste 'Nazoreeër'.
"Messias' heeft twee betekenissen: zowel 'Christus' als 'de tijd-gemetene'.
'Jezus' is Hebreeuws voor 'de verlossing'. 'Nazara' is 'de waarheid'; 'de Nazarener' betekent dus ' van de waarheid'. De Christus hebben ze begrensd (door) de Nazarener en Jezus, die beperkt zijn. 30) (183)
[48] Als een parel in de modder wordt gegooid daalt haar waarde niet. En haar waarde stijgt niet als ze met balsemolie ingewreven wordt; in de ogen van de eigenaar behoudt zij haar waarde.
Zo is het ook met de kinderen van God: waar ze ook terechtkomen; in de ogen van de Vader behouden ze steeds hun waarde!
[49] Als je zegt: 'Ik ben een jood', komt niemand in beweging. Als je zegt: 'Ik ben een Romein', zal niemand in verwarring raken. Als je zegt: 'Ik ben een Griek of een barbaar of een slaaf of een vrije', zal niemand verstoord worden.
Als je zegt: 'Ik ben een christen', [dan zullen ze] in opschudding raken. Dat ik zo'n [naam mag ontvangen! De archonten] zullen het niet kunnen verdragen deze naam [te horen].
[50] De god is een menseneter. Daarom worden mensen aan hem geofferd. 31) Voordat mensen werden geofferd, werden dieren geofferd; maar aan wie ze werden geofferd, was niet de ware god.
[51] Glaswerk en aardewerk worden gemaakt met behulp van vuur. Maar als glaswerk breekt, wordt het opnieuw gemaakt, want glas is geblazen. 32) Maar als aardewerk breekt, gaat het verloren, omdat het zonder adem 33) is ontstaan. (184)
[52] Een ezel die een molensteen ronddraaide, legde al lopend honderd mijl af. Toen hij werd losgemaakt, merkte hij, dat hij nog steeds op dezelfde plaats was.
Er zijn mensen die veel reizen maken, zonder dichter bij enige plek te komen. Wanneer de avond hen overvalt, hebben ze nog geen stad of dorp, geen schepsel of iets anders uit de natuur, geen macht of geen engel, gezien. De ongelukkigen hebben zich vergeefs ingespannen.
[53] De eucharistie is Jezus. Want hij wordt in Syrië 'pharisata' genoemd, wat betekent: dat wat is uitgespreid. Want Jezus kwam om de wereld te kruisigen. 34)
[54] De Heer ging de ververij van Levi binnen. Hij nam tweeënzeventig doeken in verschillende kleuren.
Hij deed ze in een ketel en haalde ze er allemaal wit uit. Hij zei: Zo is ook de Zoon van de Mens gekomen: als verver.'
[55] Sophia die ze 'de onvruchtbare (wijsheid)' noemen, is de moeder [van de] engelen en de metgezellin van de [Heer]; als zodanig heet ze Maria Magdalena. 35)
[Jezus hield op een andere wijze] van Maria dan van [de andere] leerlingen en hij kuste haar vaak.
De overige [leerlingen zagen hoe hij van Maria hield] en vroegen hem: "Waarom houdt u meer van haar
dan van ons allemaal?'
De Heer antwoordde hun met de woorden: "Waarom houd ik niet van jullie zoals van haar?
[56] Wel, als een blinde en iemand die kan zien samen in het donker zijn, verschillen ze niet van elkaar. Maar als het licht wordt, zal de ziende het licht zien en de blinde in het donker blijven.' (185)
[57] De Heer zei: "Gelukkig hij die al bestond voor hij werd. Want hij die bestaat, is geworden en zal zijn." 36)
[58] De superioriteit van de mens is niet zichtbaar, maar een verborgen werkelijkheid. Daarom is hij heer over dieren die groter en sterker zijn dan hij, zowel zichtbaar als in het verborgene. Dat stelt hem in staat te overleven. Als de mens zich van hen terugtrekt, doden en verscheuren zij elkaar. En ze eten elkaar op omdat ze geen voedsel vinden. Nu echter hebben ze voedsel gevonden omdat de mens de aarde heeft bewerkt.
[59] Als iemand in het [doop]water afdaalt en weer bovenkomt, zonder iets te hebben ontvangen en dan zegt: "Ik ben een christen," heeft hij deze naam in bruikleen ontvangen.
Maar als hij de Heilige Geest ontvangt, krijgt hij deze naam als een geschenk. Van wie een geschenk heeft ontvangen, wordt dit niet afgenomen, maar wat in bruikleen is ontvangen, wordt terugverlangd.
[60] Zo is het met eenieder die in een mysterie is. Het mysterie van het huwelijk is groot. Want [zonder het huwelijk] zou. de wereld niet [bestaan]. Het bestaan [van de wereld] berust op de mens en het bestaan van de mens berust op het huwelijk. (186)
Heb weet van de onbevlekte gemeenschap, want deze heeft grote macht. Haar beeld is dat van de lichamelijke bevlekking. 37)
[61] Tussen de gestalten van onreine geesten zijn mannelijke en vrouwelijke.
De mannelijke geesten hebben gemeenschap met geesten die in een vrouwelijke gedaante wonen; de vrouwelijke vermengen zich in gemeenschap met die welke in een mannelijke gedaante wonen. Niemand zal aan hen kunnen ontsnappen als hij nog vastgehouden wordt en als hij niet een mannelijke heilige kracht dan wel een vrouwelijke heilige kracht ontvangt, namelijk de bruidegom of de bruid.
Die krachten nu ontvangt men vanuit het symbolische bruidsvertrek.
Als onverstandige vrouwen merken dat een man alleen is, komen ze op hem af, maken grappen met hem
en bevlekken hem. Zo is het ook met onverstandige mannen; als ze merken dat een mooie vrouw alleen is, bepraten ze haar en intimideren haar omdat ze haar willen bevlekken.
Maar als ze merken dat man en vrouw bij elkaar zijn, kunnen de vrouwen de man geen avances maken
en de mannen niet de vrouw.
Zo is het ook als de afbeelding 38) en de engel zich met elkaar verbinden; niemand zal het dan nog wagen
de man of de vrouw avances te maken. Degene die zo uit de wereld komt, kan niet op grond van het feit dat hij in de wereld is geweest, verder worden vastgehouden. Want het is duidelijk dat hij boven de begeerte van [het vlees] en de angst is uitgestegen.
Hij is meester over [zichzelf], en hij is verheven boven de afgunst. Als hij langs [de machten] komt,
proberen deze hem te grijpen en te verstikken. Hoe zal hij [aan hun macht] kunnen ontkomen? Hoe zal hij [zich voor hen] kunnen [verbergen]? (187)
Dikwijls zijn er dan die [zeggen]: "Wij zijn gelovig," [met de bedoeling aan de onreine geesten] en de demonen [te ontkomen]. Als ze echter de Heilige Geest zouden bezitten, zou geen onreine geest zich aan hen hechten.
[62] Wees niet bang voor het vlees en heb het ook niet lief.
Als je er bang voor bent, zal het je de baas worden. Als je het liefhebt, zal het je verlammen en verslinden.
[63] Men is of in deze wereld of in de opstanding, of op de plaatsen die in het midden zijn, dat ik daar niet aangetroffen moge worden! 39)
In deze wereld is er goed en kwaad. Maar het goede in de wereld is niet werkelijk goed. En het slechte in haar is niet werkelijk slecht. Doch in deze wereld is er een kwaad dat werkelijk kwaad is. Het wordt het 'midden' genoemd. Het is de dood.
Zolang we nog in deze wereld zijn, moeten we alles doen om ons de opstanding te verwerven, opdat we, als we ons vlees afleggen, in de Rust aangetroffen mogen worden en niet in het 'midden' geraken.
Want velen verdwalen onderweg. Het is goed de wereld te verlaten voordat men gezondigd heeft.
[64] Sommigen willen noch kunnen het. Anderen, die het willen, hebben er geen baat bij dat ze het niet hebben gedaan, want hun verlangen maakt hen tot zondaars. [Ook zijn er] die het niet willen, [maar toch doen.] De gerechtigheid zal aan beide groepen ontgaan: zowel aan hen die niet willen als aan hen die niet doen. (188)
[65] Een leerling van een apostel zag in een visioen 40) enkele mensen die opgesloten waren in een brandend huis. Ze waren geketend in dat brandende [huis]; veroordeeld als ze waren in [dat huis] vol vuur. Ze riepen: "Gooi water op het [vuur!]" Maar er werd hun gezegd [dat ze] (hun redders) niet in staat waren hen te redden [volgens hun] wil. Ze hebben [de dood] ontvangen als de straf die de buitenste duisternis wordt genoemd omdat zij [...] van water en vuur.
[66] Ziel en geest zijn uit water, vuur en licht ontstaan; welke door de zoon van het bruidsvertrek [...]. Het vuur is de zalvingsolie, het licht is het vuur.
Ik spreek niet over het vuur dat geen vorm heeft, maar over het andere, waarvan de vorm wit is en dat van een prachtig licht is. Het verleent schoonheid [de geest (Freek)].
[67] De waarheid is niet naakt in de wereld gekomen, maar in symbolen en afbeeldingen; anders zou zij (de wereld) haar (de waarheid) niet kunnen ontvangen.
Er is wedergeboorte en een afbeelding van wedergeboorte. Het is nodig dat men door de afbeelding tot werkelijke wedergeboorte komt.
Want wat is de opstanding en wat is haar afbeelding? Door de afbeelding wordt de opstanding bewerkstelligd. Door middel van de afbeelding kunnen het bruidsvertrek en haar afbeelding zich opmaken in het rijk van de waarheid, 41) dat is de weg van het herstel. 42)
Het is bedoeld voor hen die niet alleen de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest ontvangen hebben, maar die hen zelf 43) ontvangen hebben. (189)
[68] Als iemand hen niet daadwerkelijk ontvangt, zal hem ook de naam worden afgenomen.
Men ontvangt hen in de zalving van [de Volheid] en de kracht van [het kruis], die onze apostelen 'de rechtse en de linkse' noemden. Zo iemand is niet langer meer een christen maar een Christus. 44)
[68] De Heer [voltrok] alles in één mysterie 45): doopsel, zalving, eucharistie, verlossing en bruidsvertrek.
[69] [De Heer] zei: "Ik ben gekomen om [de dingen van beneden] gelijk te maken aan de dingen [van boven en de dingen van] buiten aan de dingen [van binnen. Ik ben gekomen om] ze op die plaats [te verenigen]. Op deze plaats [heeft hij zich geopenbaard] in symbolen [en afbeeldingen].
Zij die zeggen: "Ook boven zijn [er gestalten]', die dwalen. [Want hij die in een zichtbare gestalte] is verschenen, [dat is de mens], die wordt 'de onderste' genoemd. En aan wie het verborgene toebehoort, is degene die boven hem is.
Terecht spreekt men van 'het binnenste' en 'het buitenste' en van "buiten het buitenste'.
Daarom noemde de Heer de ondergang 'de buitenste duisternis'. Daarbuiten is niets meer.
Hij zei: "Mijn Vader is in het verborgene."
Hij zei: "Ga je kamer in en sluit de deur achter je, en bid tot je Vader die in het verborgene is." Dat wil zeggen: die in ons aller innerlijk is [de menselijke geest als een verdichting uit en in de goddelijke algeest (Freek)].
Want dat wat binnen ons is, dat is het 'pleroma' [de volheid, de algeest (Freek)]. Voorbij dat is er binnen niets meer. Het is dat waarvan men zegt: "Wat boven ons is."
[70] Voor Christus waren sommigen uitgegaan. Vanwaar ze kwamen, konden ze niet meer terugkeren en waar ze binnenkwamen konden ze niet meer uitgaan. Maar Christus is gekomen! Die binnen waren gekomen, liet hij uitgaan en die uit waren gegaan, bracht hij weer binnen.
[71] Toen Eva nog in Adam was, was er geen dood. Toen zij zich van hem scheidde, ontstond de dood. ' Als zij weer in hem gaat en hij haar weer in zich opneemt, zal er geen dood meer zijn. 46)
[De geestestoestand van de verenigde en de gedeelde tweelinggeesten Adam en Eva (Freek)]
[72] "Mijn God, mijn God! Waarom, Heer, heeft u mij verlaten?" Het was aan het kruis dat hij deze woorden sprak, want daar scheidde hij [zijn lichamelijke deel af van de geest] van God.
[De Heer stond op] uit de dood. (Hij leek sterk op hoe hij] was, maar [zijn lichaam was nu] volmaakt.
[Hij bezat een lichaam] van vlees, maar dit vlees is het ware vlees,[de geestgedaante (Freek)] [terwijl ons vlees] niet het ware is doch [slechts] een afbeelding van het ware. 47)
[73] Een bruidsvertrek is er niet voor de dieren, evenmin voor de slaven en ook niet voor hoeren 48); het is er voor vrije mannen en maagden.
[74] Uit de Heilige Geest zijn we inderdaad geboren, maar we worden opnieuw geboren door Christus.
In beide gevallen worden we gezalfd door de Heilige Geest.
Als we opnieuw geboren worden [de zelfverwerkelijking (Freek)], worden we weer verenigd [en de hereniging (Freek)]. 49)
[75] Niemand zal zichzelf kunnen zien, in het water of in een spiegel, zonder licht. Evenmin zul je jezelf kunnen zien in het licht zonder water of spiegel. Daarom is het nodig gedoopt te worden in alle twee: in het licht en in het water. Het licht is namelijk de zalving.
[76] Er waren in Jeruzalem drie gebouwen speciaal bestemd voor offers.
Een, dat gericht was naar het westen, werd 'het heilige' genoemd.
Een andere, gericht naar het zuiden, werd 'het heilige van het heilige' genoemd.
Het derde, gericht naar het oosten, werd 'het heilige der heiligen' genoemd, de plaats waar alleen de hogepriester binnengaat.
'Het heilige' gebouw is de doop. 'Het heilige van het heilige' is [de verlossing]. 'Het heilige der heiligen' is het bruidsvertrek.
De doop omvat de opstanding en de verlossing; de verlossing voert ons naar het bruidsvertrek.
Maar het bruidsvertrek is op een verheven plaats; je zult [niets verheveners] vinden.
[Er waren er die in Jeruzalem in 'het heilige' baden], anderen baden in Jeruzalem [in 'het heilige van het heilige', en weer anderen] baden in Jeruzalem [in 'het heilige der heiligen'.
Zij baden daar] en zagen uit naar [het bruidsvertrek, maar zij konden er niet binnentreden voordat] het voorhangsel scheurde. Toen tekende zich het ware bruidsvertrek af, waar voorheen slechts een afbeelding [van het bovenste was]. Het voorhangsel scheurde van boven tot beneden. Toen was het enkelen vergund van beneden naar boven te gaan.
[77] Zij die zich met het volkomen licht hebben bekleed, worden door de machten niet gezien en kunnen ook niet tegengehouden worden.
Wie zich in het mysterie met licht bekleedt [de zelfverwerkelijking (Freek)], zal tot eenwording kunnen komen [de hereniging (Freek)].
[78] Als de vrouw zich niet van de man had afgescheiden, zou ze niet met de man sterven. Met deze scheiding begon de dood.
Christus is gekomen om de scheiding, die in het begin is ontstaan, weer ongedaan te maken, de twee weer te verenigen en leven te geven aan hen die in de scheiding gestorven zijn en hen weer te verenigen.
[79] Want vrouw en man 50) verenigen zich met elkaar in het bruidsvertrek. En zij die zich in het bruidsvertrek hebben verenigd, zullen niet meer van elkaar worden gescheiden. Het is daarom dat Eva van Adam is gescheiden: omdat zij in het bruidsvertrek niet met hem verenigd was geweest. 50)
[80] Adams ziel is ontstaan uit adem, die de metgezellin van de geest is. [De geest is met zijn geestelijke vermogens werkzaam, o.a. in de vorm van de adem; die werkzaamheid vormt ook de uitstraling die de ziel is] De adem die hem is ingeblazen, is afkomstig vanuit de moeder [God als de moeder (Freek)].
Voor zijn ziel gaven ze (de machten) hem [een afbeelding] in de plaats. Want toen hij met de geest verenigd werd, sprak hij woorden die verhevener waren dan alle scheppingen van de machten. Daarom misgunden ze hem de vereniging met de geest. [Deze vereniging is het bruidsvertrek] die in het verborgene plaatsvond.
[.JL. IE] Ee E-~.E.] [...] [...] het bruidsvertrek dat [de mensen verenigt].
[81] Jezus ontving [bij zijn doop in de] Jordaan de volheid [van het Konink]rijk der Hemelen. 52)
Hij die [reeds was vóór] het Al, 53) werd opnieuw verwekt. 54)
[Hij die tot zoon geworden was], werd opnieuw gezalfd. Hij 55) die verlost was, verloste anderen.
[82] Is het toegestaan om over een mysterie te spreken? De Vader van het Al verenigde zich met de maagd die was neergedaald. En een vuur verlichtte op die dag alles. Hij openbaarde zich in het grootse bruidsvertrek. Daardoor is op die dag zijn lichaam 56) ontstaan. Hij kwam de bruidskamer uit als iemand die door bruid en bruidegom is voortgebracht.
Zo heeft Jezus door hen het Al gevestigd. En elke leerling dient die rust binnen te gaan.
[83] Adam is voortgekomen uit twee maagden, uit de Geest en uit de maagdelijke aarde.
Christus is uit een maagd 57) geboren om de val die in het begin plaats vond te herstellen.58)
[84] Twee bomen staan er in het Paradijs. De ene brengt dieren voort en de andere mensen.
Adam at van de boom die dieren voortbracht. Hij werd een dier en bracht dieren voort.
Daarom vereren [de kinderen] van Adam [dieren]. De boom [van welke Adam de] vruchten at
[is de boom van de kennis van de dieren, en zo] werden [zijn kinderen] talrijk.
[Wanneer de mens echter] vruchten [eet van de boom van de mensen] brengt hij mensen voort.
[Dan vereert de mens] de mensen. God schiep de mens en de mensen schiepen zich een god. (194)
[85] Zo gaat het in de wereld: de mensen scheppen zich goden en vereren hun scheppingen. Waarlijk! (Zo) zouden de goden de mensen moeten vereren!
[86] De werken van de mens ontstaan uit zijn macht [vermogen (Freek)]. Daarom spreekt men van 'de machten' [de vermogens (Freek)].
Zijn werken zijn zijn kinderen [het denken bewerkt een gedachte, kind van het denken (Freek)], die uit de rust voortkomen [de geest komt vanuit de rust door te denken in beweging (Freek)].
Zo woont zijn macht in zijn werken, terwijl de rust zichtbaar is in zijn kinderen.
Je zult bemerken dat dit ook voor de afbeelding opgaat; de afbeelding mens doet zijn werk vanuit zijn macht, maar hij verwekt zijn kinderen dankzij de rust.
[87] In deze wereld dienen de slaven de vrijen. In het Koninkrijk der Hemelen zullen de vrijen de slaven dienen [daar zijn de verhoudingen het omgekeerde van hier (Freek)].
De kinderen van het bruidsvertrek zullen de kinderen van het aardse huwelijk dienen.
De kinderen van het bruidsvertrek hebben [geen] naam. [Want] zij [zijn in de] rust.
Zij hebben geen [namen] nodig.
[88] De beschouwing [.. .]
[...] [...] zij zijn meer [...]
[...] ...] waarin zij zijn [...]
[...] [...] heerlijkheid van de [...] [...] [...] zijn niet […] 59)
(89] [Wie] afdaalt in het water 60) zal [door hem 61)] worden verlost.
[Want hij steeg uit het water van de doop op.
Zo zullen zij volmaakt worden] die in zijn naam [gedoopt zijn].
Want hij zei: "Op deze wijze] moeten we alle gerechtigheid vervullen."
Zij die zeggen: "Eerst sterft men en dan zal men opstaan," die dwalen. Want als men zich niet tijdens dit leven de opstanding verwerft, zal men zich ook niets verwerven als men sterft. (195)
Het is ook zo dat ze over het doopsel spreken en ze zeggen, dat het doopsel iets groots is. Want als men dit ontvangt zal men leven.
[91] De apostel Filippus vertelde dat Jozef de timmerman een tuin aanlegde, omdat hij voor zijn werk hout nodig had. Hij timmerde het kruis uit de bomen die hij had geplant.
En zijn zaad hing aan wat hij geplant had. Zijn zaad was Jezus, de plant het kruis.
[92] Maar de levensboom staat in het midden van het Paradijs. Het is de olijfboom, die de zalvingsolie voortbrengt; [dankzij dit] is er de opstanding.
[93] De wereld is een lijken-eter. Alles wat men er eet is gehaat [het stoffelijke, dat dood is (Freek)].
De Waarheid eet wat leeft [het geestelijke, dat leeft (Freek)]. [Daarom] zal niemand die [zich met haar] voedt, sterven.
Jezus kwam van die plaats [de geestelijke wereld (Freek)] en hij bracht vandaar voedsel mee [kennis, inzicht]. En aan wie dat wilde, gaf hij [leven], opdat ze niet zouden sterven.
[94] God [schiep] een paradijs. De mens [leefde in het] paradijs.
Daar was [geen scheiding tussen (hen), want de mens leefde in het aangezicht] van God. [In de wereld zijn het de mensen die zich afgescheiden hebben].
Dit paradijs [is de plaats waar] mij gezegd zal worden: "[Eet] dit of eet dit niet, [zoals je zelf] wilt."
Dit is de plaats waar ik van alles zal eten, omdat hier de boom der kennis 62) is.
Die daar doodde Adam, maar hier heeft de boom der kennis de mens levend gemaakt [de levensboom (Freek)]. (196)
De wet was de boom.
Hij had de macht om kennis van goed en kwaad te geven, maar hij verwijderde hem (de mens) niet van het kwade, noch plaatste hij hem in het goede [de mens had een vrie keuze (Freek)].
Maar hij veroorzaakte de dood voor al degenen die van hem aten, want omdat hij zei: 'Eet dit, eet dat niet' [door de wet werd de mens de vrije keuze ontnomen (Freek)], werd hij de oorzaak van de dood.
[95] De zalving is meer dan de doop. Want het is door de zalving dat we christenen worden genoemd; niet door de doop.
En ook Christus werd zo genoemd door de zalving; want de Vader zalfde de Zoon en de Zoon zalfde de apostelen en de apostelen zalfden ons. 63)
Wie gezalfd is, bezit het Al. Hij heeft de opstanding, het licht, het kruis en de Heilige Geest.
De Vader gaf hem (de Zoon) dit alles in het bruidsvertrek, waar hij het in ontvangst nam.
[96] De Vader was in de Zoon en de Zoon in de Vader.
Dit is het Koninkrijk der Hemelen.
[97] De Heer heeft eens treffend gezegd: "Sommigen zijn lachend het Koninkrijk der Hemelen binnengegaan, want ze kwamen [lachend] uit [deze wereld." Dat is het leven van] een christen; [bij de doop wordt hij] direct [een vreemdeling. 64)
Ook Christus] daalde af in het water tot de doop en kwam weer boven, bevrijd lachend over deze wereld.
Hij zag er geen grotere betekenis in] dan een vluchtige scherts.
Hij verachtte alle vergankelijkheid [en trad lachend] het Koninkrijk der Hemelen binnen. (197)
Wie [de wereld] veracht en haar vanwege haar betrekkelijkheid als een scherts afwijst [zal er] lachend [uit tevoorschijn komen].
[98] Zo is het ook met het brood en de kelk en de olie, want er is iets nog hogers dan deze dingen.
[99] De wereld is door een val ontstaan, want wie haar schiep wilde haar onvergankelijk en onsterfelijk maken. Hij maakte een val en bereikte niet waarop hij hoopte. 65) Daarom werd de wereld niet iets onvergankelijks, evenmin als hij, die de wereld geschapen heeft, onvergankelijk was.
Want niets in haar is onvergankelijk. Onvergankelijk zijn alleen de kinderen (van God).
Niemand zal tot onvergankelijkheid kunnen komen, als hij niet weer tot kind wordt.
Wie niet in staat is om te ontvangen [als een kind (Freek)], zal nog minder in staat zijn om te geven.
[100] De kelk van het gebed bevat wijn en ook water als symbool van het bloed.
Daarover spreekt men de dankzegging uit. Hij is vol van de Heilige Geest en behoort toe aan de volkomen mens die totaal is. Als we eruit drinken zullen we de volkomen mens ontvangen.
[101] Het levende water is als een lichaam.
Het is nodig dat we ons met de levende mens bedekken. Het is daarom dat iemand die komt om af te dalen in het water, zich ontkleedt, opdat hij zich met hem kan bekleden. (198)
[102] Een paard verwekt een paard, een mens verwekt een mens, een god verwekt een god.
Zo is het ook met de bruidegom en de [bruid. Hun kinderen] komen uit het [bruidsvertrek. Nooit] is een jood door Grieken [verwekt zolang [de wetten] bestaan.
Ook wij waren joden] uit joden [geboren voor we] als christenen geboren [werden door Christus.
Daarom] worden zij [de verlosten] genoemd en 'het uitverkoren geslacht van [de Heilige Geest]' en 'de ware Mens' en 'de Zoon van de Mens' en 'het zaad van de Zoon'.
In de wereld worden ze 'dit ware geslacht' genoemd.
[103] Zij zijn op de plaats waar zich de kinderen van het bruidsvertrek bevinden.
In deze wereld is de vereniging er één van man en vrouw, waar kracht en zwakheid (samengaan). 66)
In de eon is de vorm van de vereniging anders, maar we geven deze dezelfde naam.
[104] Maar er zijn anderen die hoger zijn dan alle namen die genoemd zijn en die hoger zijn dan de sterkste kracht. Want waar een sterke kracht is, is er ook iets dat deze kracht overstijgt.
Het is niet het één en het ander, de twee zijn één en hetzelfde.
Het is wat niet kan plaatsvinden in de harten van het vlees.
[105] Zou niet elkeen, die alles bezit, totaal zichzelf moeten kennen? Want: wie zichzelf niet kent, zal niet genieten van wat hij bezit. Maar wie zichzelf heeft leren kennen, zal ervan genieten. (199)
[106] De volkomen mens zal niet alleen niet vastgehouden kunnen worden, maar hij kan ook niet worden gezien, want als hij wordt gezien, wordt hij overmeesterd. 67) Niemand verwerft zich deze genade op een andere wijze dan door zich te bekleden met het volkomen licht om zo zelf volkomen te worden.
[Iedereen die zich hiermee heeft] bekleed zal [niet gezien worden als hij deze wereld verlaat]. Dat is de volkomen [verlossing].
[107] We moeten [volkomen mensen] worden, voordat we [de wereld] verlaten.
Wie alles ontvangen heeft [zonder langs] deze plaatsen 68) te geraken, zal die plek [niet kunnen bereiken], maar hij zal als een onvolkomene [naar het 'midden' gaan]. 69) Alleen Jezus kent het einde van zo iemand.
[108] De heilige mens is helemaal heilig, want als hij het brood ontvangen heeft, zal hij dat heiligen, evenals de kelk of wat idan ook, zal hij heiligen. Waarom zou hij dan ook niet het lichaam heiligen?
[109] Zoals Jezus het doopwater heeft vervolmaakt, zo heeft hij (ook) de dood weggespoeld. Daarom dalen we wel af in het water, maar dalen we niet af in de dood, om niet met de geest van de wereld weggespoeld te worden.
Als zij waait, wordt het winter; maar als de Heilige Geest waait, wordt het zomer. (200)
[110] Wie de kennis 70) van de waarheid bezit is een vrij mens. De vrije mens zondigt niet, want 'wie zondigt is een slaaf van de zonde'. De waarheid is de moeder en zij die zichzelf niet toestaan om te zondigen, verheft de gnosis van de waarheid hun hart. Dat wil zeggen: ze hebben zich vrijgemaakt en verheffen zich boven de gehele plaats.
Maar de liefde bouwt op. Want wie een vrij mens geworden is door de gnosis, is door de liefde een dienaar voor hen die nog niet door de vrijheid van de gnosis zijn verhoogd. Gnosis stelt hen dan in staat om vrije mensen te worden.
De liefde [eigent zich] niets toe, want: waarom [zou ze zich iets toeëigenen? Alles is immers] van haar! Ze zegt niet: [Dit is is van mij] of: dat is van mij, [maar] ze zegt: het is van jou.
[111] Geestelijke liefde is als wijn en geur. Allen die ervan genieten worden ermee gezalfd. En ook genieten zij die in de buurt zijn zolang de gezalfden in hun omgeving vertoeven. Want als de gezalfden zich van hen verwijderen, zullen de niet-gezalfden, die slechts in de buurt waren, in hun kwade geur blijven.
De Samaritaan gaf aan de gewonde niets anders dan olie, die niets anders is dan zalf. Deze genas de wonden, want 'de liefde bedekt vele zonden'.
[112] De kinderen die een vrouw gaat baren lijken op hem van wie ze houdt. Als dat haar man is lijken ze op haar man. Als dat een echtbreker is, dan lijken ze op die echtbreker. Vaak, als een vrouw noodgedwongen met haar man slaapt terwijl haar hart bij de echtbreker is met wie ze gewoonlijk gemeenschap heeft, zal wat ze baart 71) lijken op de echtbreker.
Maar jullie, die zijn met de Zoon van God: houd niet van de wereld, maar bemin de Heer, opdat wat jullie voortbrengen geen gelijkenis vertoont met de wereld, maar lijkt op de Heer.
[113] De mens vermengt zich met de mens. Het paard vermengt zich met het paard, de ezel vermengt zich met de ezel. Al het gelijksoortige vermengt zich met elkaar.
Zo vermengt de geest zich met geest, het woord verenigt zich met het woord, [en het licht] met het licht.
[Als je] mens wordt, [zal de mens] je liefhebben, als je [geest] wordt, zal de geest zich met je verenigen;
als je verstandig 72) wordt, zal het verstand 73) zich met je vermengen, als [je licht wordt, zal het] licht zich met je verenigen, als je wordt als die boven zijn zullen zij die boven zijn én je rusten.
Als je paard wordt of ezel, stier, hond, schaap of een van de andere dieren die buiten en onder ons leven, zal noch de mens, noch de geest, noch het verstand 74), noch het licht, en evenmin dat wat boven is en in het binnenste is, je kunnen liefhebben. Ze zullen niet in je kunnen rusten en je zult geen deel aan hen hebben. (202)
[114] Wie tegen zijn wil slaaf is, zal vrij kunnen worden. Wie door een gunst van zijn meester vrij geworden is, maar zichzelf weer als slaaf verkocht heeft, kan niet meer vrij worden.
[115] De landbouw in de wereld (behoeft) 75) vier krachten: dankzij water, aarde, wind 76) en licht.
Zo kent ook Gods landbouw vier krachten: geloof, hoop, liefde en gnosis.
Onze aarde is het geloof waarin we geworteld zijn; het water is de hoop waar we ons mee voeden;
de wind is de liefde waardoor we groeien; en het licht is de gnosis waardoor we [rijpen].
[Dit is een beschrijving van een geestelijke ontwikkeling (Freek)]
[116] De genade is [als het zaad van] een land[man]; dat wortel schiet in de aarde en reikt naar [de hemel]. 77) Gezegend is hij die geen ziel [in dwaling gevoerd heeft]: Dat is Jezus Christus.
Hij is naar de ganse plaats 78) toegegaan en heeft niemand belast. Daarom is iemand als hij gezegend,
want hij is een volkomen mens. Hij [Jezus Christus] is immers het Woord.
[117] Vraag ons over hem, want het is moeilijk 'zichzelf te verbeteren'. Hoe zullen we in staat zijn zo'n groot werk te volbrengen?
['Zichzelf verbeteren' is de beschrijving van een geestelijke ontwikkeling (Freek)]
[118] Hoe zal men in staat zijn ieder rust te geven? Allereerst en vooral is het onjuist iemand verdriet te doen of hij nu groot is of klein, ongelovig of gelovig. Men is slechts in staat rust te geven aan hen, die met het goede vertrouwd zijn.
Sommigen denken er voordeel bij te hebben rust te geven aan wie het goed gaat. Maar iemand die weldoet, mag zo iemand geen rust geven, (203) want dan gaat dit tegen diens eigen wil in. Hij kan geen leed berokkenen, omdat hij hen 79) niet terneer drukt.
Maar hij berokkent wie het goed gaat toch vaak verdriet. Niet hij doet dat echter; het is hun eigen verdorvenheid die hen leed berokkent. Hij die de natuur van het goede bezit, schept vreugde in het goede.
Daardoor hebben sommigen onnodig verdriet.
[Door goed te zijn en te doen, wordt een mens een wandelend geweten voor anderen (Freek)]
[119] Een heer des huizes had zich alles verworven: zonen, slaven, vee, honden, varkens, tarwe, gerst, stro, gras, [olie], viees en eikels. Nu was hij een verstandig man en hij kende ieders voedsel. De kinderen zette hij brood voor en olijfolie en vlees], de slaven [wonderolie en] koren. Het vee [kreeg gerst] en stro en gras, [de honden] botten, [de varkens] eikels en broodresten.
Zo is het ook met de leerling van God. Als hij een wijs mens is, begrijpt hij het leerlingschap. Lichamelijke vormen zullen hem niet misleiden; maar hij zal op ieders zielsgesteldheid letten en dan met hem spreken. Er zijn in de wereld veel dieren in een menselijke vorm. Als hij deze herkent, zal hij de varkens eikels geven, het vee gerst en stro en gras, de honden botten. De slaven zal hij de eerste (beginselen) bijbrengen en aan de kinderen het volmaakte geven. 80)
[120] Er is de Zoon van de Mens en ook de zoon van de Zoon van de Mens. De Heer is de Zoon van de Mens en de zoon van de Zoon van de Mens is hij die door de Zoon van de Mens geschapen wordt.
De Zoon van de Mens heeft van God de kracht gekregen om te scheppen. Hij heeft ook het vermogen om voort te brengen. 81) (204)
[121] Wie het vermogen heeft gekregen om te scheppen, is zelf een schepsel. Wie in staat gesteld is om voort te brengen, is een nakomeling. Wie schept kan niet voortbrengen, doch wie voortbrengt, kan ook scheppen. Men zegt wel: "Wie schept, brengt voort" maar diens maaksel is een schepsel; [daarom] zijn zijn nakomelingen niet zijn kinderen maar zijn [werken].
Wie schept, werkt [in het openbaar] en hij is zelf [zichtbaar].
(Maar) wie voortbrengt, [werkt] in het [verborgene] en hij is zelf [verborgen.
De schepping is slechts] een nabootsing. Wie schept, [doet dat] openlijk.
Wie voortbrengt, [brengt] zijn kinderen voort in het verborgene.
[122] Zo weet niemand op welke dag de [man] en vrouw zich met elkaar verenigen, behalve zijzelf.
Want het huwelijk in de wereld is een mysterie voor hen die een vrouw hebben genomen. Als het huwelijk der bevlekking al verborgen is, hoeveel te meer is dan het onbevlekte huwelijk een waarachtig mysterie. Het is niet vleselijk maar zuiver. Het heeft niet te maken met de begeerte maar met de wil.
Het heeft niet te maken met het donker van de nacht maar met de dag en het licht.
Een huwelijk dat ontsluierd is, is ontuchtig geworden. De bruid is tot ontucht gekomen, niet pas als ze het zaad van een andere man ontvangt, maar ook als ze haar slaapkamer verlaat en gezien wordt. Ze mag zich alleen laten zien aan haar vader en moeder en aan de vriend van de bruidegom en aan de zonen van de bruidegom. (205) Aan hen is het toegestaan dagelijks het bruidsvertrek te betreden.
De anderen mogen er slechts naar verlangen om haar stem te horen en van haar balsemgeur te genieten.
Zij mogen de kruimels eten die van de tafel vallen, als honden doen. Bruidegom en bruid horen in het bruidsvertrek en niemand zal bruidegom of bruid kunnen zien [tenzij hij er zelf] een wordt.
[123] Toen Abraham [zijn ogen opsloeg] en zag wat hij moest zien, besneed hij het viees van de voorhuid, waarmee hij ons leerde dat het nodig is het vlees te versterven [en aan de wereld te laten]. Want zolang [het inwendige is verborgen blijft het bestaan] en leeft het. [Maar als het] zichtbaar wordt, sterft het zoals dat ook met de zichtbare mens [het geval is. Zolang] zijn ingewanden verborgen zijn, leeft de mens. Wanneer zijn ingewanden zichtbaar worden en naar buiten komen, zal de mens sterven.
Zo is het ook met de boom. Zolang zijn wortel verborgen is, loopt hij uit en groeit hij. Wanneer zijn wortel zichtbaar wordt, verdort de boom.
Zo is het met alles wat voortgebracht is in de wereld, niet alleen het zichtbare, maar ook het verborgene.
Zolang de wortel van het kwaad verborgen is, is het sterk. Zodra men het kwaad echter herkent, dan lost het zich op. Wanneer het zichtbaar wordt, verdwijnt het.
Daarom zegt het Woord: "Reeds ligt de bijl aan de wortel van de boom." (206)
"De on(wetendheid) is de moeder van [alle: kwaad] 'De onwetendheid [is de voortbrenger van de dood}. Ze hakt niet om - want wat omgehakt wordt, pleegt weer uit te lopen - maar de bijl dringt diep in de grond totdat zij de wortel blootlegt.
Jezus heeft de wortel van de gehele plaats (de wereld) losgetrokken, anderen deden dit slechts gedeeltelijk. Wat onszelf betreft: laat ieder van ons graven naar de wortel van het kwaad in zichzelf en het met wortel en al uit zijn hart wegrukken.
Het kwaad zal weggerukt worden als we het kennen. Als we het niet kennen, schiet het wortel in ons en brengt het vruchten voort in ons hart, dan beheerst het ons en zijn wij zijn knechten.
Het neemt ons gevangen en laat ons dingen doen die we niet willen en wat we willen, doen we niet. Het blijft machtig omdat we het niet hebben herkend. Zolang het er is, is het werkzaam.
De onwetendheid is de moeder van alle kwaad [Sokrates (Freek)]. De onwetendheid is de voortbrenger van de dood.
Zij die uit [de onwetendheid] voortkomen, hebben niet bestaan, [bestaan] niet en zullen niet bestaan. De onwetendheid is een slavin.
[Maar zij die in de waarheid zijn] zullen vol(ge)maakt worden als de ganse waarheid openbaar wordt. Want de waarheid is als de onwetendheid: als ze verborgen is, rust ze in zichzelf, maar als ze openbaar wordt en men haar kent, (207) wordt ze geprezen. Omdat ze machtiger is dan de onwetendheid en de dwaling, verleent ze vrijheid.
Het Woord heeft gezegd: "Als jullie de waarheid kennen, zal de waarheid jullie vrijmaken."
De gnosis is vrijheid. Als we de waarheid kennen, zullen we de vruchten van de waarheid in onszelf oogsten. Als we ons met haar verenigen, zal ze ons in volheid 82) ontvangen.
[124] Vandaag de dag bezitten we de zichtbaarheden van de schepping. En we zeggen: 'Dat zijn machtige zaken die heel waardevol zijn.' De verborgenheden lijken echter zwak en worden geminacht. Zo is het 'daadwerkelijk als de werken van de waarheid 'in de zichtbare wereld komen.
Dan zijn ze zwak en worden ze geminacht.
Verborgen echter zijn ze sterk en waardevol. De mysteriën van de de waarheid - in symbolen en afbeeldingen. Het bruidsvertrek zelf is verborgen. 'Het is het heilige der heiligen.
[125] Hoe God de schepping bestuurt, was in het begin verborgen achter het voorhangsel. Als echter het [voorhangsel] scheurt en het binnenste tevoorschijn komt, zal dit huis van de wereld leeg achtergelaten worden, ja, het zal verwoest worden.
Doch, alles wat een goddelijke afbeelding van de waarheid is, zal van deze plaats vluchten; evenwel niet in het heilige der heiligen, want met het zuivere [licht] en met het [duisterloze] pleroma zal ze zich niet kunnen verenigen, maar ze zal onder de vleugels van het kruis [en in zijn] armen vluchten. (208)
Deze ark zal [haar tot] redding zijn als de watervloed over hen heen komt. Vroeger konden er slechts enkelen, die tot de stam der priesters behoorden, met de hogepriesters achter het voorhangsel komen. Maar het voorhangsel is niet alleen vanboven gescheurd, want dan zou het alleen openstaan voor hen die boven zijn. Evenmin scheurde het alleen van onderen, want dan zou het slechts geopenbaard zijn aan hen die beneden zijn. Nee, het scheurde van boven tot onder.
Zij die boven zijn, openden het voor ons die beneden zijn, opdat wij zouden binnengaan in het verborgene van de waarheid. Dit is waarachtig, achtenswaardig en sterk. Maar we zullen daar binnengaan dankzij verachtelijke symbolen en zwakheid. Die zijn inderdaad verachtelijk in vergelijking met de volmaakte heerlijkheid. Er bestaat namelijk een heerlijkheid die andere heerlijkheden te boven gaat en een kracht
die andere krachten te boven gaat.
Daarom heeft het volkomene en dat wat in de waarheid verborgen is zich voor ons geopend.
En het heilige der heiligen heeft zich aan ons geopenbaard en het bruidsvertrek heeft ons uitgenodigd binnen te treden.
Zolang het verborgen is blijft het kwaad weliswaar zonder effect, maar is het nog niet verwijderd uit het midden van het zaad van de Heilige Geest. Daarom zijn zij 83) slaven van het kwaad. Maar als het volkomen licht zich openbaart, zal dat zich over iedereen uitstorten en allen die erin zijn zullen [ermee gezalfd] worden. Dan zullen de slaven vrij zijn en de gevangenen worden verlost. (209)
(De Heer zei:)
[126] "Elke plant die mijn hemelse Vader niet heeft geplant, zal worden uitgerukt.'
Zij die gescheiden zijn, zullen verenigd en vol gemaakt worden. Allen die het bruidsvertrek [betreden], zullen zich [met het licht verenigen. Ze verenigen zich echter niet op de wijze] als in [het zichtbare] huwelijk dat 's nachts plaatsvindt. [Dat] vuur [brandt alleen] 's nachts en dooft uit.
De mysteriën van het heilige huwelijk [hieros gamos] voltrekken zich daarentegen overdag en in het licht [op bewuste wijze (Freek)]. Die dag en zijn licht gaan nimmer ten einde.
[127] Als iemand kind van het bruidsvertrek wordt, zal hij dat licht ontvangen. Als iemand het niet ontvangt in de tijd dat hij op deze plaatsen is, zal hij het ook niet kunnen ontvangen op die andere plaats.
Wie dat licht ontvangen heeft, zal niet gezien kunnen worden. Evenmin zal hij door iemand vastgehouden of gekweld kunnen worden; of hij nu in de wereld vertoeft of de wereld verlaat.
Hij heeft de waarheid al in afbeeldingen ontvangen. De wereld is voor hem de eeuwigheid 84) geworden, want de eeuwigheid is voor hem het pleroma. Ze is aan hem, die weer tot één geworden is, geopenbaard: niet verborgen in de duisternis en de nacht, maar verborgen in een volmaakte dag en een heilig licht. (210)
terug naar de Inhoud
3. Toelichting op het Evangelie volgens Filippus
1. Een 'Hebreeër' is een Jood. [Maar in de mysterieën is een 'Hebreeër' een ingewijde die een bepaalde graad heeft bereikt. Jezus zei tegen Nathanael: "Hier is een Hebreeër, in wie geen bedrog is." (Freek)]
2. Bedoeld wordt hier: de levende mens die geestelijk (nog) 'dood' is.
[In feite is 'geestelijk nog dood' een tegenspraak, want de geest is de eeuwige, vermogende levenskracht, die onmogelijk 'dood' kan zijn. Bedoeld wordt: die geestelijk nog onbewust is van zichzelf, doordat alle aandacht en toewijding op de stoffelijke, dus dode wereld is overgedragen. (Freek)].
3. Bedoeld wordt: de versterving in dit leven (de omvorming (transformatie) of het los kunnen laten van dat, wat de mens in zijn greep houdt) [doordat de méns zich eraan heeft gehecht!].
4. De geestelijk doden.
5. Daarmee wordt Sophia bedoeld, die verantwoordelijk zou zijn voor de schepping van de wereld en voor de mens naar lichaam en ziel. Bij het ontdekken van zijn geestelijke kern, het pneuma, ervaart hij de geest van de Vader; in het esoterische christendom uitgedrukt door het Woord, Christus. Zo onderscheiden de esoterische, spirituele christenen dus een vader en een moeder.
6. Dit duidt op de preëxistentie van Christus [Kerkvader Origenes ging uit van het 'voorbestaan' van de geest vóór de geboorte, wat door het Concilie van Nicea werd verworpen (Freek)].
7. De verbinding met het pleroma (de Geest) werd niet meer begrepen en dreigde geheel los te raken.
8. Letterlijk: ekklésia; helaas bijna altijd vertaald als 'kerk', doch in eigenlijke zin betekent het 'gemeenschap', 'gemeente'.
9. Of: machten; letterlijk: archonten.
10. Zijn (wereldlijk) afstervingsproces.
11. Met dit 'voedsel' wordt de geest bedoeld.
12. Letterlijk: archonten.
13. De Heilige Geest wordt als vrouwelijk voorgesteld (in het Hebreeuws ook: grammaticaal).
14. In paragraaf 73 wordt ook duidelijk gesproken over Jozef als de vader van Jezus. Zie over deze kwestie vooral J. Slavenburg, De verloren erfenis, p.70-73.
15. Bedoeld wordt: zijn oude wezen.
16. Idem.
17. Dit lijkt, zoals vele commentatoren bij deze tekst opmerken, een tegenstrijdigheid in te houden. Gnostici geloofden niet in de opstanding van het (materiéle) lichaam; wel van het spirituele lichaam [de geestgedaante (Freek)]. Zie over de subtiliteit van deze kwestie de Verhandeling over de Opstanding (NHC 1.4). Het vlees dat wel opstaat, kan het 'kleed van de Volkomen Mens' zijn, zoals Luttikhuizen opperde (p.115); een aansluiting zou dan te vinden zijn in de volgende paragraaf. Bedoeld kan ook zijn de opstanding tijdens het leven (zie de paragrafen 17 en 71). Het is het lichaam als tempel van de geest, dat in acht gehouden dient te worden; de materie dient getransformeerd te worden, niet genegeerd. (211)
18. Letterlijk: dynamis [Grieks: 'kracht' (Freek)].
19. De machten werken als een soort katalysator; juist door de verdeeldheid kan de mens [weer zelf] tot heelheid (heiligheid) komen. Zie ook de paragrafen 9 en 52.
20. Door haar 'val' uit het pleroma is Sophia 'onvruchtbaar' geworden. Bevlekt met duisternis kan zij, van oorsprong een geestelijke kracht, niet terug naar het pleroma (de plaats van de Heilige Geest). Als ze daar echter weer binnentreedt als de bruid van Christus (de Verlosser) wordt ze weer vruchtbaar. Zie ook paragraaf 46.
21. Is oorspronkelijk waarschijnlik als woordspeling bedoeld: 'pneuma' is geest en adem, Zie ook paragraaf 42.
22. Zowel echamoth (in sommige teksten ook als achamoth geschreven) als echmoth (of achmoth) zijn waarschijnlik afgeleid van het Semitische woord chokma, dat net als sophia 'wijsheid' betekent.
23. Letterlijk: Sophia.
24. Vooral bij de volgelingen van Valentinus was er een onderscheid tussen de 'grote Sophia', de directe vrouwelijke zijnskant van God, ook wel met Heilige Geest aangeduid, en de 'kleine Sophia' die voor het lek in het pleroma zorgde en indirect de voortbrengster van de demiurg en de materie is (en dus de dood kent).
25. Dit slaat op de gnostische scheppingsmythe in de tweede band van de Nag Hammadi-geschriften komt deze ruimschoots aan de orde dat Eva door de demiurg verkracht werd (hier overspel genoemd). De nakomeling uit deze gemeenschap was Kain die zijn broer Abel doodde (zie Genesis). Hier is de mythe verzacht en als symbool gebruikt voor de gemeenschap die alleen maar tot werkelijke eenwording kan leiden als ze tussen (geestelijk) gelijken plaatsvindt. De pneumatische Eva en de psychische demiurg zijn geen gelijken en daarom wordt hun gemeenschap overspel genoemd. Zie ook paragraaf 81.
26. Van de onsterfelijkheid.
27. Ménard (160-161) ziet hier de getransformeerde ziel die tot het Zelf (atma) is gekomen. Het kan ook een schildering inhouden van de toestand voor de nieuwe geboorte. De aardse verbondenheid geeft een (tijdelijke) afgescheidenheid.
28. Letterlijk: pistis (is ook: geloof).
29. Letterlijk: agape.
30. Christus, de geestelijke kracht, heeft men in het kerkelijke christendom verstoffelijkt en geïdentificeerd met Jezus. Zie hierover vooral J. Slavenburg, De verloren erfenis. Zie ook paragraaf 16, waarin Christus meer is dan de optelsom van Jezus en Nazarener.
Overigens wordt hier Nazoreeër en Nazarener naast elkaar gebruikt. (212)
31. Hier kan mee bedoeld zijn dat mensen zichzelf offeren aan (de materiële en psychische) god door hun materiële en emotionele banden met en hun gehechtheid aan de stof.
32. Letterlijk: 'komt tot stand door adem'. Hiervoor heeft men het Griekse woord pneuma gebruikt, dat naast geest ook 'inblazing', 'adem' betekent. Zie de volgende zin.
33. Een woordspeling op het Griekse pneuma (geest, maar ook adem) in de voorgaande zin (zie vorige noot), hoewel hier het Koptische woord nife (adem) is gebruikt. Zie ook paragraaf 30.
34. Ook in het eerste van de Twee Jeu-boeken (gnostische teksten die in de achttiende eeuw werden gevonden) is sprake van 'de wereld kruisigen', dat wil zeggen de materie oprichten tot de geest (transfor-
meren).
35. In paragraaf 28 is al over Sophia als de onvruchtbare gesproken. Als bruid van Christus zal ze weer het pleroma betreden. De aardse bruid van Jezus was Maria Magdalena (zie daarvoor o.a. J. Slaven-
burg, Een ander testament. Onbekende geschriften over het leven van Jezus en zijn geheime leringen, Deventer 1991, p.72-74). Het is een spiegeling van de hemelse bruiloft.
36. Vrij vertaald: "De Heer zei: Gelukkig hij die (met Christus) preëxisteerde voordat hij tot bestaan werd geroepen. Want hij die bestaat, is en zal zijn." [Namelijk: de eeuwige geest (Freek)]
37. De lichamelijke eenwording of geslachtsgemeenschap (hier wat negatief 'bevlekking' genoemd) is een beeld van de geestelijke eenwording (het bruidsvertrek).
38. "De afbeelding (of: afspiegeling - in manicheese teksten ook wel 'afglans' genoemd) van het geestelijke is het zelf.
39. In sommige gnostische 'systemen' is 'het midden' de wachtkamer van het pleroma; de plaats ook waar Christus en Sophia zich verenigen voordat zij het pleroma betreden. Hier wordt echter met het midden bedoeld - zoals Wilson (p.124) terecht opmerkt - de toestand waarin de mens geraakt die van het geestelijke pad is afgeweken. In de Valentiniaanse gnosis kende men het onderscheid tussen
- pneumatici (mensen die met geest bezig waren),
- psychici (gelovige mensen die hun best deden zoals de katholieken maar de geest ontbeerden) en
- hylici, mensen die zich louter en alleen met de materie bezighielden.
De laatste twee wisten niet beter en konden het zich permitteren af te dwalen. Voor de pneumaticus geldt 'noblesse oblige', vanuit een bewuste staat de geest negeren leidt tot een afschuwelijke toestand (het midden). (213)
40. Door de vele tekstlacunes is deze paragraaf uiterst moeilijk te vertalen. Schenke vertaalt de eerste zin met: 'Een apostolisch man die in Azië was...'; Till en Wilson volgen hem in deze vertaling. Ménard, die hier in grote lijnen gevolgd is, oppert dat dit een vertaalfout is. Luttikhuizen sluit zich bij de laatste aan.
'Al'. De aardse realiteit bestaat bij de gratie van de hemelse realiteit; ze leidt tot bewustwording van de mens en het inzicht dat deze realiteit - eigenlijk een schijnwereld is. Doch is deze toestand noodzakelijk omdat alleen de bewustwording van de mens in de (schijn)wereld - hier 'afbeelding' 'genoemd - kan leiden tot bewustwording van de geestelijke wereld. God wordt zich bewust door den mens.
42. De éénwording.
43. Cursivering door de vertalers.
44. Het is iedere mens gegeven om een Christus te worden. Ook hier klinkt weer de Valentiniaanse driedeling door: hylici (de 'materiële' mensen) werden soms 'heidenen' genoemd; de psychici (de zielemensen die stonden 'voor de kerkelijke gelovigen) waren christenen; alleen de pheumatici, de mensen die zich bewust waren van de geest in zichzelf, konden Christus worden.
45. Het Griekse 'mysterion' is hetzelfde als het Latijnse 'sacramentum'.
46. De splitsing tussen man en vrouw zette krachten in beweging. Naast leven ontstond de (stoffelijke) dood. Maar wie tot wedergeboorte komt, zal de dood overwinnen. In het Evangelie van Thomas zegt Jezus: "Ieder die de betekenis van deze woorden vindt, zal de dood niet smaken," want:
"Als jullie de twee één maakt en als jullie het innerlijk maakt als het uiterlijk, en het uiterlijk als het innerlijk en het boven als het beneden, en als jullie het mannelijke en vrouwelijke één en hetzelfde maakt, zodat het mannelijke niet mannelijk zal zijn en het vrouwelijke niet vrouwelijk… dan zullen jullie in het Koninkrijk binnengaan."
47. Hier is weer sprake van het geestelijk opstandingslichaam [geestgedaante (Freek)] (zie ook paragraaf 19).
48. Letterlijk: bezoedelde vrouwen.
49. De wedergeboorte die tot het bruidsvertrek leidt (zie ook paragraaf 59).
50. Ziel en geest.
51. Letterlijk: pleroma ['volheid'].
52. Bij de doop in de Jordaan werd de mens Jezus overstraald door de Christusgeest. Jezus werd daar Christus. Vooral in de eerste eeuwen leefde dat besef heel sterk in het jonge christendom; later werd dit meer versluierd en ging men (in de vierde eeuw) de geboorte van het Jezus-kind vieren als de geboorte van God. (214)
53. Bedoeld wordt hier Christus als de Preëxistente.
54. Deze gedachte komen we in een aantal vroegchristelijke teksten tegen, zoals in het Evangelie van de Ebionieten. Ook handschrift D van het Evangelie volgens Lucas geeft: "Heden heb ik je verwekt" (zie o.a. J. Slavenburg, De verloren erfenis, p.30 e.v.).
55. Jezus.
56. Bedoeld wordt: geestelijk lichaam.
57. Bedoeld wordt: een kosmische maagd.
58. Symbolisch uitgedrukt door Sophia na haar 'val' weer in de volheid binnen te voeren.
59. Door een ernstige beschadiging van de papyrus is een vertaling heel moeilijk. Dat geldt ook voor de eerste strofen van de volgende paragraaf.
60. Van de doop.
61. Door Jezus.
62. De kennis van goed en kwaad; letterlijk: gnosis.
63. Vaak beriepen esoterische, spirituele christenen (gnostici) zich op de apostolische traditie en bestreden, dat deze alleen door kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders opgeëist zou kunnen worden.
64. Een vreemdeling voor de (materiële) wereld.
65. Bedoeld wordt: de demiurg.
66. Letterlijk staat er: 'De vereniging in deze wereld is die van man en vrouw, op de plek van kracht en zwakte.' Wij hebben hier de vertaling van Luttikhuizen gevolgd die zeer goed te verdedigen is, vooral als we denken aan het citaat uit Asclepius dat bij Nag Hammadi gevonden is en waar we lezen: "Wanneer je nu metterdaad dit mysterie wilt aanschouwen, kijk dan naar de wonderbaarlijke afbeelding (daarvan),
de gemeenschap die plaatsvindt tussen man en vrouw. Wanneer die een hoogtepunt bereikt, schiet het zaad tevoorschijn. Op dat ogenblik ontvangt 'de vrouw de kracht van de man, en op zijn beurt ontvangt de man de kracht van de vrouw, omdat het zaad dit bewerkstelligt."
67. Hiermee wordt de symbolische reis van de ziel langs de wachters van de hemelsferen bedoeld.
68. Hemelwachters.
69. Zie de aantekeningen bij paragraaf 52.
70. Letterlijk: gnosis. Verderop in deze paragraaf is gnosis onvertaald gelaten.
71. In de oorspronkelijke tekst vinden we een moeilijke constructie waarin tweemaal 'zij baart' voorkomt. Voor de duidelijkheid is dit hier vereenvoudigd.
72. Letterlijk: logos (verstand, gedachte, woord, spreken, rede).
73. Letterlijk: logos.
74. Letterlijk: logos.
75. '(behoeft)' is in de oorspronkelijke tekst waarschijnlijk weggevallen. (215)
76. Letterlijk: pneuma (geest, adem).
77. Vertaling van deze paragraaf is onzeker door tekstlacunes.
78. De wereld.
79. Wie het goed gaat.
80. Luttikhuizen vertaalt hier: "De slaven zal hij de eerste beginselen bijbrengen en de kinderen het volledige (onderricht) geven." Layton improviseert: "De slaven krijgen de eerste les (dat is een enkele scho-
tel), terwijl de kinderen het volledige maal krijgen."
81. In deze paragraaf staat 'scheppen' voor (lichamelijk) voortplanten, daarom worden de kinderen hier ook 'werken' genoemd. 'Voortbrengen' is in dit verband geestelijk bedoeld, het doen ontstaan.
82. Letterlijk: pleroma.
83. De mensen.
84. Letterlijk: eon. (216)
terug naar de Inhoud
4. Samenvatting van het Evangelie van Philippos
[10] Licht en duisternis, leven en dood, de rechtsen en de linksen zijn broeders van elkaar [tegendelen].
Zij kunnen niet los van elkaar worden gezien. Het is daarom dat noch de goeden alleen goed zijn, noch de slechten alleen slecht, leven alleen maar leven is en dood alleen maar dood.
Daarom zal iedereen ontbonden worden tot zijn oorsprong in het begin. Doch zij die boven de wereld verheven zijn, kunnen niet ontbonden worden; ze zijn eeuwig.
[11] Namen die aan aardse dingen gegeven worden, zijn misleidend; want ze ontlenen hun betekenis aan onvergankelijke zaken en worden gebruikt voor vergankelijke dingen. [De geest is het uitgangspunt! (Freek)] Wie het woord 'god' hoort, denkt hier niet aan het onvergankelijke, maar is aan het vergankelijke gaan denken [Door de geestestoestand van onbewuste vereenzelviging met dat vergankelijke (Freek)].
Zo is het ook met 'de vader' en 'de zoon', en 'de heilige geest' en met 'leven' en 'licht' en met 'opstanding' en 'gemeenschap' 8) en al het andere. Men denkt niet meer aan het [onvergankelijke], maar alleen aan het vergankelijke, [tenzij men] het onvergankelijke heeft leren kennen [en beheersen (Freek)].
[Doch de sterfelijke mensen die] in deze wereld zijn, zijn het slachtoffer van [vele dwalingen. Als ze] in de eon [zouden zijn], zouden namen nooit in de wereld gebruikt worden en zouden ze ook niet met aardse dingen worden verward. Ze hebben een einde in de eon.
[Eon betekent hier naast 'tijdperk' en 'geestelijk wezen' ook: de geestelijke wereld. (Freek)]
[12] De waarheid is eenvuldig. Ze is echter omwille van ons hier veelvuldig, om ons in haar liefde door die veelvuldigheid heen tot één naam te brengen. [Op aarde heerst verdeeldheid, waardoor alles vraagstukken oplevert die moeten worden opgelost, waardoor de geest groeit in het gebruiken van zijn geestelijke vermogens. (Freek)].
[13] Krachten 9) wilden de mens misleiden, omdat ze zagen dat hij verwant is aan het werkelijk goede. Ze ontnamen aan het goede zijn naam en gaven die aan het niet-goede om hem (de mens) door 'deze namen zo te misleiden dat hij zich aan het niet-goede zou hechten.
Slechts de genade kan bewerkstelligen dat ze (de mensen) zich van het niet-goede los zouden maken en zich tot het goede wenden zodra ze daarvan kennis krijgen. [zie bij 12] Want ze (de machten) wilden de vrije mens gevangennemen en hem voor eeuwig tot slaaf maken.
[19] 'Jezus' is een verborgen naam. 'Christus' is een openbare naam. [De hogepriester, koning en profeten waren 'gezalfden', 'masjach: messias of Christus. Het was een titel. (Freek)]. Daarom komt 'Jezus' in geen enkele taal voor. 'Jezus' is zijn eigen [persoonlijke] naam - zoals hij genoemd wordt.
[22] Niemand zal een voorwerp van grote waarde in een kostbaar ding verstoppen, maar vaak heeft iemand ontelbare duizenden verborgen in een ding dat nog geen stuiver waard is. Zo is het ook met de geest. Zij is een kostbare schat, maar ze is in een nederig lichaam gekomen.
[23] Daarom heeft Jezus gezegd: "Wie mijn vlees niet eet en mijn bloed niet drinkt, heeft geen leven in zich." Wat betekent dit? Zijn 'vlees' is het Woord en zijn 'bloed' de Heilige Geest. Wie dat ontvangen heeft, heeft eten en drinken en is bekleed.
Ik bestrijd echter ook de anderen die zeggen: "Het (vlees) zal niet opstaan." Ze hebben allebei ongelijk.
Als je zegt: "Het vlees zal niet opstaan," zeg me dan wat wel zal opstaan, opdat we aan jou de eer laten.
Als je zegt: "De geest in het vlees zal opstaan" en "dat is ook de lichtdruppel in het vlees, het is ook de Logos in het vlees," dan is dat ook iets dat in het vlees is.
Want wat je ook zegt, je noemt niets buiten het vlees. Het is noodzakelijk om in dit vlees op te staan, omdat alles daarin aanwezig is!" 17)
[Hier zou de geestgedaante kunnen zijn bedoeld, waarnaar het stoffelijke lichaam is gevormd. In feite is het de geestgedaante, waarin de geest opstaat, waarna God uit zijn schepping stof aantrekt om het stoffelijke lichaam te vormen (Freek)].
[26] Jezus heeft alles in het geheim gedragen. Hij openbaarde zich namelijk niet zoals hij [in werkelijkheid] was, maar hij openbaarde zich, zodat hij kon worden gezien. [...] Hij openbaarde zich aan [allen]. Aan de groten [openbaarde] hij zich groot, aan de kleinen klein, [...] aan de engelen als cen engel en aan de mensen als mens. Daarom was zijn woord voor iedereen verborgen.
Slechts enkelen hebben hem gezien en toen gedacht, dat ze in hem zichzelf zagen.
"Toen hij zich in heerlijkheid aan zijn leerlingen openbaarde op de berg, was hij niet klein. Hij was groot geworden. Maar hij maakte ook de leerlingen groot zodat ze konden zien dat hij groot was."
Op de dag van het avondmaal zei hij: "U [de Vader] die het volkomene, het licht, verenigd heeft met de Heilige Geest, verenig ook de engelen met ons, de afbeeldingen daarvan [afbeeldingen van Gods heilige geest (Freek)]."
[28] De hemelse mens heeft meer kinderen dan de aardse mens.
Als de kinderen van Adam vele zijn en sterven, hoevele meer zijn dan de kinderen van de volkomen mens die niet sterven, maar steeds weer worden geboren [wijst op het bestaan van wedergeboorte (Freek)]. (178)
[30] Allen die in de wereld worden geboren, worden door de natuur voortgebracht.
De anderen worden door [de Geest] voortgebracht. Zij die door deze worden voortgebracht [roepen] vandaar naar de mens, [met de boodschap] van de belofte, die van boven komt [Je bent in wezen een menselijke geest in een stoffelijke levensvorm (Freek)].
[31] [Zo een mens zal] door het Woord uit de mond [van de Vader het leven vinden]. Zodra het Woord van boven komt, kan de mens zich met dat Woord, dat door de mond van de Vader uitgaat, voeden en volkomen worden. [De door God begeleide zelfverwerkelijking (Freek)].
Zo worden de volkomenen zwanger en baren door een kus. Daarom ook kussen wij elkaar. We worden zwanger door de genade die we elkaar mededelen. [het 'baren' is de 'wedergeboorte' door zelfverwerkelijking (Freek)].
[37] Wat de vader bezit, behoort aan de zoon. Maar zolang de zoon nog klein is, wordt hem het zijne niet toevertrouwd. Wanneer hij echter tot man wordt, geeft zijn vader hem alles wat hij bezit.
[40] De Heilige Geest weidt ze allemaal en heerst over alle machten, de gehoorzame, de wilde en de opzichzelfstaande. Want hij omringt ze, sluit ze in, zodat [ze (zelfs) als ze dat zouden] willen [niet kunnen ontsnappen]. [Alle geschapen geesten zijn verdichtingen uit en in de goddelijke algeest (Freek)].
[44] Het is voor iemand niet mogelijk iets te zien van de dingen die werkelijk bestaan, tenzij hij eraan gelijk wordt. Zo gaat het niet met de mens in de wereld: hij ziet de zon: zonder een zon te zijn, en hij ziet de hemel en de aarde en alle andere dingen zonder deze dingen te zijn.
Zo gaat het wel met de plaats van de Waarheid. Je zag iets van die plaats en je werd er gelijk aan. (182)
Je zag de Geest en je werd Geest. Je zag Christus en je werd Christus. Je zag [de Vader] en werd tot Vader.' 27)
Daarom zie je [hier] alles en niet jezelf, maar daar zie je jezelf en wat je ziet, zul je [worden].
[45] Vertrouwen 28) ontvangt, liefde 29) geeft.
Want als iemand niet uit liefde geeft, heeft hij zelf niets aan wat hij heeft gegeven.
[55] Sophia die ze 'de onvruchtbare (wijsheid)' noemen, is de moeder [van de] engelen en de metgezellin van de [Heer]; als zodanig heet ze Maria Magdalena. 35)
[Jezus hield op een andere wijze] van Maria dan van [de andere] leerlingen en hij kuste haar vaak.
[58] De voortreffelijkheid van de mens is niet zichtbaar, maar een verborgen [geestelijke] werkelijkheid.
[60] Het mysterie van het huwelijk is groot. Want [zonder het huwelijk] zou de wereld niet [bestaan]. Het bestaan [van de wereld] berust op de mens en het bestaan van de mens berust op het huwelijk. (186)
Heb weet van de 'onbevlekte' [liefdevolle] gemeenschap, want deze heeft grote macht. Haar beeld is dat van de lichamelijke bevlekking [bevruchting]. 37)
[61] Tussen de gestalten van onreine geesten zijn mannelijke en vrouwelijke.
De mannelijke geesten hebben gemeenschap met geesten die in een vrouwelijke gedaante wonen; de vrouwelijke vermengen zich in gemeenschap met die welke in een mannelijke gedaante wonen. Niemand zal aan hen kunnen ontsnappen als hij nog vastgehouden wordt en als hij niet een mannelijke heilige kracht dan wel een vrouwelijke heilige kracht ontvangt, namelijk de bruidegom of de bruid.
Die krachten nu ontvangt men vanuit het symbolische bruidsvertrek.
Want het is duidelijk dat hij boven de begeerte van [het vlees] en de angst is uitgestegen.
Hij is meester over [zichzelf], en hij is verheven boven de afgunst.
[68] Als iemand hen niet daadwerkelijk ontvangt, zal hem ook de naam worden afgenomen.
Men ontvangt hen in de zalving van [de Volheid] en de kracht van [het kruis], die onze apostelen 'de rechtse en de linkse' noemden. Zo iemand is niet langer meer een christen maar een Christus. 44)
[69] Hij zei: "Mijn Vader is in het verborgene." Hij zei: "Ga je kamer in en sluit de deur achter je, en bid tot je Vader die in het verborgene is." Dat wil zeggen: die in ons aller innerlijk is [de menselijke geest is immers een verdichting uit en in de goddelijke algeest (Freek)].
Want dat wat binnen ons is, dat is het 'pleroma' [de volheid, de algeest (Freek)]. Voorbij dat is er binnen niets meer. Het is dat waarvan men zegt: "Wat boven ons is."
[71] Toen Eva nog in Adam was [als verenigde tweelinggeest (Freek)], was er geen dood. Toen zij zich van hem scheidde, ontstond de dood. Als zij weer in hem gaat en hij haar weer in zich opneemt, zal er geen dood meer zijn. 46)
[De geestestoestand van de verenigde en de gedeelde tweelinggeesten Adam en Eva om beiden apart de gegenheid te geven zich persoonlijk te ontwikkelen (Freek)].
[De Heer stond op] uit de dood. Hij leek sterk op hoe hij] was, maar [zijn lichaam was nu] volmaakt.
[Hij bezat een lichaam] van vlees, maar dit vlees is het ware vlees, [de geestgedaante nam stof uit de omgeving op om dat lichaam te vormnen (Freek)] [terwijl ons vlees] niet het ware is doch [slechts] een afbeelding van het ware. 47)
[74] Uit de Heilige Geest zijn we inderdaad geboren, maar we worden opnieuw geboren door Christus.
In beide gevallen worden we gezalfd door de Heilige Geest.
Als we opnieuw geboren worden [de zelfverwerkelijking (Freek)], worden we weer verenigd [de hereniging (Freek)]. 49)
[77] Zij die zich met het volkomen licht hebben bekleed, worden door de machten niet gezien en kunnen ook niet worden tegengehouden.
Wie zich in het mysterie met licht bekleedt [de zelfverwerkelijking (Freek)], zal tot eenwording kunnen komen [de hereniging (Freek)].
[78] Als de vrouw zich niet van de man had afgescheiden, zou ze niet met de man sterven. Met deze scheiding begon de dood. [De scheiding van de tweelinggeesten was nodig om beiden apart in de stof een geestelijke ontwikkeling te laten meemaken. in de stof kwam de stoffelijke dood (Freek)].
Christus is gekomen om de scheiding, die in het begin is ontstaan, weer ongedaan te maken, de twee weer te verenigen en leven te geven aan hen, die in de scheiding gestorven zijn en hen weer te verenigen.
[Door Jezus' geestelijke ontwikkeling wordt de hereniging mogelijk en wordt de stof en daarmee de dood overbodig (Freek)].
[79] Want vrouw en man 50) verenigen zich met elkaar in het bruidsvertrek. En zij die zich in het bruidsvertrek hebben verenigd, zullen niet meer van elkaar worden gescheiden. [Na de aparte, geestelijke ontwikkeling wordt het geestelijke huwelijk van man en vrouw voor goed hersteld (Freek)].
[80] Adams ziel is ontstaan uit adem, die de metgezellin van de geest is. [De geest is met zijn geestelijke vermogens werkzaam, o.a. in de vorm van de adem; die werkzaamheid vormt ook de uitstraling die de ziel is] De adem die hem is ingeblazen, is afkomstig vanuit de moeder [God als de moeder (Freek)].
[81] Jezus ontving [bij zijn doop in de] Jordaan de volheid [van het Koninkrijk] der Hemelen. 52)
Hij die [reeds was, vóór] het Al, 53) werd opnieuw verwekt. 54)
[Hij die tot zoon geworden was], werd opnieuw gezalfd. Hij 55) die verlost was, verloste anderen.
Levensboom (Olijfboom)
[92] Maar de levensboom staat in het midden van het Paradijs. Het is de olijfboom, die de zalvingsolie voortbrengt; [dankzij dit] is er de opstanding.
[94] God [schiep] een paradijs. De mens [leefde in het] paradijs.
Daar was [geen scheiding tussen (hen), want de mens leefde in het aangezicht] van God. [In de wereld zijn het de mensen die zich afgescheiden hebben].
Dit paradijs [is de plaats waar] mij gezegd zal worden: "[Eet] dit of eet dit niet, [zoals je zelf] wilt."
Dit is de plaats waar ik van alles zal eten, omdat hier de boom der kennis 62) is.
Die daar doodde Adam, maar hier heeft de boom der kennis de mens levend gemaakt [dus: de levensboom (Freek)]. (196)
[96] De Vader was in de Zoon en de Zoon in de Vader.
Dit is het Koninkrijk der Hemelen.
[99] Want niets in de wereld is onvergankelijk. Onvergankelijk zijn alleen de kinderen (van God).
Niemand zal tot onvergankelijkheid kunnen komen, als hij niet weer tot kind wordt.
Wie niet in staat is om te ontvangen [als een kind (Freek)], zal nog minder in staat zijn om te geven.
Zelfkennis
[105] Zou niet elkeen, die alles bezit, geheel zichzelf moeten kennen? Want: wie zichzelf niet kent, zal niet genieten van wat hij bezit. Maar wie zichzelf heeft leren kennen, zal ervan genieten. (199)
[107] We moeten [volkomen mensen] worden, voordat we [de wereld] verlaten.
Wie alles ontvangen heeft [zonder langs] deze plaatsen 68) te geraken, zal die plek [niet kunnen bereiken], maar hij zal als een onvolkomene [naar het 'midden' gaan]. 69) Alleen Jezus kent het einde van zo iemand.
[108] De heilige mens is helemaal heilig, want als hij het brood ontvangen heeft, zal hij dat heiligen, evenals de kelk of wat dan ook, zal hij heiligen. Waarom zou hij dan ook niet het lichaam heiligen?
[110] Wie de kennis 70) van de waarheid bezit, is een vrij mens.
Maar de liefde bouwt op. Want wie een vrij mens geworden is door de gnosis, is door de liefde een dienaar voor hen die nog niet door de vrijheid van de gnosis zijn verhoogd. Gnosis stelt hen dan in staat om vrije mensen te worden.
De liefde [eigent zich] niets toe, want: waarom [zou ze zich iets toeëigenen? Alles is immers] van haar! Ze zegt niet: [Dit is is van mij] of: dat is van mij, [maar] ze zegt: het is van jou.
[112] Maar jullie, die zijn met de Zoon van God: houd niet van de wereld, maar bemin de Heer, opdat wat jullie voortbrengen geen gelijkenis vertoont met de wereld, maar lijkt op de Heer.
[113] De mens vermengt [verenigt] zich met de mens. Het paard vermengt zich met het paard, de ezel vermengt zich met de ezel. Al het gelijksoortige vermengt zich met elkaar.
Zo vermengt de geest zich met geest, het woord verenigt zich met het woord, [en het licht] met het licht.
[Als je] mens wordt, [zal de mens] je liefhebben, als je [geest] wordt, zal de geest zich met je verenigen;
als je verstandig 72) wordt, zal het verstand 73) zich met je vermengen, als [je licht wordt, zal het] licht zich met je verenigen, als je wordt als die boven zijn, zullen zij die boven zijn, in je rusten.
Als je paard wordt of ezel, stier, hond, schaap of een van de andere dieren die buiten en onder ons leven, zal noch de mens, noch de geest, noch het verstand 74), noch het licht, en evenmin dat wat boven is en in het binnenste is, je kunnen liefhebben. Ze zullen niet in je kunnen rusten en je zult geen deel aan hen hebben. (202)
De geestelijke vermogens
[115] De landbouw in de wereld (behoeft) 75) vier krachten: dankzij water, aarde, wind 76) en licht.
Zo kent ook Gods landbouw vier krachten: geloof, hoop, liefde en gnosis.
Onze aarde is het geloof waarin we geworteld zijn; het water is de hoop waar we ons mee voeden;
de wind is de liefde waardoor we groeien; en het licht is de gnosis waardoor we [rijpen].
[Dit is een beschrijving van een geestelijke ontwikkeling door geestelijke vermogens (Freek)].
[116] De genade is [als het zaad van] een land[man]; dat wortel schiet in de aarde en reikt naar [de hemel]. 77) Gezegend is hij die geen ziel [in dwaling gevoerd heeft]: dat is Jezus Christus.
Hij is naar de ganse plaats 78) toegegaan en heeft niemand belast. Daarom is iemand als hij gezegend,
want hij is een volkomen mens. Hij [Jezus Christus] is immers het Woord.
De zelfverwerkelijking
[117] Vraag ons over hem, want het is moeilijk 'zichzelf te verbeteren'. Hoe zullen we in staat zijn zo'n groot werk te volbrengen?
['Zichzelf verbeteren' is de beschrijving van een geestelijke ontwikkeling (Freek)]
[118] Hoe zal men in staat zijn ieder rust te geven? Allereerst en vooral is het onjuist iemand verdriet te doen of hij nu groot is of klein, ongelovig of gelovig. Men is slechts in staat rust te geven aan hen, die met het goede vertrouwd zijn.
Sommigen denken er voordeel bij te hebben rust te geven aan wie het goed gaat. Maar iemand die weldoet, mag zo iemand geen rust geven, (203) want dan gaat dit tegen diens eigen wil in. Hij kan geen leed berokkenen, omdat hij hen 79) niet terneer drukt [niet door anderen neer te halen zichzelf te verhogen (Freek)].
Maar hij berokkent wie het goed gaat toch vaak verdriet. Niet hij doet dat echter; het is hun eigen verdorvenheid die hen leed berokkent. Hij die de natuur van het goede bezit, schept vreugde in het goede.
Daardoor hebben sommigen onnodig verdriet.
[Door goed te zijn en te doen, wordt een mens een wandelend geweten voor anderen (Freek)].
Wie schept, werkt [in het openbaar] en hij is zelf [zichtbaar].
(Maar) wie voortbrengt, [werkt] in het [verborgene] en hij is zelf [verborgen.
De schepping is slechts] een nabootsing. Wie schept, [doet dat] openlijk.
Wie voortbrengt, [brengt] zijn kinderen voort in het verborgene.
[122] Zo weet niemand op welke dag de [man] en vrouw zich met elkaar verenigen, behalve zijzelf.
Want het huwelijk in de wereld is een mysterie voor hen die een vrouw hebben genomen. Als het huwelijk der bevlekking [bevruchting] al verborgen is, hoeveel te meer is dan het onbevlekte [geestelijke] huwelijk een waarachtig mysterie. Het is niet vleselijk maar zuiver. Het heeft niet te maken met de begeerte [zintuiglijk] maar met de wil [geestelijk].
Het heeft niet te maken met het donker van de nacht, maar met de dag en het licht.
"Onwetendheid is de bron van alle kwaad."
Sokrates, Griekse filosoof (469-399 v.Chr.)
[123] "De on(wetendheid) is de moeder van [alle kwaad] [Sokrates (Freek)] 'De onwetendheid [is de voortbrenger van de dood]. Ze hakt niet om - want wat omgehakt wordt, pleegt weer uit te lopen - maar de bijl dringt diep in de grond, totdat zij de wortel blootlegt.
Jezus heeft de wortel van de gehele plaats (de wereld) losgetrokken, anderen deden dit slechts gedeeltelijk. Wat onszelf betreft: laat ieder van ons graven naar de wortel van het kwaad in zichzelf en het met wortel en al uit zijn hart wegrukken.
[Geestelijke ontwikkeling door begeleide zelfverwerkelijking (Freek)].
Het kwaad kan alleen worden weggerukt als we het kennen. Als we het niet kennen, schiet het wortel in ons en brengt het vruchten voort in ons hart, dan beheerst het ons en zijn wij zijn knechten.
Het neemt ons gevangen en laat ons dingen doen die we niet willen en wat we willen, doen we niet. Het blijft machtig, omdat we het niet hebben herkend. Zolang het er is, is het werkzaam.
De onwetendheid is de moeder van alle kwaad. De onwetendheid is de voortbrenger van de dood.
Zij die uit [de onwetendheid] voortkomen, hebben niet bestaan, [bestaan] niet en zullen niet bestaan. De onwetendheid is een slavin.
Het Woord heeft gezegd: "Als jullie de waarheid kennen, zal de waarheid jullie vrijmaken."
De gnosis is vrijheid. Als we de waarheid kennen, zullen we de vruchten van de waarheid in onszelf oogsten. Als we ons met haar verenigen, zal ze ons in volheid 82) ontvangen.
[124] Vandaag de dag bezitten we de zichtbaarheden van de schepping. En we zeggen:'Dat zijn machtige zaken, die heel waardevol zijn.' De verborgenheden lijken echter zwak en worden geminacht. Zo is het 'daadwerkelijk als de werken van de waarheid' in de zichtbare wereld komen. Dan zijn ze zwak en worden ze geminacht.
[Door de onbewuste vereenzelviging ligt de nadruk op de wereld en niet op uitingen van de geest (Freek)]
Verborgen echter zijn ze sterk en waardevol. De mysteriën van de de waarheid: in symbolen en afbeeldingen. Het bruidsvertrek zelf is verborgen. Het is het heilige der heiligen.
Zolang het verborgen is blijft het kwaad weliswaar zonder effect, maar is het nog niet verwijderd uit het midden van het zaad van de Heilige Geest. Daardoor zijn zij 83) slaven van het kwaad. Maar als het volkomen licht zich openbaart, zal dat zich over iedereen uitstorten en allen die erin zijn, zullen [ermee gezalfd] worden. Dan zullen de slaven vrij zijn en de gevangenen worden verlost. (209)
(De Heer zei:)
[126] "Elke plant die mijn hemelse Vader niet heeft geplant, zal worden uitgerukt.'
Zij die gescheiden zijn, zullen vol gemaakt en verenigd worden. Allen die het bruidsvertrek [betreden], zullen zich [met het licht verenigen. Ze verenigen zich echter niet op de wijze] als in [het zichtbare] huwelijk dat 's nachts plaatsvindt. [Dat] vuur [brandt alleen] 's nachts en dooft uit.
De mysteriën van het heilige huwelijk [hieros gamos, het geestelijke huwelijk] voltrekken zich daarentegen overdag en in het licht [op bewuste wijze (Freek)]. Die dag en zijn licht gaan nimmer ten einde.
[127] Als iemand kind van het bruidsvertrek wordt, zal hij dat licht ontvangen. Als iemand het niet ontvangt in de tijd dat hij op deze plaatsen is, zal hij het ook niet kunnen ontvangen op die andere plaats.
Wie dat licht ontvangen heeft, zal niet gezien kunnen worden. Evenmin zal hij door iemand vastgehouden of gekweld kunnen worden; of hij nu in de wereld vertoeft of de wereld verlaat.
Hij heeft de waarheid al in afbeeldingen ontvangen. De wereld is voor hem de eeuwigheid 84) geworden, want de eeuwigheid is voor hem het pleroma. Ze is aan hem, die weer tot één geworden is, geopenbaard:
niet verborgen in de duisternis en de nacht, maar verborgen in een volmaakte dag en een heilig licht. (210)
terug naar het literatuuroverzicht
^