J. Slavenburg en W.G. Glaudemans - Nag Hammadi geschriften 1
Uitgeverij Ankh-Hermes, 1994, ISBN 9020219499(schuin is van mij, Freek)
Inhoud
Inleiding
De vondst
De gnosis
Hij is de onzichtbare Geest
De schepping
De hemelreis
De Lessen van Sylvanus
Het Evangelie van Maria Magdalena
Inleiding
De vondst
Bijna vijftig jaar geleden, in december 1945, werd in Boven-Egypte bij de plaats Nag Hammadi een opmerkelijke vondst gedaan. Een Arabische boer, Muhammed Ali al-Samman, die naar teelaarde aan het zoeken was aan de voet van het Jabal-al-Tarif-massief vond daar een kruik. Later vertelde hij over deze vondst: "Rond zes uur 's morgens, toen ik aan het werk ging, vond ik plotseling deze kruik. En nadat ik hem gevonden had, kreeg ik het gevoel dat er wat in zat. Dus bewaarde ik de pot en omdat het die ochtend koud was... besloot ik hem achter te laten en later weer op te halen om te kijken wat erin zat. In feite ben ik diezelfde dag nog teruggegaan en ik sloeg de kruik stuk. Maar eerst was ik een beetje bang, omdat er wel eens wat in zou kunnen zitten, een jinn, een boze geest. Ik was alleen toen ik de kruik stuksloeg. Ik wilde wel dat mijn vrienden erbij zouden zijn. Nadat ik hem stukgeslagen had, ontdekte ik dat er een boek met verhalen in zat. Ik besloot mijn vrienden op te halen om hun het verhaal te vertellen. Wij waren met zijn zevenen en we beseften meteen dat dit iets te maken had met de christenen. En wij zeiden dat wij er eigenlijk totaal niets aan hadden, voor ons was het gewoon waardeloos. Dus heb ik het hier naar de geestelijke leider gebracht en deze zei dat wij er werkelijk niets mee konden doen. Voor ons was het gewoon rommel. Dus heb ik het mee naar huis genomen. Sommige zijn verbrand en ik heb geprobeerd er een paar van te verkopen."
Uit de kruik kwamen maar liefst 13 codices (lederen banden) met daarin 52 geschriften tevoorschijn. Door een aantal omstandigheden heeft het daarna nog een aantal jaren geduurd voordat het nieuws over deze spectaculaire vondst doorsijpelde. In het zwarte circuit werden door antiquairs goede zaken gedaan. Vervolgens ontbrandde er een strijd tussen geleerden die probeerden de teksten zo lang mogelijk voor zichzelf te houden om na een aantal jaren met de eerste publikaties te kunnen komen. De Nederlandse hoogleraar Gilles Quispel, die altijd geijverd heeft voor een goede, voor iedere wetenschapper beschikbare, uitgave van alle codices (banden), kan nog vele jaren daarna smakelijk vertellen hoe hij op het spoor kwam van de vondst:
Op een dag werd ik opgebeld door Josef Jansen, de egyptoloog, die vertelde dat een zekere Jean Doresse, een Fransman, bij hem (11) was die iets over opgravingen in Egypte aan het vertellen was waar ik zeker belangstelling voor zou hebben. Ik erheen en daar ontmoette ik Jean Doresse... (die) het over papyrusvondsten had. En wel de vondst bij Nag Hammadi. Ik werd toen erg enthousiast en schreef daarover aan Jung, van wie ik wist dat hij daar ook belangstelling voor koesterde. En toen de wetenschappelijke uitgaven van die belangrijke teksten volledig stopten omdat de Fransen daar in Egypte nogal erg koloniaal optraden en de Egyptenaren dus niet met de Fransen in zee wilden gaan (en zeker niet met Doresse, aan wiens kundigheden zij twijfelden), toen ben ik in staat geweest dankzij de hulp van Jung en een van zijn medewerkers op 10 mei 1952 de Codex Jung aan te kopen, die anderhalf jaar in de hoek van deze kamer heeft gelegen. En er was geen hond die zich ervoor interesseerde.
Pas in 1950 verscheen er voor het eerst een uitgebreide beschrijving van de vondst door de Franse geleerde Henri-Charles Puech. Toch bleef de belangstelling uiterst gering. Tweeëneenhalve maand na de aankoop van Quispel viel het Egyptische koningshuis en dat was er de oorzaak van dat een deel van de teksten, die nog in Egypte verbleven, tot de herfst van 1956 in een kluis verdwenen. Een ander deel, met onder andere het beroemde Evangelie van Thomas dat door de Egyptische regering teruggevorderd was van een Cypriotische antiquair, zat jarenlang in een koffer die rondslingerde op het kantoor van de directeur van het Koptisch museum in Egypte. Pas in de jaren 1972 tot 1977 konden, onder andere door de inzet van de Amerikaanse geleerde James M. Robinson en door bemiddeling van de Unesco, alle nog niet verloren gegane geschriften gefotografeerd worden ten behoeve van een facsimile-uitgave die geleerden over de gehele wereld in staat stelde de teksten te onderzoeken en te vertalen. Een integrale vertaling in het Engels kwam ook onder supervisie van Robinson tot stand in het jaar 1977: The Nag Hammadi Library in English. Nu konden ook andere geïnteresseerden kennisnemen van de rijke inhoud van deze geschriften. In diezelfde tijd werden ook de teksten gepubliceerd van vier geschriften die aan het eind van de vorige eeuw in Berlijn opdoken en daarom de titel Berlijnse Codex hebben meegekregen. Opvallend hierbij was dat twee van de vier teksten ook uit de kruik van Nag Hammadi tevoorschijn waren gekomen. Ze zijn alle vier in deze uitgave opgenomen.
Wat opvalt is dat er van verschillende teksten meerdere exemplaren in de kruik van Nag Hammadi zijn gevonden. Zo zijn er bijvoorbeeld drie exemplaren van het Geheime Boek van Johannes. Bij de vraag naar de herkomst van deze geschriften speelt dit element een belangrijke rol. Zoals gezegd zijn alle teksten oorspronkelijk in het Grieks geschreven in de eerste twee eeuwen van onze jaartelling. In een latere fase zijn ze vertaald in het Koptisch, zeker voor het jaar 350 en in deze vorm in Nag Hammadi gevonden. Een particuliere verzameling lijkt wat onwaarschijnlijk, juist door de doublures (12) die voorkomen. De meest gevolgde hypothese is dat monniken van een vrij nabij gelegen Pachomius-klooster ze daar begraven hebben.
In het jaar 367 had namelijk de aartsbisschop van Alexandrië, de immer strijdbare Athanasius, een zogenaamde paasbrief doen uitgaan, waarin hij een opsomming gaf van die geschriften 'die tot de Canon behoren, die ons overgeleverd zijn en waarvan wij geloven dat ze goddelijk zijn... Alleen in deze boeken wordt de leer der goddelijkheid verkondigd.' Deze lijst stemt nauwkeurig overeen met ons Nieuwe Testament. In dezelfde brief waarschuwde Athanasius voor de zogenaamde apocriefe boeken, evangeliën op naam gesteld van een apostel, die door ketters geschreven zouden zijn om 'eenvoudigen van geest op een dwaalspoor te brengen'.
Nu is bekend dat Theodorus, abt van het Pachomius-klooster te Tabannisi opdracht kreeg om de 39e paasbrief te vertalen in de landstaal, het Koptisch en voor verspreiding ervan zorg te dragen. Het blijkt dus dat rond 367 na Chr. het nog nodig was om een opsomming van geschriften te geven die gelezen mochten worden en te waarschuwen voor apocriefe boeken. Een aantal monniken dat op hun pad naar heiligheid innerlijke steun vond bij het lezen van teksten die niet in de Paasbrief worden vermeld, zoals het Evangelie van Thomas en het Evangelie volgens Filippus, of het Geheime Boek van Jacobus of de Verhandeling over de ziel, zou zich hebben kunnen beraden. Nu de repressie groter werd en men in de bibliotheek werken kon vinden die niet tot de canon behoorden, was het gevaar van excommunicatie en daarmee verwijdering uit het klooster, groot geworden. Zo zouden de geschriften, zorgvuldig verstopt in een kruik, het klooster uit gesmokkeld kunnen zijn. De kruik werd begraven aan de voet van een bergmassief, niet ver van het klooster, waarna het bijna zestienhonderd jaar zou duren voordat ze weer opgegraven werd."
terug naar de Inhoud
De gnosis
Wat maakt deze geschriften, buiten hun eerbiedwaardige ouderdom, zo bijzonder? Hoewel ieder geschrift op zijn eigen waarde moet worden getoetst en er zeker onderlinge kwaliteitsverschillen zijn, ligt ons inziens de grootste waarde toch wel hierin, dat we kennis kunnen nemen van een indringende spiritualiteit uit de eerste eeuwen van onze jaartelling, die in de gangbare geschiedenis steeds verder uitgefilterd werd, naar een zijspoor werd verwezen en tenslotte verketterd. Een aantal christelijke teksten uit de kruik van Nag Hammadi leggen een wortelstelsel van onze westerse cultuur bloot, dat door de latere christelijke kerk steeds meer overwoekerd en tenslotte uitgerukt werd.
De gevonden teksten werpen door hun aanvullende karakter een nieuw perspectief op de ontstaansgeschiedenis van het christendom en tonen onder andere een beeld van Jezus van Nazareth, dat door de latere kerkelijke traditie om allerlei redenen is aangetast en vervormd. Na 'Nag Hammadi' moet de geschiedenis van het christendom eigenlijk herschreven worden. En dat is niet gemakkelijk te accepteren voor vele christenen die, zoals Maslow het (13) uitdrukt, "de religieuze symbolen en metaforen concretiseren, die liever kleine stukjes hout vereren dan dat wat de voorwerpen vertegenwoordigen, diegenen, die woordformules letterlijk opvatten en daarbij de oorspronkelijke betekenis van deze woorden vergeten."
Maar ook de niet-christelijke teksten zijn van een grote waarde. Men noemt de Nag Hammadi-geschriften weleens een 'gnostische bibliotheek' en hoewel niet alle geschriften onder die noemer vallen (denk bijvoorbeeld aan het fragment uit De Staat van Plato) is onze kennis over de (antieke) gnostiek sterk uitgebreid na de Nag Hammadi-vondst. Overduidelijk is, wat we al eerder wisten uit de zogenaamde Hermetische Geschriften, dat gnosis niet alleen een christelijk fenomeen is. Gnosis is van alle tijden en we vinden die in vrijwel iedere cultuur. Het Griekse woord gnosis wil zeggen: kennis, inzicht. Daarmee wordt niet de uiterlijke kennis bedoeld, maar innerlijke kennis. Het is de diepe kennis van de grond van ons bestaan. Zoals een volgeling van Valentinus het eens uitdrukte:
Gnosis is de kennis van
- wie wij waren en wat wij zijn geworden,
- waar wij waren en waarin wij zijn geworpen,
- waarvan wij worden verlost en waarheen wij ons spoeden,
- wat de geboorte is en wat de wedergeboorte.
Gnosis betreft de kennis van de samenhang tussen mens en kosmos, en tussen kosmos en God, en tussen God en mens. Het is een kennis die niet aan te leren is, maar van binnenuit aangeboord kan worden. Om echter tot dit intuïtieve weten te geraken, is bestudering van de uiterlijke, exoterische, gegevens een goed middel. Het uiterlijke weten kan de aanzet vormen tot een verdieping naar binnen.
Gnostici hadden het diepe besef dat er een onzichtbare levenskracht was, die zij meestal aanduidden met God, maar soms ook met Geest en met nog vele andere benamingen; want eigenlijk schiet iedere naam tekort en kan het in wezen niet benoemd worden, omdat het van een grootheid en volheid is die binnen menselijke begrippen niet is te vatten. Vandaar ook dat die kracht, die oerenergie vaak in negatieve (dat wil zeggen: ontkennende) termen werd beschreven; het was eenvoudiger te beschrijven wat de onkenbare en onbenoembare God niet is dan wat hij wel is. Zo'n beschrijving vinden we bijvoorbeeld in het Geheime Boek van Johannes, waar we lezen:
terug naar de Inhoud
Hij is de onzichtbare Geest
Men mag Hem zich niet als goden (14) of iets dergelijks voorstellen,
want Hij is grootser dan goden, omdat er niemand bestaat die boven Hem is.
Niemand is heer over Hem en Hij is niemand ondergeschikt, want er is niemand die niet in Hem is.
Hij alleen is eeuwig en heeft geen leven nodig, want Hij is volkomen, onvolmaakbaar,
Hem ontbreekt niets, dat Hem zou kunnen vervolmaken, omdat Hij steeds volmaakt is.
Hij is het licht, Hij is onbegrensbaar, want Hem ging niemand vooraf die Hem kan begrenzen.
Hij is onbepaald, want Hem ging niemand vooraf die Hem kan bepalen.
Hij is onmetelijk, want er is niemand die Hem kan meten.
Hij is onzichtbaar, want niemand heeft Hem gezien.
Hij is eeuwig, Hij bestaat in eeuwigheid.
Hij is onbeschrijfelijk, want het is niemand gelukt Hem te beschrijven.
Hij is onnoembaar, want niemand is Hem voorafgegaan om Hem een naam te geven.
Hij is het onmetelijke licht, zuiver, heilig en rein.
Hij is onuitsprekelijk, volmaakt in onvergankelijkheid.
Hij is niet voleindigd, noch zalig, noch goddelijk, maar overstijgt dit alles verre.
Hij is noch lichamelijk, noch onlichamelijk, groot noch klein.
Over Hem is het niet mogelijk te beantwoorden: 'Wat is zijn kwantiteit?' of 'Wat is zijn kwaliteit?',
want er is niemand die Hem kent.
In niets gelijkt Hij op het bestaande, want Hij is dit verre superieur,
niet dat Hij eenvoudigweg superieur is,
maar dat zijn wezen op zichzelf geen deel heeft aan eonen en tijden.
Wie namelijk deelheeft aan de eonen is daartoe tevoren door een ander gereedgemaakt.
Hem echter is geen tijd toegemeten, want Hij ontvangt niets van anderen die toebedelen,
want zoiets zou slechts een leen zijn.
Want Hij die alle anderen voorafgaat, mist niets wat Hij van hen zou kunnen ontvangen.
Zij zijn het veeleer die verwachtingsvol opzien naar zijn louterende licht.
Want Hij is grootheid, onmetelijke grootheid, eeuwigheid, schenker van eeuwigheden,
leven, dat leven schenkt, gelukzaligheid, die gelukzaligheid schenkt,
kennis, die kennis verschaft, goedheid, die goedheid schenkt,
ontferming, die ontferming en redding biedt, genade, die genadig is,
niet omdat Hij dit alles voor zichzelf heeft, maar omdat Hij het in onmetelijk, oneindig erbarmen uitdeelt.
God, de levensbron, de oerenergie, de kracht waaruit alles voortkomt en waar alles weer naar terugkeert, is in Zijn (of Haar: God overstijgt mannelijk en vrouwelijk) totaliteit niet kenbaar voor alles wat na Hem komt, omdat Hij altijd meer is. Voor de zoekende mens echter is die oerkracht enigszins kenbaar aan de krachten die van Hem uitgaan. In de Bijbel kunnen we bijvoorbeeld lezen dat God liefde is. Vanuit de rust van het absolute zijn is er de dynamische beweging van de uitstraling. Zoals bijvoorbeeld de Zon absoluut is, terwijl we wel zijn stralen kunnen opvangen en ons erin koesteren en er bijvoorbeeld het gewas in tot bloei laten komen. De zon is de rust, de stralen vormen een beweging. Zo gaat er van God, de rust, de stilte, de diepte, een beweging uit.
Talloze krachten ontspringen aan het oerprincipe. Die krachten gaven gnostici namen, zoals waarheid, wijsheid, verstand, goedheid, liefde, leven, gemeenschap, voorzienigheid en vele, vele meer. In de gnostiek duidde men deze namen ook wel aan met eonen, eeuwigheden. Soms ook worden ze (hogere) engelen genoemd.
In de vele geschriften die over de schepping en het ontstaan van de wereld en de mens gaan (deze komen in de tweede band van deze uitgave aan bod) worden die krachten vaak met de filosofische term 'emanaties' aangeduid, uitvloeiingen van God. In zijn overvolheid vloeit God als het ware over. In veel geschriften is ook sprake van scheppingen. De zelf ongeschapene schept hoedanigheden. Ook wordt er wel gesproken van verwekkingen. God verwekt de krachten die een zijnskant van hem/haar weerspiegelen.
Al deze krachten tezamen, al deze afspiegelingen van God, vormen een zuivere sfeer, ook wel aangeduid met lichtwereld en vaker nog met het mooie woord 'pleroma', dat volheid betekent. Maar volheid bestaat niet zonder leegheid. Licht bestaat niet zonder duisternis. Opvallend is de uitspraak van Jezus in het Gesprek met de Verlosser: 'Als iemand niet in de duisternis staat, zal hij niet in staat zijn het licht te zien.' (18)
terug naar de Inhoud
De schepping
De volheid, het licht, God, moet zich bewust worden van zichzelf. Alles rust nog in onbewustheid. Alles is nog in rust. Daar komt verandering in. In de gnostische scheppingsmythen, die parallellen vertonen met de wijsheidsliteratuur en religieuze verhalen over de gehele wereld, vindt er een val plaats. Je zou kunnen zeggen dat één van de krachten van God 'voor zichzelf begint'. Sommigen noemen dat de duivel of Satan; anderen hebben het over Lucifer. Gnostici gebruikten bij voorkeur Sophia. Maar let wel: ook daarin blijft God aanwezig. Het is nooit het totaal andere, het vreemde; wel het vervreemde.
In de gnostische scheppingsmythen wordt het meestal zo voorgesteld, dat er aan de rand van het pleroma, de lichtwereld, een kracht is die vanuit de scheppende beweging tot een individuele scheppingsdaad overgaat. Om preciezer te zijn: de krachten van God, de emanaties, hebben alle een 'mannelijke' en een 'vrouwelijke' kant (en worden daarom wel paargenoten genoemd). Er is uiteraard geen sprake van mannen en vrouwen want het gaat hier om puur geestelijke krachten, geen gestalten (dat hebben sommigen er later wel van gemaakt).
Sophia schept vanuit haar vrouwelijke hoedanigheid zonder contact met haar mannelijke paargenoot. Haar vrucht moet dus wel onvolkomen zijn. Het is de duisternis, het is de chaos. En in de chaos dient ordening (Grieks: kosmos) aangebracht te worden en daarom stelt Sophia een heerser (demiurg, van Gr. demiourgos: bouwer) aan over die duisternis. En die heerser gaat ordenen, gaat scheppen. Er worden andere goden, ook wel (lagere) engelen genoemd, geschapen. Er wordt een kosmos gecreëerd, een zodiak, een zichtbare wereld. En dan zetten de heerser en zijn uit en door hem geschapen krachten (vaak beschreven als zijn zonen) zich aan de schepping van de planeten, de aarde en tenslotte ook de mens.
Een aantal dingen valt nu op: de schepping, zoals die beschreven is in het boek Genesis in de Bijbel, geldt voor de gnostici als de tweede akte in de scheppingsgeschiedenis. Aan Genesis gaat een fase vooraf: het pleroma. De goden (elohim) uit Genesis zijn dus in wezen ondergoden. Jahweh is een 'jaloerse God' omdat er 'boven' hem een hogere God is, een 'onsterfelijk Lichtwezen'. Naar het lichaam is de mens een creatie van die 'ondergod'. Maar zijn diepste kern, zijn geest, is onlosmakelijk verbonden met de lichtwereld van het pleroma. Mythologisch wordt het vaak zo voorgesteld dat de geest er door Sophia, een van oorsprong geestelijke kracht (de vrouwelijke zijnskant van God), ingeblazen is.
Het ontdekken nu van de geest in zichzelf is de weg van de gnosis. Door gnosis kan de mens zijn geest ontdekken. Daarvoor dient hij wel het stoffelijke en het psychische, produkten van de demiurg en zijn helpers, te transformeren, te overstijgen als het ware.
Dit kon leiden tot een negatieve waardering voor het geschapene en een rigoureuze ascese. Sommige Nag Hammadi-geschriften (en andere apocriefen) neigen in deze richting. Maar het kon ook leiden (19) tot een spirituele wedergeboorte door het kunnen loslaten van de materie en de emotionele banden daarmee - en de gedachte hieraan vinden we eveneens in veel Nag Hammadi-geschriften terug. Dat is wat anders dan de materie te ontkennen en te ontvluchten. Het is leven in de wereld zonder van de wereld te zijn. Het betekent letterlijk: vrijheid van geest.
Opvallend is Jezus' oproep tot zijn leerlingen in het Geheime Boek van Jacobus: 'Bemin het leven!' Zolang die vrijheid er nog niet is, zolang de mens nog niet de 'plaats van de Waarheid' is genaderd, blijft hij een gevangene van de lagere krachten: de demiurg en zijn archonten (gr. archontes: bestuurders). Gnosis leert om deze krachten te overstijgen en zo tot verlossing te komen.
terug naar de Inhoud
De hemelreis
In de gnostiek komen we regelmatig het beeld tegen van de 'reis door de hemelsferen', zoals bijvoorbeeld ook in de joodse Merkavah-mystiek. De geest heeft zich een ziel gevormd door de afdaling vanuit het pleroma door de hemelsferen naar beneden. En bij de stoffelijke dood zal het lichaam achterblijven en vergaan; maar de naar verlossing strevende ziel zal dezelfde weg omhoog gaan als waarlangs ze is afgedaald. Ze zal iedere hemelsfeer moeten passeren. Wachters van iedere sfeer proberen haar de doortocht te belemmeren om de ziel in de materie gevangen te houden. In Poimandres, het eerste traktaat van het Corpus Hermeticum, wordt dat heel beeldend uitgelegd:
'Allereerst geef je bij de ontbinding van het stoffelijke lichaam het lichaam zelf over aan de verandering en het uiterlijke dat je hebt, wordt onzichtbaar en je persoonlijkheid, die geen uitstraling meer heeft, geef je over aan de demon. En de zintuigen van het lichaam gaan terug naar hun eigen bronnen, gaan daar weer deel uitmaken en voegen zich weer bij de werkingen daarvan. En de drift en de begeerte keren terug naar de redeloze natuur.'
En zo begeeft zich de mens dan omhoog door het samenstel der sferen: aan de eerste sfeer geeft hij zijn vermogen tot groei en vermindering, aan de tweede het instrument van het slechte, de nu effectloze listigheid, aan de derde het onmachtig geworden bedrog van de begeerte, aan de vierde het uiterlijke vertoon van de heerschappij, nu zonder hebzucht, aan de vijfde de goddeloze overmoed van de onbezonnen doldriestheid, aan de zesde de boze aandriften van de rijkdom, die nu geen invloed meer heeft en aan de zevende sfeer de leugen die valstrikken spant.
En dan komt de mens, ontdaan van astrale invloeden, in de achtste sfeer, slechts in het bezit van zijn eigenlijke zelf en samen met de geestelijke wezens bezingt hij de Vader. En alle aanwezigen verheugen zich over zijn aankomst en als hij dan aan zijn metgezellen gelijk geworden is, hoort hij ook hoe bepaalde machten boven de achtste sfeer met zoete stem God bezingen. En dan stijgen zij in rangorde op naar de Vader, geven zichzelf over aan de Machten (20) en, zelf Machten geworden, komen zij in God. Dat is de gelukkige voleinding voor hen die de gnosis bezitten: als God te worden!
De mens dient dus in zijn leven de 'wachtwoorden' te leren kennen om daarmee langs de machten, de archonten omhoog te stijgen. Wat zijn nu die 'wachtwoorden'? Esoterisch gezien zijn dat de verwerkingen van invloeden in het zojuist afgesloten leven. Iedere hemelsfeer heeft zijn invloed meegegeven toen de mens op aarde kwam. En als de mens de aarde net zo zou verlaten als hij er kwam, zou datgene niet zijn opgelost, dus voor die betreffende hemelsfeer herkenbaar zijn.
In een oudchristelijk geschrift, de Openbaring van Paulus, beschrijft deze apostel hoe de zielen opstijgen en door wachters, engelen, bij de hemelpoorten worden tegengehouden:
En een engel zei: 'Waar snel je heen, ziel? Waag je het de hemel binnen te gaan? Wacht, dan zullen we zien of er iets van ons in jou is. Helaas, we vinden niets in jou.'
Minder goed vergaat het een goddeloze ziel die tegengehouden wordt door de overige machten, die tegen haar zeiden: 'Waar wil je heen gaan, ongelukkige ziel? Waag je het de hemel binnen te snellen? Sta stil, dan kunnen wij zien of wij iets van onszelf in je hebben, aangezien we geen heilige helper bij je zien...'
In een ander geschrift dat deel uitmaakt van de schat van Nag Hammadi en toevallig ook de titel de Openbaring van Paulus draagt lezen we:
'De ziel vroeg: 'Wat voor zonde heb ik in de wereld begaan?' En de tolgaarder, die de vierde hemel bewoont, antwoordde: 'Het was niet juist bezig te zijn met al de lage daden die in de wereld van de dood zijn.' Maar de ziel antwoordde: 'Breng getuigen! Laat hen u zeggen in welk lichaam ik ongerechtigheden pleegde. Wilt u dat zij uit het (levens)boek voorlezen?' En er kwamen drie getuigen:
En de eerste sprak: 'Was ik niet in het tweede uur in jouw lichaam? Ik stond tegen je op totdat je in boosheid, razernij en afgunst verviel.' En de tweede sprak: 'Was ik niet in de wereld? Ik ging binnen in het vijfde uur en ik zag je en begeerde je. Maar nu wijs ik je terecht wegens de moorden die je pleegde.' En de derde sprak: 'Kwam ik niet tot je in het twaalfde uur van de dag, toen de Zon aan het ondergaan was? Ik heb je duisternis gegeven, zodat je jouw zonden kon volbrengen.' Toen de ziel deze dingen hoorde, staarde zij naar beneden en werd treurig. Daarna staarde zij weer naar boven en werd afgeworpen in een lichaam dat daarvoor in gereedheid was gebracht.'
Ook in het prachtige, maar helaas onvolledig overgeleverde Evangelie volgens Maria Magdalena, vinden we een schildering van de opstijging van de ziel; in dit geval de ziel van Jezus.
De diepere zin, die achter deze wat duister lijkende taal steekt, is dat de mens in dit leven de taak heeft zich om te vormen, te transformeren. Om een voorbeeld te gebruiken: als iemand in dit leven niet leert zijn drift te overwinnen, zal zijn ziel bij de dood niet langs de wachter, de macht, van de drift geraken, omdat deze nog 'wat van hem in deze ziel vindt'. Hij, die de drift heeft overwonnen, kent het 'wachtwoord' om te passeren. Zo niet, dan zal de ziel weer teruggaan naar de aarde, in een ander lichaam, om een 'herkansing' te krijgen. Duidelijk moge zijn dat de oosterse gedachten over reïncarnatie en karma ook in de gnosis worden aangetroffen.
Talrijk zijn in de niet-bijbelse, vroegchristelijke literatuur de leringen van Jezus om veilig langs de machten in de hemelsfeer te komen en op te stijgen tot het 'koninkrijk van de vader'.
Jezus zei: 'Als zij tegen jullie zeggen: Waar komen jullie vandaan? Zeg tegen hen: Wij zijn gekomen uit het Licht, daar waar het Licht uit zichzelf is ontstaan; het was er en het heeft zich in hun beeld geopenbaard.
Als zij jullie zeggen: Wie zijn jullie? zeg: Wij zijn zijn zonen en wij zijn de uitverkorenen van de Levende Vader.
Als zij jullie vragen: Wat is in jullie het teken van de Vader? Zeg tegen hen: Het is beweging en rust.'
Tegen zijn broer Jacobus zegt hij:
Jacobus, zie ik zal je je verlossing openbaren. Wanneer je gegrepen wordt en dit lijden zult ondergaan, zullen velen zich tegen je wapenen, om je gevangen te kunnen nemen. In het bijzonder drie van hen zullen je overweldigen, zij die daar zitten als tolgaarders. Daarbij eisen zij niet alleen tolgelden, maar pakken ook de zielen op diefachtige wijze af.
Wanneer je in hun macht komt, zal een van hen, die hun opzichter is, tegen je zeggen: 'Wie ben je en waar kom je vandaan?' Dan moet je tegen hem zeggen: 'Ik ben een zoon en ik stam af van de Vader.' Hij zal dan tegen je zeggen: 'Wat voor zoon ben je en van welke Vader stam je af?' (23)
Dan moet je tegen hem zeggen: 'Ik stam af van de preëxistente Vader en ik ben een zoon door de Preëxistente.' Hij zal aan je vragen: 'En met welke opdracht ben je hier gekomen?' Jij moet dan tegen hem zeggen: 'Ik ben in opdracht van de Preëxistente gekomen om de onzen te ontmoeten; dat is eenieder die niet vervreemd is.' Hij zal tegen je zeggen: 'Voor wie zijn zij dan vreemden?' Je moet dan tegen hem zeggen: 'Zij zijn niet geheel vreemd, want zij zijn van Achamoth, die de vrouw is. Zij bracht hen voort toen zij dit ras van de Preëxistente af naar omlaag voerde. Dus zijn zij niet vreemd, maar zijn zij de onzen. Enerzijds zijn zij werkelijk de onzen, omdat zij, die hun meesteres is, van de Preëxistente afkomstig is. Anderzijds zijn zij vreemden, omdat de Preëxistente geen gemeenschap met haar had voordat zij hen voortbracht.' Hij zal je ook nog vragen: 'Waar ga je heen?' Je moet dan tegen hem zeggen: 'Naar de plaats waar ik vandaan ben gekomen, daarheen zal ik ook terugkeren.' En als je deze dingen zegt, zul je aan hun aanvallen ontkomen."
Kortom: bij de afdaling van de ziel door de hemelsferen in een aards lichaam wordt deze bekleed met gewaden. Deze gewaden dienen bij de weg terug (die identiek is aan de weg heen) afgelegd te worden.
De ziel dient van deze 'smetten' te worden ontdaan voordat ze op kan stijgen tot 'de achtste en negende hemel' om van daaruit met verwante zielen het pleroma te betreden.
Tot slot nog iets over Sophia. Als God nu volmaakt in zichzelf is en het pleroma nu zo'n schitterende lichtwereld is, waarom moest er dan een afscheiding plaatsvinden? Een afscheiding die leidde tot duisternis en (boze) machten. En waarom wordt de veroorzaakster daarvan dan Sophia, wijsheid, genoemd? Het is opvallend dat in het Oude Testament diverse malen de Wijsheid als scheppende kracht wordt opgevoerd. De wereld is een creatie van Wijsheid. De diepe betekenis hier achter lijkt dat door de goddelijke wijsheid de kennis aangereikt wordt dat God zichzelf alleen maar bewust kan worden door zijn 'evenbeeld', de mens.
De krachten van de evolutie reiken de mens levensvormen aan, waarin hij tot bewustzijn kan komen. Pas als de mens zich volledig bewust is van zijn goddelijke staat, van zijn plaats hier op aarde, kan hij dat bewustzijn als het ware overdragen. Hij is dan zelfs in staat om de stof te transformeren, omhoog te trekken, of zoals Jezus zegt: "Als jullie de twee tot één maken, zullen jullie zonen des mensen worden; en als jullie zeggen: berg verplaats je, zal hij zich verplaatsen."
Om tot die goddelijke staat te geraken is één ding absoluut noodzakelijk: zelfkennis. Kennis van het zelf leidt tot kennis van het Al, tot Godskennis.
Jezus zegt:
Wie het Al denkt te kennen
maar niet zichzelf,
blijft volkomen in gebreke.
En ook Sylvanus leert: Want niemand, al wil hij dat nog zo graag, zal ooit in staat zijn God te kennen zoals hij werkelijk is, noch Christus, noch de Geest, noch het engelenkoor, noch de aartsengelen en de tronen der geesten en de verheven heerschappen en het Grote Bewustzijn [de Geest, zie verderop]. Als je jezelf niet kent, zul je niet in staat zijn dit alles te kennen. Open de deur van jezelf, om de Ene-die-is te kennen. Klop op jezelf, opdat het Woord zich voor je ontsluit.
Door zichzelf te leren kennen, leert de mens God kennen en bewust worden. Dat is de diepste essentie van Gnosis. Over die kennis (gnosis) gaat het in vrijwel alle geschriften die in de kruik van Nag Hammadi zijn gevonden.
In deze uitgave vindt u een verzameling christelijke en hermetische teksten. In het tweede deel worden alle overige teksten integraal in een Nederlandse vertaling opgenomen. Zodat uiteindelijk elke Nederlander en Vlaming, vijftig jaar nadat een Arabische boer toevalligerwijze op een kruik stootte die half verborgen was onder het Nijlzand, in zijn eigen taal kennis kan nemen van een stuk onvermoede esoterie; een vaak zo zuivere esoterie dat ze tot een vollediger begrip kan leiden van onze eigen spiritualiteit op de grens van de eenentwintigste eeuw. (25)
terug naar de Inhoud
Nag Hammadi geschriften I
De hermetische Lessen van Sylvanus
Inleiding
Deze Lessen van Sylvanus bestaan uit een groot aantal raadgevingen van een leraar aan een niet nader genoemde leerling, toegesproken als: 'mijn zoon', waarmee klaarblijkelijk tevens een algemeen publiek wordt aangeduid. Alle vermaningen zeggen maar één ding: dat de mens zijn innerlijk zo moet zuiveren, dat Christus erin kan wonen, zodat lagere machten geen vat meer op hem krijgen. Het gaat om een fundamentele keuze tussen de wereld van God en die van de eigen, dierlijke hartstochten.
Dit laatste wordt de toestand van onwetendheid, blindheid, duisternis, slaap, onbewustheid, vergetelheid en [geestelijke] 'dood' genoemd [de toestand van onbewuste vereenzelviging]. Zoals het kwaad niet alleen immanent maar ook transpersoonlijk en extern is (de slechte neigingen en het kwaad van de slechte machten in de wereld) zo ook is het goede immanent (de innerlijke logos of rede) én transpersoonlijk: de Logos, het Woord, Christus.
De mens heeft een drievoudige natuur: een lichaam, dat aardgebonden en dierlijk is, een ziel en een goddelijk bewustzijn [de geest (zie verderop), die door waar te nemen zich van iets bewust wordt]; de ziel kan kiezen [in de toestand dat de geest zich met de ziel heeft vereenzelvigd] zich te richten op een van de andere twee en zal dan worden als datgene waarop zij zich richt [zie Plato's wagenmenner].
'De goddelijke ziel neemt ten dele aan hem (Christus) deel en tegelijkertijd neemt zij ten dele deel aan het vlees'. Ieder die de keuze voor Christus heeft gemaakt en zichzelf aldus heeft verwerkelijkt en kent, gaat zijn innerlijke goddelijkheid uitstralen en zal zo anderen door zijn voorbeeld aantrekken, die op hun beurt hetzelfde gaan ervaren.
De wijze lessen van Sylvanus hebben dus niet alleen nut voor de aangesprokene, maar wanneer ze door hem of haar in praktijk worden gebracht, zullen ze een grote invloed op velen kunnen uitoefenen. Men kan nu eenmaal niet alleen ten behoeve van zichzelf gnosis ontvangen en worden verlost.
De eerste stap op weg naar verlossing zet de mens zelf: het overwinnen van de lagere hartstochten. Voor de tweede stap, het ontsluiten van de innerlijke goddelijkheid, is de beslissende hulp van God, Christus en de Heilige Geest onontbeerlijk [geestelijke begeleiding].
Bovenstaande wordt op talloze, verschillende manieren gezegd en met vele metaforen verduidelijkt en omcirkeld. Bijvoorbeeld: 'verzadig jezelf met de ware wijn, die noch roes, noch droesem bevat. Want deze maakt een eind aan de drinkbehoefte, omdat ze bevat wat de ziel en het bewustzijn [de geest] verkwikt, door de Geest van God.' Die ware wijn is dan Christus.
Steeds weer poogt de leraar door zijn rechtstreekse taal en prikkelende aanmaningen en opwekkingen de leerling te doen ontwaken uit zijn 'zware slaap van onwetendheid'. (309)
"Luister naar mij, mijn zoon." Dat kan de weg naar verlossing inluiden.
Lessen van Sylvanus (NHC VII.4)
Maak een eind aan alle kinderachtigheden en verwerf voor jezelf kracht van bewustzijn [de geest] en ziel, en bind de strijd aan met iedere verdwazing van je zintuiglijke hartstochten, als ook met gemene hatelijkheid, eerzucht, hebzucht, twistziekte, ergerlijke jaloersheid, woede en wraakzucht. Bewaak jullie kamp met wapens en speren. Bewapen jezelf met al je soldaten, die de woorden zijn en je aanvoerders, die de raadgevers zijn, en neem je bewustzijn [de geest] tot innerlijke gids.
Mijn zoon, werp iedere rover buiten je poorten. Bewaak al je poorten met de toortsen die woorden zijn, en je zult je door dit alles een rustig leven verwerven. Iemand die hierop evenwel niet toeziet, zal worden als een stad die vanwege een belegering werd verlaten en die door allerlei wilde beesten werd platgetrapt. Want gedachten die niet goed zijn, zijn boze wilde beesten. En je stad zal vol zijn van rovers en je zult voor jezelf geen andere vrede kunnen vinden, dan die met allerlei woeste, wilde dieren. De Ontaarde, die een tiran is, is meester over hen. Terwijl hij hen bestiert, zit hij in de grote modderpoel. De hele stad [woonplaats], die je ziel is, zal ten onder gaan.
O beklagenswaardige ziel, onthoud je van dit alles. Breng in jezelf je gids en je leraar binnen. Bewustzijn [geest] is de gids en gezond verstand [geestelijk vermogen] is de leraar. Zij zullen je wegvoeren uit de dreigende ondergang.
Luister naar mijn raad, mijn zoon! Laat je vijanden in een vlucht je rug niet zien, maar achtervolg hen liever als een dapper mens. Word geen dier, dat door mensen wordt achternagezeten, maar wees liever een man, die op wilde dieren jaagt. Anders overwinnen ze je nog op een of andere manier en vertrappen je als een dode, en zul je door hun boosaardigheid omkomen.
O beklagenswaardig mens, wat zul je doen wanneer je in hun handen valt? Bescherm jezelf, als je tenminste niet in handen van je vijanden wilt komen. Geef jezelf over aan dit vriendenpaar: bewustzijn [geest] en gezond verstand en niemand zal je kunnen overwinnen. Moge God in je kamp wonen, moge zijn Geest je poorten beschutten, en moge een vrome gezindheid de muren ervan beschermen. Laat het heilige verstand een toorts worden in je bewustzijn en daarin het hout verbranden waaruit heel je zondigheid bestaat.
En als je dit doet, mijn zoon, zul jij de overwinnaar van al je vijanden zijn en zullen zij geen oorlog meer tegen je kunnen aanspannen, (313) noch zullen ze weerstand kunnen bieden, noch zullen ze je ooit nog in de weg kunnen staan. Want als je hen zult tegenkomen, zul je ze als steekvliegen verachten. Ze zullen met je spreken, je met vleierij bestoken en je inpalmen, niet omdat ze bang van je zijn, maar omdat
ze bang zijn van wat zich in je bevindt, namelijk de wakers van de vroomheid en de lering.
Mijn zoon, vergaar voor jezelf onderricht en lering. Vlucht er niet voor weg, maar aanvaardt met vreugde wat je wordt geleerd. En als je ergens in wordt opgeleid, doe het dan goed. Je zult een kroon van kennis en ontwikkeling vlechten voor je innerlijke gids. Sla de heilige lering als een mantel om [levensbeschouwing]. Maak jezelf edelmoedig door goed gedrag [deugden]. Meet je de gestrengheid van discipline aan. Oordeel over jezelf als een wijze rechter [geweten].
Verwaarloos mijn leringen niet en zorg dat je niet onwetend wordt, opdat je je volk niet op een dwaalweg leidt. Ontloop je innerlijke godheid en wijsheid niet, want hij die je onderricht, houdt veel van je. Hij zal je een gepaste ingetogenheid opleggen. Verjaag de dierlijke aanleg in je en sta lage gedachten niet toe in je binnen te dringen. Want het zal je betamen de weg te kennen die ik leer.
Als het al goed is het zichtbare te beheersen, zoals jij het ziet, hoeveel te beter is het dan niet dat je alles beheerst [ook het onzichtbare, de geest], omdat jij verheven bent in iedere schare en ieder volk en jij je in elk opzicht door een goddelijk verstand verheft, en jij meester bent geworden over alle machten die de ziel doden. Mijn zoon, wil er iemand slaaf worden? Waarom kwel je jezelf dan op een verkeerde manier?
Mijn zoon, vrees niemand, behalve God, de verhevene. Jaag de arglistigheid van de duivel uit je weg. Aanvaard het licht in je ogen en verjaag het duister in je. Leef in Christus en je zult je een schat in de hemel verwerven. Word geen volgepropt samenraapsel van vele zinloze dingen en word geen wegbereider in je blinde onwetendheid.
Mijn zoon, luister naar wat ik je te leren heb dat goed en zinvol is en maak een eind aan de slaap die zwaar op je rust. Verlaat de vergetelheid die je met duisternis vervult. Als je namelijk niet tot iets in staat zou zijn, zou ik dit alles niet tegen je hebben gezegd. Maar Christus kwam om je dit geschenk te geven. Waarom jaag je dan toch het duister na, terwijl het licht tot je beschikking staat? Waarom drink je verschaald water, terwijl fris water voor je klaar staat?
Wijsheid roept je, maar je verlangt dwaasheid. Toch doe je dit alles niet uit eigen beweging, het is de dierlijke aanleg in jezelf die dat doet.
Wijsheid roept je in haar goedheid en zegt: Kom allen tot mij, jullie dwazen. Ontvang als geschenk verstand dat goed en voortreffelijk is. Ik geef je een hogepriesterlijk gewaad dat geweven is uit alle (soorten) wijsheid. (314) Wat anders is de kwade dood dan onwetendheid? Wat anders is het verderfelijke duister dan vertrouwdheid met vergetelheid?
Werp je bekommernis op God alleen. Word niet begerig naar goud en zilver, waar je helemaal niets aan hebt, maar bekleed jezelf met de koningsmantel der wijsheid [denken], bekroon jezelf met kennis en zetel op de troon van waarneming [waarnemen]. Want deze [vermogens] behoren jou toe en je zult ze op een ander tijdstip [in het hiernamaals] in de hoge (sferen) wederom ontvangen.
Want een dwaas man slaat dwaasheid om als een kleed, als een omhulsel van ellende, hij zet schaamte op en bekroont zich met onwetendheid, en hij gaat zitten op een troon van stommiteit. Omdat hij verstoken is van verstand lijdt hij aan zelfbedrog, want hij wordt door onwetendheid geleid en volgt de wegen van de begeerte van iedere hartstocht. Hij zwemt in de verlangens van het leven en is (erin) verdronken, denkend dat hij er baat bij heeft al die nutteloze werken te verrichten.
De ellendige die dit alles meemaakt, zal sterven vanwege zijn gebrek aan een stuurman, zijn bewustzijn. Want hij lijkt op een stuurloos schip dat door de wind heen en weer wordt geslingerd of op een op hol geslagen paard dat geen ruiter meer heeft. Want deze mens is de berijder, zijn verstand, kwijtgeraakt.
De ellendige is op het verkeerde pad geraakt omdat hij geen goede raad wenste. Hij werd heen en weer geworpen door deze drie slechte zaken: hij verwierf zich de dood als vader, onwetendheid als moeder en slechte raadgevers als broers en vrienden. Daarom, stomkop, moet je treuren om jezelf!
Daarom, mijn zoon, keer van nu af aan terug tot je goddelijke natuur. Jaag die slechte, bedrieglijke metgezellen van je weg. Aanvaard Christus, deze ware vriend, als een goede leraar. Verjaag de dood uit je die een vader voor je is geworden. Want de dood bestaat niet, noch zal die ooit aan het eind bestaan. Maar omdat je God, de Heilige Vader, het ware Leven, de Bron van Leven hebt verworpen, daarom heb je de dood als vader verkregen en je als moeder onwetendheid verworven. Zij hebben je beroofd van de ware kennis [gnosis].
Maar keer terug mijn zoon, naar je eerste Vader, God, naar Sophia, je Moeder, uit wie je bent ontstaan vanaf het allereerste begin, om al je vijanden, de krachten van de Tegenstrever, te bestrijden.
Luister, zoon, naar mijn raad. Wees niet hooghartig tegenover elke goede mening, maar kies voor jezelf de zijde van het goddelijke verstand. Onderhoud de heilige geboden van Jezus Christus en je zult regeren over iedere plaats op aarde en je zult geëerd worden door de engelen en aartsengelen. Dan zul je hen als vrienden en mededienaren begroeten en zul je je een plaats verwerven in het hemelrijk. (315)
Veroorzaak het goddelijke dat in je woont geen verdriet of moeilijkheden. Maar wanneer je het koestert en bid of je geheiligd mag blijven en zelfbeheersing krijgen, zowel naar je lichaam als naar je ziel, dan zul je een troon van wijsheid worden en zul je behoren tot de huisgenoten van God. Hij zal je door middel van haar (de wijsheid) een groot licht geven.
Maar ken voor alles je ware afkomst. Ken jezelf, weet van welke substantie je bent gemaakt, van welk ras je bent of van welk geslacht. Begrijp dat je vanuit drie oorsprongen bent ontstaan: uit de aarde, het gevormde en het geschapene.
- Het lichaam van aardse substantie, is uit de aarde ontstaan.
- Het gevormde is, ter wille van de ziel, ontstaan uit de goddelijke herinnering [geheugen: ziel].
- Het geschapene daarentegen, is het bewustzijn, dat ontstaan is naar het evenbeeld van God [de geest].
Het goddelijke bewustzijn heeft, waarlijk, de substantie van het goddelijke, maar de ziel wordt gevormd uit hun eigen hart. Ik bedoel namelijk dat zij (de ziel) de metgezellin is van dat, wat naar Zijn evenbeeld is ontstaan (nl. het bewustzijn) [de ziel is een uitstraling van de geest].
Materie, tenslotte, is de substantie van het lichaam dat uit de aarde is ontstaan.
Als je deze drie delen door elkaar mengt, zul je steeds meer van eerbiedwaardigheid tot minderwaardigheid vervallen. Leef naar je bewustzijn [de geest] en denk niet aan dingen die deel uitmaken van het vlees. Verwerf kracht, want het bewustzijn is sterk ['bewustzijn is sterk': de geest is de bewuste levenskracht].
Als je nu toch daartoe vervalt, wordt je mannelijk-vrouwelijk [volgens de gnostici was de geest mannelijk en de stof vrouwelijk]. Maar als je de substantie van het bewustzijn, dat wil zeggen de gedachte, uit jezelf hebt verdreven, dan heb je het mannelijke [de geest] in jezelf afgesneden en heb je jezelf alleen tot het vrouwelijke [de stof] bepaald.
Aangezien je de substantie van het gevormde ontvangen hebt, ben je psychisch geworden. Als je ook maar het geringste deel hiervan verwerpt, zodat je niet meer een menselijke aard bezit, maar voor jezelf dierlijke denkvormen en een dierlijk uiterlijk hebt aanvaard, dan ben je vleselijk geworden, want je hebt een dierlijke natuur aangenomen [de geestestoestand van onbewuste vereenzelviging met het lichaam].
[de gnostici maakte een onderscheid tussen drie soorten mensen: hylikoi: lichamelijken; psychikoi: wetenschappelijken; pneumatikoi: geestelijken]
Want als het al moeilijk is een psychisch mens te vinden, hoeveel moeilijker is het dan niet de Heer te vinden. En, zoals ik zeg, God is het spirituele [geestelijke], en het is dan ook uit de goddelijke subtantie dat de mens vorm heeft aangenomen. De goddelijke ziel neemt ten dele aan Hem deel en tegelijkertijd neemt zij ten dele deel aan het vlees. De minderwaardige ziel is geneigd zich van de een [geest] op de ander [stof] te richten. Hoe kan zij dan de waarheid verstaan?
Het is het beste voor jou, o mens, dat je jezelf eerder naar je menselijke dan naar je dierlijke aard richt, ik bedoel je vleselijke natuur.
Je zult namelijk de kenmerken vertonen van dat, waar je neiging naar uitgaat.
Ik zal het je nog anders vertellen. Nogmaals, waarvoor raak je in vuur en vlam? Wenste jij, o ziel, dan dierlijk te zijn en in zo'n natuur te leven? Neem liever deel aan de ware aard van het leven. Dierlijkheid zal je maken tot een aards kind, maar je bewuste natuur [geest] zal je op spirituele [geestelijke] wegen leiden. Richt je op je bewuste natuur [de geest] en werp de aanleg van aardse oorsprong verre van je weg.
O, altijd blijvende ziel, wordt nuchter en schud je dronkenschap af, die een produkt is van je onwetendheid. Als je doorgaat in het lichaam te leven, dan verblijf je in grofheid [de toestand van onbewuste vereenzelviging]. Toen je een lichamelijke geboorte ingegaan bent, ben je gebaard. Maar geboren ben je in een bruidsvertrek [de geestelijke wereld] en daar ben je met bewustzijn verlicht.
Mijn zoon, begeef je in geen enkel water om te zwemmen en laat je niet door vreemde vormen van kennis bevuilen. Weet je niet dat de plannen van de Tegenstrever ontelbaar zijn en zijn listen veelsoortig? Vooral de met bewustzijn verlichte mens loopt gevaar te worden beroofd door de slimheid van de slang.
Het is noodzakelijk dat je vertrouwd bent met de sluwheid van deze twee: met de slimheid van de slang en met de onschuld van de duif, opdat de Tegenstrever niet komt onder de vermomming van een vleier, alsof hij een goede vriend is en zegt: "Ik zal je goede raad geven." Maar als je hem zou ontvangen als een goede vriend, zou je zijn bedrog niet doorhebben. Want hij legt slechte gedachten in je hart alsof het goede zijn, en schijnheiligheid vermomd als waarachtige wijsheid, en begerigheid in de vorm van gezonde bescheidenheid, en eerzucht als iets moois, en opschepperij en gepoch in de vorm van grote ingetogenheid, en goddeloosheid als grote vroomheid.
Want hij die zegt: "Ik heb vele goden," is juist goddeloos. En hij legt valse kennis in je hart, verpakt als geheimnisvolle woorden. Wie zal in staat zijn, zijn veelsoortige gedachten en bedriegerijen te doorgronden, aangezien hij een grote geest is voor hen die hem als koning wensen te aanvaarden? Mijn zoon, hoe zul je dan zijn bedoelingen of zijn zieledodende plannen kunnen doorgronden? Want zijn listen en de vindingen van zijn boosaardigheid zijn inderdaad talrijk. En denk eens na over zijn toegang, dat wil zeggen de manier waarop hij jouw ziel binnenkomt en in welke vermomming hij je zal betreden.
Aanvaard Christus in jezelf, die in staat is je te bevrijden en die de kunstgrepen van die ander heeft overgenomen om hem daarmee door misleiding te vernietigen. Want Christus is jouw koning, die eeuwig onoverwinnelijk is, tegen wie niemand het waagt zich te keren of zelfs maar het woord te richten. Hij is je koning en je vader, want er is niemand die hem gelijkt. De goddelijke leraar is altijd met je. Hij is een helper ['parakleitos': , helper, heilige geest] en hij komt je tegemoet vanwege het goede dat je in je draagt.
Leg geen kwaadsprekerij in je oordeel, want iedere kwaadspreker verwondt zijn eigen hart. Alleen een dwaas is uit op zijn eigen ondergang, maar een wijs man kent zijn weg. (317) En een dwaas weerhoudt zich er niet van een geheim te vertellen, een wijze, daarentegen, gooit er niet zo maar ieder woord uit, hij zal zijn gehoor in het oog houden.
Vertel niet zomaar alles in aanwezigheid van onbekenden. Maak talrijke vrienden, maar wees spaarzaam met raadgevers; onderzoek je raadgever eerst. Waardeer niemand die vleit. Hun woorden zijn wel honingzoet, maar hun hart is vol gifkruid. Want telkens als ze menen dikke vrienden met je te zijn geworden, keren ze zich leugenachtig tegen je en werpen je in de modderpoel. Vertrouw daarom niemand als vriend, want deze hele wereld is tot leugenachtigheid vervallen en iedereen beult zich tevergeefs af. Alle dingen van de wereld zijn onnuttig en werpen nutteloze vruchten af. Er zijn geen vrienden, er zijn geen broeders, want iedereen zoekt zijn eigen gewin.
Mijn zoon, neem niemand tot vriend, maar als je er toch een krijgt, vertrouw jezelf niet aan hem toe. Vertrouw je alleen toe aan God, als Vader en als vriend. Want iedereen gedraagt zich achterbaks. De hele aarde is vervuld van pijn en lijden dat nergens toe dient. Als je je leven in rust wilt doorbrengen, houd je dan met niemand op. En als je toch iemand gezelschap houdt, doe dan alsof je dat niet doet. Wees God welgevallig en je hebt niemand nodig.
Leef met Christus en Hij zal je redden. Want Hij is het ware licht en de zon des Levens. Want zoals de zichtbare zon licht maakt voor de stoffelijke ogen, net zo verlicht Christus ieder bewustzijn en elk hart. Want als een slecht iemand in het lichaam al een ellendige dood sterft, hoeveel te meer iemand die zijn bewustzijn heeft verblind! Want iedere verblinde handelt op zo'n manier, dat hij wordt beschouwd als iemand die niet goed bij zijn verstand is. Hij verheugt zich er niet over het licht van Christus ontvangen te hebben, dat wil zeggen het Woord [Logos].
Al het zichtbare is inderdaad een afspiegeling van het verborgene, want precies zoals brandend vuur van een afstand zichtbaar is, zo is het ook met de zon in de hemel, waarvan alle stralen plaatsen op aarde bereiken. Op dezelfde manier bezit Christus een enkelvoudig wezen en verlicht hij toch iedere plaats. Evenzo spreekt hij over ons bewustzijn [de geest] als over een lamp die brandt en de ruimte verlicht. Terwijl die [de geest] in een deel van de ziel huist, verlicht die toch alle delen [door de werkzaamheid van de geest met zijn geestelijke vermogens wordt de ziel gevormd als een innerlijke ruimte, waarin de geest woont].
Ik zal zelfs uiteenzetten, dat het nog grootser is dan dit: het bewustzijn zit, stoffelijk gezien, op één plaats, dat wil zeggen, in het lichaam; maar geestelijk gezien is het bewustzijn niet tot één plaats bepaald. Want hoe kan het op één enkele plaats zijn terwijl het tegelijk alle plaatsen overpeinst.
Maar we kunnen nogmaals spreken over iets wat nog verhevener is dan dat: want beeld je niet in je hart in dat God op één plaats (318) bestaat. Als je de Heer van het Al lokaliseert op één plaats, dan moet je wel opmerken dat die plaats verhevener is dan degene die erin woont. Want wat omvat, is grootser dan wat omvat wordt. En aangezien er geen enkele plaats is die onlichamelijk (kan) worden genoemd, is het niet juist dat we zeggen dat God een lichaam is. Want het gevolg zou zijn dat we groei en verval aan dat lichaam moeten toeschrijven, maar ook dat Hij die hieraan ondergeschikt is, niet onvergankelijk zal (kunnen) blijven.
Welnu, het is niet moeilijk de Schepper middels alle schepselen te kennen, maar het is onmogelijk zijn wezen rechtstreeks te begrijpen. En de mens is niet de enige voor wie het moeilijk is God te begrijpen, dat is even moeilijk voor elk goddelijk wezen, de engelen en aartsengelen. Het is noodzakelijk God te kennen zoals Hij is. Je kunt God niet (leren) kennen door iemand anders dan Christus, die het evenbeeld van de Vader bezit. Dit evenbeeld manifesteert de ware gelijkenis in overeenstemming met het gevormde. Men kent een koning meestal niet anders dan door een beeltenis.
Overweeg deze dingen over God: Hij is overal en tegelijkertijd is Hij nergens [de algeest]: wat zijn macht betreft is Hij overal, maar wat zijn goddelijkheid betreft is Hij op geen enkele plaats. Zo is het dan mogelijk God enigzins te kennen. Inderdaad vult Hij met zijn macht iedere plaats, maar in de verhevenheid van zijn goddelijkheid kan niets Hem omvatten. Alles is in God, maar God is in niets.
Wat betekent het nu God te kennen? God is alles wat in waarheid is [denken]. En het is even onmogelijk in Christus te kijken, als in de zon. God ziet iedereen, maar niemand ziet Hem. Christus, zonder misgunstig te zijn, ontvangt en geeft. En Hij is het die het licht van de Vader is en het uitstraalt zonder het iemand te misgunnen. Op deze wijze doorstraalt hij alles. En Christus is het Al, hij die het Al als erfgoed heeft ontvangen van Hem-die-is. Want het Al is Christus, zonder diens onvergankelijkheid.
Inderdaad, als je nadenkt over de zonde, is het geen werkelijkheid. Want Christus is het bewustzijn van onvergankelijkheid en hij is het licht dat onbezoedeld straalt. Ook de zon schijnt op iedere onzuivere plek, inderdaad, en (toch) wordt zij zelf niet bezoedeld. En zo is het ook met Christus.
Zeker, hij is in het tekort, maar hij is zonder tekort. En zelfs hoewel hij voortgebracht is, is hij ongeschapen. Zo is het met Christus: als hij, enerzijds, kenbaar is, is hij, anderzijds, onkenbaar naar zijn ware wezen. Christus is het Al. Hij die niet het Al bezit is niet bij machte Christus te kennen.
Mijn zoon, waag het niet over Hem met woorden te spreken en maak de God van het Al niet tot mentale beelden. Want wie ook maar één oordeel velt, zal (op zijn beurt) worden geoordeeld door degene die geoordeeld is. Inderdaad, het is goed om te vragen en te weten wie God is. Logos (verstand) en Nous (bewustzijn) (319) zijn mannelijke [d.w.z. geestelijke] namen.
Inderdaad, laat hem, die iets over God te weten wil komen, dit rustig en eerbiedig onderzoeken. Want het gevaar over deze onderwerpen te spreken, is niet gering, aangezien je weet dat je wordt geoordeeld op grond van alles wat je zegt. En versta hieruit dat ieder die in duisternis verkeert, niet iets zal kunnen zien, tenzij hij het licht ontvangt en daardoor inzicht krijgt. Onderzoek jezelf om te weten of jij het licht helemaal bezit, zodat je, wanneer je dit vraagt, begrijpen mag hoe een uitweg te vinden. Want velen zoeken in duisternis en tasten rond, verlangend te weten, maar er is voor hen geen licht.
Mijn zoon, sta je bewustzijn niet toe zich naar beneden te richten, maar laat het zich liever in het licht op hoge dingen richten. Want het licht zal altijd van boven komen. Zelfs nu het bewustzijn op het aardvlak is, laat het dan hoge dingen nastreven. Verlicht je bewustzijn met hemels licht, zodat je je mag keren tot het licht van de hemel. Vermoei je niet met kloppen op de deur van het verstand, en verlies de moed niet de weg van Christus te bewandelen. Bewandel die, zodat je uitrust van je inspanningen.
Als je een andere weg bewandelt, heb je daar geen enkele baat bij. Want inderdaad, zij die wandelen op de brede weg, zullen uiteindelijk hun ondergang in de modderpoel tegemoet gaan. Want de onderwereld staat voor zielen wijd open en de plaats van de ondergang is groot. Hecht je aan Christus, de smalle weg, want hij is terneergedrukt en draagt smart vanwege je zonde.
O, altijdblijvende ziel, in wat voor onwetendheid verkeer je toch! Want wie is je gids in de duisternis? Hoeveel vormen heeft Christus niet vanwege jou aangenomen? Hij die die God was, trof men als mens tussen mensen aan. Hij daalde naar de onderwereld af. Hij verloste de nakomelingschap. Men had haar barensweeën opgelegd, zoals de Schriften van God gezegd hebben. En hij heeft het (de onderwereld) in het hart verzegeld en zijn sterke bogen volkomen gebroken. En toen al de machten hem hadden gezien, vluchtten ze weg, zodat hij jou, ellendige, uit de afgrond kon tillen en voor je kon sterven als losgeld voor je zonden.
Hij redde je uit de sterke klauwen van de onderwereld. En jij, op jouw beurt, neem de moeite hem je goede basiskeuze te tonen door een (eenvoudig) gebaar, opdat hij je met vreugde opneemt. Die basiskeuze is je geschenk aan Christus en bestaat uit nederigheid van hart. Een berouwvol hart is een aanvaardbaar offer. Wanneer je jezelf nederig maakt, zul je buitengewoon verheven worden, maar wanneer je jezelf verheft, zul je krachtig worden vernederd.
Mijn zoon, bescherm jezelf tegen het kwaad en laat de geest van het kwaad je niet in de afgrond werpen. Want hij is gek en bitter. Hij is een verschrikking en hij werpt iedereen op de bodem van de modderpoel. Het is een groot en goed ding niet van ontucht te houden en zelfs niet eens in gedachten met die verdorven zaak bezig (320) te zijn, want alleen er over denken is al de dood. En het is voor niemand goed in de dood te vallen. Want een ziel die wordt aangetroffen in de dood, zal van (zijn) verstand beroofd zijn. Want het is beter niet te leven, dan een dierlijk leven te leiden. Behoed jezelf te branden in de vuren van ontucht, want velen die ondergedompeld zijn in dat vuur, zijn de dienaren ervan geworden en hen herken je niet eens als je vijanden.
O mijn zoon, leg de oude vodden van ontucht af en sla een schoon en stralend habijt om, waarin je mooi zult zijn. Maar wanneer je dit kleed draagt, bescherm het dan goed. Bevrijd jezelf van elke band om vrijheid te verkrijgen, als je de begeerte helemaal verwerpt, die vele valkuilen heeft en wanneer je je bevrijdt van de zonden van het zintuiglijke genot.
Luister, ziel, naar mijn raad: word geen nest van vossen en slangen, noch een hol voor draken en adders, geen woonplaats voor leeuwen of wijkplaats voor basilisken. Wanneer jou dit overkomt, ziel, wat doe je dan? Dit zijn namelijk de machten van de Tegenstrever. Al het dode komt door hen in jou, omdat hun voedsel al het dode en onzuivere is. Want wanneer die in je huizen, welk leven zal dan bij je binnenkomen? De levende engelen zullen zich van je afkeren. Je was een tempel, maar je hebt van jezelf een graf gemaakt. Stop ermee een graf te zijn en word weer een tempel, opdat rechtschapenheid en godvruchtigheid in je mogen wonen.
Ontsteek het licht in je, doof het niet. Niemand immers ontsteekt een lamp voor wilde dieren of hun jongen. Wek het dode dat in je gestorven is, tot leven, want het was levend, maar is door jou gestorven. Geef het leven, opdat het opnieuw leven zal.
Want Christus is de Boom des Levens, Hij is Wijsheid,
Hij is niet alleen Wijsheid, maar ook het Woord.
Hij is het leven, de kracht en de deur.
Hij is het licht, de engel en de goede herder.
Vertrouw jezelf aan hem toe die het Al werd omwille van jou.
Klop op jezelf als op een deur en wandel op jezelf als op een recht pad.
Want wanneer je die weg bewandelt is het onmogelijk dat je afdwaalt.
En als je met hem klopt, dan klop je op verborgen schatten.
Want omdat hij wijsheid is, maakt hij (zelfs) de dwaas tot wijs man.
Zij (de wijsheid) is een heilig koninkrijk en een stralend statiekleed.
Want haar goud, dat jou grote heerlijkheid verleent, is overvloedig.
Gods wijsheid heeft voor jou eerst een vorm van gekte aangenomen, om jou, dwaas, op te tillen en tot een wijs mens te maken. En het leven is voor jou gestorven toen het machteloos was in jou, (321) opdat het door zijn dood aan jou, die dood was, leven kon schenken. Vertrouw je toe aan je verstand en houd je verre van alle dierlijkheid. Want het redeloze dier is in jou zichtbaar geworden. Velen denken inderdaad dat ze met rede begiftigd zijn, maar als je hen aandachtig gadeslaat, dan is hun taal die van beesten.
Schep vreugde in de ware wijnstok van Christus, verzadig jezelf met de ware wijn, die noch roes, noch droesem bevat. Want deze maakt een eind aan de drinkbehoefte, omdat ze bevat wat de ziel en het bewustzijn [de geest] verkwikt, door de Geest van God. Maar voed eerst je verstandelijke vermogens, voordat je ervan drinkt.
Doorboor jezelf niet met het zwaard der zonde. Verteer jezelf niet, o ellendige, met het vuur der lust. Lever jezelf niet aan barbaren uit als gevangene, noch aan woeste beesten die je willen vertrappen. Want zij zijn als leeuwen die luid brullen. Wees niet een dode, opdat ze je niet vertrappen. Wees mens!
Het is je mogelijk ze door de rede te temmen. Maar iemand die niets uitvoert, is het niet waard een redelijk denkend wezen te worden genoemd. Een redelijk denkend mens is namelijk iemand die God vreest. En iemand die God vreest, doet niets overmoedigs. Hij die zichzelf ervoor behoed iets overmoedigs te doen, is iemand die zijn innerlijke gids raadpleegt. Hoewel hij natuurlijk een op aarde levend mens blijft, heeft hij zichzelf godgelijk gemaakt. En hij die zichzelf godgelijk heeft gemaakt, is iemand die niets doet dat een god onwaardig is, volgens de verzekering van Paulus die als Christus geworden is. Want waarom zou men God eer betonen, als men niet dingen wenste te doen die Hem welgevallig zijn?
De ware aanbidding is wat uit het hart [voelen] voortkomt en aanbidding uit het hart kenmerkt iedere ziel die God nabij is. En de ziel die huisgenoot is van God, blijft zuiver; en de ziel die Christus aangenomen heeft, is een zuivere ziel die onmogelijk kan zondigen. En daar waar Christus is, is de zonde teniet gedaan. Laat Christus toe in je wereld en laat hem alle machten die over je gekomen zijn, vernietigen.
Laat hem je innerlijke tempel binnengaan, zodat hij alle handelaars uit kan drijven. Laat hem in je innerlijke tempel wonen, zodat jij een priester en leviet voor hem kunt worden, die binnenkomt in zuiverheid. Gezegend ben jij, o ziel, als je hem in je ternpel vindt. En nog meer gezegend ben je wanneer je de eredienst verricht.
Maar hij die de tempel van God zal bevuilen, hem zal God tegenwerken. Want je legt jezelf bloot, o mens, wanneer je Hem uit je tempel drijft. Want telkens wanneer de vijanden Christus niet in je zien, zullen zij in je komen, gewapend om je te overwinnen. O mijn zoon, ik heb je al zo vaak hierover richtlijnen gegeven, opdat je te allen tijde je ziel zou beschermen. Jij bent het niet die hem er weer uit jaagt, maar hij zal jou verjagen. Want als je je van Hem verwijdert, zul je tot grote zonde vervallen. (322)
Nogmaals, als je je van Hem verwijdert, zul je een voedingsbodem voor je vijanden worden. Want alle lage wezens ontvluchten hun huisheer en de minderwaardige in deugd en wijsheid vlucht meestal voor Christus weg. Want ieder die van hem gescheiden is, valt in de klauwen van de wilde dieren.
Weet wie Christus is en maak hem je vriend. Want hij is het die een getrouwe vriend is.
Hij is het ook die God en leraar is. Hij is het die, God zijnde, mens werd om jouwentwil.
Hij is het, die de ijzeren tralies en de bronzen grendels van de onderwereld verbrak.
Hij is het, die iedere hooghartige tiran neerhaalde.
Hij is het, die zichzelf uit de ketenen bevrijdde, waarin hij geslagen was.
Hij verhief de armen uit de afgrond en de bedroefden uit de onderwereld.
Hij is het die de hovaardige machten vernederde,
die hovaardigheid door zijn nederigheid te schande maakte,
hij die de krachtpatser en de snoever omverwierp door zijn kwetsbaarheid,
hij die geringschattend neerhaalde al wat men beschouwde als een eer,
zodat nederigheid uit liefde tot God [voelen] hogelijk verheven kon worden.
Hij is het die het menszijn op zich heeft genomen en toch God is, het goddelijk Woord.
Hij is het die geduldig de mens altijd steunt en nederigheid wil wekken in de verhevenen.
Hij, die de mens verheven heeft tot hij godgelijk is geworden,
niet met het doel God naar beneden te halen naar het peil van de mens,
maar opdat de mens gelijk God zou worden.
O, deze grote goedheid van God!
O, Christus, koning die aan mensen de Grote Goddelijkheid heeft geopenbaard,
koning van iedere deugd en koning van het leven, koning van eonen en Majesteit van de hemelen,
hoor mijn woorden en vergeef me!
Verder legde hij een grote geestdrift voor vroomheid aan de dag. Waar is nu de man die wijs, intelligent of machtig is, of de man die vele vaardigheden kent? Laat hij eens spreken over wijsheid, laat hij eens flink opscheppen! Want alle mensen zijn gek geworden en hebben alleen uit eigen kennis gesproken. Maar Hij wierp de plannen van doortrapte mensen ondersteboven en Hij zegevierde over de waanwijzen. Wie zal dan in staat zijn de voornemens van de Almachtige te ontdekken, over goddelijkheid te spreken, of dat juist weer te geven? Als we nog niet eens in staat zijn gebleken elkaars plannen te doorgronden, wie zal er dan in staat zijn de Godheid of de godheden van de hemelen te kennen? Als we al nauwelijks vinden wat zich op aarde bevindt, wie zal er dan op zoek gaan naar hemelse dingen?
Een Grote Kracht en een Grote Heerlijkheid heeft de wereld geschapen. En het hemelse leven wenst alles te vernieuwen, om al wat zwak is, alsook iedere zwarte karaktertrek te doen verdwijnen, om iedereen met grote helderheid te laten stralen in hemelse gewaden, om zo de orde van de Vader met grote luister zichtbaar te maken.
Om hen die nobel in het strijdperk willen treden te bekronen, zal Christus scheidsrechter zijn. Hij heeft ieder bekroond die hij geleerd heeft hoe te wedijveren. Hij die als eerste gestreden heeft, heeft de kroon gewonnen, verkreeg heerschappij, is tevoorschijn getreden en heeft iedereen verlicht.
En allen werden door de Heilige Geest en door het Bewustzijn vernieuwd.
O, Almachtige Heer, hoeveel eer zal ik U geven?
Niemand is in staat God te verheerlijken, passend bij wie Hij is!
Gij zelf hebt glorie gegeven aan Uw Woord om ieder te verlossen, o barmhartige God!
Hij is uit Uw mond voortgekomen en is opgestaan uit Uw hart
de eerstgeborene, de wijsheid, het voorbeeld, het eerste licht.
Want hij is een licht, voortgekomen uit de kracht van God
en Hij is een zuivere uitvloeiing van de heerlijkheid van de Almachtige.
Hij is de vlekkeloze spiegel van de werking van God en het evenbeeld van zijn goedheid.
Want ook hij is licht van het eeuwige licht, oog dat kijkt naar de onzichtbare Vader,
altijd dienend en vormend volgens de wil van de Vader.
Hij die alleen was voortgebracht door het welbehagen van de Vader.
Want Hij is het onkenbare Woord en is wijsheid en leven.
Hij schenkt leven en voeding aan alle levende wezens en krachten,
zoals de ziel alle ledematen doet leven.
Hij regeert het Al met kracht en schenkt het leven.
Want Hij is het begin en het eind van alles, over alles wakend en het omringend. (324)
Nu wordt de mens door alles heen en weer geslingerd; hij verheugt zich en heeft tegelijkertijd verdriet. Enerzijds is hij bedroefd om hen die naar de plaats der straf zijn verwezen en anderzijds is hij bekommerd om ieder die hij moeizaam tot inzicht brengt. Maar hij verheugt zich over allen die in zuiverheid verkeren. Let dan op dat je niet in handen van de rovers valt. Vergun je ogen geen slaap, noch je oogleden sluimer, opdat je als een hinde aan valstrikken mag ontsnappen en als een vogel aan een net.
Vecht het grote gevecht zolang de strijd duurt, terwijl je de ogen op je gericht voelt van al de machten, niet alleen de heilige, maar ook die van de Tegenstander. Wee jij wanneer je wordt overwonnen temidden van allen die naar je kijken. Als je slag levert en triomfeert over de machten die tegen je strijden, zul je alle heiligen enorme vreugde en je vijanden groot verdriet bezorgen. Jouw Scheidsrechter helpt je volkomen, aangezien hij wil dat je overwint.
Luister, mijn zoon en wees niet hardhorig. Verhef jezelf als een adelaar, na je oude mens achter je gelaten te hebben. Vrees God in al je daden en verheerlijk Hem door je goede werk, wetend dat iedere mens waarin God geen behagen schept een kind van de ondergang is en zal neergaan in de afgrond van de onderwereld.
O het geduld van God, die ieder steunt, die verlangt dat iedereen, die tot de zonde vervallen is, wordt gered! Maar niemand belet Hem te doen wat Hij wil. Want wie is sterker dan Hij dat hij Hem zou kunnen tegenhouden? Hij is het, zeker, die de aarde beroert en haar laat sidderen, en die de bergen doet roken. Hij is het die zo'n enorme zee bijeengebracht heeft in een leren wijnzak en al de wateren op één hand gewogen heeft. Alleen de hand van de Heer heeft dit alles geschapen. En deze hand van de Vader is Christus en Hij vormt het al. Door deze hand is het Al ontstaan, zij is de Moeder van het Al geworden. Want hij is altijd Zoon van de Vader.
Overweeg dit, dat de Almachtige God, die eeuwig bestaat, niet altijd geregeerd heeft omdat hij de goddelijke Zoon niet wilde ontberen. Inderdaad woont het Al in God, het is ontstaan door het Woord, dat wil zeggen de Zoon, het evenbeeld van de Vader uit God. God is nabij, hij is niet ver weg. Alle goddelijke sporen behoren tot Gods familie. Weet dan, dat wanneer het goddelijke ten dele instemt met je over iets, dat dan heel het goddelijke met je instemt. Maar dit goddelijke wordt niet tevreden gestemd met iets slechts, het heeft immers alle mensen het goede onderricht.
Hem heeft God het menselijke geslacht toevertrouwd, zodat, dankzij hem, alle mensen uitverkoren zouden worden boven alle engelen en aartsengelen. God hoeft niemand op de proef te stellen, hij kent alles immers, nog voor het ontstaan is en hij kent de verborgenheden des harten. Nu zijn ze alle onthuld en schieten tekort in zijn ogen. 325
Laat niemand ooit zeggen dat God onwetend is. Want het past niet de Schepper van alle schepselen onwetend te noemen. Want zelfs in duister gehulde dingen staan voor hem in het licht. Niets anders is inderdaad verborgen, behalve God. En toch heeft hij zich aan ieder geopenbaard en nochtans is hij strikt verborgen. Hij is zichtbaar omdat God het Al kent. Zelfs als zij dat niet willen bevestigen, zullen zij door hun hart in verlegenheid worden gebracht.
Nu is hij verborgen omdat niemand de dingen van God kan bevatten. Want het is ondenkbaar en ondoorgrondelijk het Plan van God te kennen. Daarenboven is het moeilijk zijn sporen te volgen en Christus te vinden. Want hij woont overal en tegelijkertijd is hij op geen enkele plek.
Want niemand, al wil hij dat nog zo graag, zal ooit in staat zijn God te kennen zoals hij werkelijk is, noch Christus, noch de Geest, noch het engelenkoor, noch de aartsengelen en de tronen der geesten, en de verheven heerschappen en het Grote Bewustzijn.
Als je jezelf niet kent, zul je niet in staat zijn dit alles te kennen. Open de deur van jezelf, om de Ene-die-is te kennen. Klop op jezelf, opdat het Woord zich voor je ontsluit.
Want Hij is deur van het geloof en het scherpe zwaard, die alles voor allen is geworden, omdat hij met ieder mededogen wilde hebben.
Mijn zoon, bereid je voor te ontsnappen aan de wereldheersers van de duisternis en aan dit soort lucht, die bezwangerd is van machten. Maar als je Christus in je hebt, zul je deze hele wereld overwinnen. Dat wat je voor jezelf zult openen, zul je openen. Dat waarop je voor jezelf zult kloppen, daarop zul je kloppen en er zelf baat bij hebben. Help jezelf, mijn zoon, door niet te wandelen met die je niet van nut zijn. Mijn zoon, zuiver jezelf eerst naar je uiterlijke leven, opdat je daarna in staat mag zijn je innerlijk te reinigen. En wees niet als de kooplieden uit het Woord van God. Beproef alle woorden eerst voordat je ze uitspreekt. Streef geen voorbijgaande roem na, noch grootspraak die je ondergang zal zijn. Neem de wijsheid van Christus aan, die geduldig en mild is, en behoed die, mijn zoon, wetende dat Gods weg altijd vruchten draagt.
Jezus Christus, Zoon van God, Verlosser, buitengewoon wonder.
terug naar de Inhoud
Evangelie volgens Maria (Magdalena)
Inleiding
Het Evangelie volgens Maria is de eerste tekst in de zogenaamde Berlijnse Codex, officieel Berolinensis Gnosticus 8502 (BG) geheten. De papyri van deze codex met vier geschriften, werden door C. Reinhardt in 1896 in Cairo bij een antiquair verworven en worden geconserveerd in het Nationale Museum in Berlijn (afdeling egyptologie). Door een aantal vreemde omstandigheden kon pas na de Tweede Wereldoorlog een tekstuitgave van deze codex verschijnen; toen bleek dat twee van de vier teksten ook voorkwamen in de kruik van Nag Hammadi, 1
Het Evangelie volgens Maria is niet later geschreven dan eind tweede eeuw 2; maar hoeveel vroeger eventueel laat zich gissen. De oorspronkelijke tekst was in het Grieks gesteld; van deze tekst zijn nog enkele fragmenten teruggevonden: Papyrus Oxyrinchus 3525 en Papyrus Rylands 463.
Dat met Maria hier Maria Magdalena werd bedoeld, wordt al snel uit de tekst duidelijk. Over de bijzondere plaats van Maria Magdalena in het leven van Jezus zijn we in eerder hier weergegeven teksten, zoals in het Gespek met de Verlosser en het Evangelie volgens Filippus, geïnformeerd.
Wie was Maria van Magdala?
De latere kerk heeft de Magdaleense in de negende eeuw heilig verklaard. Maar niet in de hoedanigheid die ze bezat; als 'een vrouw die het Al kende' 3; als de vrouw die het licht zag, toen de andere leerlingen nog in het duister verkeerden 4; als de vrouw die vaak door Jezus gekust werd 5; als 'metgezellin van Jezus 6; of als 'Jezus' geliefde vrouw 7. De kerk heeft haar ook niet heilig verklaard als 'apostel der apostelen', een eretitel die nog in de eerste eeuwen van het christendom voor haar was weggelegd, omdat zij het was die als eerste de opgestane Jezus ontmoette en omdat zij de enige schakel tussen de opgestane Jezus en de overige leerlingen was. 8
Noten
1. Het Geheime Boek van Johannes en de Wijsheid van Jezus Christus.
2. Deze vaststelling is mede gebaseerd op de ouderdom van de hier genoemde Papyrus Rylands 463, die uit het begin van de derde eeuw stamt.
3. Zie het Gesprek met de Verlosser.
4. Zie het Evangelie volgens Filippus, 46.
5. Ibidem
6. Zie het Evangelie volgens Filippus, 25.
7. J. Slavenburg, Een ander testament, p.74. Zie ook S. Ben Chorin die een aantal sterke argumenten aanvoert als bewijs dat Jezus getrouwd was (Broeder Jezus; de Nazarener door een jood gezien, Baarn 1971, p.102-105).
8. Mc.16:9; Joh.20:11-18 (379)
De kerk verklaarde haar heilig als Maria Magdalena van de Boetedoening. Waarom boetedoening? Omdat ze Maria Magdalena, "van wie zeven duivels waren uitgegaan 9- wat heel goed een metafoor voor de zevenvoudige inwijding zou kunnen zijn - gelijkstelde met de anonieme zondares die Jezus' voeten zalfde,' 10 die dan weer identiek zou zijn aan Maria, de zuster van Martha, die het goede deel gekozen had. 11 Deze drie-in-één-constructie werd in de zesde eeuw door paus Gregorius de Grote bekrachtigd.? 12 En zo werd Maria Magdalena, de ingewijde, de apostel der apostelen, een zondares, een prostituée die door Jezus in genade was aangenomen.
In gnostische teksten wordt Maria Magdalena meer recht gedaan. Maar haar plaats is altijd betwist geweest, al was het alleen maar om het feit dat ze een vrouw was. Bij Thomas lezen we: Simon Petrus zei tegen hem (Jezus): "Laat Maria bij ons weggaan, want vrouwen zijn het leven niet waardig! 13
En in een Koptisch-gnostische tekst, die al bekend was vóór de Nag Hammadi-vondst, springt Petrus geagiteerd naar voren en verwijt Jezus: "Heer, deze vrouw is voor ons onverdraaglijk, omdat zij ons de gelegenheid ontneemt om iets te zeggen, maar zelf herhaaldelijk aan het woord is!" 14
Ook in de onderhavige tekst is er wrevel tussen Petrus en Maria. Nadat hij eerst toegegeven heeft dat zij meer leringen van Jezus ontvangen heeft dan de overige leerlingen en dat Jezus meer van Maria heeft gehouden dan van de andere vrouwen, wordt hij later boos en vraagt zich af of Jezus "werkelijk buiten ons om (en) niet openlijk met een vrouw gesproken" heeft: "Heeft hij aan haar de voorkeur gegeven boven ons (mannen)?"
Door het ontbreken van de eerste zes pagina's valt de tekst midden in een gesprek tussen de opgestane Jezus en zijn leerlingen. Na zijn opstijging blijven de leerlingen bedroefd achter, maar worden getroost door Maria. Zij vertelt dan over een visioen dat ze had. Helaas ontbreken er dan weer vier pagina's van het oorspronkelijke handschrift. Als de tekst wordt vervolgd, is Maria nog (of weer) aan het woord en vertelt de leerlingen, wat Jezus aan haar openbaarde over de reis van zijn ziel langs de hemelwachters. Dat wordt haar niet in dank afgenomen door Andreas, die dat als 'afwijkende leringen' ziet en ook niet door Petrus, zoals we hiervoor zagen. Maar Levi neemt het voor haar op, want "de Verlosser kende haar erg goed en daarom heeft hij van haar meer gehouden dan van ons".
Noten
9. Mc.16:9; Le.8:2
10. Le.7:36-50
11. Le.10:42
12. Zie onder andere David Hugh Farmer, The Oxford Dictionary of Saints, OxfordNew York 19887, p.292-293
13. Evangelie van Thomas, 114
14. Pistis Sophia, hoofdstuk 36 (380)
Evangelie volgens Maria (Magdalena)
Berolinensis Gnosticus, 1 [de eerste zes pagina's van het oorspronkelijke handschrift ontbreken)
...zal de materie [vernietigd worden] of niet?'
De Verlosser zei:
"Alle naturen, alle vormen en alle schepselen bestaan in en met elkaar en ze zullen weer teruggevoerd worden tot hun eigen wortel. Want de natuur van de materie kan zich slechts tot haar eigen natuur terugvoeren. Wie oren heeft om te horen, die hore!"
[De gehechtheid van de mens aan de stof doorheen de zintuigen, zal worden beëindigd, waardoor de menselijke geest weer kan worden verbonden met zijn geestelijke oorsprong, de goddelijke geest. Freek]
Petrus vroeg hem:
"Omdat u ons alles heeft uitgelegd, zeg ons nu nog dit: wat is de zonde van de wereld?"
De Verlosser zei:
"Zonde bestaat niet. Maar het zijn jullie die de zonde maken, namelijk wanneer jullie doen wat in wezen gelijk staat aan 'overspel', dat is wat men 'de zonde noemt'.
[De zinnebeeldige betekenis van 'overspel' is: je verbinden met iets anders dan datgene, wat wezenlijk bij jou behoort; d.w.z. de geestestoestand van onbewuste vereenzelviging van de menselijke geest met de stoffelijke wereld doorheen de zintuigen, waardoor de geest, het levende, zich verbindt met de stof, het niet levende. Freek]
Daarom is het goede in jullie midden gekomen,
- naar het (wezen) van iedere natuur,
- om deze weer in zijn wortel te herstellen."
[Het 'goede', Gods heilige geest die in de mens Jezus bij ons is geweest, herinnert ons aan ons eigen wezen, de menselijke geest, om die weer met zijn eigen oorsprong, de goddelijke geest, te verbinden. Freek]
Toen ging hij voort en zei:
"Daarom [worden jullie ziek] en sterven jullie, omdat jullie [houden] van wat jullie [misleidt]. Wie het vatten kan, die vatte het!"
[Door de onbewuste vereenzelviging met de stof, met wat je als menselijke geest niet bent, kun je jezelf niet zijn; dat leidt tot innerlijke onevenwichtigheid, die door de ziel heen doorwerkt op het lichaam, waardoor ook dat uit zijn evenwicht raakt en ziek wordt. Freek]
"[De materie gaf geboorte] aan een begeerte die haar gelijke niet kent omdat zij uitgegaan is van iets tegennatuurlijks. Daardoor heerst er verwarring in het gehele lichaam!
Daarom heb ik jullie gezegd: 'Heb goede moed.' En als jullie moedeloos zijn, vat toch moed tegenover de verschillende vormen van de natuur. Wie oren heeft om te horen, die hore!"
Toen de Gezegende dit gezegd had, groette hij hen allen met de woorden:
"Vrede zij met jullie. Breng mijn vrede voort. Let erop dat jullie niemand misleiden door te zeggen: 'Zie hier' of 'zie daar', want de Zoon des Mensen verblijft in jullie binnenste. Volg hem! Die hem zoeken zullen hem vinden. [De 'Zoon des mensen' is Gods heilige geest, die in wezen met de menselijke geest overeenkomt, maar die nog wel in een toestand van ontwikkeling is. Freek]
Ga zo heen en verkondig het evangelie van het Koninkrijk. Leg geen andere bepaling op dan die welke ik jullie heb gesteld.
En vaardig geen wet uit zoals de wetgever, opdat jullie daar geen gevangenen van worden."
[Jezus raadt het af de leer vast te leggen in leerstukken, dogma's, want dat betekent het einde van de menselijke vrijheid en zelfstandigheid. Freek]
Toen hij dit gezegd had, ging hij heen.
Zij echter waren bedroefd. Ze huilden heftig en ze zeiden:
"Hoe moeten we naar de heidenen gaan en het evangelie van het Koninkrijk van de Zoon des Mensen prediken? Als hij al niet werd gespaard, hoe zal men ons dan sparen?" (381)
Toen stond Maria (Magdalena) op en zij kuste hen allen en zei tegen haar broeders:
"Huil niet, wees niet bedroefd en twijfel niet, want zijn genade zal geheel met jullie zijn en jullie behoeden. Laten we liever zijn grootheid prijzen, want hij heeft ons voorbereid en ons tot mens gemaakt(!)."
Toen Maria dit zei richtten zij hun harten op het Goede.
En ze begonnen de woorden van de [Verlosser] te bespreken.
Petrus zei tegen Maria:
'Zuster, we weten dat de Verlosser meer van jou gehouden heeft dan van de andere vrouwen. Zeg ons de woorden van de Verlosser zoals jij je die herinnert, die jij kent (maar) die wij niet kennen en die we ook (nog) niet hebben gehoord."
Maria antwoordde en zei:
"Wat voor jullie verborgen is, zal ik jullie bekendmaken."
En ze begon hun het volgende te vertellen:
"Ik," zei ze, "ik zag de Heer in een visioen; en ik zei tegen hem: 'Heer, ik zie u vandaag in een visioen.'"
Hij antwoordde en sprak tot mij:
"Gezegend ben je dat je niet wankelt bij mijn aanblik. Want waar het bewustzijn is, daar is de schat."
Ik vroeg aan hem:
"Heer, ziet hij, die een visioen heeft, nu met de ziel of met de geest?" De Verlosser antwoordde en sprak: "Hij ziet noch met de ziel, noch met de geest, maar met het bewustzijn, dat tussen die twee in ligt. [Zo] is het dat [hij] een visioen waarneemt en het is […]
[De menselijke geest ziet met het waarnemingsvermogen door zich ontvankelijk, vormbaar voor iets open te stellen; de geest ziet met het 'geestesoog' en wordt zich zo van iets bewust. Freek]
[hier ontbreken de pagina's 11-14 van het oorspronkelijke handschrift]
[...] het.
En de Begeerte zei:
"Ik heb je niet omlaag zien gaan, maar nu zie ik je omhooggaan. Waarom lieg je? Want je hoort bij mij!"
De ziel antwoordde en zei:
"Tk heb jou gezien, (maar) jij zag mij niet, noch herkende je mij. Je hebt mij als kleding gediend en je kende mij niet."
Toen ze dit gezegd had ging ze met grote vreugde weg.
Toen kwam ze bij de derde macht, die Onwetendheid genoemd wordt. [Deze] wilde de ziel uithoren: "Waarheen ben je op weg? (382) In slechtheid ben je vastgehouden en je bent onderworpen aan mijn oordeel!"
Maar de ziel zei:
"Waarom oordeel je over mij, terwijl ik niet geoordeeld heb! Ik werd vastgehouden, hoewel ik niets vastgehouden heb. Ik werd niet herkend. Maar ik heb (wel) herkend dat het Al opgelost zal worden; zowel de aardse (dingen) als de hemelse."
Toen de ziel zo de derde macht voorbijgekomen was, steeg ze verder omhoog en zag de vierde macht. (Deze) had zeven gedaanten: De eerste vorm is de duisternis. De tweede de begeerte. De derde de onwetendheid. De vierde is de prikkel van de dood. De vijfde is het koninkrijk van het vlees. De zesde is de domme wijsheid van het vlees. De zevende is de vertoornde wijsheid.
Dat zijn de zeven [heerschappijen] van de Toorn. Ze vroegen de ziel:
"Vanwaar kom je, moordenares; en waarheen ben je op weg, jij die de ruimte bedwong?'"
De ziel antwoordde en sprak:
"Wat mij bindt is gedood en wat mij omringt is overwonnen. Mijn begeerte heeft opgehouden (te bestaan)
en de onwetendheid is gestorven. In een wereld ben ik bevrijd uit een (andere) wereld en in een beeld door een beeld van boven; want de boeien der vergetelheid hebben een tijdelijke duur.
Van dit ogenblik af zal ik de rust ontvangen, los van het tijdsverloop van de eon; in zwijgen!"
Toen Maria dit had gezegd, zweeg ze, want tot zover had de Verlosser met haar gesproken.
Maar Andreas nam het woord en zei tegen de broeders:
"Zeg eens, wat denken jullie over wat zij gezegd heeft? Ikzelf geloof niet dat de Verlosser dit heeft gezegd, want het is duidelijk dat het afwijkende ideeën zijn." (383)
Petrus nam het woord en sprak over deze zelfde dingen. Hij vroeg hun over de Verlosser:
"Zou hij werkelijk buiten ons om (en) niet openlijk met een vrouw gesproken hebben?! Moeten wij ons soms omkeren en allemaal naar haar luisteren? Heeft hij aan haar de voorkeur gegeven boven ons?"
Toen huilde Maria en zei tegen Petrus:
"Mijn broeder Petrus, wat denk je? Denk je dat ik het zelf in mijn hart bedacht heb of dat ik leugens vertel over de Verlosser?"
Levi nam het woord en zei tegen Petrus:
"Petrus, jij bent altijd zo heetgebakerd! En nu zie ik weer dat je redetwist met deze vrouw als met tegenstanders. Als de Verlosser haar waardig bevonden heeft, wie ben jij dan om haar te verwerpen? Zeer zeker kende de Verlosser haar erg goed en daarom heeft hij van haar meer gehouden dan van ons. We moesten ons eerder schamen en ons bekleden met de volkomen Mens en hem in onszelf verwerven, zoals hij ons heeft opgedragen en het evangelie verkondigen. En laten we daarbij geen andere bepaling of wet opleggen dan wat de Verlosser gezegd heeft."
Toen Levi dit gezegd had maakten ze zich op om te verkondigen en te prediken." (384)
Toelichting bij het Evangelie volgens Maria (Magdalena)
1. Wilson-MacRae en Pasquier komen hier niet verder dan wat losse woorden. Luttikhuizen volgt de reconstructie van Till-Schenke die wij eveneens gevolgd hebben.
2. In het Gesprek met de Verlosser zegt Jezus: "Want het genot van de wereld is vals en haar goud en zilver zijn dwalingen."
De materiële wereld wordt voorgesteld als een illusie, als maya. En vasthouden aan een illusie ('wat jullie misleidt') betekent afgescheiden worden van heelheid; dat veroorzaakt ziekte en dood.
Omdat dit niet voor iedereen te begrijpen is ,zegt Jezus: "Wie het vatten kan, die vatte het", zoals in vele geschriften (o.a. in de Bijbel) waarin dan gezinspeeld wordt op een diepere betekenis.
3. Met het ontstaan van de materie is ook de begeerte daarnaar geboren. Zij is ontstaan uit iets dat hier 'tegennatuurlijk' wordt genoemd omdat het voortkomt uit de wereld van de ziele-krachten, die van de demiurg en zijn archonten. Daarom heerst er ook verwarring in het hele lichaam van die mens, die zich niet alleen bewust wordt van zijn lichamelijke, maar tevens van zijn geestelijke afkomst, door gnostici voorgesteld als het pleroma.
4. Een oud handschrift van het Evangelie volgens Lucas verhaalt, dat Jezus eens iemand tegenkwam die op de sabbat aan het werk was. Hij zei tegen hem: "Mens, als je weet wat je doet, ben je zalig, zoniet, dan ben je... een wetsovertreder" (J. Jeremias, Unbekannte Jesusworte, Gütersloh 1963, p.61-64).
Het innerlijke weten, verbonden aan de Christus in het eigen hart, stijgt verre uit boven de uiterlijke wet.
5. Luttikhuizen vertaalt: "... hij heeft ons samengebracht". Die vertaling is mede gebaseerd op de Papyrus Oxyrhinchus 3523. De andere vertalers geven de Koptische weergave, zonder verwijzing naar deze papyrus. In hun inleiding maken ze alleen gewag van de Papyrus Rylands.
6. Een van de hemelwachters (tolgaarders).
7. Een enigszins vrije vertaling vanwege een moeilijk tekstgedeelte.
8. Luttikhuizen geeft hier: zwerfster [planetes: planeet].
9. De materie als afspiegeling en (tijdelijke) vorm van het eeuwig geestelijke.
Zie ook Het Evangelie van Thomas (logion 22) waarin Jezus zegt: (385)
"Als jullie ogen maakt in plaats van een oog en een hand in plaats van een hand en een voet in plaats van een voet en een beeld in plaats van een beeld; dan zullen jullie in het Koninkrijk binnengaan.
10. Met 'zwijgen' wordt hier niet bedoeld 'de mond dichthouden' maar een toestand van volkomen rust [Zoals de 'kenosis' uit de Filokalia of het nirwana-begrip en 'soonya' in sommige oosterse religies. Freek].
'Zwijgen' (of: 'stilte') is met 'diepte' een primaire manifestatie van God, zoals ook uit de Valentiniaanse geschriften is op te maken (zie bijvoorbeeld de Valentiniaanse Verhandeling).
11. Pap. Rylands 463, p.21, geeft: "Als hij over zulke zaken gevraagd werd, zou de Verlosser dan in het geheim met een vrouw gesproken hebben en [niet] openlijk, opdat wij dat allemaal zouden horen?"
12. Pap. Rylands 463, p.22, geeft: "Toen hij dit gezegd had, vertrok Levi en begon…" De Berlijnse Codex geeft letterlijk: "Toen [...] en zij begonnen…" (386)
terug naar het literatuuroverzicht
^