Samenvatting van vijf lezingen door Theo Smits over Teilhard de Chardin

Inleiding
Teilhard overschrijdt de grenzen van verschillende wetenschappen en is behalve wetenschaper ook dichter en profeet. Het gaat om de ontwikkeling van de kracht van de menselijke geest. Met vallen en opstaan zoeken wij hierin onze weg. Teilhard wil slechts een richting daarin aangeven. Wat hij daarbij stelt is gedurfd, zoals zijn visie op de erfzonde, maar tegelijkertijd erg inspirerend.

Jeugdervaringen: de vergankelijkheid van stoffelijke vormen
Pierre leerde van zijn vader over de planten en bloemen, vlinders en kevertjes. En als een natuurlijke aanvulling daarop leerde hij van zijn moeder in alles en overal de hand van God te zien. Hij zal later dan ook erkennen: "Er was maar een vonkje nodig om het vuur te doen oplaaien. Deze vonk dank ik aan mijn moeder, ze heeft mijn leven verlicht."
Als kind van vijf maakt hij iets mee, wat een verpletterende indruk op hem maakt. Een haarlok van zijn krullenbol vat vlam. Met een schok ervaart hij de vergankelijkheid van de stof. Jaren later zal hij als geleerde toegeven, dat de meeste kinderen weleens zulke ervaringen hebben, maar dat ze spoedig worden vergeten. Bij hem was dat echter niet het geval. Hij blijkt duidelijk een mystieke aanleg te hebben, die zich uit in zijn vertwijfelde zoektocht naar iets onvergankelijks. Als zesjarige vindt hij het. Het is een grote ijzeren schroefkop, die door de vloer van zijn kinderkamer steekt. Verder een deel van een ploegschaar, dat hij op het erf vindt en een grote Engelse sleutel. Deze worden voor hem het bewijs van absolute hardheid. Hij noemt zijn vondst in stilte 'zijn ijzeren God'. Als hij enkele jaren later ontdekt, dat zijn ijzeren god roest, verweert, vergaat, is hij volkomen ontdaan. De materie leeft en kan sterven, voelt hij. Ze heeft een hart dat verteert zoals de vlammen van het haardvuur. Vanaf zijn zesde of zevende jaar werd hij al aangetrokken door het onvergankelijke, het onverwoestbare en onverteerbare. Nu ervaart hij het vuur zelf als het onverwoestbare element.
De jeugd is de cocon, waaruit het latere leven zich ontpopt. Als tienjarige gaat hij na zijn teleurstellende ervaringen met de bestendigheid van bloem, plant en ijzer over tot het zoeken en verzamelen van stenen, mineralen, halfedelstenen. Zij zijn in zijn ogen niet alleen mooi, maar ook hard en blijvend. De lessen op het gymnasium weten hem maar matig te boeien. Met zijn gedachten is hij ergens anders. Het is nu vooral de geheimzinnige zwaartekracht, die hem bezighoudt.

Geboeid door de samenhang van alles in Gods schepping
Ook zoekt zijn geest steeds naar de samenhang tussen alles wat gebeurt, tussen alles wat bestaat of bestond. De kosmische samenhang tussen verleden, heden en toekomst, tussen stof en geest, tussen mens en natuur boeit hem mateloos. In Cairo laat zijn leraarschap hem voldoende vrije tijd om verder te gaan met zijn veldwerk, zijn speurtochten naar mineralen en fossielen, de versteende overblijfselen van vroeger leven. Ook dan weer wordt hij geboeid door het onverteerbare, de vreemde gloed van het exotische licht dat in het Oosten over de natuur valt.

Herkennning van de goddelijke oorsprong: panentheïsme
Met moeite ontsnapt hij in zijn Egyptische en Engelse jaren aan het moeras, waarin hij met zijn verzamelwoede van stenen en fossielen enerzijds en door een godsdienstige crisis anderzijds dreigt te verzinken. In alle materie voelt hij steeds duidelijker de krachtbron van goddelijke oorsprong. Er ontwikkelt zich in hem een pantheïstische wereldbeschouwing. Dankzij de gesprekken met zijn leermeester Paul Troussard ziet hij echter al spoedig in, dat God niet met alles samenvalt, maar dat God alle dingen overstijgt, hoewel ze in Hem rusten. Zijn blik verwijdt zich daardoor tot panentheïsme.

Evolutie is een tocht naar vergeestelijking door eigen inzet met Jezus als doel (verchristelijking)
In een geweldige tweestrijd groeit in hem de overtuiging, dat heel de evolutie één moeizame tocht is naar vergeestelijking en de verering die hij in zijn jeugd al had voor het Jezuskind groeit uit tot de overtuiging, dat Christus de vlam is die het hart van onze wereld brandend houdt. Zo gezien stuwt de evolutie ons naar een totale verchristelijking van die wereld.
Hier ligt de geboorte van het visioen van Teilhard: zijn gevoel voor de samenhang tussen alles wat bestaat, bestond en komen gaat, slaat om in de overtuiging:
- dat de mens de evolutie zelf in de hand moet nemen
- om uit te groeien tot een bovenmenselijke eenheid in Christus.

Gods schepping ontwikkelt zich van beginpunt Alfa tot het eindpunt Omega met Jezus als doel
Het is zijn mystieke zicht op de kosmische Christus, die alles en allen gaat vervullen. Materie, mens en Christus - deze drievoudige diepte wordt plotseling samengebald tot een volstrekt nieuw wereldbeeld.
Steeds duidelijker groeit in hem die ontstellende blik op en over alles als een proces van evolutie van de stof, ontstaan uit God, het oerbegin Alfa en groeiend naar zijn eindpunt, gelijk aan dat oerbegin, Omega. Materie en geest worden verzoend.
Teilhard bespreekt de mens als het middelpunt van één groot geheel van wat was en wat komen gaat. Hij ziet álles, de totale kosmos, in één beweging naar een punt van totale eenheid. Hij beschrijft niet alleen de ontwikkeling van de aarde en het leven zoals dit tot dan toe gebruikelijk was. Nee, hij durft de lijnen terug nog verder door te trekken tot het oerbegin én - wat vooral nieuw was - hij trekt die gedachtelijnen óók door naar de toekomst, de overgang naar hereniging met de Schepper in het punt Omega.

Leer de schepping te zien in het licht van de eeuwigheid
Zijn raad: kies een kosmisch gezichtspunt. Kweek gevoel voor ruimte in jezelf en in het heelal en voor de diepte van het verleden. Krijg gevoel voor de werkelijkheid van het getal. Zie deze getallen ook in relatie tot andere. Elk ding om ons heen heeft zijn eigen karakter. Alles, maar dan ook alles is in beweging als we zien hoe alles met alles samenhangt.

Darwins 'natuurlijke selectie' en 'De Vries' mutatietheorie
Voor Charles Darwin gold dat de harde strijd om het bestaan, de struggle for life, alleen de best aangepasten deed overleven. Zij alleen konden zich handhaven en hadden daarom de kans zich voort te planten. Op deze manier selecteerde de natuur zelf en door die geslaagde aanpassing ontstond evolutie. Vandaar dat we zijn theorie hier aanduiden met natuurlijke-selectietheorie.
De Nederlandse botanist Hugo de Vries kwam met een andere opvatting. Darwin ging ervan uit dat evolutie door een geleidelijke, langzame overgang van een lagere soort naar een hogere plaatsvond. De Vries meende, dat er sprake was van plotselinge overgangen. Sprongsgewijze veranderingen dus in de erfelijke eigenschappen. Deze veranderingen heten mutaties en zijn theorie is daarom de mutatietheorie.
Inmiddels erkennen de geleerden dat in al deze theorieën wel iets van waarheid schuilt. Algemeen aanvaarden zij, dat de hogere levensvormen voortkomen uit de lagere, de evolutie dus. Allen aanvaarden daarbij, dat zich plotselinge veranderingen hebben voorgedaan, mutaties. Ook erkennen ze de invloed van de omgeving, zoals die van het klimaat, het voedsel enz. Maar, voor de hele wetenschap is en blijft het een onopgelost raadsel of en waarom die evolutie doelgericht is. De natuuronderzoeker neemt geen richtinggevende kracht aan die hij niet kan vaststellen, waarmee hij niet kan werken.

Teilhards 'wet van complexiteit-bewustzijn' en de 'psychische binnenkant der dingen'
Teilhard de Chardin draagt aan de oplossing van dit raadsel zijn steentje bij. Hij doet dat als paleontoloog-geoloog door waarnemingen tijdens zijn veldwerk, o.a. in China. Maar ook als filosoof en theoloog door daarna over de grote lijnen na te denken. Zo ontdekt hij nieuwe wetten. Hij formuleert de wet van complexiteit-bewustzijn o.a. in zijn werk 'Het verschijnsel mens'.
Teilhard ziet de evolutie als één doorlopend proces van steeds grotere verinnerlijking en daardoor vergeestelijking van de stof. Hij is de eerste die de mutaties, de plotselinge veranderingen, ook laat gelden voor het allereerste begin, voor de tijd waarin er van leven nog geen sprake was. Teilhard gaat ervan uit, dat ook de materie zelf steeds aan dezelfde mutatiewetten onderhevig is. Het is niet terecht om nog langer te spreken van 'dode stof'. Zelfs de kleinste deeltjes hebben een onderlinge aantrekkingskracht: hun liefde voor elkaar. Ook zij bezitten het vermogen liefdevol grotere eenheden te vormen.
Hun innerlijke, zeg psychische kracht (de psychische binnenkant der dingen) wordt hierdoor gebundeld. Door deze bundeling van de psychische binnenkant der dingen wordt hun structuur steeds ingewikkelder (complexer).
Aan deze structuur zijn echter grenzen. Bij een bepaalde graad van complexiteit is de opeenhoping van energie zo groot, dat een plotselinge structuurverandering plaatsvindt. Zoals bij koken water in stoom verandert, zo ontstaat telkens bij verzadiging een andere aggregatietoestand. Zo moet het ook bij de eerste vormen geweest zijn waarin wij duidelijk van leven spreken. Het ingewikkeldste, grootste molecule, wordt levend!

De ontwikkeling van de hersenen en bewustzijn
De psychische kracht die in alles sluimert, geeft de elementen een zekere vrijheid in hun keuze zich te verbinden of af te scheiden. In hun samengaan vormen zij steeds ingewikkelder bouwsels van cellen. Hierin stapelt zich de energie op totdat het verzadigingspunt van de structuur opnieuw is bereikt. De toenemende complexiteit heeft een nieuwe vorm nodig. Gepaard gaande aan de toename van complexiteit neemt het bewustzijn en ook de vrijheid toe.
Hoe groter de vrijheid hoe hoger de soort. De planten hebben minder bewegingsvrijheid dan de dieren. De hogere diersoorten hebben duidelijk meer innerlijke kracht. Om de hogere bewustzijnskracht te kunnen vasthouden, ontwikkelen zich steeds grotere hersenen.
De mens ten slotte wordt zich van zichzelf bewust, weet dat hij iemand is. Hij is het eerste levende wezen, dat over zichzelf en zijn omgeving kan nadenken en oordelen. In de mens stapelt zich een steeds grotere innerlijke kracht op, die gericht en bestuurd wordt door een steeds ingewikkelder centrale: het zenuwstelsel.

De wet van complexiteit-bewustzijn
Deze z.g.n. wet van complexiteit-bewustzijn staat centraal in Teilhards gedachtengoed. Achter die ietwat duistere term gaat een overal te constateren verschijnsel schuil. Immers, deste meer communicatie en contact er is, deste groter in aantal en deste duizelingwekkender zijn de problemen. Maar we zien het ook bij atomen. Als er twee een verbinding aangaan, hun krachten bundelen in een molecuul, dan bezit het laatste een sterkere innerlijke kracht dan de atomen afzonderlijk. Als zeer vele atomen zich verenigen en er ontstaat een erg complex molecuul dan wordt ook de innerlijke energie navenant groter.
Nergens is die in de natuur zo groot als in de hersenen van de mens. De complexe structuur van de hersencellen maakt dan ook het unieke zelfbewustzijn mogelijk. De cultuur is een voortzetting van de natuur op basis van bewuste keuzes. Maar zullen de mensen hun vrijheid gebruiken voor de bevordering van elkaar?

Het psychisme: de psychische binnenkant der dingen
Teilhard de Chardin neemt dus aan, dat alle stof - dus ook de zogenaamde 'dode stof' - een 'binnenkant' heeft, een soort innerlijk. Een essentiële hypothese. Het komt erop neer, dat elke stof naar buiten toe iets uitstraalt. Of nog anders gezegd: De fysische, de uiterlijke kracht gaat altijd samen met een psychische, een innerlijke kracht. Als bovengenoemde twee krachten elkaar in de veelheid afstoten, middelpuntvliedend zijn, zijn we getuige van een kosmisch drama. Maar dat hoeft niet. Ze kunnen zich ook op elkaar concentreren, ordenend bundelen, middelpuntzoekend zijn. Alleen de naar elkaar toegroeiende energie, de steeds grotere concentratie van psychische krachten, bepaalt de vooruitgang. Samenbundeling, samengaan trekt voorwaarts naar eenheid, het omgekeerde zuigt ons achteruit naar de veelheid, de verdeeldheid, de verbrokkeling.
Teilhard ziet als in een visioen hoe de mensheid zich ondanks of wellicht juist dankzij schokkende crises, steeds sterker samenbalt en afstevent op een punt van volstrekte psychische eenheid. Dit punt noemt hij Omega. Dáár verenigt zij zich met Christus, de kosmisch werkzame kracht, door wie zij zich liet aantrekken en van wie haar in een eerder stadium van haar bewustzijn al werd geopenbaard: "Opdat gij allen één zijt... zal ik wederkomen."

Biosfeer - zelfbewustzijn
Teilhard spreekt van de biogenese, de geboorte van het leven. Over de hele aarde vormt zich een schil van steeds bewuster leven, de biosfeer. Het moet ruim 1 miljoen jaar geleden zijn, dat zich onder de mensapen de grootste tot nu toe bekende mutatie heeft voltrokken. In de lange geschiedenis heeft de stof zich zo ver ontwikkeld, dat de hersencomplexiteit, de ingewikkeldheid en innerlijke krachtsbundeling, zó groot was, dat het wonder van de zelfbewustwording zich voltrok.
De mens wist dat hij bestond, herkende zichzelf, had een ik-bewustzijn, kon bedenken, dat hij denken kon. Dit had ongelooflijke consequenties. Doordat hij wist wat hij deed, kon terúgzien op wat hij deed, was hij verantwoordelijk geworden voor zijn daden. Hij kénde thans goed en kwaad: het paradijs lag vanaf dat moment in zijn eigen keuzewereld.

De noösfeer
Maar steeds kiest hij uit zelfzucht: hebzucht en heerszucht, vanwege bezit, eer, macht of roem de verkeerde weg. En in dat éne miljoen jaar geschiedenis zien we de mens steeds weer worstelen met dat éne weten: het gaat niet om mij, het gaat om ons, het gaat niet alleen om individuen, het gaat ook om de gemeenschap. En volgens de door Teilhard geformuleerde wetten zal ook de mens nu in steeds ingewikkelder formaties de hele aardbol omweven. We zien zijn culturen zich uitbreiden over de aarde met hun wetenschappen, godsdiensten en kunsten. Als een steeds dichter en kleurrijker netwerk omhult een nieuwe sfeer de aarde. Het is een vlechtwerk van psychische aard, van bewuste creativiteit. Teilhard noemt dit de noösfeer (van het Griekse nous: kennen, geest). Zoals in de geosfeer en in de biosfeer blijkt ook in de noösfeer de wet van complexiteit-bewustzijn te gelden.
Hij moet zich leren aanpassen aan de vele nieuwe dingen, die er voor zijn horizon opdoemen. Hij moet een nieuw evenwicht zien te vinden in alles wat hij zo netjes op een rijtje dacht te hebben.
Het lijkt wel of het democratiseringsproces niet meer te stuiten is in haar drang de grenzen op te heffen die mensen van elkaar scheidt en gericht is op een steeds grotere mate van erkenning van de gelijkwaardigheid van iedereen. Dat brengt grote groepen mensen in verwarring. Leraren, ouders, politici en kerkelijke leiders kunnen hun gezag niet langer ontlenen aan hun functie, maar moeten dit door hun gedrag als mens waarmaken.

Door vraagstukken op te lossen: geestelijke groei
In zijn werk L'avenir de l'homme zet Teilhard uiteen hoe hij de toekomst van de mens ziet. We zagen reeds dat de mens de bekroning is van een steeds groeiende psychische voortgang. Als we naar de ontwikkeling van de soorten in het verleden kijken, zien we dat de complexiteit en daarmee de psychische kracht afneemt. Mogen we er dan niet van uitgaan, dat déze samenhang tussen complexiteit en bewustzijn ook voor de toekomst zal gelden? Is er wel een reden om nu plotseling een andere ontwikkeling te veronderstellen? Stel dus, dat deze wet de evolutie leidend zal blijven.
Teilhard ziet in de toekomst dan ook een steeds grotere energie van geestelijke aard ontstaan. Hij durft hieruit de consequenties te trekken, omdat hij zich baseert op een studie van een verleden van meer dan 300 miljoen jaar. De mens heeft zich enkele honderdduizenden jaren ononderbroken opgewerkt tot een steeds complexer organisme en een steeds groter bewustzijn. Er is geen enkele reden, waarom dat thans afgelopen zou zijn. Teilhard ziet de mens dan ook een nog hogere graad van organisatie en nog hogere bewustzijnstoestand bereiken. Zoals dit vóór de komst van de mens op lagere bewustzijnsniveaus gebeurde, zo zal de mens nieuwe dimensies en daarmee nieuwe waarden binnen zijn bereik brengen. Voor Teilhard zal de vooruitgang gelijklopen met een stijgen van het bewustzijn en dit stijgen van het bewustzijn zal gelijklopen met een betere organisatie van de mensheid.

Door overwinning van het kwaad: geestelijke groei
Wie de historische ontwikkeling van mens en maatschappij heeft gevolgd, zal moeten toegeven, dat de organisatie op terreinen van politiek, wetenschap, bedrijfsleven en sociale voorzieningen zeker in de westerse landen aanzienlijk is verbeterd. Of dit in gelijke mate opgaat voor het bewustzijn van de mens van zijn uiteindelijke bestemming, is moeilijk te zeggen. Dat hangt er sterk vanaf, hoe we de rol van het kwaad zien in de wereld. Teilhard heeft daarover een bijzondere opvatting.
Hij ziet alle ellende en alle moeilijkheden, de duizenden gevolgen van oorlogen en revoluties, van geestelijke verscheurdheid, moreel lijden enzovoort als de barensweeën van de evolutie, de groeistuipen van het bewustzijn. Ze bevorderen het leerproces van de mens. Het kwaad is dus een 'groeikwaal'. Deze komt zowel voor in het zoekend en tastend ontwikkelen van de juiste verbindingen in scheikundige processen door moleculen als in de processen van de menselijke geest. Wat evolutionair niet levensvatbaar is, wordt afgebroken en verdwijnt.
Teilhard noemt dit een ontzagwekkend kosmisch drama. Iedereen, die zich wil ontwikkelen, moet zich daarvoor inspanningen getroosten. Om zichzelf of culturen te bevorderen zijn kennis en inzicht nodig. Men krijgt die tastend en zoekend, met vallen en opstaan.
Ondanks de vreselijke en vele vormen van het kwaad blijft Teilhard een man met een onverwoestbaar optimisme. Dit optimisme stoelt op zijn intens geloof in de verlossing. Evenzeer echter is het gebaseerd op zijn kennis van het verleden. Vijftig jaar paleontologische en natuurkundige studies hadden hem duidelijk gemaakt, in welke richting de evolutie zich beweegt. Boven al het slechte uitstijgend, ja zelfs dankzij het kwaad of beter dóór de crises van alle kwaad te overwinnen, volgt de evolutie een duidelijk opgaande lijn: het bewustzijn gaat voort zich uit te breiden en te verdiepen. Dat roept twee vragen op:
1. Zál de mens met zijn evolutie instemmen en er blijvend aan meewerken?
2. Welk belang heeft een zogenaamd 'welslagen van de wereld'?

Punt Omega: het 'totale bewustzijn'
De eerste vraag beantwoordt Teilhard uitgesproken bevestigend. De ervaring is immers, dat de ontwikkeling onherroepelijk is, dat de evolutie niet achteruit kán.
Dóórdenkend vanuit het verleden stelt hij, dat de evolutie verdergaat tot een maximum aan bewustzijn en energie, dat ongekend is in deze wereld. Dit ogenblik zal er zijn als de groei van de geest haar hoogtepunt heeft bereikt in het punt Omega, een geestesgesteldheid, waarin ieder van ons uitstijgt boven zichzelf, maar die slechts bestaan kan dóór ieder van ons.
De schepping komt voort uit het totale bewustzijn [de algeest] en keert daar ook naar terug, van alfa gaat zij naar omega.
Ondanks de ellende van zijn geschiedenis heeft de mens een onstuitbare drang en kracht tot vooruitgang. Bovendien is de mensheid geologisch nog zeer jong en heeft ze althans gezien vanuit de materiële ontwikkeling nog miljoenen jaren voor zich. Voorwaarde is echter enerzijds dat wij steeds meer kennis over de wereld buiten onszelf verwerven en anderzijds steeds meer liefde daarvoor ontwikkelen. Dat laatste houdt in, dat wij het vermogen verwerven anderen in hun diepste wezen te bevorderen. Teilhard zegt in zijn boek Visie op de toekomst, dat kennis en liefde de voorwaarden zijn voor een groeien van het bewustzijn. Toch is de mens vrij. Hij kán, desnoods uit lust tot zelfmoord, de as van de evolutie breken. Al is deze stap onredelijk en liefdeloos, Teilhard acht hem niet uitgesloten. Hij zegt echter ook, dat diezelfde evolutie de mens in crisissituaties de middelen in handen geeft om met inspanning de weg van de vooruitgang te blijven opgaan. Als christen weet Teilhard dat de evolutie uitloopt op het eschaton, d.w.z. de voltooiing der tijden, de wederkomst van Christus. Hij zegt in L'avenir de l'homme, dat wij al het mogelijke moeten doen om de mens tot voltooiing te brengen.

De mens heeft als taak aan de schepping te werken
Teilhards kosmische visie op de mens is gericht op een einddoel. Hij toont aan dat er een plan is. Dat er voor elk van ons een taak ligt, die groei en vooruitgang mogelijk maakt. Het handelen van de mens is voor Teilhard van een hoger plan als het gericht is op de voltooiing van de schepping, die wij uitdrukken in het beeld van de wederkomst van Christus, in wie God en mens verenigd zijn. Bestaan... is voor hem 'in relatie zijn met God'.

Door convergentie eenheid in verscheidenheid
Het ziet ernaar uit, dat de mensheid met het begin van het derde millennium een tijdperk heeft afgesloten. De tijd, die achter ons ligt werd gekenmerkt door verspreiding en uitwaaiering van alle mogelijke denkrichtingen, stelsels, partijen en godsdiensten. Dit gebeurde door vernieuwingen zowel als door afsplitsingen, scheuringen, schisma's, onenigheden en breuken, de divergentie. Voor het tijdperk dat wij nu betreden, verwachten wij een andere koers. We zien daarvoor al de eerste aanzet. Nog aarzelend, nog tastend en zoekend, wordt toch steeds meer en op steeds meer gebieden gestreefd naar convergentie, toenadering, groei naar eenheid in verscheidenheid, oecumene, coëxistentie, antidiscriminatie, cultuurbundeling, fusies, statenbonden enzovoort. De mensheid is bezig zich over zich zelf heen te buigen, zich te bezinnen op haar eigen ontwikkeling, reflexief te worden. Ze is op weg één mensheid te worden, te groeien tot één superbewustzijn rond moeder aarde. De persoonlijkheid van ieder mens zal hierin nóg sterker tot zijn recht komen, moeten komen. Hoe intenser de eenheid, hoe sterker de individuele verschillen uitkomen, elkaar bevruchten en versterken.

Volgens Teilhard kan de mensheid één groot lichaam worden, bezield door één geest, waarin alle leden zich naar eigen kracht en karakter kunnen ontplooien en uiten. Deze sterkere menselijke verbondenheid in lot en doel komt reeds duidelijker naar voren. Dictatoriale regimes konden en kunnen deze geestelijke eensgezindheid niet tot stand brengen. Een eenheid die op vrees berust, houdt geen stand. De recente geschiedenis bewijst dat afdoende. Voor sommigen werd deze geschiedenis daardoor ook de waarschuwing niet opnieuw naar zo'n ideaaltoestand te streven. Zij zien deze als een wensdroom, als iets dat niet te realiseren valt.

Het panentheïsme
Onderwijs en wetenschap hebben volgens Teilhard een uiterst belangrijke taak. Zij zullen namelijk steeds duidelijker het doel moeten omschrijven, dat voor ieder van ons aantrekkelijk is, waar ieder op zijn eigen wijze naartoe wil werken. Het besef zal daardoor groeien, dat het bereiken van dit doel mede van ieder van ons persoonlijk afhangt. Iedereen is belangrijk. Waar één vrees is kan ook één streven zijn. Zo zal de groeiende noösfeer - de bewust levende kring om de aarde van mensen in denken en handelen, wetenschap, religie en kunst, verlangen en beminnen, zich steeds meer toespitsen tot in de top van een steeds groter en persoonlijker bewustzijn, gericht op een steeds breder aanvaard einddoel.
Dit einddoel noemt Teilhard het punt Omega. Teilhard stelt, dat deze enorme bundeling van liefde en verlangen in onze evolutie als mens niet anders dan gericht kan zijn op een Wezen, een Iemand. Hoe zouden wij als mensen van vlees en bloed iets abstracts kunnen liefhebben? Ook al ligt aan onze wereld een voor ons onkenbaar geheim ten grondslag, het Onnoembare, het Onuitsprekelijke, om ons mensen tot liefhebben te bewegen, kunnen wij ons dit het best voorstellen als een Persoon. In onze evolutie als mens, persoon ontwikkelt deze Persoon zich als Christus.

Christus het einddoel van evolutie
Christus is in iedere mens evolutionair in het bewustzijn aanwezig en wij kunnen in iedere mens Christus bevorderen door liefde, het meest wezenlijke van de mens die op je weg komt, je naaste. Al staat God - met welke naam men hem ook aanduidt - buiten al onze begrippen van ruimte en tijd, en overstijgt hij onze werkelijkheid, in de Persoon van Christus die voor ons mens is geworden, brengen wij hem gezamenlijk in ons allen tot leven. Zo wordt God immanent aan onze wereld in de Persoon van Christus, maar blijft ook als het grote Geheim transcendent aan het punt Omega, waarin de mensheid zich in totale liefde met Christus als zijn Geesteskind bewust verbonden zal voelen.
God overstijgt de natuur, overstijgt tijd en ruimte. Alles vindt in God zijn oorsprong, maar niets vindt in Hem zijns gelijke. Wij zijn dus met alles in God. Deze visie noemt men het panentheïsme.

Voltooiing door zichzelf als werk ter hand te nemen
Teilhard kent de mens een belangrijke plaats toe in de schepping als wordingsproces. Voor hem ligt er voor ieder persoonlijk een taak en verantwoordelijkheid voor de toekomst van de aarde en de wereld. Teilhard verwerpt de houding van mensen, die de aarde ontvluchten in hun al te sterke betrokkenheid op het 'hiernamaals'. Hij gaat ervan uit dat álles in het leven, vanaf eten tot studeren, vanaf ontspanning tot werk, álles, in diepste wezen een godsgeschenk, genade, is en daarmee een onderdeel van de door God geschapen evolutie van stof tot geest. Hierbinnen speelt de menselijke activiteit op aarde een hoofdrol. Niet alleen de bedoeling of gezindheid zijn van belang in dat wordingsproces, maar ook de daad, de inspanning van iedere mens.
De mens draagt persoonlijk bij aan de vervolmaking van de wereld door de voltooiing van zichzelf. Ook door het geringste werk van onze handen dragen we bij tot een snellere vervolmaking van de aarde. Dit is de zinen het doel van al ons doen en laten.

De 'christogenese' of wording van Christus in de mens
Toen Teilhard Le milieu divin schreef en in de modder van de steengroeven in China naar fossielen zocht, noemde hij dat werk zelf zijn gebed. En hij draagt het boek op aan allen, die de aarde liefhebben onder het motto: "Zozeer heeft God de aarde liefgehad..."
Teilhards mystiek heeft als grondtoon een enorme liefde voor de wording van de aarde, voor de wordende mens. Hij beschouwt het voor iedere mens als een zaak op leven en dood, dat de aarde haar doel bereikt met de krachten die zij van nature bezit. Het zal heel wat lezers ontroeren de geleerde fysicus hier te horen uitroepen: "In naam van het geloof hebben we het recht en de plicht ons in te zetten voor de dingen der aarde!" Sinds Angelus Silesius is er geen mysticus meer geweest, die de christen zo'n voorname plaats toekent in het wereldgebeuren.
Teilhard zegt, dat wij het getroffen hebben te leven in een tijd, waarin de mensheid op het punt staat volwassen te worden. De Kerk die hij als priester meemaakte liep achter bij deze tijd. Zij werd nog teveel gekenmerkt door onthechting aan de wereld enerzijds en liturgische praal anderzijds. Teilhard wijst erop, dat iedere menselijke inspanning sacraal, heilig kan zijn.
Een mens die zo werkt, die zo'n instelling heeft, vindt in zijn eigen diepste wezen het wezen van heel de wereld. Hij ontmoet God op het hele gebied van zijn eigen activiteiten, en dat niet alleen. Zo wordt voor Teilhard alle homogenese, alle menswording, een christogenese of wording van Christus.

De eenheid in verscheidenheid
Teilhard wijst erop de ontwikkelingen in elke menselijke tak van bedrijvigheid te richten op convergentie. Elk menselijk bewustzijn is het waard te worden ontwikkeld. Met alle middelen van wetenschap en techniek, politiek en religie moet ernaar worden gestreefd te komen tot eenheid in verscheidenheid. De eerste tekenen zijn er al, dat onze geest ontwaakt voor een extra­dimensie. De mens is een soort, die convergeert, zich op één punt richt, in tegenstelling tot alle andere soorten in de wereld, die divergeren, uitwaaieren en vergaan. De mens groeit naar een top van geestelijke rijpheid, die voor ons de toekomstdreiging doet verdwijnen.
Het zou kunnen zijn, dat de mens de enige soort is die zijn eigen hergeboorte weet te bewerkstelligen, ditmaal buiten de bekende dimensies van tijd en ruimte. Zeker, biologen kunnen zo'n psychische 'uitvlucht' door krachtbundeling vooralsnog niet serieus nemen. Ze lijkt fantasie. Maar opvallend is dat deze fantasieën ook leven in de hoofden van serieuze wetenschappers. We wijzen op geleerden als John D. Barrow, Frank Tipler en John A. Wheeler. De fundamenten voor hun gedachten in het boek The Anthropic Cosmological Principle (1986) liggen bij Teilhard de Chardin.
Bovendien moeten we bedenken, dat pessimisme ons handelen verlamt en dat de visie van Teilhard ons vermogen tot werken en doorgaan weet te bezielen. Teilhard zegt: "Laten we ronduit bekennen, dat het meest logische vanuit onze kennis over evolutie, het meest edele en het meest verwachtingwaardige is een 'boven'menselijke, een supra-menselijke situatie". Als de evolutie ons niets meer te bieden zou hebben dan een land van gelukzaligheid en overvloed, dan zou men zo'n ideaal in de grote lijn van de kosmische geschiedenis terecht een kleinburgerlijk ideaal kunnen noemen. We moeten af van eenzijdig materialisme. Teilhard zegt ons, dat het geen kwestie zal zijn van wel­zijn, maar van méér-zijn. Het is van belang te zien hoe bij Teilhard de mens zijn biologisch evenwicht zal vinden in een toppunt van geestelijke eenheid en niet in de materieel keurige ordening van de aarde.

Door de tegemoetkoming hereniging met God
De evolutie in de noösfeer berust - net zo als die in de geosfeer en biosfeer - op de ontwikkeling van complexiteit-bewustzijn. De culturele evolutie van de mens is daarmee een voortzetting van de natuurlijke evolutie. Teilhard spreekt bij de noösfeer van 'hyperfysica'.
Waar het in de kosmische geschiedenis om gaat is de inlijving in God. Deze evenwel voltrekt zich volgens de wetmatigheden van en in harmonie met de evolutie vanaf het oerbegin. Nodig voor ons contact met het buitenkosmische was een daad van tegemoetkoming: de persoon van God [Jezus] entte zich als het ware in onze evolutie: "En het Woord is vlees geworden". Door deze incarnatie is het eerste en fundamentele contact gelegd met onze soort en kregen we een verlengstuk van ons gewone kunnen, een vergroting van onze natuurlijke mogelijkheden: de genade. Zo wordt bij Teilhard Christus het instrument, het Centrum en het Eindpunt van heel de bezielde en onbezielde schepping.
In eeuwenoude teksten herhalen miljoenen deze leer zonder tot nu toe helemaal in staat te zijn de mysterieuze, diepe betekenis ervan te ervaren. Sedert de geboorte, de jeugd en volwassenheid van Christus, zijn sterven en herrijzen, is alles in beweging gebleven, omdat Christus in onszelf nog niet ten volle is uitgedragen. De mystieke Christus is nog niet voltooid, al ligt de drijfveer achter het handelen van alle geschapenen in deze verwekking.
Christus is het eindpunt van de natuurlijke evolutie en haar culturele voortzetting in de mens!



Het hele leven heeft een religieuze betekenis
Het meest indringende van Teilhards werk is wel zijn eerbied voor het verleden. Nooit echter is er bij hem sprake van heimwee naar vroeger tijd. Steeds is er het intense besef slechts in één richting te kunnen leven: vooruit. Getrokken door één bestemming, één doel... hoe vaag het ons meestal ook voor ogen staat en hoe helder het ons tegelijk is gegeven.
In het christendom zijn er in de loop van de eeuwen steeds twee richtingen geweest:
- die van verzáken aan de wereld, het zich afkeren van aardse zaken (Paulus, Augustinus, Calvijn),
- en die van de aanvaarding van de wereld met al het kwaad als de afwezigheid van het goede dat er had moeten zijn. Deze tweede houding is authentiek, oorspronkelijk christelijk (hermetisme).
Voor Teilhard is mens-zijn altijd werken én lijden. Eerst 'werken': bouwen aan de wereld, aan de stad van de mensen. Alles is religieus bezig zijn, of dit nu in de techniek, de wetenschap, de opvoeding of de voortplanting is. Immers, alles kan ertoe bijdragen om de aarde bewoonbaar te maken. Een christen is christelijker naarmate hij zó werkt, meewerkt met al die anderen, die ook de aarde willen voltooien als een vreedzame woonplaats voor bewuste mensen. Christen zijn zit hem niet in een keuze voor de Kerk op zondag en voor het aardse op werkdagen. Het is een zoeken naar God in alle dagelijkse, lichamelijke en geestelijke activiteiten, die zó tot gebed worden. Dit zoeken vormt het gebed van de hele mensheid in haar verlangen naar vrede en geluk, naar uiteindelijke voltooiing.
Menszijn is op de tweede plaats ook onontkoombaar lijden. Dit lijden loutert de geest. Duffe berusting daarentegen in dit lijden is verkeerd begrepen christelijke onthechting. Het kwaad en het lijden moeten we bestrijden, niet alleen het zogeheten morele kwaad, maar ook het lichamelijke lijden, al het natuurlijke leed, al het sociale onrecht, alle discriminatie, verlatenheid en vervolging, onderdrukking, ziekte en dood, onmacht, wreedheid, halfheid, lafheid, luiheid en zelfgenoegzaamheid, het heulen met de onoprechten, enz. Het is een vervalsing van het originele christendom om berusting in het kwaad te verkondigen.
Christus bestreed alle kwaad en stierf als misdadiger voor het gerecht van de mensen. Dat is ook onze weg. Wat in de lijfelijke dood fysisch wordt verstrooid, zegt Teilhard, wordt verenigd in God. Als wij ons maximaal inzetten en onze verantwoordelijkheid nemen, dragen we bij aan de christogenese, de wording van Christus in ons. Zo maken we de aardse werkelijkheid volgens Teilhard transparant. Tegenover het horizontalisme van het leven hier en nu en het verticalisme van de uitsluitende gerichtheid op het hiernamaals stelt Teilhard: "En haut et en avant", zowél omhoog als vóóruit.

God is de schepper en de voltooier van deze aarde en kán dus niet gekend of bemind worden buiten deze aarde om. Werken aan deze aarde is dan ook geen modern heidendom of a-religieus humanisme, maar de weg om door volledige menselijkheid te komen tot de eindvoltooiing in God. De verwachting, dat alles zich beweegt, aan het geschieden is, in een dynamisch proces op weg naar de volmaking in God, deze verwachting is het werkelijk functionele in het christendom.
Het christendom of het evangelie spreekt de nieuwe mens, de jeugd, de zogenaamde ongelovige slechts aan, voor zover het in de actualiteit van het wereldgebeuren duidelijk stelling neemt tegen onrecht, onvrede, totalitair gezag, onmenselijkheid, discriminatie, kortom tegen alle kwaad en lijden. Pas dan kunnen we zeggen dat het christendom (of beter wellicht Christus) volop leeft. Dit zichtbaar maken is niet speciaal voorbehouden aan instituten en geloofsgemeenschappen. We zien Christus verrijzen in mensen in allerlei stromingen en bewegingen van onze tijd.

Bij vele 'gelovigen' is hun ijver verzand in een gevecht voor behoud van religieus sentiment, liturgie, traditioneel cultuurgoed of persoonlijk geluk op de korte termijn. Zij zijn vaak ingekapseld in pseudo-christelijke elementen, die in voorbije eeuwen het zuiver evangelische denken hebben vertroebeld. Dit verkokerde denken uit zich dan in het handhaven of nastreven van machtsposities, samenwerking met totalitaire regimes, morele dwang of veroordeling bijvoorbeeld van sexuele geaardheden enzovoort. Helaas zijn er veel onchristelijke praktijken ontstaan vanuit een eng traditioneel vermeend christendom.
Godsdiensten hebben natuurlijk in de loop van de geschiedenis altijd blootgestaan aan de gevolgen van maatschappelijke of culturele veranderingen. Het christendom bleek crises steeds weer soepel teboven te komen. Dit komt - aldus Teilhard - omdat het niet alleen een leer is, een mystiek of een ascese, maar ook geschiedenis, gebeurtenis, daad. In zijn geschrift uit 1942 'Le christ évoluteur' beschrijft Teilhard dan ook Christus als drager met ons van de evolutie, omdat Hijzelf en Zijn woord de wereld door ons convergeert, tot elkaar brengt, naar een dieper bewustzijn stuwt, naar méér persoonlijkheid en sociale eenheid tegelijk, naar meer liefde. Hij moet dus, gezien of ongezien, erkend of niet erkend, aan de spits staan van de vooruitgang. Het christendom is zo gezien in diepste wezen de godsdienst die de mensheid voortstuwt naar haar voltooiing.

Hoe meer het geestelijke formaat van de mens groeit, hoe meer eenheid hij zal willen vormen. Dan zal het mystieke lichaam van Christus voor allen in de wereld zichtbaar worden. We moeten het religieuze dus niet afzonderen, niet losknippen uit de werkelijkheid, maar juist in het brandpunt zetten van alles, waar de mens belang in stelt. Alleen zo zullen we de richting kunnen zien die we moeten inslaan bij de vele keuzes waar we voor staan.

De vooruitgang tegenhouden staat gelijk met het tekenen van zijn eigen doodvonnis. Niets mag onbeproefd blijven als het erom gaat méér te zijn. Zo lijkt het bijvoorbeeld gemakkelijk de banvloek uit te spreken over geld en handel, maar als geld een drijvende kracht is voor de mens, moeten we het als christen niet verwerpen, maar vergeestelijken, in die zin, dat we het eerlijker verdelen en gebruiken voor studiedoeleinden, kunst, schoonheid, vrede, geluk enzovoort.
Dat actieve betrokkenheid én mystieke bezinning of meditatie samengaan is het meest bewonderenswaardige in Teilhards visie en leven.

Het originele christendom is in de loop van zijn historie steeds meer vervreemd geraakt van zijn opdracht. Vervreemd door de invloed van het Perzisch-Griekse denken, waardoor natuur en bovennatuur langzaam van elkaar werden losgeknipt. Vervreemd ook onder invloed van Romeinse, staatkundige machtsstructuren. Vervreemd van de wereld en haar opdracht ook door zijn afkeer van de wetenschap, de uitsluiting van sociaal-bewogenen, de afwijzing van de vrouw - nog een restant van patriarchaal denken - door verstarring in traditie, een wending naar het verleden in plaats van naar de toekomst, door onmondigheid eerder te voeden dan studie, door het handhaven van cultuurpatronen en symbolieken die verbleekt zijn, enzovoort.
Zo raakten de kerken vervreemd van hun inspirerende opdracht wegwijzend te zijn naar het punt van belofte. Teilhard doet met zijn werk een appèl op iedereen zich opnieuw te oriënteren op Christus en het evangelie. Ieder nieuw tijdvak zou zijn licht hierop vanuit zijn bewustzijnsniveau moeten laten schijnen. Zo kan het een bron van inspiratie zijn voor allen, die zoeken naar de zin van hun leven.

Daartegenover staat dat onze materiële welstand het toelaat om vaker en uitgebreider dan vroeger te ontspannen. We hebben een vorm van samenleving opgebouwd, waarin we voortdurend achter de materie lijken aan te lopen en daarvan (door het onbevredigende ervan) weer moeten bijkomen. Zonder dat dit bewust werd gewild, zijn velen door de steeds snellere veranderingen niet meer in staat tot echte relaties, intermenselijke betrekkingen, verdieping en zingeving van hun bestaan. Zij vervallen in een gezapig establishment, een passieve kleinburgerlijkheid, zijn fatsoenlijk, maar materialistisch en oppervlakkig.

Geloof en wetenschap zijn geen streng gescheiden gebieden, maar vullen elkaar aan.
Voor Teilhard staat vast dat alle menselijke activiteit in dienst zou moeten staan van de mensheid op haar zoektocht naar Omega. Zelf was hij wel zo bescheiden te erkennen, dat hij met zijn werk slechts de aanzet kon geven tot het denken en handelen in die richting. Wij zullen ons moeten inspannen om de problemen van ons bestaan verder te doorgronden.
De mens heeft een diepe, existentiële behoefte aan een boodschap [aan levens- en wereldbeschouwing], iets waarin hij kan geloven en waaraan hij kan werken. Teilhard plaatst de oude verlossende boodschap in een radicaal ander licht.

En anderzijds is er voor hen, ontelbaar krachtens hun aard, slechts één manier mogelijk om elkaar te beminnen: namelijk zich allen gezamenlijk gesupercentreerd te weten in eenzelfde gemeenschappelijk 'ultra-centrum', waarin elk slechts het uiterste van zichzelf kan bereiken als ze zich verenigen.

Omdat we zagen hoe vóór elke grote hergeboorte, vóór elke belangrijke, óók geestelijke mutatie een vreselijke crisis plaatsvindt. Na de rampspoed volgde er ook een wedergeboorte van onze cultuur, zoals tijdens de de Renaissance. Alle waarden werden omgevormd, alle kunsten vernieuwden zich, alle wetenschappen van thans werden geboren. De mens veranderde wezenlijk en de Middeleeuwen werden definitief afgesloten.

De culturele evolutie van de denk- en geloofsrichtingen nadert een punt van de hoogste psychische spanning. En, wat voor velen beangstigend is, het proces vordert steeds sneller. In het blad Grondvest van de Stichting Grondrecht 1e/2e kwartaal 2000 spreekt ook ing. Piet Meeusen over een evolutieomslag. Volgens zijn wetenschappelijk onderbouwde studie verloopt de evolutie volgens een logisch plan, ja zelfs volgens een meetkundige reeks.

Vaak hoort men, dat de wereldbeschouwing van Teilhard de Chardin te humanistisch zou zijn, zich te zeer zou beperken tot de ontwikkeling van de menselijke geest en zijn vermogens en voorbijgaat aan de mislukking, het onvermogen, de onmacht van de mens. Het sterkste verweer tegen 'Teilhard als humanist' komt merkwaardig genoeg van de twee extreme zijden, die hij trachtte bijeen te brengen. Enerzijds betreft het hier namelijk denkers en wetenschappers als Julian Huxley en G.G.Simpson, Ilya Prigogine, die vanuit hun puur verstandelijke, rationele benadering geen enkele macht of kracht kunnen erkennen, die ze niet natuurwetenschappelijk kunnen verklaren. Zij hebben grote waardering voor het scherpe waarnemingsvermogen van Teilhard, maar wensen zich te beperken tot zijn strikt natuurwetenschappelijke werk Het verschijnsel mens en de uitwerking daarvan in andere essays. In hun sector zijn de wetten van de convergentie, de versnelling, de complexiteit en het groeiend bewustzijn algemeen geaccepteerd.
Zij roepen zich als principiële humanisten een halt toe op het moment, dat Teilhard een Goddelijk milieu beschrijft, waarbinnen de hele evolutie zich afspeelt.
Deze theologen - zoals in ons land Harry Kuitert - moeten niets hebben van Teilhard met zijn kosmische interpretatie van Christus, hoewel Teilhard daardoor juist het horizontalisme en het verticalisme met elkaar verbindt. De immanente aanwezigheid van Christus in de wereld, in ons allen, is gericht op de transcendente God. Door de christogenese, de wording van Christus in de wereld, treedt een verzadiging van goddelijk bewustzijn op, die haar omslagpunt vindt in Omega, als Christus in volle glorie wederkomt, verenigd met de Vader.

De vraag is, wat men persoonlijk in zijn leven hiermee kan. We zullen moeten inzien, dat de prioriteit voor al ons handelen ligt in het bevorderen van onze naasten in hun mogelijkheid zichzelf te worden.
Op een hoger niveau komt alles samen. Dit zou de sleutel moeten zijn van ons handelen: de wet van de convergentie. Langs drie wegen dient er te worden gezocht en gewerkt naar dat éne gemeenschappelijk eindpunt, Omega. In de mens wordt de hele evolutie voortgezet in de geest van Christus die Bewustzijn in Liefde is.


terug naar het literatuuroverzicht






^