Jan Swammerdam - tussen God en wetenschap

Maandblad Ons Amsterdam; nummer 6: juni 2008
Zoon Amsterdamse apotheker werd topwetenschapper
Tekst: Ulli Fischer

Jan Swammerdam zag onder zijn microscoop zaken die nooit eerder waren gezien. De oudste zoon van een apotheker op de Oudeschans ontwikkelde zich tot topwetenschapper. Zijn ontdekkingen waren revolutionair en veranderde de wijze waarop men Gods schepping zag. Zijn kennishonger bracht Swammerdam echter in een geloofscrisis.
Jan Swammerdam (1637-1680) ging in 1661 geneeskunde studeren in Leiden. Hij onderbrak zijn studie voor een studiereis naar Frankrijk. Een gebruikelijk besluit voor een veelbelovende student die zijn horizon wilde verbreden en kennis wilde maken met de stand van wetenschap in andere landen. Tijdens zijn reis maakte hij in 1664 een wandeling bij het buiten van een vermogende vriend die zou uitgroeien tot een levenslange begunstiger, Melchisédech Thévenot. In het Bois de Vincennes sloeg de jonge Swammerdam de schrik om het hart. Paarden waren aan het drinken uit een bloedrode plas water. Bij nog eens beter kijken, bleek het oppervlak van het water bezaaid met duizenden rode watervlooien.
Insecten stonden niet in hoog aanzien in deze tijd ook niet als onderzoeksobject voor wetenschappers. Swammerdam was een andere mening toegedaan. Hij nam wat vlooien mee om te observeren. Hij bedacht hoe gemakkelijk een mens verkeerde conclusies kon trekken bij oppervlakkige waarneming. Een wat banger mens had waarschijnlijk gedacht dat het bloed had geregend.

Schokkende kennis
Een dergelijk oordeel doet nu wellicht vreemd aan, maar was een realistische inschatting van Swammerdam. Er was veel onbekend in zijn tijd en er werd veel ontdekt. Dankzij ontdekkingsreizen, nieuwe onderzoeksmethoden en instrumenten werd steeds duidelijker dat de wereld groter was en dat mens en natuur anders in elkaar zaten dan eeuwenlang werd aangenomen. Kennis en God waren nog wel stevig met elkaar verstrengeld. Descartes die aan de wieg stond van de moderne wetenschap en het logisch nadenken propageerde, was ervan overtuigd dat Gods wil aan de natuurwetten ten grondslag lag. Soms was nieuwe kennis zo schokkend dat het geruime tijd duurde voordat ze werd aanvaard. In 1628 ontdekte de Engelse arts William Harvey de bloedsomloop. Toen in 1662 een studiegenoot en vriend van Swammerdam, Niels Stensen, naar buiten bracht dat het hart een spier was, werd verontwaardigd gereageerd. Galenus die sinds de oudheid dé autoriteit was op medisch gebied, had het anders verteld. Het hart was als een zon die warmte voortbracht en de bron van het leven was. Volgens Galenus werd voedsel in het hart omgevormd tot bloed en spiritus, waardoor het lichaam kon functioneren.
Ook over de door Swammerdam onderzochte insecten, werd lang anders gedacht. Zo werd aangenomen dat ongedierte spontaan uit modder voortkwam of uit rottend vlees. Ook na publicaties van Swammerdam, waarin hij als een van de eersten de geslachtelijke voortplanting van insecten aantoonde, bleef het geloof in 'spontane generatie' hardnekkig bestaan. Een andere ontdekking waarmee Swammerdam de wereld verbaasde, was de metamorfose van de vlinder. Bedreven als hij was in het ontleden, liet hij zien dat in de rups de vleugels van de vlinder al opgevouwen aanwezig waren. Ook toonde hij aan dat de bijen een koningin aan het hoofd hebben en niet een koning. Daarmee werd een misverstand dat sinds de oudheid bestond, rechtgezet.

Perfectionisme
Gezien het baanbrekende onderzoek dat Swammerdam verrichtte, is het wonderlijk dat weinigen nu nog weten wie hij was. Hoe kan het dat een geniale wetenschapper, die gesteund werd door regenten en burgemeesters van Amsterdam en die een aanbod afsloeg van de Toscaanse prins Cosimo de Medici om voor hem te komen werken, in vergetelheid is geraakt? Luuc Kooijmans, historicus en auteur van Gevaarlijke Kennis, inzicht en angst in de dagen van Jan Swammerdam, heeft er verschillende verklaringen voor. "Swammerdam is vrij jong gestorven met 43 jaar. Zijn belangrijkste werken heeft hij vlak voor zijn dood voltooid en niet meer zelf kunnen publiceren", zegt Kooijmans. "Gedurende zijn leven had Jan Swammerdam het niet altijd makkelijk. Als jonge student al ontdekte hij belangrijke dingen, maar kon deze niet onder eigen naam publiceren. Anderen gingen met de eer strijken. Hoogleraren zoals Gerard Blaes en Jan van Horne publiceerden Swammerdams bevindingen zonder zijn naam ook maar te noemen. Op andere momenten schoot Swammerdam uit perfectionisme niet op met een publicatie, waardoor andere onderzoekers hem voor waren."
Swammerdam ontdekte bijvoorbeeld eerder dan de bevriende anatoom Frederik Ruysch dat er kleppen in de lymfevaten zitten, maar publiceerde daarover later dan Ruysch. Kooijmans: "Swammerdam was erg op de inhoud gericht en niet strategisch bezig met hoe krijg ik een baan aan de universiteit of hoe word ik doctor."
Het gebrek aan carrièreplanning moet een teleurstelling geweest zijn voor zijn vader. Jan Jacobszoon Swammerdam had gehoopt dat zijn zoon een artsenpraktijk zou beginnen. Maar na de promotie aan de Universiteit van Leiden in 1667, op stellingen over de ademhaling, kwam zijn zoon terug naar Amsterdam. Hij ging weer boven de apotheek wonen op de Oudeschans, vlak bij de Montelbaanstoren. En zette zijn onderzoek naar insecten en de (menselijke) voortplanting voort. Het beroep van arts trok Swammerdam niet aan, omdat hij maar al te goed besefte dat de medische kennis niet voldeed om verantwoord medisch handelen mogelijk te maken. Bovendien zou een praktijk beslag op zijn tijd leggen en ten koste gaan van het onderzoek. Het beroep van onderzoeker bestond in de 17de eeuw nog niet. Gedreven als hij was, Swammerdam ging gewoon door met zijn roeping.
De oude Swammerdam zal geregeld op zijn zoon hebben gemopperd dat het eens tijd werd dat hij zijn eigen kost ging verdienen. Maar er moet ook begrip geweest zijn, meent Luuc Kooijmans, "want er was ook gedeelde interesse". Vader Swammerdam bezat een beroemd naturaliënkabinet. Bezoekers uit heinde en verre kwamen de objecten bekijken die deels waren verworven bij matrozen van de VOC en uit verre landen waren meegebracht. De apotheek bevond zich in het toenmalige havengebied van Amsterdam, waar het een komen en gaan was van mensen en zeilschepen.
Historicus Eric Jorink, die werkt aan een biografie over Swammerdam, ziet het voor zich: "Jan Swammerdam die op pannendeksel sloeg en op de grond stampte om te ontdekken of slakken over gehoor beschikten. En dat allemaal boven de apotheek van zijn vader." Uiteraard moeten er soms spanningen zijn geweest, maar Swammerdam "was geen zonderling type", zegt Jorrink, die is verbonden aan het Huygens Instituut. Zijn biografie over de geniale, diep gelovige natuuronderzoeker verschijnt eind 2009.

Niet één portret
In de 17de eeuw verrichtten in Europa vijf mensen pionierswerk met de microscoop, vertelt Jorink. "Twee daarvan waren Nederlanders: Antonie van Leeuwenhoek en Jan Swammerdam." Van Leeuwenhoek geniet nog steeds bekendheid. Hij was volgens Jorink dan ook handiger in het verkopen van zichzelf. "Van Leeuwenhoek liet zich schilderen. Er zijn zelfs Delfts blauwe tegeltjes met zijn portret. Het is typerend dat er van Swammerdam niet één portret is vervaardigd. Jarenlang heeft men in boeken een fantasieportret gebruikt, een uitsnede uit Rembrandts bekende schilderij van chirurgijns, De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp."
En dat terwijl Swammerdam diepgravender onderzoeker deed dan Van Leeuwenhoek die als lakenhandelaar de microscoop had ontdekt om stoffen te keuren. Op een gegeven moment bekeek Van Leeuwenhoek ook water, bloed en zaadcellen onder de microscoop en meende hij diertjes te zien. Swammerdam was echter in staat ontdekkingen in een groter verband te plaatsen. Door zijn ontleedkundige onderzoek kwam hij tot de conclusie, dat alle wezens volgens dezelfde principes waren geconstrueerd. Er bestond geen wezenlijk verschil tussen luis en mens.
En dat was niet respectloos bedoeld. Juist in de verfijnde structuur van insecten zag Swammerdam de almacht van de Schepper. Klassiek is de aanhef die Swammerdam schreef in 1677 bij het absolute hoogstandje dat hij volbracht: de ontleding van de luis: "Ik presenteer u edele de almaghtigen vinger Gods, in de Anatomie van een luijs; waarin gy wonderen op wonderen op een gestapelt sult vinden, en de wysheid Gods in een kleen puncte klaar sien ten toon gesteld." De analyse van de organen van de luis is Swammerdams topprestatie, vindt Jorink. Het geeft aan hoe behendig Swammerdam was in het ontleden, maar ook in het slijpen van zijn eigen lenzen. "De grens van het toen mogelijke werd hiermee behaald. Swammerdam zag onder zijn microscoop dingen nooit iemand voor hem had gezien. Zijn waarnemingen zijn deels in de 19e eeuw herhaald, toen goede microscopen op grotere schaal beschikbaar kwamen. Swammerdams observaties blijken zeer betrouwbaar."

Religieuze crisis
In het verleden was er weinig betrouwbare biografische informatie over Swammerdam. De beste bron om Swammerdam te leren kennen is zijn eigen werk, menen zowel Kooijmans als Jorink. Jorink prijst Swammerdam als voortreffelijk auteur met een "meeslepende, vileine, soms ironische en lichtelijk geëxalteerde schrijfstijl. Als hij afrekende met een tegenstander kon hij buitengewoon scherp of sarcastisch zijn." Ook uit de prachtige tekeningen die Swammerdam maakte blijkt zijn vakmanschap. Aan de hand van deze tekeningen zijn etsen gemaakt om zijn werk te illustreren.
In de loop van zijn leven kreeg Swammerdam steeds meer erkenning. Toch kon hij nog steeds niet aan de kost komen en bleef financieel afhankelijk van zijn vader. Een huwelijk en het stichten van en gezin waren hierdoor uitgesloten. Het plezier dat Swammerdam aan zijn onderzoek ontleende, zal veel hebben goedgemaakt. Maar hij kende ook twijfels. Was hij wel goed bezig? Het bestuderen van de anatomie van dieren toonde de grootsheid van Gods schepping aan; wetenschappelijk onderzoek was daarom voor hem een vrome bezigheid. Tegelijkertijd was hij bang dat hij wetenschappelijk onderzoek deed alleen om zijn eigen nieuwgierigheid te bevredigen. De twijfel werd op een gegeven moment zo ernstig dat Swammerdam in een religieuze crisis raakte.
Als jonge man had Swammerdam predikant willen worden. Nu vroeg hij zich af of hij God wel op de goede manier diende. Bracht de verworven kennis hem de zekerheid en het geluk dat hij zich wenste? Jorink: "Wellicht vreesde hij dat hij een zelfde ontwikkeling door zou maken als Spinoza, bij wie de liefhebbende God uit het universum was verdwenen. Hij werd geplaagd door onzekerheid: was het wel goed zo diep door te dringen in Gods schepping? Was hij niet van de verboden vrucht aan het proeven?"
Kooijmans beschrijft de vertwijfeling waarin Swammerdam terecht kwam. "Hij realiseerde zich dat hij door zijn gedrevenheid bij het onderzoek vaak had nagelaten om te bidden of zich om naasten te bekommeren. Hij kreeg last van angstaanvallen, waarbij tranen van benauwdheid hem over de wangen liepen." In deze periode maakte Swammerdam kennis met het gedachtegoed van Antoinette Bourignon, een geestelijke leidster die het einde der tijden verkondigde en beweerde haar boodschappen rechtstreeks van God te ontvangen. Door al het wereldse streven achter te laten en haar te volgen was het mogelijk een nieuw begin te maken. Swammerdam was verscheurd. Zou hij zijn levenswerk eraan geven? Was hij bereid zijn eigen wil op te geven?

Sobere levensstijl
Swammerdams omgeving reageerde verbijsterd op zijn plan om zich te voegen bij Bourignon in Schleswig-Holstein. Swammerdam was overigens niet de enige wetenschapper die in een geloofscrisis raakte door de eenzame positie waarin hij verkeerde en de nieuwe vragen die de nieuwe kennis met zich meebracht. Kooijmans schetst hoe Christiaan Huygens bij vlagen depressief was en zichzelf wonden toebracht. Niels Stensen, jeugdvriend van Swammerdam, trad toe tot het katholieke geloof en werd priester. De extreem sobere levensstijl die hij erop na hield, werd uiteindelijk zijn dood.
Al met al verbleef Swammerdam ruim een half jaar bij Bourignon van september 1675 tot april 1676. Betrekkelijk snel werd hem duidelijk dat Bourignon een minder mooi mens was dan haar geschriften deden vermoeden. Terwijl ze matiging en zelfverloochening predikte, nam ze vaak zelf meer eten en drinken dan noodzakelijk was. Ze kon onredelijk zijn, sprak zichzelf tegen en heerste met harde hand over haar volgelingen. Het rommelige en vieze huishouden stond Swammerdam tegen en hij kreeg ruzie met haar. Hij keerde terug naar Amsterdam, tot grote opluchting van vrienden en familie.
"Het is een mythe dat Swammerdam als een wrak uit deze periode kwam," zegt Jorrink. "De laatste jaren van zijn leven waren juist zijn meest productieve." Ook zijn religiositeit ontwikkelde zich verder. Hij zag zijn levensmissie nu duidelijker voor zich. De natuur was te lezen als een bijbel Gods. Dat wilde hij overbrengen. Hij werd niet meer gedreven door eerzucht en de wens erkenning te oogsten. Hij wilde slechts God dienen met de talenten die hij van God had verkregen. Een ieder die zijn naaste lief had zou wel een plek in de hemel krijgen, was zijn overtuiging.
Swammerdam stierf 43 jaar oud, waarschijnlijk aan een ziekte die hij opliep door zijn geliefde insecten: malaria. Op zijn sterfbed wilde hij niet meer over zijn werk praten. Wel zorgde hij ervoor dat zijn vriend Thévenot de manuscripten van zijn levenswerk 'De Bybel der Nature' zou ontvangen. Dankzij de Leidse medicus Herman Boerhave, die ruim 50 jaar later voor publicatie zorgde, is het levenswerk van Swammerdam voor het nageslacht bewaard gebleven. En kunnen we ons nog steeds verbazen over de toewijding en liefde die uit Swammerdams werk spreekt.


terug naar het literatuuroverzicht






^