Emanuel Swedenborg, Het Huwelijk (huw)

Swedenborg Genootschap, Den Haag 1927
(Opmerkingen tussen haakjes zijn van mij, Freek)

De verbinding van de Heer met de mens ... is de verbinding van het goede en het ware; van de Heer is het goede en bij de mens is het ware, vandaar de verbinding, welke het hemelse huwelijk genoemd wordt. Krachtens dit huwelijk bestaat de ware echtelijke liefde tussen twee echtgenoten, die in zulk een verbinding met de Heer zijn. Hieruit blijkt nu voor het eerst, dat de ware echtelijke liefde van de Heer alleen komt en bij hen is, die in de verbinding van het goede en het ware zijn uit de Heer. Daar deze verbinding wederkerig is, wordt zij door de Heer beschreven met de woorden: "Gij zijt in mij en ik in u" (Joh. 14:20). Deze verbinding of dit huwelijk is aldus van de schepping af ingesteld: de man is geschapen om verstand te zijn van het ware en de vrouw om de neiging te zijn tot het goede, bijgevolg de man om het ware te zijn en de vrouw het goede. Wanneer het verstand van het ware bij de man één uitmaakt met de neiging tot het goede bij de vrouw, zo is er verbinding van beider gemoed tot één. Deze verbinding is het geestelijke huwelijk ... ; want wanneer beider gemoed zo verbonden is, dat zij a.h.w. één gemoed zijn, dan is er liefde tussen hen. (huw 4)
De mens is geschapen om geestelijke en hemelse liefde te zijn en dus het beeld en de gelijkenis Gods. (huw 5)
Echtgenoten, die elkaar innerlijk naar het gemoed onderling en werderkerig liefhebben, hebben elkaar ook onderling en wederkerig naar het lichaam lief. Het is bekend, dat elke liefde uit de neiging van het gemoed in het lichaam neerdaalt en dat er zonder deze oorsprong geen enkele liefde bestaat. (huw 5)
De mens kan niet de liefde worden, die het beeld of de gelijkenis Gods is, dan door het huwelijk van het ware en het goede, want het ware en het goede hebben elkaar innig lief en branden van verlangen om zich te verenigen, dus om één te worden. Daarom wordt ook in de hemel van twee echtgenoten niet gesproken als van twee engelen, maar als van één engel. (huw 7)
... (alle) andere paren van lichaamsdelen (ogen, oren, armen, benen, enz.) bij de mens; ook zij hebben betrekking op het goede en het ware, het orgaan of lid aan de rechter zijde op het goede en dat aan de linker zijde op het ware. (huw 7)
Alle dingen in het menselijke lichaam, van het hoofd tot de hielen van de voeten, zowel de inwendige als de uitwendige, stemmen overeen met de hemelen. Vandaar dat de mens een hemel is in de kleinste vorm en ook dat de engelen en de geesten in een volmaakte menselijke vorm zijn, want zij zijn vormen des hemels. Alle delen, bestemd voor de voortplanting, in beide geslachten, bovenal de baarmoeder, stemmen overeen met de gezelschappen van de derde of binnenste hemel. (huw 8)
Daar er een dergelijke overeenstemming der geslachtsdelen van beide geslachten bestaat, zo blijkt duidelijk dat zij van de schepping af heilig zijn en dat zij dus enig en alleen bestemd zijn voor de kuise en reine echtelijke liefde ... (huw 8)
Dat de huwelijksliefde zo heilig en zo hemels is, komt omdat zij, van de Heer zelf uitgaande, in het binnenste van de mens begint, dan alnaar de orde tot het uiterste van het lichaam neerdaalt en aldus de ganse mens met hemelse liefde vervult. (huw 9)
Daarentegen begint de liefde tot echtbreuk, uitgaande van een wulpse en onreine brand, in het uiterste (de zintuigen) van een mens en van daar dringt zij tegen de orde in voort naar het innerlijke toe, altijd in het eigen ik van de mens. (huw 9)
De huwelijksliefde wordt in de geestelijke wereld uitgebeeld als een maagd van zulk een schoonheid, dat zij in een ieder, die haar aanschouwt, de ganse heerlijkheid des levens oproept. (huw 10) De verlustigingen der echtelijke liefde worden in de geestelijke wereld zinnnelijk waarneembaar voorgesteld door de welriekende geuren van allerlei soorten vruchten en bloemen. (huw 11)
... daar de ganse schepping het menselijke geslacht en dus de hemel tot eindoel heeft, alwaar het goddelijke zelf woont als in het zijne en als in zichzelf, en daar de voortplanting van de mens volgens de goddelijke orde is ingesteld d.m.v. het huwelijk, blijkt duidelijk hoe heilig het huwelijk op zichzelf, d.w.z. van de schepping af, is, en hoe heilig het dus gehouden moet worden. (huw 12)
... geen mens wordt ter oorzake van het erfboze tot de hel verdoemd, maar alleen voor het boze dat de mens door zijn eigen leven tot het zijne heeft gemaakt ... .(huw 14)
Het is immers een kenmerk der goddelijke gerechtigheid dat niemand wordt gestraft voor de zonden zijner ouders, maar voor zijn eigene. (huw 15)

Dat er in de liefde tot voortplanting alle verrukking en wellust gelegen is, vindt zijn oorzaak hierin, dat, van de schepping af, alle genot, alle welbehagen, alle zaligheid en alle geluk in de ganse hemel en in de ganse wereld verbonden is aan het streven en dus aan de handeling, een vruchtdragende werking voort te brengen (scheppend werkzaam te zijn). Deze vreugden nemen in stijgende mate eeuwig toe al naar het goede en het voortreffelijke dier werkingen. Hieruit blijkt vanwaar deze zo grote wellust der voortplanting komt, die elke andere lust overtreft. (huw 18)
Het tegenovergestelde is met de huwelijksliefde het geval; zij is een vuur ontstoken door de liefde tot het goede en het ware en door de vreugde in weldoen, dus door de liefde tot de Heer en door de naastenliefde. Dit vuur, van hemelse oorsprong, is vol ontelbare vreugden, zo veel namelijk als de hemelse vreugden en zaligheden. De oorsprong van deze vreugden is hierin gelegen dat de echtgenoten naar het gemoed tot één verenigd willen worden en dat de hemel naar een dergelijke vereniging streeft d.m.v. het huwelijk van het goede en het ware ... . (huw 21)
Zij (de engelen) zeggen dat hun vermogen (tot vereniging) onafgebroken voortduurt; dat zij na de daad nimmer enige uitputting voelen, nog minder enige droefenis, maar levensfrisheid en blijheid van gemoed; dat de echtgenoten vernachten in elkaars schoot daar zij als één geheel geschapen zijn; dat de liefdesuitingen voortdurend vrij uitstromen zo dat ze nooit ontbreken wanneer zij willen, want zonder deze zou de liefde zijn als een verstopte bronader van een fontein. De liefdesuiting opent haar en bestendigt haar en bewerkt ook hun verbinding, zodat zij als tot één vlees worden, want het leven van de man voegt zich bij het leven van de vrouw en verbindt. (huw 21)
Onschuld is de Heer lief te hebben als zijn vader, door zijn geboden te onderhouden en door van hem geleid te willen worden en niet door zichzelf, dus evenals een kind. (huw 24)
... Hieruit volgt dat de ware echtelijke liefde in haar binnenste wezen liefde tot de Heer is. (huw 24)
De graad en de aard van des mensen inzicht en wijsheid is evenredig aan de graad en de aard van zijn echtelijke liefde. (huw 26)
... de verbinding van het goede en het ware geschiedt in de geestelijke wereld d.m.v. de aanblik, en de vrouw is daar het goede en haar man is daar het ware. (huw 27)
Vandaar komt het dat de mens door de echtelijke liefde vrede heeft en deze vrede is de meest innerlijke vreugde des harten ... . (huw 27)

Ware echtelijke liefde kan niet bestaan dan tussen twee; ... .(huw 32)
... in de ganse hemel en in de ganse wereld zijn er twee dingen waarop alles betrekking heeft; die twee dingen heten het goede en het ware. Uit die twee tot één verbonden is alles wat in de wereld en in de hemel bestaat, ontstaat en blijft bestaan. Wanneer zij één zijn, dan is het goede in het ware en het ware in het goede, en het ware is van het goede en het goede is van het ware. Aldus erkent het ene het andere in onderling en wederzijds verband, en als het actieve zijn reactieve en omgekeerd. Uit dit alles omvattende huwelijk komt de echtelijke liefde tussen man en vrouw. De man is geschapen om verstand te zijn van het ware en zijn vrouw is geschapen om wil te zijn van het goede, zodat beiden tezamen het ware en het goede in een vorm uitmaken, en deze vorm is een mens en het beeld Gods. En daar het van de schapping af is ingesteld, dat het ware aan het goede toebehoort en het goede aan het ware, aldus onderling en wederkerig ... . (huw 33)
Want van de schepping af is het aldus ingesteld, dat alles van de man, zowel wat zijn gemoed als zijn lichaam betreft, zijn wederhelft vindt in het gemoed en het lichaam van zijn vrouw, en dat vandaar zelfs de kleinste bijzonderheden van beider wezen in wederzijdse betrekking tot elkaar staan en verbonden willen worden. Op deze verstandhouding en op dit streven berust de echtelijke liefde. (huw 34)
Alle dingen van het lichaam, leden, ingewanden en organen genoemd zijn niets anders dan natuurlijk-lichamelijke vormen, welke overeenstemmen met de geestelijke vorm van het gemoed. Vandaar stemmen alle dingen van het lichaam en elk in het bijzonder, dermate overeen met alle dingen, in het algemeen en in het bijzonder, van het gemoed, dat al wat het gemoed wil en denkt, het lichaam op de eerste wenk terstond uitvoert. (huw 34)
... er zijn daar (in de hemelen) echtgenoten die in zulk ene echtelijke liefde leven, dat zij beiden één vlees kunnen zijn en zijn het ook wanneer zij willen. Zij verschijnen dan als één mens. (huw 35)
... zij zijn als paarsgewijze delen van de mens, namelijk als de beide hemisferen van de hersenen omgeven door een vlies, als de beide kamers van het hart binnen een gemeenschappelijk omhulsel en evenzo de beide kwabben van de longen. Deze delen, ofschoon twee zijnde, maken nochtans één uit wat het leven en de levenswerking, d.w.z. hun functie, betreft. (huw 35)
Ik heb de engelen horen zeggen ... dat de echtelijke liefde hen met zulk een vreugde vervulde ... dat zij niet ander kunden uitdrukken dat het de vreugde zelf was, waaruit ... alle ander vreugden voortkomen; en van deze vreugde zeiden zij dat het een pure vreugde van de geest was, zonder de minste opwekking van zinnelijke begeerte, ... . (huw 43)
Daar de ware echtelijke liefde in haar oorsprong de reine vreugde zelf van de geest is ... (huw 43)
Want alle dingen in het heelal hebben betrekking op het huwelijk van het goede en het ware, dus op het huwelijk, willen zij iets zijn en willen zij iets voortbrengen ... . (huw 57)
... en dat al het geestelijke bij de mens, wanneer het in het natuurlijke neerdaalt, een verandering ondergaat, zodat het nauwelijke herkend kan worden; het wordt alleen door overeenstemmingen herkend. (huw 58)
Wanneer zij (twee geesten) samenkomen, onderzoeken zij elkaar over en weer, van welke wederzijdse neiging zij waren en indien er geen wederzijdse neiging tussen hen bestond, gaan zij vanzelf uit elkaar; want twee neigingen en gedachten van ongelijke aard, kunnen niet met elkaar verenigd worden; ... . (huw 60)
In alle huwelijken van de engelen des hemels wordt door de Heer voorzien, die als enige de gelijkgeaardheid van het gemoed kent, die tot in eeuwigheid moet duren; en dan erkennen de echtgenoten elkaar op het eerste gezicht, dat zij het zijn, want de gelijkgeaardheid van het gemoed verbindt. (huw 61)
Wat heerszucht in het huwelijk betreft, valt te zeggen, dat zij alle echtelijke liefde wegneemt, omdat de echtelijke liefde van dien aard is, dat de een wil denken en willen zo als de ander en dus onderling en wederkerig, dus dat geen van beiden heerst, doch de Heer; ... . (huw 63)
De ware echtelijke liefde kan niet bestaan dan tussen twee, dat is, in het huwelijk van één man met één vrouw, echter niet met veel vrouwen, omdat de echtelijke liefde onderling en wederkerig is en het leven van de een over en weer in dat van de ander is, zodat zij als het ware één zijn. (huw 90)
De huwelijkse staat wordt uitgebeeldt overal in de rijken der natuur ... . (huw 93)
... en omdat de heiligheid van de hemel op de echtelijke liefde is gegrondvest en dus op de onschuld ... . (huw 95)
Ieder besluit in het gemoed bewerkt een poging in het lichaam en deze is de daad in zichzelf. (huw 99)

Echtgenoten tezamen of echtelijke liefde is het eigenlijke beeld en de gelijkenis Gods. (huw 100)

In de hemel is de vrouw geestelijke warmte en de man geestelijk licht. (huw 101)
Een vrouw van hemelse en geestelijke schoonheid is de schoonheid zelf of de vorm van het schone en het goede. (huw 101)
... (dat zij) de echtelijke liefde de voornaamste van alle liefden noemden, alsmede de eigenlijke verlustiging des levens en dat de liefde jegens de kinderen daaruit de naaste afleiding is. (huw 104)
Een vrouw wordt na de dood een vrouw en een man wordt een man, en de onderlinge en wederkerige liefde blijft. (huw 104)
In de geest van de mens is het binnenste de verbinding van het goede en het ware of van het aangename dat het goede nabootst en van het rechte, dat het ware nabootst. (huw 107)

Alle dingen zijn tot het huwelijk terug te brengen (118)


terug naar het literatuuroverzicht






^