Swedenborgiana - Tien godsbewijzen, aangevuld met argumenten van/over Swedenborg

Swedenborgiana - tijdschrift voor Swedenborg-publikaties - Editie 99 - sept. 2017
Uitgegeven door het Swedenborg Boekhuis, Baarle-Nassau


Emanuel Swedenborg (1688-1772)
wetenschapper, staatsman,
filosoof, theoloog en ziener
Is er een God?

Het bestaan van God bewijzen is onmogelijk, zegt men, maar is wel aannemelijk te maken; wat bij deze wordt geprobeerd. In de geschiedenis zijn talloze voorbeelden te vinden van aannemelijke redeneringen over het bestaan van God. Een van de bekendste is het ontologische godsbewijs van Anselmus van Canterbury (1033-1109), maar ook Aristoteles (384 v.Chr.-322 v.Chr), Thomas van Aquino (1225-1274), René Descartes (1596-1650) Gottfried Leibniz (1646-1716) en een tijdgenoot van Swedenborg David Hume (1711-1776), formuleerden godsbewijzen die wereldliteratuur werden.
Er zijn ook recente voorbeelden, zoals Alvin Plantinga (geb.1932) de nu 84-jarige Amerikaanse filosoof en de jonge hedendaagse Nederlandse filosoof Emanuel Rutten (geb. 1973 in Loosdrecht) die hun godsbewijzen met verve verdedigen.
Een aansprekend 'Nieuwe Kerk Godsbewijs' komt van Philip Odhner (1908-1998).
(Rt. Rev. Philip N. Odhner was een prominente Amerikaanse predikant van de Swedenborgse The Lord's New Church which is Nova Hierosolyma. Een inleidende theologische tekst vindt u aan het einde van dit artikel).

Tien Godsbewijzen

Inhoud


1. Kosmologisch godsbewijs
Wat is het kosmologische bewijs dat God bestaat? Het is onmogelijk dat iets uit niets ontstaat. Alles wat bestaat, is veroorzaakt door iets. Het universum bestaat en moet dus een oorzaak hebben, die oorzaak is God. Heel kort samengevat is dit het kosmologische bewijs voor het bestaan van God.
Wanneer we de wereld om ons heen bekijken en redeneren volgens de wet van oorzaak en gevolg, dan levert dat een bewijs op voor het bestaan van God. Het bestaan van een gevolg bewijst immers het bestaan van een oorzaak.
De wereld is er. Dat feit leidt tot de vraag hoe de wereld tot stand is gekomen. Iets of iemand moet daarvoor hebben gezorgd. We kennen immers niets in deze wereld dat bestaat zonder oorzaak, dus moeten we vaststellen dat er ook achter deze wereld en het universum een oorzaak moet zijn. Alles moet teruggebracht worden op één oorzaak en de enige mogelijkheid daarvoor is God.
Veel filosofen en theologen hebben een kosmologisch godsbewijs geformuleerd. Het uitgangspunt van het bewijs is altijd de ervaring van de algemene werkelijkheid. Hieronder een korte bespreking van het argument van Aristoteles en Thomas van Aquino.

terug naar de Inhoud

a. Kosmologisch godsbewijs van Aristoteles
a. Dingen zijn onderhevig aan verandering (dit kan iedereen waarnemen).
b. Alle verandering vindt plaats van potentialiteit (mogelijkheid), naar actualiteit (werkelijkheid).
c. Geen enkele potentialiteit kan zichzelf actualiseren (hout wordt bijvoorbeeld niet vanzelf een tafel).
d. Daarom moet er een actualiteit zijn, die het mogelijke verwerkelijkt.
e. Een oneindige rij van verwerkelijkers is niet mogelijk, er moet één eerste actualiteit zijn.
f. Die eerste actualiteit verwerkelijkt dingen met een doel. Voor Aristoteles is God deze eerste actualiteit. Hij heeft alles verwerkelijkt (gemaakt) met een bepaald doel voor ogen. 2*
2* (Swedenborg: "Het einddoel van de schepping is de hemel vanuit het menselijke geslacht." Uit: 'Hemel en Hel' 108.
Swedenborg: Alle dingen die uit de Heer geschapen zijn, zijn nutten; en zij zijn in die orde, die graad en in dat opzicht nutten als waarin zij betrekking hebben op de mens en door de mens op de Heer, het begin van alles. Uit: 'Engelenwijsheid' 327.)

terug naar de Inhoud

b. Kosmologisch godsbewijs van Thomas van Aquino
Thomas heeft wat men noemt zijn vijf wegen naar God geformuleerd, die sterk door Aristoteles zijn beïnvloed. Het eerste bewijs is een voorbeeld van een kosmologisch godsbewijs.
1. Het bewijs vanuit de beweging. 3*
a. De dingen zijn in beweging; beweging is de meest duidelijke vorm van verandering. b. Verandering is een beweging van mogelijk naar werkelijk. c. Die verandering vindt plaats door iets, wat dit mogelijk maakt. d. Er kan geen oneindige serie van verwerkelijkers of bewegers zijn. e. Daarom moet er één eerste beweger zijn, die zelf niet wordt bewogen. f. Deze eerste beweger is wat God wordt genoemd.
3* (Swedenborg: "De Goddelijke Voorzienigheid beschouwt in al hetgeen zij doet het oneindige en het eeuwige uit zich. Dit kan hieruit vaststaan, dat al het geschapene uit de Eerste, die de Oneindige en de Eeuwige is, voortgaat (beweegt) tot laatsten en uit laatsten tot de Eerste Bron, zoals in de verhandeling over de Goddelijke Liefde en de Goddelijke Wijsheid, in het deel waar werd gehandeld over de schepping van het heelal, is getoond. Omdat de Eerste Bron het meest innerlijk is in alle voortgang (beweging), volgt hieruit dat het Goddelijke Voortgaande of de Goddelijke Voorzienigheid, in al hetgeen zij doet, een beeld van het oneindige en het eeuwige beschouwt." Uit: 'Goddelijke Voorzienigheid' 56)

terug naar de Inhoud

2. Het Kalam kosmologische godsbewijs
Het Kalam kosmologische godsbewijs draagt de naam 'Kalam', die verwijst naar de Arabische filosofie en theologie uit de Middeleeuwen. Een hedendaagse verdediger van dit argument is William Lane Craig.
Het Kalam-argument steunt op de volgende drie aannames:
1. Het universum heeft een beginpunt in de tijd.
2. Het beginpunt van het universum is veroorzaakt.
3. De oorzaak voor het beginpunt van het universum is persoonlijk.

Aanname 1: Het universum heeft een beginpunt in de tijd.
Het Kalam-kosmologische godsbewijs stelt dat het aantoonbaar is dat het universum een begin heeft. De eerste aanname komt voort uit het feit, dat zoiets als 'oneindigheid' in onze reële wereld niet kan bestaan. In de wiskunde kun je wel een berekening maken met een oneindig getal, maar in het echt kan dat niet. Twee voorbeelden:
Voorbeeld 1: Stel dat er een bibliotheek is met een oneindig aantal boeken. Veronderstel dat deze bibliotheek een oneindige hoeveelheid rode boeken en een oneindige hoeveelheid zwarte boeken bevat. Kunnen we nu zeggen dat de hoeveelheid zwarte boeken gelijk is aan het aantal rode en zwarte boeken bij elkaar? Dat kunnen we zeggen, maar dat klinkt natuurlijk heel vreemd. Dit wordt nog vreemder door het volgende: stel we verwijderen hierna alle zwarte boeken uit de bibliotheek. Hoeveel boeken hebben we dan nog in de bibliotheek staan? Het antwoord is: een oneindig aantal rode boeken. Dit betekent dat het aantal boeken in de bibliotheek na de verwijdering van alle zwarte boeken niet is gewijzigd.
Wiskundigen zeggen dan ook, dat het idee van oneindigheid nergens in de werkelijkheid wordt aangetroffen. Dus met andere woorden: oneindigheid bestaat wel in het verstand, maar is in de werkelijkheid niet aan te wijzen.
Voorbeeld 2: Dat het verleden eindig moet zijn, wordt met het volgende voorbeeld duidelijk. Stel dat we worden gevraagd om te tellen tot oneindig, dan zullen we ontdekken dat hoe lang we ook tellen, we altijd bij een getal uitkomen dat we kunnen vaststellen en waar we weer een nieuw getal aan toe kunnen voegen. We kunnen met ons tellen nooit oneindig bereiken, laat staan dat we er overheen kunnen tellen, we blijven altijd in het eindige.

terug naar de Inhoud

De Big Bang kosmologie
De wetenschap heeft ook bewezen dat het heelal een begin heeft en dus niet oneindig is. Op grond van natuurwetenschappelijke onderzoeken is men tot de conclusies gekomen, dat het universum uitzet en dat deze uitzetting tot stand is gekomen door een explosie, de zogenaamde Big Bang, die een tiental miljard jaar geleden plaatsvond. Daarnaast heeft men vastgesteld dat de wetten van de algemene relativiteit van Einstein ertoe leiden dat het heelal een 'beginpunt' (een 'singulariteit': een vreemdheid) heeft.
Volgens Einstein is er een moment geweest, waarbij ruimte en tijd van het universum nul waren en waarbij het universum is ontstaan. De Big Bang bevestigt dus de conclusie: het universum heeft een begin.
Een bezwaar dat men vaak noemt is: Wat was er vóór de Big Bang? Een antwoord hierop is dat de Big Bang het eerste moment van de tijd was, niet in de tijd. Er was geen tijd vóór het eerste moment van de tijd. Wat voor het eerste moment bestond is tijdloos. God kan wel vóór het eerste moment van tijd bestaan, dat is logisch, omdat God zelf geen oorzaak heeft en altijd al heeft bestaan. Dat is nu juist het verschil tussen God en de dingen die God heeft gemaakt/geschapen.

terug naar de Inhoud

De tweede wet van de thermodynamica
Dit principe zegt dat de orde en samenhang in het universum langzaam afneemt. Een voorbeeld kan hierbij helpen.
Voorbeeld: Stel ik kom een kamer binnen waar een kop koffie op tafel staat; deze koffie is nog warm. De tweede wet van thermodynamica stelt dat deze koffie langzaam afkoelt tot de warmte-energie evenredig verdeeld is met de gemiddelde temperatuur in de kamer en de inhoud van het kopje even warm is als de rest van de kamer. Dit heeft een belangrijke consequentie: als het universum eeuwig zou zijn en de geschiedenis oneindig, dan zou het universum een oneindige tijd geleden volledig moeten zijn afgekoeld en de energie evenredig verdeeld zijn. Dit is duidelijk niet het geval. De tweede wet van thermodynamica geeft aan dat het universum een begin moet hebben gehad en niet oneindig heeft bestaan.

Aanname 2: Het beginpunt van het universum is veroorzaakt.
Bij gebeurtenissen is het zinvol te vragen naar wat de oorzaak van deze gebeurtenissen zijn. Zo is het ook uiterst zinvol te vragen naar wat de oorzaak van het universum is. Maar God zelf heeft geen oorzaak, geen begin, omdat Hij eeuwig en oneindig is. Het is duidelijk dat het universum bestaat en het moet dus een eerste oorzaak hebben die hieraan vooraf gaat, omdat het idee dat iets uit niets kan ontstaan, een tegenstrijdigheid is.

Aanname 3: De oorzaak voor het beginpunt van het universum is persoonlijk.
We hebben aangetoond dat het universum niet oneindig kan zijn en dat het beginpunt van het universum een oorzaak moet hebben. Er zijn twee mogelijkheden bij deze oorzaak. De oorzaak van het universum is een persoonlijk wezen of de oorzaak is onpersoonlijk, wat betekent: mechanisch. Christenen geloven dat God een persoon is, Hij is onze Vader. Daarom is het erg belangrijk aan te tonen dat die oorzaak voor het ontstaan van alles een persoon is. De vraag is: zou het begin van het universum door een onpersoonlijke, mechanische oorzaak kunnen worden verklaard?
Voorbeeld: Stel dat we bevroren water aantreffen dat is veroorzaakt door een temperatuur die van eeuwigheid af al onder nul is, dan zou dit betekenen dat ook dat water al eeuwig bevroren is. Want hoe kan een temperatuur die altijd al onder nul is het mogelijk maken dat water plotseling in de tijd bevriest? Wanneer ze veroorzaakt is door een onpersoonlijke mechanische oorzaak, dan is het uiterst moeilijk te verklaren waarom dat universum plotseling begonnen is.
Net zoals het onmogelijk is te begrijpen hoe bij een temperatuur die van eeuwigheid af al onder nul is, water plotseling in de tijd kan bevriezen, is het onmogelijk te begrijpen hoe een tijdelijk effect als het universum plotseling ontstaat als de oorzaak onpersoonlijk en mechanisch is. Bij het ontstaan van het universum moeten de noodzakelijke voorwaarden daarvoor aanwezig zijn (zoals de temperatuur van de aarde, de zwaartekracht, enzovoorts). Bij een mechanische oorzaak zouden die condities altijd al aanwezig moeten zijn, dus dan zou het universum een eeuwigheid geleden al ontstaan moeten zijn. Maar het universum is begonnen en eindig. Hoe is dit dan mogelijk?

De enig aannemelijke verklaring voor een eeuwige oorzaak die een tijdelijk effect realiseert, is dat een persoon uit vrije wil een tijdelijk effect realiseert zoals het bestaan van het universum. 4*
Enkel een persoonlijk en vrij wezen kan vanuit een eeuwige oorzaak een tijdelijk effect realiseren. De aarde en de zon zijn zulke tijdelijke effecten, maar de zon is niet eeuwig en zal ooit eens zijn opgebrand.
Een voorbeeld kan dit duidelijk maken: Stel dat een man van eeuwigheid aan al op een stoel zit en plots het besluit neemt om te gaan staan en dit besluit ook uitvoert. Deze man realiseert een tijdelijk effect door de vrije keuze te maken om te gaan staan.
Als het gaan staan van de man door mechanische oorzaken bepaald zou zijn, dan had de man een eeuwigheid geleden al moeten gaan staan, omdat dan de noodzakelijke en voldoende voorwaarden aanwezig hadden moeten zijn. Wanneer de man uit vrije wil gaat staan, dan kan het zo zijn dat hij al heel lang de mogelijkheid had om op te gaan staan, maar dit niet heeft gedaan. Totdat hij besloot om te gaan staan, uit vrije wil, omdat hij dit zelf wil.

4* (Het is een algemene regel, dat niets kan bestaan en blijven bestaan uit zichzelf, maar uit iets anders, dat wil zeggen, door middel van iets anders; en dat niets in een vorm kan worden gehouden, tenzij vanuit iets anders, dat wil zeggen, door middel van iets anders, zoals blijkt uit alle dingen en elk ding in de natuur. Dat het menselijke lichaam aan de buitenzijde in zijn vorm wordt gehouden door de atmosfeer, is bekend; en wanneer het niet ook aan de binnenzijde in zijn vonn wordt gehouden door een werkende of levende kracht, zou het terstond uiteenvallen; al wat niet verbonden is door datgene wat daaraan voorafgaat en door middel van de voorafgaande dingen door het Eerste, gaat ogenblikkelijk verloren.
Swedenborg: "Dat de Grootste Mens of het voortvloeien daaruit, dat eerder is, door middel waarvan de mens ten aanzien van al zijn en elk van zijn dingen verbonden is met het Eerste, dat wil zeggen met de Heer, zal in wat volgt duidelijk blijken." Uit: 'Hemelse Verborgenheden' 3627)

Wanneer het universum ontstaat als gevolg van een vrije handeling van een persoonlijke schepper, betekent dit, dat het universum voor haar bestaan afhankelijk is van de wil van deze schepper. Net zoals ik uit vrije wil verkies om mijn arm op te tillen, zal mijn arm opgeheven blijven zolang ik dat wil. In die zin blijft het universum bestaan zolang de Schepper dit wil.

terug naar de Inhoud

3. Het teleologische godsbewijs (teleologie: leer van de doelen)
God is de beste verklaring voor een universum, dat leven bevat. De sterrenkunde heeft aangetoond dat de Big Bang zeer precies verlopen moet zijn. Allerlei natuurlijke krachten (de natuurconstanten) zijn zeer precies op elkaar afgestemd; zwaartekracht, elektromagnetisme, atomaire krachten en de lading van elektronen zijn schijnbaar 'bij toeval' zeer nauwkeurig op elkaar afgestemd. Slechts een heel kleine veranderingen aan één van deze krachten (natuurconstanten) en er zou geen mogelijkheid voor leven meer zijn, in de meeste gevallen zou het hele universum zijn verwoest.

Stephen Hawking, de beroemd fysicus en Nobelprijswinnaar, schreef: "De natuurwetten die we op dit moment kennen, bevatten zeer veel fundamentele getallen, zoals de lading van een elektron en de verhouding tussen de massa van een proton en een elektron ... het meest opmerkelijke feit is dat deze waardes zeer precies lijken te zijn afgesteld om zodoende leven mogelijk te maken." (uit: A brief history of time, 1988)
Sir Fred Hoyle, de sterrenkundige die als ongelovige bekend staat, vertelt ons dat: "Wanneer we ons gezonde verstand gebruiken om de feiten te interpreteren, lijkt het erop dat een superintellect met fysica gemanipuleerd heeft, als ook met scheikunde en biologie, en dat er geen vermeldenswaardige blinde krachten zijn in de natuur. De getallen die je vanuit de feiten kunt berekenen zijn zo overweldigend op elkaar afgestemd, dat deze conclusie wel bijna boven alle twijfel verheven is."
[Zij verwoorden het 'antropische principe', dat stelt dat het heelal er is met als doel de mens.] Denk hierbij aan de volgende voorbeelden (er zijn er veel meer!):
1. Wanneer de elektrische lading van een proton en elektron (dit zijn zeer kleine deeltjes in een atoom) niet exact aan elkaar gelijk zouden binnen het waterstofatoom, dan zouden die twee elkaar afstoten en zou waterstof en daarmee het universum niet bestaan.
2. Wanneer de relatieve kracht van de zwaartekracht, elektromagnetisme en de sterke en zwakke nucleaire kracht, ook maar een klein beetje anders zouden zijn, zou leven niet mogelijk zijn.
3. Wanneer de massaverhouding van een proton en elektron niet exact 1836:1 zou zijn, dan zou er geen scheikunde zijn geweest en daarmee ook geen universum.
Wanneer de Big-Bang zou berusten op zuiver toeval, dan is het ondenkbaar dat al deze krachten (natuurconstanten) zo nauwkeurig op elkaar zijn afgestemd, dat leven mogelijk wordt gemaakt. Wanneer je het oneindige aantal andere mogelijke waarden in ogenschouw neemt, die deze krachten (natuurconstanten) ook zouden kunnen hebben, is het veel aannemelijker dat er nooit leven zou zijn geweest. Of zoals de wetenschapsfilosoof John Leslie zei: "Een universum waarin geen leven mogelijk is, is veel waarschijnlijker dan een, waarin dat wel mogelijk is." Dit is een bewijs voor het bestaan van een intelligente ontwerper achter de Big-Bang, die ervoor heeft gezorgd dat het universum en het leven daarin, mogelijk is. [Zie voor het antropische principe het Menu van deze website.]

terug naar de Inhoud

4. Biologisch argument
Het is een wetenschappelijk feit dat leven uitsluitend kan voortkomen uit leven dat daarvóór al bestond en niet door toeval kan ontstaan. Dus als we al het leven terugbrengen op de bron, komen we vanzelfsprekend bij God uit.
Er moet namelijk een wezen zijn dat de ultieme levensbron is, de voortbrenger van al het leven. Hij is het oorspronkelijke en eeuwige leven. 5*
Deze eerste vier argumenten sluiten dus zowel de evolutie als de bigbang-theorie als door toeval ontstaan, uit. Overigens is tegen beide theorieën nog veel meer in te brengen, maar daar zullen we hier niet verder over uitweiden.
5* (Swedenborg: "Hieruit blijkt hoezeer zij dwalen die de voortplanting van dieren en de productie van planten aan de natuur toeschrijven. Zulke mensen zijn gelijk aan hen die prachtige en heerlijke werken toeschrijven aan het werktuig en niet aan de kunstenaar, of die een beeld aanbidden en niet God. Bedrieglijkheden die ontelbaar zijn in iedere argumentatie over geestelijke, zedelijke en burgerlijke dingen, springen daaruit voort; want bedrieglijkheid is de omkering van de orde en is een oordeel van het oog en niet van het geestelijk gemoed, en is een besluit getrokken uit de schijn en niet uit het wezen van het ding." Uit: 'Apocalyps Ontvouwd' 1215.)

terug naar de Inhoud

5. Ontologisch argument
De mens heeft een intuïtief besef van het bestaan van God. Een besef zonder beredenering. 6*
Dit wordt ook wel het' religieuze instinct' of het 'godsbesef van de mens' genoemd.
6* (Swedenborg: "Vandaar komt het dat er in de gehele wereld niet één natie met godsdienst en gezonde rede is, die niet een God erkent en dat God één is. Vanuit de Goddelijke invloeiing in de zielen van de mensen, waarover vlak hierboven, volgt dat er bij elk mens een innerlijke stem is, die hem zegt dat er een God is en dat Hij één is." Uit: 'Ware Christelijke Religie' 9.)
Het drijft de mens ertoe iets of iemand te vereren. De mens werd als vereerder geschapen, namelijk die van God. Hij zou God niet vereren als God dit intuïtieve besef van zijn bestaan niet in hem had geplaatst. Dit argument wordt onderbouwd door het feit, dat er een universeel geloof in een god of goden is in elk land op aarde.
Als men de ware God niet accepteert, maakt men een godheid van zichzelf [of van de natuurwetenschap], zodat de imerlijke drang iets te vereren alsnog wordt bevredigd.

terug naar de Inhoud

6. Moreel argument
De mens is een moreel wezen. 
Hij heeft een innerlijk besef van goed en kwaad, evenals een gevoel van verantwoordelijkheid om het goede te doen en het kwade te vermijden. De Bijbel noemt dit geweten en beschouwt het als door God gegeven. Wanneer een mens tegen zijn geweten ingaat, resulteert dat in een schuldgevoel en angst voor vergelding. Het is iets dat gewoonweg bij de mens hoort. Universeel gezien is het een getuige van het
 bestaan van een superieure wetgever en rechter die dit gevoel van verantwoordelijkheid ten opzichte van het goede in de mens heeft geplaatst.

Het kwaad in deze wereld is geen argument tegen het bestaan van God. 7* Want daar heeft de mens zelf voor gezorgd. Als God zou ingrijpen, zou hij ons beroven van de vrije wil.
7* (Swedenborg: "Wanneer de mens het geestelijk vrije zou worden afgenomen, zou het vergelijkenderwijs ook zijn als of de raderen van machines, de windvangende wieken van molens en de zeilen van schepen werden weggenomen; ja, het zou daarmee gesteld zijn als met een mens die de geest geeft wanneer hij sterft; want het leven van de geest van de mens bestaat in zijn vrije keuze in geestelijke dingen." Uit: 'Ware Christelijke Religie' 482.)

terug naar de Inhoud

7. Historisch argument
De geschiedenis van de mensheid wijst op een onzichtbare hand, die het lot van naties leidt en beheerst. 8* Een grondige studie van de geschiedenis brengt vele illustraties van dit feit aan het licht.
8* (Swedenborg: "Er wordt door de Heer in voorzien, dat er op deze aardbol altijd een kerk is waar het Woord wordt gelezen. Daarom is, toen het Woord door de Rooms-katholieken bijna werd verworpen, vanuit de Goddelijke Voorzienigheid van de Heer de Reformatie geschied. Daardoor werd het Woord opnieuw opgenomen; en ook werd het heilig gehouden bij de edele natiën onder de Pauselijken." Uit: 'Over het Woord' 42.)

Achter alles beweegt Gods hand om zijn wil te volbrengen. Voorbeelden hiervan zijn de Bijbelse profetieën die zijn uitgekomen en de geschiedenis van zowel het jodendom als het christendom. Vele malen is geprobeerd deze stromingen te vernietigen en nog steeds bestaan ze, ondanks onderdrukkingen en gruwelijke vervolgingen.

terug naar de Inhoud

8. Christologisch argument
De historische Jezus is niet te ontkennen. Door velen wordt hij beschouwd als 'een goed, wijs mens'. Wanneer we echter niet geloven wat hij zei, dan zou hij de grootste en meest succesvolle leugenaar en bedrieger ooit zijn. Als we er echter van uitgaan dat het wel zo was, zoals ooggetuigen en Jezus zelf zeiden, is Jezus Christus de belangrijkste openbaring van Gods bestaan.
Alles wat hij was, wat hij deed en alles wat hij zei, getuigen van het bestaan van God.

terug naar de Inhoud

9. Bibliologisch argument 9*
De Bijbel, het meest gelezen boek ter wereld, is een zeer bijzonder en uniek boek. Het is geschreven gedurende 1500 jaar, door meer dan 40 schrijvers van allerlei rangen en standen, op verschillende plaatsen en continenten, in verschillende tijden, culturen, situaties, talen, stijlen en genres.
Toch is het een eenheid. Het argument dat iedereen wel in staat zou zijn een dergelijk boek te schrijven, gaat dus niet op. Volgens velen kan de indrukwekkende totstandkoming van de Bijbel dan ook niet enkel het resultaat van mensenwerk zijn, maar wijst zij op één hogere macht die de schrijvers leidde in hun werk.
Verder is de historische betrouwbaarheid van de Bijbel vaak bewezen door historici en archeologen, en er zijn allerlei profetieën - zelfs wanneer er sprake was van getallen, tijds- en plaatsbepalingen - uitgekomen.
Deze overwegingen sterken ons in de overtuiging dat de Bijbel en de getuigenissen van het bestaan van God die de schrijvers daarin geven, een argument zijn voor het bestaan van God.
9* (Swedenborg: "Aangezien het Woord innerlijk geestelijk en hemels is, werd het daarom door louter overeenstemmingen samengeschreven en wat zo geschreven is in louter overeenstemmingen, dit is in de laatste zin geschreven in zo'n stijl, zodanig als die bij de Profeten en bij de Evangelisten, die hoewel hij gewoon schijnt, niettemin die Goddelijke Wijsheid en alle wijsheid van de engelen in zich bergt." Uit: 'Leer over de Gewijde Schrift' 8.)

terug naar de Inhoud

10. Getuigenissen 10*
Overal op aarde getuigen mensen van hun geloof in God en in gebeurtenissen die daarmee samenhangen. Noemenswaardig zijn de wetenschappelijk onverklaarbare 'wonderen' en 'bijna-doodervaringen'. Zulke getuigenissen zijn misschien wel het indrukwekkendste argument voor het bestaan van God.
10* ("Veel mensen hebben datgene gezien wat Swedenborg zag, hoewel niet zo indringend en langdurig, en zij hebben wezenlijk dezelfde conclusies getrokken als hij." Aldus Kenneth Ring in het boek: 'Bijna-doodervaringen in het licht van Swedenborgs getuigenis'.)

terug naar de Inhoud

11. Tot besluit een 'Godsbewijs uit de Nieuwe Kerk
'Over de ene oneindige god', door Philip N. Odhner.
"Swedenborg leert dat er één Oneindig Hoogste Wezen is, dat het heelal en alle dingen daarin schiep vanuit Zijn Goddelijke Liefde en Wijsheid.
Het menselijke gemoed kan zien dat God oneindig is. Want indien God eindig of beperkt zou zijn, zou er iets moeten zijn dat Hem eindig en beperkt maakte. En in dat geval zou datgene dat Hem eindig en begrensd maakte, de werkelijke bron en oorsprong van alle dingen zijn en dit zou dus de werkelijke God zijn.
Zo kan het menselijke gemoed ook zien, dat God eeuwig is. Want indien God niet eeuwig zou zijn, zou Hij een begin in de tijd hebben. En indien Hij een begin in de tijd had, zou er iets vóór Hem zijn waaruit Hij Zijn oorsprong had en dat tevoren bestaande zou God zijn.
Omdat God oneindig en eeuwig is, is Hij Eén. Er kunnen niet twee oneindige wezens bestaan. Veronderstel dat er twee Wezens zouden zijn die oneindig waren. Het zou niet anders kunnen dan dat de ene de andere zou beperken en eindig maken, en aldus zou geen van beiden oneindig zijn. Denken of spreken over twee oneindige Wezens is een tegenspraak in zichzelf.
Zulk een idee is niet verenigbaar met ons verstand. Dat de ene oneindige God Wijsheid is, kan door de mens worden gezien door de beschouwing van de sterrenhemel, waarin de zonnen en planeten in een wonderbaarlijke orde worden gehouden. En het kan ook worden gezien uit het beschouwen van elk ding in de natuur in zijn kleinste delen. Want de microscoop onthult een wonderbaarlijke orde in de kleinste dingen der schepping, zoals de telescoop zulk een orde onthult in de grootste dingen." (Philip N. Odhner)


terug naar het antropisch principe

terug naar het literatuuroverzicht

terug naar het weblog







^