Taal bepaalt de manier waarop gebeurtenissen worden gezien en geïnterpreteerd.
De Morgen, wetenschapIn een andere taal wordt u ook een ander mens.
Ja, taal bepaalt de manier waarop u gebeurtenissen ziet en interpreteert.
28-04-2015, Stefan Grommen
"Als ik een andere taal spreek, voel ik me een ander mens", is een veelgehoorde observatie van twee- of meertaligen. Het is een bewering die niet eens zo ver van de waarheid ligt, zo blijkt uit recent wetenschappelijk onderzoek. Uw blik op de werkelijkheid verandert gewoon mee met de taal die u spreekt.
Het is al meermaals bevestigd: twee- (of meer-)taligen hebben heel wat troeven. Niet alleen op de jobmarkt, maar ook op vlak van hun gezondheid. Kort gesteld houdt het overschakelen tussen verschillende talen uw brein meer flexibel, alerter. Die breintraining levert op latere leeftijd heel wat voordelen op: dementie treedt volgens verschillende onderzoeken door de band genomen later op bij tweetaligen. En wie beslissingen neemt in een andere taal doet dat vaak rationeler, meer afgewogen en minder bevooroordeeld dan in zijn moedertaal.
Taal heeft dus duidelijk invloed op je hersenen. Maar ook in die mate dat je ook anders gaat denken? Neem je de werkelijkheid anders op als Nederlandstalige dan pakweg als Spaansprekende? En verandert dat wereldbeeld als je als Nederlandstalige overschakelt naar Spaans? Britse, Duitse en Zweedse onderzoekers - taalkundigen en psychologen - verdiepten zich in die vragen en het antwoord in hun recente artikel in Psychological Science liegt er niet om: ja, taal bepaalt de manier waarop u gebeurtenissen ziet en interpreteert.
De onderzoekers werkten met Duitse en de Engelssprekende testpersonen en met mensen die die twee talen spraken. Ze kregen allemaal eenvoudige video's te zien met een beweging erin: bijvoorbeeld een vrouw die naar een auto wandelt of een man die naar de supermarkt fietst. Duitse eentaligen omschreven de actie meestal met het doel erbij: "Een man fietst naar de supermarkt". Iemand die enkel Engels sprak, omschreef doorgaans enkel de handeling zelf in de scènes - "Een vrouw wandelt" - zonder het doel toe te voegen.
Dat heeft al met de taal te maken, zo legt hoofdonderzoeker Panos Athanasopoulos, professor Taalkunde aan de Lancaster-universiteit uit op opinie- en analysewebsite The Conversation. In het Engels is het eenvoudigweg mogelijk om enkel de handeling te beschrijven, dankzij de '-ing'-vorm (walking, cycling, playing, ...).
In het Duits bestaat die grammaticale vorm niet, waardoor de gebeurtenis als één geheel wordt omschreven: handeling én doel. Meer nog: hoe beter Engelstaligen het Duits machtig waren, hoe vaker ze het doel van de actie erbij vermeldden.
Andere taal, ander perspectief
De onderzoekers bouwden daarop voort en bekeken ook hoe de twee taalgroepen bepaalde handelingen zouden categoriseren. Ook daar was het duidelijk dat Duitse eentaligen scènes met een doel, of dat nu heel duidelijk of ietwat dubbelzinnig is, vaker aan elkaar linkten dan Engelse eentaligen. Het gevolg van een handeling oogst bij Duitstaligen meer aandacht, terwijl Engelstaligen meer nadruk leggen op de actie zelf.
Opmerkelijk: tweetaligen wisselden van perspectief, afhankelijk van de taalcontext waarin ze de opdracht kregen. Duitsers die vlot Engels spraken, maar die in hun thuisland getest werden, waren duidelijk meer bezig met het doel van de handeling. Maar een vergelijkbare groep testpersonen die in het Verenigd Koninkrijk in het Engels getest werd, was even gericht op de pure handeling als mensen met Engels als hun moedertaal.
Zelfs wanneer tijdens één test halfweg van taal gewisseld werd, veranderde die 'blik op de werkelijkheid' onmiddellijk mee.
Het kan zelfs nog gekker. Tweetaligen kregen een video te zien, maar moesten tegelijkertijd een reeks cijfers luidop herhalen in het Engels of Duits. Door de ene of andere taal op de voorgrond te brengen, werd onmiddellijk de invloed zichtbaar in de testresultaten. Zelfs wanneer tijdens één test halfweg van taal gewisseld werd, veranderde die 'blik op de werkelijkheid' onmiddellijk mee.
"De taal die je spreekt, kan echt je manier van denken beïnvloeden", concludeert professor Athanasopoulos. Hij en zijn collega-onderzoekers stellen dat nooit eerder een onderzoek zo duidelijk heeft aangetoond hoe makkelijk het menselijke brein zich aanpast aan de context en taal waarin het moet functioneren.
Taal kleurt het wereldbeeld. Kennislink 09-02-2006
Door Mathilde Jansen
In januari 2006 verscheen in het wetenschappelijke tijdschrift 'Proceedings of the National Academy of Sciences' (PNAS) een artikel van vier Amerikaanse wetenschappers, met de spraakmakende titel Whorf Hypothesis is Supported in the Right Visual Field but not in the Left. Aubrey Gilbert (Berkeley), Terry Regier (Chicago), Paul Kay (Berkeley) en Richard Ivry (Berkeley) geven hierin een nieuwe visie op taal en perceptie (waarneming): Taal blijkt namelijk niet onze gehele, maar wel de helft van onze waarneming te bepalen!
Al decennia lang breken psychologen en taalkundigen zich het hoofd over de vraag of taal al dan niet onze voorstelling van de wereld beïnvloedt. Een bekend voorbeeld is de manier waarop volkeren kleuren van elkaar onderscheiden. Zo is er een verschil tussen sprekers van het Engels en sprekers van het Tarahumara, een taal uit Mexico, in hun beoordeling van de kleuren 'groen' en 'blauw'. Terwijl de Engelsen een duidelijk onderscheid maken tussen de twee kleuren, doen de sprekers van het Tarahumara dit niet. Zij kennen ook maar één woord voor beide kleuren.
In verschillende talen kunnen kleuren op verschillende manieren worden ingedeeld. Zo hebben sprekers van het Russisch twee verschillende woorden voor 'lichtblauw' en 'donkerblauw', wat betekent dat deze kleuren voor Russischtaligen even verschillend zijn als 'roze' en 'rood' voor Nederlandstaligen.
Tegengestelde conclusies
Om te onderzoeken of taal werkelijk bepalend is voor ons wereldbeeld werden allerlei experimenten uitgevoerd die tot tegengestelde conclusies leidden. Bij deze experimenten werd tot nu toe echter geen rekening gehouden met de functionele organisatie van ons brein.
In januari 2006 verscheen in het wetenschappelijke tijdschrift Proceedings of the National Academy of Sciences (PNAS) een artikel van vier Amerikaanse wetenschappers, met de spraakmakende titel Whorf Hypothesis is Supported in the Right Visual Field but not in the Left. Aubrey Gilbert (Berkeley), Terry Regier (Chicago), Paul Kay (Berkeley) en Richard Ivry (Berkeley) geven hierin een nieuwe visie op taal en perceptie (waarneming), die zowel voor- als tegenstanders in het debat aan zal spreken: Taal blijkt namelijk niet onze gehele, maar wel de helft van onze waarneming te bepalen!
De Sapir-Whorf hypothese, vernoemd naar de Amerikaanse taalkundigen Edward Sapir en Benjamin Lee Whorf, stelt dat: onze waarneming wordt bepaald door de taal die we tot onze beschikking hebben. Whorf, die een student was van Sapir, deed onderzoek onder de Hopi-indianen in Arizona, en ontdekte dat deze mensen een ander besef hadden van tijd, wat alles te maken had met hun taal. Daarin bestonden geen woorden die verwezen naar verleden, heden of toekomst.
Taal zetelt in linker hersenhelft
Als we kijken naar de werking van de hersenen, zien we dat de informatie die vanuit het rechter gezichtsveld op de linkerhelft van het netvlies valt, wordt doorgezonden naar de linkerhersenhelft. De linkerhersenhelft is betrokken bij alle taken die met taal hebben te maken. Daar van uitgaande kunnen we voorspellen dat taal vooral invloed heeft op de informatie die doorkomt via het rechter gezichtsveld.
Het experiment
Om te toetsen of deze voorspelling juist is werd een zogenaamde 'visuele zoektaak' voorgelegd aan 13 studenten van de universiteit van California. De proefpersonen kregen cirkels te zien met gekleurde blokjes. Het ging om vier kleuren op een schaal van groen naar blauw: A, B, C en D. Kleur A en B waren verschillende kleuren groen, C en D verschillende kleuren blauw. De proefpersonen kregen steeds een kleurencirkel te zien waarin alle blokjes dezelfde kleur hadden, op één na.
Verschillende combinaties werden getest: kleur A versus kleur B, kleur A versus kleur C, kleur A versus kleur D enzovoorts. Het afwijkende blokje was de ene keer te vinden aan de linkerkant van de cirkel, de andere keer aan de rechterkant. Op deze manier kon onderzocht worden of er een verschil was tussen de linker- en rechterkant van het gezichtsveld. De taak van de proefpersoon was om zo snel mogelijk aan te geven of het afwijkende blokje zich in de linker- of rechterhelft van de cirkel bevond. De snelheid waarmee gereageerd werd, de reactietijd, werd vervolgens gemeten.
Voorbeeld van een kleurencirkel: kleur A versus kleur C, het afwijkende blokje bevindt zich in het rechter gezichtsveld.
Wat was het resultaat? De aangesproken hersenhelft heeft inderdaad invloed op hoe snel iemand twee kleuren onderscheidt. In de linker, dus talige hersenhelft zijn de woorden 'groen' en 'blauw' (Broca) en het verschil daartussen (Wernicke) opgeslagen. Die hersenhelft blijkt ook sneller dan de andere het onderscheid te zien tussen de twee kleuren. Wanneer het afwijkende blokje in het rechtergezichtsveld lag, dat correspondeert met de linkerhersenhelft, zagen de proefpersonen eerder een verschil tussen de kleuren A en B versus C en D (tussen groen en blauw) dan tussen kleurnuances (tussen A en B of tussen C en D). Voor het linkergezichtsveld, dat correspondeert met de rechterhersenhelft, werd geen verschil gevonden in reactietijd: zowel verschillende kleuren als kleurnuances werden even snel waargenomen.
Met dit onderzoek is aangetoond dat het van belang is om een onderscheid te maken tussen de werking van de linker- en de rechterhersenhelft. Omdat de linkerhersenhelft verantwoordelijk is voor de meeste talige mechanismen, verwerken de hersenen input uit het rechtergezichtsveld sneller dan input uit het linkergezichtsveld. Maar: alleen als de moedertaal deze input voorzien heeft van onderscheidende etiketten. Een Tarahumara-spreker zal deze proef met beide ogen even snel doen, omdat voor deze persoon 'groen' en 'blauw' één pot nat is.
Bron:
Gilbert, Regier, Kay & Ivry: Whorf hypothesis is supported in the right visual field but not the left. In: Proceedings of the National Acadamy of Sciences. January 10, 2006.
terug naar het literatuuroverzicht
^