De oorsprong van de Tarot-kaarten


De oorsprong van de Tarot-kaarten is onbekend. De laatste letter 't' van 'Tarot' is later toegevoegd; het woord was oorspronkelijk 'taro'. Het woord 'taro' kan afkomstig zijn van het Hebreeuwse 'taroah' of 'torah', dat de 'wet', de 'wetrol', de 'leer' of de 'aanwijzing' betekent. Het kan zijn samengesteld uit de Egyptische woorden (ook een Semietische taal) 'tar', weg en 'ro', koninklijk. Het huidige woord 'tarot' zou dan 'koninklijke weg' betekenen, in overeenstemming met het Chinese begrip 'tao': geestelijke ontwikkelingsweg, de 'thau' uit de Kabbalah en het: 'Ik ben de weg, de waarheid en het leven' van Jezus.

Er zal waarschijnlijk in de Oudheid een geleidelijke ontwikkeling hebben plaatsgevonden, in het gehele gebied van het Midden-Oosten en Egypte, van wat nu de Tarot is. Tijdens de kruistochten van de 11e - 13e eeuw leerden de Ridders van de orde van de Tempelieren de Tarot in het toenmalige Palestina kennen. Vanaf 1070 hadden zij een esoterische school in Troyes.
Omstreeks 1300 is de Tarot als een duivels boek in de ban gedaan. De Tarot werd toen alleen door geheime genootschappen doorgegeven. In 1367 werd het gebruik van de Tarot in de stad Bern verboden. In 1377 wordt het spel vermeld in een stuk van de stad Florence. De Tarot van Marseille van 1500 wordt als de oudste nog bekende gezien. De naam was toen 'Tarocchi'.
Hiermee zijn kunstenaars aan de slag gegaan, waardoor de verschillende spellen Tarot-kaarten die we nu kennen, het licht zagen: o.a. de Visconti Sforza Tarot, de Soprafino Della Rocca Tarot, die van Minchiate Florentine Etruria, de huidige Tarot van Marseille en de nu bekende Rider-Waite Tarot (waaraan Arthur Waite op eigen gezag Egyptische kenmerken heeft toegevoegd).
(Bronnen o.a. O. en R. Docters van Leeuwen - Tarot in de herstelde orde; H. Banzhaf - Handboek tarot; Dio Raman - De hermetische tarot)

Door archeologische opgravingen in het Midden-Oosten zijn veel kleine en grotere beeldjes gevonden, waaronder de beeldjes, vooral in Israël, die in het Oude Testament de 'terafim' worden genoemd: in Gen. 31:19 en Hosea 3:4 als een kostbaar waarzegmiddel. De mogelijkheid bestaat dat zij de voorlopers zijn geweest van wat nu de Tarot-kaarten zijn. Twee van de hieronder getoonde afbeeldingen hebben al enigzins die vorm.

De betekenis van de terafim

Inhoud

1. Het woord 'terafim'
2. Terafim door Rabbi Geoffrey W. Dennis
3. Teksten uit het Oude Testament


1. Het woord 'terafim' (Hebreeuws: tè ra fim) is een meervoudig zelfstandig naamwoord, dat verwijst naar Oudhebreeuwse huisgoden (o.a. in Genesis 31); het betreft afbeeldingen die in het oude Israël werden gebruikt bij cultushandelingen in huis.
In het Oude Testament wordt regelmatig naar 'terafim' verwezen, vaak vertaald met huisgoden of godenbeeldjes. De allereerste keer worden ze vermeld in de geschiedenis van Jakob, als Rachel ze heeft gestolen van haar vader Laban. Deze waren blijkbaar klein, omdat ze de terafim 'in haar kameelzadel kon verbergen'. (Gen. 31:34) In het voorval dat Michal haar man David helpt ontsnappen aan haar vader Saul, blijkt dat ze ook mansgroot konden zijn, want daar legde ze deze in het bed met een deken er overheen. (1 Sam. 19:12-17)
Dat deze terafim niet alleen 'heidense' goden voorstelden, blijkt uit het gegeven dat David er één had (we moeten aannemen dat hij naast God ook deze vereerde), en ook uit de vermelding dat de priester Micha in zijn eigen heiligdom naast een houten beeld verschillende van deze beeldjes had. (Richt. 17:5)
Waar deze terafim voor dienden is onbekend. Volgens sommige theorieën hadden ze te maken met vruchtbaarheidsrituelen, terwijl andere stellen dat ze dienden als geneeskrachtige goden of voor de vooroudercultus. Dit is echter moeilijk vast te stellen.

Uit verschillende passages in de Bijbel blijkt dat ze te maken hadden met waarzeggerij (Hos. 3:4; Zach. 10:2). Van de koning van Babel wordt gezegd dat hij ze voor waarzeggerij gebruikte: "Hij zal zijn pijlen slijpen; hij zal de terafim vragen, hij zal de lever bezien." (Ezech. 21:21)
Omdat afbeeldingen van God maken in strijd was met de wetten van Mozes, en zoals uit hierboven bleek de Israëlieten deze inderdaad voor godsdienstige doeleinden gebruikten, maakte koning Josia hier een einde aan door ze te vernietigen. (2 Kon. 23:24)


Een aantal terafim

Men heeft in Mesopatomië veel opgravingen verricht en veel terafim gevonden. Een bijzonderheid is dat ze ook in de toenmalige wetten worden genoemd. Als iemand zijn schoonzoon tot zijn voornaamste erfgenaam benoemde, gaf hij hem als teken daarvoor zijn terafim. Als de erflater gestorven was en de nabestaanden die erfenis aan de schoonzoon betwistten, was alleen al het tonen van die terafim aan het gerechtshof afdoende bewijs van de rechtmatigheid van diens aanspraken. Hieruit blijkt een andere functie van deze terafim.

Terafim waren beelden die naar het voorbeeld van een mens werden gemaakt (1 Sam. 19:13-16), maar ook naar afgoden (Gen. 31:30-32); zij werden gebruikt om de toekomst te voorspellen (Ezech. 21:21), maar de vraagstellers kregen daardoor een antwoord van de duivel, dat de waarheid of een leugen kon zijn. (Zach. 10:2)
Van de terafim wordt ook gesproken in Richt. 17:5, Richt. 18:14,17,18,20; 1 Sam. 15:23; 2 Kon. 23:24, en Hos. 3:4. Laban heeft aan deze terafim godsdienstige eer bewezen, hoewel de ware God hem niet onbekend was (Gen. 30:27 en 31:24-29) en hij wilde dus God en de afgoden samen dienen; of hij hield naast de kennis van de ware God die van de afgoden verborgen.
In de Heilige Schrift zijn deze teksten de plaatsen waar voor het eerst over afgoden wordt gesproken, hoewel die er in vroegere tijden al moeten zijn geweest.
Bron: www.bijbelaantekeningen.nl

terug naar de Inhoud

2. Terafim door Rabbi Geoffrey W. Dennis (Encyclopedia Mythica)
De etiologie van het woord 'terafim' is onderwerp van discussie. Het kan een afleiding van het Hettitische woord 'tarpi' zijn, dat 'geest' betekent en dat samenhangt met het Arabische 'raffa': 'glans', 'schijnsel'. Terafim waren kleine beeldjes, die waarschijnlijk een van de voorouders of goden verbeeldden, en die werden bewaard in de woningen van Semitische volkeren. Terafim werden beschouwd als voorwerpen van grote betekenis, zoals te zien is aan het voorval van Laban van wie de terafim werden gestolen door zijn dochter Rachel, toen ze met Jacob vertrok. (Gen. 31:34)
Geleerden veronderstellen dat terafim samenhingen met de voorouderverering door de westerse Semitische volkeren, met inbegrip van de Hebreeën.
In Hebreeuwse geschriften worden de terafim met waarzegging verbonden. (Richt. 17:5, 18:14; Ezech. 21:26; Hos. 3:4; Zach. 10:2) De manier waarop er voor spirituele doeleinden gebruik van werd gemaakt, is onduidelijk; de tekst van Ezechiël 21:26 geeft aan, dat aan de voorkant van de beelden pijlen of stokken waren aangebracht.
De terafim hingen samen met de edelstenen Urim en Thummim (ja en nee) die de Israëlitische hogepriester in een soort tas op zijn borst droeg. Zij werden gebruikt voor een godsoordeel door na een vraag een greep in de tas te doen; men gaat ervan uit, dat ze in functie met de terafim overeenkwamen.
Er is enig bewijs dat sommige terafim werden gemaakt van albast of een andere steensoort die door de doorlaatbaarheid voor licht met de lichtgevende elmeshu steen, vermeld in Mesopotamische bronnen, overeenkwam.

terug naar de Inhoud

3. Teksten uit het Oude Testament met de 'terafim' als onderwerp
Gen. 31:19 Laban nu was heengegaan om zijn schapen te scheren. Toen stal Rachel de terafim van haar vader.
Gen. 31:34 Rachel nu had de terafim genomen en in het kameelzadel gelegd en was daarop gaan zitten. En Laban doorzocht de gehele tent, maar vond ze niet.
Gen. 31:35 En zij zeide tot haar vader: Mijn heer worde niet toornig, omdat ik voor u niet kan opstaan, want het gaat mij naar de wijze der vrouwen. En hij zocht nauwkeurig, maar vond de terafim niet.

Richt. 17:5 Deze Micha had namelijk een godshuis. Hij maakte een efod en terafim, wijdde een zijner zonen en deze werd zijn priester.
Richt. 18:14 Toen namen de vijf mannen, die het gebied van Laïs waren gaan verspieden, het woord en zeiden tot hun stamgenoten: Weet gij, dat er in deze huizen een efod is, terafim, een gesneden en gegoten beeld? Nu dan, weet wat u te doen staat!
Richt. 18:17 Nu liepen de vijf mannen, die het land waren gaan verspieden, verder. En binnengekomen, namen zij het gesneden beeld, de efod, de terafim en het gegoten beeld weg. De priester nu stond in de ingang van de poort bij de zeshonderd mannen, die met krijgswapenen waren aangegord.
Richt. 18:18 Maar, toen de anderen het huis van Micha waren binnengegaan en het gesneden beeld, de efod, de terafim en het gegoten beeld weggenomen hadden, zeide de priester tot hen: Wat doet gij daar? Richt. 18:20 Toen werd de priester blij gestemd, hij nam de efod, de terafim en het gesneden beeld en voegde zich bij het volk.

1 Sam. 15:23 Voorwaar, weerspannigheid is: zonde der toverij en ongezeggelijkheid is afgoderij en dienen van terafim. Omdat gij het woord des Heren hebt verworpen, heeft Hij u verworpen, zodat gij geen koning meer zult zijn.
1 Sam. 19:13 Daarop nam Mikal de terafim en legde die op het bed; zij legde een net van geitehaar aan het hoofdeinde daarvan en spreidde er een kleed over uit.
1 Sam. 19:16 Toen kwamen de boden binnen en zie, daar lag de terafim op het bed met het net van geitehaar aan het hoofdeinde daarvan.

2 Kon. 23:24 Ook de dodenbezweerders, de waarzeggers, en de terafim, de afgodsbeelden en al de gruwelen die in het land van Juda en te Jeruzalem werden aangetroffen, deed Josia weg, teneinde de woorden van de wet gestand te doen, welke geschreven waren in het boek dat de priester Chilkia in het huis des Heren had gevonden.

Ezech. 21:21 Want de koning van Babel zal aan de tweesprong staan, aan het begin van de twee wegen en waarzeggerij plegen; hij zal de pijlen schudden; hij zal de terafim raadplegen; hij zal de lever bezien.

Hos. 3:4 Want vele dagen zullen de Israëlieten blijven zitten zonder koning en zonder vorst, zonder offer en zonder gewijde steen, zonder efod of terafim.

Zach. 10:2 Want de terafim spreken ijdelheid, de waarzeggers schouwen leugen, bedrieglijke dromen spreken zij, nietswaardige troost bieden zij. Daarom trekken zij voort als een kudde die in nood is, omdat zij geen herder heeft.


terug naar het literatuuroverzicht

terug naar het weblog







^