Pierre Teilhard de Chardin - Bouwen aan de aarde

Oorspronkelijke titel: Construire la terre, vertaling door H.J. Hogeboom van Buggenum
Tijdschrift Delta+, januari 2020, Tijdschrift van Stichting Teilhard de Chardin

Inhoud

Inleiding
1. Laten we de mensheid redden
2. Maar ... waar stevenen wij op af?
3. De geest van de aarde
a) De liefde
b) De menselijke eenheid
c) Het wetenschappelijk onderzoek

4. De menselijke energie
5. Gedachten over de vooruitgang
6. De weg naar de toekomst
7. Over de mogelijke grondslagen voor een gemeenschappelijk geloof
8. Een nieuwe élan voor een nieuwe wereld


Inleiding

Pierre Teilhard de Chardin
De ernst van deze tijd is voor ons de aanleiding om de volgende selectie teksten te publiceren en deze in dit eerste Nummer van DELTA + aan te bieden aan de Vereniging van Vrienden van Pierre Teilhard de Chardin. We lopen daarmee vooruit op de uitgave van zijn volledig werk, waarin de toekomst van de mens en de menselijke energie centraal staan.
Door zijn scherpe geest en zijn open hart voor de wereld was het Teilhard als geleerde en als mens vanaf 1937 duidelijk geworden, dat de destructieve krachten toenemen en de toekomst van de planeet bedreigen. Hij riep dan ook de mensen op om gezamenlijk de handen aan de ploeg te slaan en een wereldstaat te bouwen. Gegeven de rijkdom aan verschillen tussen de rassen of - zoals hij deze noemde - 'de natuurlijke menselijke eenheden' kan de harmonie op Aarde verwezenlijkt worden als men deze over en weer erkent en zich ten nutte maakt. En hij gaf aan allen de raad: Blijf trouw aan de weg, die je bent ingeslagen, maar streef er wél naar die steeds bewuster en met meer liefde voor elkaar te volgen. Zij die elkaar ontmoeten, zullen merken dat zij langs verschillende wegen eenzelfde top hebben bereikt:
“Want op een hoger niveau komt alles samen!”

Zoals cellen en organellen er in hun groei naar streven een levend wezen te vormen en daarin tenslotte hun voltooiing vinden, zo moeten individuen en volkeren in hun ontwikkeling de eenheid van het mensdom in het oog houden. Immers, zij zijn geroepen deze eenheid tot stand te brengen teneinde het leven in al zijn volheid te kunnen genieten.
Daarom is er in alle landen - hoewel er velen zijn die dit wellicht nog niet zien - sprake van een nieuwe wil tot leven, waardoor iedereen wordt aangestoken. Het is alleen te hopen, dat zij niet bezwijken voor de verleiding om bij die ontwikkeling alleen aan zichzelf te denken. Dat zou dodelijk zijn. Immers, pas in de voltooiing van het totaal komen de vermogens geheel tot hun recht:
“Het tijdperk van de natiestaten is voorbij. Thans moeten wij, als wij niet tegronde willen gaan, bouwen aan de aarde.”
Daarom geen vijandige blokvorming meer, die de krachten van de verwoesting tot een paradoxale omvang brengt. Nee, een universele samenwerking, gedragen door het hartstochtelijke verlangen naar de vorming van een menswaardige wereld. Ons toekomstbeeld heeft geen atoombommen nodig om haar waarde veilig te stellen. Wat erop aankomt is onze dynamiek. Teilhard de Chardin wist, dat er boven de stervende ideologieën een wereldbeschouwing van onvergelijkbare diepgang en kracht uitstijgt. Deze was het, waarnaar hij van ganser harte leefde en waarvoor hij zijn liefde met ons wilde delen.

Als sociale en etnische groeperingen vanuit hun tragische en ook ons kwellende omstandigheden slechts eisen zouden weten te stellen, zou dat een bewijs zijn voor hun onvermogen. De liefde als hoogste vorm van energie stelt geen eisen; ze houdt het oog gericht op de toekomst. Ze geeft de mens de ruimte, die hem toekomt. Niets kan haar ervan weerhouden de mens te verheffen door de Aarde te vervolmaken en haar luchten te zuiveren. Ook al zijn de volkeren innerlijk door strijd verdeeld, toch belichamen zij reeds de nieuwe wereld. Wij moeten onszelf bewust worden van de luisterrijke toekomst die ons wacht, in alle rust onze geesteskracht daarop concentreren en overal mensen vormen die eerst in eigen land en vervolgens aan het hoofd van de naties de mensheid naar haar ware bestemming zullen voeren.
Laten wij de voorhoede vormen voor dit leger van de menselijke vooruitgang! Laten we gehoor geven aan de oproep op de volgende bladzijden, uit naam van de man, aan wie zich de luister van de humane Aarde als mogelijkheid onthulde toen hij manmoedig zijn hoogtepunt in het leven bereikt had.
Max H. Bégouën

  terug naar de Inhoud

1. Laten we de mensheid redden
We moeten gaan beseffen, dat de mensheid thans in een periode van totale transformatie gekomen is, zoals zij die vermoedelijk nog nooit eerder heeft gekend. Het kwaad, waaronder wij lijden, heeft zijn wortels al in de diepste lagen van het aardse denken. In de structuur van het menselijk bewustzijn als zodanig rommelt het nu. De manier van leven verandert. Bij zulke ingrijpende veranderingen of - liever gezegd - onder de druk daarvan, kan niemand zich afzijdig houden. Maar, hoe kunnen we het overzicht bewaren, de heldere blik houden in de beweging, die ons meesleept? Alle reacties, die diep in ons worden opgeroepen door de huidige gebeurtenissen, moeten wel berusten op een sterk geloof in de bestemming van de mens, of dit geloof als het al aanwezig is, bestendigen. Het is te makkelijk om werkeloos toe te zien en alleen maar over het verval van de beschaving of de komende ondergang van de wereld te praten. Dit defaitisme (of het nu een kwestie van karakter of aanleg is of alleen maar een pose) lijkt mij het gevaarlijkste wat onze huidige generatie ter navolging wordt voorgehouden. Defaitisme maakt altijd ziek en leidt nergens toe. Is het mogelijk om te bewijzen dat het ook tegen elke logica indruist? Ik denk van wel.

Voor diegene, die thans de wetenschappelijk vastgestelde feiten kan overzien, is de mensheid niet meer een toevallig verschijnsel, dat hier op een van de kleinste sterren uit het firmament zo maar is opgedoken. Ze vormt voorzover wij kunnen waarnemen de meest volmaakte manifestatie van datgene, waarnaar de hele beweging van de materie en het leven op weg was. Is het nodig te benadrukken hoezeer het besef van deze bedoelde continuïteit van het scheppingsproces ons geloof verrijkt? De mens is een voltooid prototype en zijn staat van volmaaktheid legt getuigenis af van eerdere experimenten. Men kan hem vergelijken met de laatste steen van een gebouw waar alle architectonische lijnen van het geheel naartoe wijzen. In dit licht wordt hem pas goed duidelijk dat hij met recht aanspraak kan maken op de waardigheid van koning in het universum.
De oude antropocentrische opvatting van de mens als geometrisch en statisch middelpunt van het universum is in tegenspraak met die, dat het ‘verschijnsel mens’ kenmerkend is voor het kosmische verschijnsel. Die laatste opvatting heeft een morele draagwijdte die we in de verste verte niet kunnen overzien. Immers, op grond van deze zienswijze krijgt het werk dat wij verrichten - of liever dat via ons wordt verricht - een andere waarde en de garantie van duurzaamheid.
Wat we thans meemaken is een vooruitgangscrisis. Wij kunnen het geloven, en we moeten het ook: wij boeken vooruitgang!

  terug naar de Inhoud

2. Maar ... waar stevenen wij op af?
Of, om de vraag meer toe te spitsen: Wat speelt er zich werkelijk in de diepten van de totale mensheid af? We boeken vooruitgang, dat is duidelijk. Waarom echter al die chaotische toestanden om ons heen? Drie invloedrijke krachten botsen op elkaar en strijden om het bezit van de Aarde. Democratie, communisme, fascisme. Waar komt de kracht van deze drie stromingen vandaan? En waarom bevechten ze elkaar zo onbarmhartig? In elk van de drie massa's afzonderlijk die tegenover elkaar staan, herkent men duidelijk, al is het ook alsof het beeld nog onvolledig is, de drie tendensen die voor het geloof in de toekomst kenmerkend zijn: het hartstochtelijk verlangen naar het toekomstige, de passie voor het universele en de passie voor het persoonlijke. Dit echter alle drie verkeerd of maar half begrepen. Het is deze drievoudige krachtbron, die de menselijke energieën rondom ons op spanning en vijandschap richt.

Democratie
Voor wat betreft de democratie is de situatie duidelijk. Twee logisch met elkaar verbonden instellingsfouten verzwakken en vertroebelen de democratische blik op de wereld. Namelijk haar personalisme enerzijds en haar universalisme anderzijds. De mens als deel van een sociaal geheel bereikt zijn volledige uniciteit en waarde alleen in een totaliteit, waarin hij zich kan onderscheiden. Omdat ze dit niet heeft onderkend, is de democratie gaan emanciperen in plaats van bevrijden. Iedere cel heeft zich gerechtigd gevoeld zichzelf als centrum te manifesteren, alleen al omdat dit in de praktijk gewoon mogelijk was. Vandaar de door feiten aangetoonde funeste verspreiding van de verkeerde intellectuele en sociaal-liberale opvattingen. Vandaar ook de fnuikende (rampzalige) egalitaire ideeën die elke serieuze opbouw van een nieuwe Aarde in gevaar brengen.
Door de leiding van de vooruitgang aan het volk over te geven, schijnt ze recht te doen aan het idee van de totaliteit. Ze maakt daarvan echter een karikatuur. Het ware universalisme heeft wel de bedoeling om alle initiatieven, alle waarden, alle - ook de meest bescheiden - vermogens zonder uitsluiting naar zijn synthesen toe te trekken. Naar zijn wezen echter is het organisch en hiërarchisch. Omdat de democratie individualisme en personalisme, massa en totaliteit verwisselde en omdat ze de mensenmassa opdeelde en nivelleerde, loopt ze gevaar de met haar geboren hoop op een menswaardige toekomst te compromitteren. Daarom is het haar overkomen, dat zich ter linkerzijde het communisme van haar verwijderde en dat zich ter rechterzijde allerlei vormen van fascisme tegen haar keerden.

Communisme
Het communisme heeft, zeker in het begin, hartstochtelijk geloofd in een universeel menselijk organisme. De aantrekkingskracht, die het Russische neo-marxisme op zijn elite uitoefent, bestaat niet zozeer in zijn humanitaire evangelie als in zijn visoen van een totalitaire, met de kosmische krachten van de materie nauw verbonden beschaving. De ware naam van het communisme zou eigenlijk 'terrenisme' moeten zijn, de partij van het Aardse. Helaas komt ook hier het menselijk ideaal gebrekkig en vervormd naar voren.
In zijn te heftige reactie tegen het anarchistische liberalisme van de democratie gaat het communisme tot aan de principiële onderdrukking van de persoon en maakt ze de mens tot een termiet. Anderzijds heeft het zich in zijn onbezonnen bewondering voor de tastbare krachten van het universum beroofd van elke hoop op een mogelijk geestelijke metamorfose van het universum. Daarom zag zich het verschijnsel mens (dat wezenlijk bepaald wordt door de ontwikkeling van het denken) beperkt tot de mechanische ontwikkeling van een collectiviteit zonder ziel. De materie heeft de geest afgedekt. Een pseudo-determinisme heeft de liefde gedood. Geen personalisme en daarom beperking en zelfs een verkeerde voorstelling van de toekomstmogelijkheden: bijgevolg de ondermijning van de mogelijkheid, ja zelfs van het begrip universalisme. Dat zijn - erger nog dan de ingrijpende economische veranderingen - de gevaren van het bolsjewisme.

Fascisme
Ongetwijfeld is de fascistische beweging voor het grootste deel voortgekomen uit een beweging tegen de zogenaamde revolutionaire ideeën. Deze oorsprong verklaart de compromitterende steun, die ze voortdurend van de kant van talrijke individuen heeft gevonden, die (om verschillende redenen van een intellectueel en sociaal conservatisme) er belang bij hadden niet in de toekomst van de mens te geloven. Maar starheid wekt geen passie op - en het fascisme ontbreekt het niet aan bezieling. Het staat open voor de toekomst. Het bezit de eerzucht, omvangrijke, organische eenheden onder zijn heerschappij te bundelen.
Helaas is het interessegebied ervan te beperkt. De beslissende transformatie van de mensheid en de onweerstaanbare materiële bindingen, die de beschaving reeds naar het stadium van het internationalisme hebben geleid, wil het fascisme kennelijk niet ter kennis nemen. Hardnekkig houdt het eraan vast, de thans levende wereld te beoordelen en in te richten naar de maatstaven van lang vervlogen tijden. Het plaatst het ras boven de mensheid; het wil aan zijn volk een ziel geven, maar maakt zich geen zorgen om de ontzielde wereld. Het stevent af op de toekomst en hoopt daar vormen van de beschaving terug te vinden, die voor altijd zijn verdwenen.

Deze krachten die elkaar rondom ons bevechten, hebben niet alleen een destructief karakter, ieder ervan bevat ook positieve componenten. Juist daardoor convergeren ze op geheimzinnige wijze naar een opvatting van de toekomst die ze alle gemeenschappelijk hebben. Wat zich in elk van deze stromingen handhaaft en wil laten zien, is de wereld zelf. Het zijn de barensweeën en niet de symptomen van een naderende dood. Het is wezenlijke verwantschap en niet definitieve haat.
Dat moet men achter de stromingen en stormen hebben gezien om te weten, hoe men moet sturen om zichzelf te redden. Hoe kan men alle positieve waarden van de cultuur in een totaliteit verenigen, die de individuele waarden hooghoudt? Hoe ontsteekt men die hoogste vorm van hartstocht, waarin het democratische gevoel voor de rechten van de mens, de communistische opvattingen van de vermogens van de materie en het fascistische ideaal van de georganiseerde eliten weer in een nieuwe synthese zou zijn opgenomen en vervolmaakt?
In wezen zijn de mensen onbevredigd, hoewel een zeker enthousiasme velen naar het politieke en sociale bedrijf van alledag toe trekt. Als men een echt progressief gezinde geest in een rechtspolitieke of linkspolitieke partij tegenkomt, dan geeft hij toe, dat hij door ieder van de bestaande bewegingen ten dele wordt teleurgesteld. Men sluit zich bij de een of andere partij aan, omdat men immers een keuze moet maken, als men wil handelen. Maar ieder voelt zichzelf in de door hem ingenomen positie in feite gehandicapt, geschonden, verontwaardigd. Allen wensen ze meer ruimte, meer begrip, meer schoonheid.

In de schijnbaar vijandige massa's die elkaar bestrijden, zijn er overal verspreide elementen, die slechts wachten op een plotselinge gebeurtenis om zich te oriënteren en te verenigen. Zodra de juiste straal op deze stofwolk valt, het signaal voor reflectie op de innerlijke structuur, dan zullen wij zien hoe de levende atomen elkaar los van alle conventionele etiketten en grenzen heen gaan zoeken, elkaar vinden en zich organiseren. Uit naam van de gerechtigheid en van de mensenrechten zijn eertijds onze vaders het grote avontuur tegemoetgegaan. Wij, voor wie de moderne wetenschap alle ruimten en tijden opent, waar onze vaders niet over konden dromen, wij mogen ons streven niet beperken tot die middelmatige dimensies, die destijds voldoende waren om hun geestdrift te wekken.
Daarom is onze tijd het sektarisme moe, dat de menselijke sympathie opsluit achter muren die scheiden. Wij stikken in de wervelwind van de partijen. Geef ons lucht! Laten we ons verenigen! Geen politieke tegenstellingen, maar één algemeen front voor de menselijke vooruitgang... Dat democraten, communisten, fascisten zich verzetten tegen datgene wat in hun systemen een doodlopende weg en slechts beperkend is! Mogen zij besef krijgen voor het positieve in datgene waarvoor zij warmlopen: de nieuwe geest zal dan onmiddellijk op heel natuurlijke wijze alles wat uitsluit (het exclusieve) opblazen en zich ervan bevrijden als uit een gevangenis.
De drie stromingen zullen zover komen, dat ze iets gemeenschappelijk gaan ontwerpen en zo de weg bereiden voor de geestelijke toekomst van de wereld. Eerst zal er slechts een betrekkelijke overeenstemming zijn; maar deze zal absoluut worden, zodra de hele wereld tenslotte eensgezind erkent, dat het de taak is van de mens om alles, wat tot de Aarde hoort, te construeren en te leiden… Als de mensheid, na duizenden jaren innerlijk in strijd met zichzelf te hebben geleefd, deze trap in haar ontwikkeling bereikt, dan zal ze, met het volle gewicht van haar massa haar koers op vooruit zetten.

Een front van de mensheid, zal men tegenwerpen, heeft uiteindelijk om haar plaats in het heden te bepalen een 'antagonist' nodig, tegen wie ze zich kan afzetten. Ik persoonlijk geloof niet dat de drang tot zelfbehoud en de angst noodzakelijk zijn voor ons functioneren. Niet de afgrijselijke angst voor de ondergang maar de wil tot leven heeft de mens ertoe gebracht de natuur te onderzoeken, de ether te veroveren en het luchtruim te doorklieven. De magneet, waarvan men beweert dat de aantrekkende en reinigende kracht onze energieën beïnvloedt en waarvan de steeds groeiende overvloed tegenwoordig verspild wordt in nutteloze botsingen en geraffineerde perversies, deze magneet zou ik tenslotte willen verplaatsen naar de trapsgewijze manifestatie van iets aboluuts, waarvan de rijke volkomenheid, waardevoller dan goud en van groter aantrekkelijkheid dan alle schoonheid, voor de volwassen geworden mens de graal en het eldorado zou kunnen zijn, waarvan eertijds de avonturiers hebben gedroomd: iets wat tastbaar is en zo prachtig, dat je je leven zou willen opofferen om het te bezitten.

Materie en geest
Daarom zou een geestelijke voorhoede van de mensheid, als zij zich zou beginnen te vormen, niet alleen ingenieurs nodig hebben om met behulp van de natuurlijke rijkdommen de infrastructuur op te zetten, maar ook andere 'technici', wier enige taak erin zou bestaan de concrete en hogere doelen te definiëren en bekend te maken, waarop de inspanningen van de menselijke activiteit zich moeten concentreren. Tot dusver hebben we ons terecht beijverd om de geheimen te ontrafelen die verborgen liggen in het oneindig grote en het oneindig kleine van de materie. Maar voor de toekomst zou het bestuderen van de stromingen en aantrekkingskrachten van de psychische natuur veel belangrijker zijn: een energetica van de geest. Als we er de noodzaak van inzien om de eenheid van de wereld tot stand te brengen, zullen we tenslotte merken, dat de wetenschap in haar vage drang niets anders tot gevolg heeft dan de ontdekking van God.

De huidige mensheid loopt gevaar dat deel van haar bewustzijn, dat door de voortgang van het levensproces reeds is gewekt, te laten opslokken door een tweederangs materialisme, door het filosofische determinisme en de sociale mechanismen. Daartegenover geeft het christendom nadrukkelijk voorrang aan het ik-bewuste, dat wil zeggen het persoonlijke denken. Het brengt dat op de meest effectieve wijze tot uiting: niet alleen door theoretisch via zijn leer de mogelijkheid van een gecentreerd en toch universeel bewustzijn te bepleiten, maar nog veel meer door met zijn mystiek het begrip en in zekere zin de direkte intuïtie van dit totale centrum van convergentie door te geven en te verdiepen. Wie niet gelovig is, maar wel begrijpt dat de wereld biologisch van aard is, moet tegenwoordig op zijn minst toegeven, dat de figuur van Christus (niet alleen zoals deze in een boek is beschreven, maar zoals hij zich concreet in het christelijk bewustzijn verwerkelijkt) tot nu toe de beste benadering van een definitief en totaal objectief doel voorstelt, een doel, waarop alle menselijke inspanningen zich onvermoeibaar en feilloos zouden kunnen richten.

  terug naar de Inhoud

3. De geest van de aarde
De uitdrukking ‘gevoel voor de Aarde’ geeft aan hoe hartstochtelijk wij allen betrokken zijn bij een gemeenschappelijke bestemming, die ons ertoe drijft om er in ons denken voortdurend mee bezig te zijn. In principe is er niets natuurlijker en daarom van meer gewicht dan dit gevoel. In feite echter zou niets zich later hebben kunnen ontwikkelen. Immers, om er heel duidelijk greep op te krijgen, is het nodig dat ons bewustzijn uitgroeit boven de steeds grotere (en toch nog te nauwe) kringen van ieders familie, vaderland, etnische groepering, en eindelijk ontdekt, dat de echt natuurlijke en werkelijke eenheid van de mensen de Geest van de Aarde is.
De opeenvolgende ontdekkingen, die in de loop van een eeuw de mensen van onze tijd keer op keer allereerst de diepten en de betekenis van het begrip 'duur' openbaarden, vervolgens de grenzeloze mogelijkheden van de materie en tenslotte de kracht van de maatschappijvorming, deze ontdekkingen hebben bewerkstelligd dat onze psychologie schijnbaar een andere richting op ging. We zien een nieuwe dadendrang, die alles wat er zich tot nu toe aan kinderlijke vergissingen op de Aarde heeft voorgedaan, in haar overwinningsroes wil wegvegen en omvormen. Door hun heilzame werking worden net op tijd de vrijgemaakte krachten van de liefde, de slapende krachten van een menselijke vereniging en de aarzelende krachten van het wetenschappelijk onderzoek 'gecontroleerd', gewekt en gericht.

a) De liefde
De liefde is de meeste algemene, de meest krachtige en de meest geheimzinnige kosmische energie. Vanuit het gezichtspunt van de geestelijke ontwikkeling kunnen we deze merkwaardige energievorm van de liefde wellicht een naam en een waardering geven. Is ze in de grond van de zaak niet heel eenvoudig de aantrekkingskracht, die van het centrum van het universum op ieder bewust element wordt uitgeoefend? Is ze niet de oproep tot vereniging op grote schaal, het enige wat zich thans in de natuur aan het voltrekken is... Volgens deze hypothese zou de liefde (geheel in overeenstemming met de resultaten van de psychologische analyse) de oorspronkelijke en universele psychische energie zijn. Wordt dan niet alles, wat we dagelijks beleven, zowel in theorie als voor de praktijk van het handelen doorzichtig? Door het vrouwelijke naar het mannelijke, dat is de ware weg die leidt tot universele vooruitgang.
Als de mens niet de ware natuur, het ware object van zijn liefde gaat inzien, dan zal een onherstelbare en diepgevoelde chaos het gevolg zijn. Een hartstocht die gericht is op het totaal kan men, als men een verloren evenwicht wil herstellen, niet hardnekkig blijven richten op de veelheid van zintuiglijke ervaringen. Dit is zelfs een enorme verspilling van energie volgens hen, die de onschatbare waarde van het 'geestelijk kwantum' van de mensheid hebben onderkend.
Heel nuchter willen wij als biologen of als ingenieurs kijken, hoe onze grote steden elke avond hun gloed verspreiden. Hier - zoals trouwens overal - verspilt de Aarde voortdurend haar meest wonderbaarlijke kracht voor niets en niemandal. De Aarde brandt zonder zin of doel. Hoeveel energie mag er wel in een enkele nacht voor de Geest van de Aarde verloren gaan? ...

Als de man daarentegen de alomvattende werkelijkheid onderkent, die als geestelijk principe ook het vlees in heerlijkheid verheft, dan zal hij de diepe betekenis ontdekken van die energie, die tot dusver zijn verlangen naar liefde teleurstelde of onwaardig maakte. Het vrouwelijke staat dan voor hem als de aantrekkingskracht en het symbool van de wereld. Om haar te omvatten moet hij voldoen aan de maatstaf van de wereld. Daar de wereld echter steeds groter is dan wijzelf, nooit voltooid en ons altijd vóór is, moet de mens om haar liefde te begrijpen als het ware voortdurend met haar en zichzelf in de clinch gaan. In die zin zal de man de vrouw niet eerder weten te bereiken dan in de voltooide eenheid van het universum.
De liefde is een geheiligde voorraad energie. Ze is om zo te zeggen het levenssap van de geestelijke evolutie. Dat is het wat ons gevoel voor de Aarde ons in de eerste plaats zegt.

b) De menselijke eenheid
Een eigenaardig contrast met de onweerstaanbare aantrekkingskracht, die zich in de liefde manifesteert, vormt de instinctieve afstoting, die de menselijke moleculen gewoonlijk van elkaar verwijdert. Deze afstoting is eigenlijk slechts het zichtbare teken van vreesachtigheid of lafhartigheid van het individu, dat opziet tegen de moeite van een bevrijdende expansie. Wat kunnen de vermogens van de mens niet allemaal tot stand brengen als hij bij zijn onderzoekswerk of in de strijd iets van vriendschap of kameraadschap bespeurt! Wat zal hij zich gelukkig voelen als hij in uren van gevaar of in zijn enthousiasme als in een flits het wonder van zielsverwantschap beleeft!
Wat in zo'n moment opflakkert zou ons een idee kunnen geven van het enorme potentieel aan vreugde en daadkracht, dat nog in de schoot van de mensheid sluimert. Zonder het zich goed bewust te worden, lijden de mensen aan hun alleenzijn en zo slijten ze hun dagen. Ze hebben een zetje nodig van boven, dat ze over het dode punt heen helpt, waarop ze vastzitten en dat ze in het volle licht plaatst van allen, met wie ze innerlijk verwant zijn. Het gevoel voor de Aarde is de onweerstaanbare drang, die als de tijd daar is opkomt, om ze in een gezamenlijk vuur aaneen te smeden.

De liefde voortvloeiend uit aantrekkingskracht is van een hogere orde dan die welke berust op een wederzijdse band, - elementen die zich tegen elkaar aan vlijen om tot vereniging te komen. Wij kennen allen zo ongeveer de betekenis van deze tweede hartstocht. Maar wie zou in staat zijn het nog welhaast onbekende verzaligde gevoel te beschrijven van die mateloos inspirerende broederlijke vriendschap, waarbij - voor de noösfeer - dat van de triomf komt van de eenheid over de resterende veelheid, dat wil zeggen het bewustzijn eindelijk de menselijke eenheid te hebben gerealiseerd die nodig is voor de vooruitgang?

c) Het wetenschappelijk onderzoek
Door het gevoel voor de Aarde begint de mensen duidelijk te worden, waarom de liefde in hen onuitputtelijk is en hoe ze van die rijkdom gebruik kunnen maken. En tegelijkertijd openbaart het zich als de kracht die bedoeld is om de overweldigende stroom van wat de mensheid produceert en ontdekt in juiste banen te leiden.
Is de wereld veroordeeld door groei onder haar eigen last te bezwijken en zo een einde te vinden door mechanische krachten? Zeker niet. Veeleer maakt zij zich op om de elementen bijeen te brengen waarmee zij zich opnieuw - maar dan nog beter - weet te belichamen. Het belangrijkste in deze beslissende fase, die we met een geboorte kunnen vergelijken, is dat er onmiddellijk een bezielende kracht opstaat, die in staat is deze massa van vastgelopen en ongestructureerde materie te organiseren en er lucht en leven aan te verlenen. Deze kan er echter alleen komen door een 'samenzwering' van mensen, die zich verenigen om het gebouw van het leven met nog een verdieping te verhogen. De hulpbronnen waarover wij tegenwoordig beschikken, de krachten die wij hebben ontketend, kunnen niet door het enge systeem van individuele en nationale grenzen worden geabsorbeerd, waarbinnen de architecten thans aan de opbouw van de Aarde werken. Het tijdperk van de natiestaten is voorbij. Als we niet tenonder willen gaan, moeten we vandaag nog de oude vooroordelen van ons afschudden en gaan bouwen aan de Aarde.
Hoe meer ik als man van wetenschap de wereld bezie, deste ondubbelzinniger zie ik haar definitieve en alleen mogelijke biologische eindbestemming gelegen in het aktieve bewustzijn van haar eenheid. Pas als de muren vallen, die de menselijke activiteit nu nog inperken, pas als het leven zich overgeeft aan een onvoorwaardelijk geloof in de toekomst, pas dan kan het op onze planeet vooruitgang boeken (en niets kan het leven daarbij in de weg staan, zelfs niet de thans nog bestaande inherente vormen van afhankelijkheid).

Laten we de organisatie en het systematische onderzoek van ons universum, het ware vaderland van de mensheid, prioriteit geven boven alles wat wij concreet van belang vinden. Terstond zal de materiële energie gaan circuleren. Bovendien - en dat is nog belangrijker - zal de geestkracht, hoe zeer ook vertroebeld door de kleingeestige jaloezie van de huidige maatschappij, haar natuurlijke bestemming vinden in het oplossen van de wereldraadselen. Het is tijd voor ons om te gaan inzien, dat het onderzoek de hoogste menselijke functie is - het heeft de geest van de oorlog in zich opgenomen en de religies verlenen er hun glans aan. Tegenover het hele veld van de werkelijkheid voortdurend te staan in geestelijke spankracht, is dat niet typisch de houding van trouw die wij verschuldigd zijn aan het bestaan, en dus van aanbidding? Die ontstaat als wij erin slagen de Geest van de Aarde in ons niet tot zwijgen te laten brengen.
Wie aan deze Geest wil deelhebben, moet voor de anderen en voor zichzelf sterven en opnieuw geboren worden. Om tot deze hogere trap van menszijn te komen, moet hij de manier waarop zijn oordelen en handelingen tot stand komen fundamenteel en tot in de kern veranderen.
Nog even en de Geest van de Aarde zal zich vertonen als een specifiek zelfstandige entiteit met een eigen karakter en eigen expressie. In het gebied van de noösfeer, die zich in haar interesses en passies stap voor stap sublimeert en voortdurend streeft naar een oplossing voor complexere problemen en het bezit van steeds zinvoller objecten, zal dan de wil tot zijn haar hoogtepunt bereiken.

De eindbestemming
Wat zal er in deze beslissende periode, waarin het aardse leven tot volle rijping komt, gebeuren? Zullen we in staat zijn daarin met de andere centra van het kosmisch leven in verbinding te treden teneinde in hoger verband het werk aan een universele synthese opnieuw ter hand te nemen? Een ander scenario is veel waarschijnlijker, - maar men krijgt daarvan alleen dan een vaag vermoeden, als men de invloed van God erbij betrekt.
De tijd, waarin de moderne mens zich inbeeldde, dat hij de religie niet meer nodig had, omdat hij over betere kennis beschikte van zichzelf en van de wereld, zal voor hem een grote illusie blijken te zijn. In talloze filosofische systemen werd het verschijnsel religie als een fenomeen geduid, dat samenhing met de kindertijd van de mens. Men was van mening, dat het hoogtepunt ervan lag in de tijd waarin de cultuur opkwam, maar dat het van lieverlee moest verdampen om plaats te maken voor positievere constructies, waarin God (een persoonlijke en vooral een transcendente God) zogezegd niet meer voorkwam.
De feiten wijzen echter uit, dat het grote conflict, waarvan wij nu het einde naderen, in de wereld het besef van de noodzaak van het geloof alleen maar heeft versterkt. Zodra de Geest van de Aarde tot een hogere trap van zelfbeheersing gevorderd is, ontdekt hij in zich een voor zijn leven noodzakelijke behoefte tot aanbidding: uit de evolutie van het universum verheft zich God in ons bewustzijn groter en dwingender dan ooit.
Het enige, wat het bewuste leven zijn dynamiek kan geven, is de absolute eindbestemming, dat wil zeggen, het goddelijke. Het kan zijn, dat dit in de religie eens als een kalmeringsmiddel, een opiaat voor al ons leed werd gezien. Haar ware functie is echter de ondersteuning en versnelling van de stappen die het leven verder brengen.

Altijd al was in alle progressieve vormen van religie het absolute hartstochtelijk op zoek naar zichzelf. Als men dit eenmaal als uitgangspunt heeft aanvaard, dan is het duidelijk, dat de 'religieuze functie', die voortkomt uit de menswording en eraan gebonden is, zich met het tempo van de mensheid mee ontwikkelt. Hoe meer de mens tot mens wordt, hoe meer hij de noodzaak voelt zich te wijden aan een groter geheel. - Is het niet precies datgene, wat wij om ons heen constateren? - Wanneer is er in de noösfeer een grotere behoefte geweest aan geloof en hoop, om het geweldige organisme dat we bezig zijn op te bouwen zin en ziel te geven?
Door het geweldige evenement van de menswording is het 'meest geavanceerde' deel van de kosmos persoonlijk geworden. Wij komen er niet meer omheen, dat door deze eenvoudige mutatie de toekomst van twee zaken afhankelijk is. Aangezien zich sinds het verschijnen van de mens in het universum alles afspeelt in de sfeer van het persoonlijke, moet het laatste doel van een universele convergentie nog steeds (en wel op een heel bijzondere wijze) de eigenschap bezitten van een persoon. Om een universum dat is gevormd met persoonlijke elementen psychisch op spanning te houden zonder het te laten knappen moet het zelf een zeer speciaal centrum zijn. - Zo wordt aan de traditionele opvattingen van een God, die inwerkt op onsterflijke, van hem verschillende monaden, nieuw leven ingeblazen. Maar deze opvattingen zijn niet meer instinctief, maar nauw verbonden met de moderne ideeën over evolutie.
De stroming die de materie verheft, mag niet zozeer worden beschouwd als louter een innerlijke drang, maar moet eerder gezien worden als een getijdestroom. De veelheid stijgt, aangetrokken en omvat door het ‘reeds ene’.

In een eerste fase - voor de opkomst van de mens - reageerde de wereld vitaal, maar blindelings op deze aantrekkingskracht. Sinds het verschijnen van de mens beweegt zij zich in zekere zin bewust en in vrijheid en brengt zij de religie voort. - De religie is niet alleen maar een streng individuele optie of intuïtie: ze geeft op grond van de collectieve ervaring van de gehele mensheid de sinds lang begonnen verklaring van de goddelijke kern. Zo zien we de weerspiegeling van God persoonlijk in de georganiseerde menigte van de denkende monaden, om hun nog aarzelende daadkracht de garantie te geven van een zeker einddoel en de wetten die gelden nauwkeurig af te bakenen.

  terug naar de Inhoud

4. De menselijke energie
De menselijke energie doet zich aan onze waarneming voor als het eindpunt van een breedvertakt proces, waaraan de totale massa van het universum deelneemt. De op de Geest gerichte evolutie van de wereld komt in ons tot bewustzijn. Vanaf nu kan ons streven naar beter, onze interesses, ons individuele geluk nergens anders in bestaan dan dat wij deze evolutie met alle kracht die in ons is, bevorderen. Ook als we niet precies weten waarheen ze ons voert, zou het absurd zijn eraan te twijfelen, dat ze ons naar een doel leidt dat de hoogst denkbare waarde vertegenwoordigt. Vandaar dat het menselijk bewustzijn van de twintigste eeuw zich voor het eerst sinds het ontwaken van het leven op aarde voor het fundamentele probleem gesteld ziet van de daad. - En weliswaar niet zoals vroeger slechts met betrekking tot de eigen kleine persoon, onze eigen kleine familiekring, ons kleine land, maar gericht op het welzijn en het welslagen van het universum.
Hoe kunnen wij mensen van nu de beste organisaties in het leven roepen om bij het behoud, de verdeling en ontwikkeling van de menselijke energie rondom ons het hoogste rendement te verkijgen? De technicus van de menselijke energie zal er allereerst voor willen zorgen dat men maximaal verzekerd kan zijn van de betrouwbaarheid en efficiëntie van de afzonderlijke menselijke centra. De individuen leiden naar de top van hun ontwikkeling, om daardoor aan het geheel het grootste vermogen te verlenen, dat is zonder enige twijfel de weg die het uitendelijke resultaat van de operatie veiligstelt.

Binnen elk van de afzonderlijke elementen moet de organisatie van de elementaire menselijke energie, hoe het totale plan van hun werkwijzen er ook mag uitzien, culmineren in de optimale ontwikkeling van de persoon zelf.
Thans echter, nu we bewust waarnemen hoe de mensheit massaal ontwaakt, opent zich voor de mens - ervan uitgaande dat we hem als individu zien - een nieuw en onbegrensd terrein om te evolueren: dat van de collectieve, creatieve oplossingen, associaties, voorstellingen en emoties. Waar zou er een grens liggen voor de invloeden van verruiming, verdieping, samenwerking op terreinen van de geest, als deze het resultaat is van de coherente ordening van de veelheid van mensen? Dat wij heer en meester zijn geworden over het luchtruim en de zee is al een succes. Maar wat stelt dit voor als we het vergelijken met de beschikbaarheid voor allen van de menselijke gedachten en de menselijke liefde? Nooit eerder lagen er voor de Aarde betere mogelijkheden, waarop men zijn hoop en zijn streven kan richten.

Wij vleien ons graag met de gedachte te leven in een verlicht tijdperk van wetenschap. In werkelijkheid zitten we nog gevangen in de rudimentaire en kinderlijke vormen van geestelijke arbeid. Wat is proportioneel gezien de omvang van de activiteit die thans op Aarde plaatsvindt om de nog onbekende gebieden van de wereld te leren kennen en te veroveren: hoeveel geld, hoeveel menskracht, welk aantal organisaties wordt hiervoor ter beschikking gesteld?
Tegenwoordig verstaat het merendeel van de mensen onder kracht (de sleutel en het symbool van het hogere zijn) slechts de meest primitieve en barbaarse vorm ervan: die van de oorlog. De tijd zal echter komen, dat de massa begrijpt, dat het ware succes van de mens ligt in het triomfantelijk besef, vat te hebben gekregen op het mysterie van de materie en het leven. Dan zal voor de mens het beslissende uur zijn geslagen: de geest van de ontdekking zal alle levenskracht in zich opnemen, waar tot dan toe de geest van de oorlog om vroeg. Een historisch moment van de grootste betekenis: de macht van de legers te land en ter zee zal als ze vrijkomt in een nieuwe vorm die andere macht doen verdubbelen, die reeds door de machine werd gecreëerd, zodat een niet aflatende stroom van vrije energie beschikbaar komt voor de meest vooruitgeschoven posten van de noösfeer.

Een deel van deze vrijgekomen energie, en wel een zeer belangrijk, zal direct door de expansie van de mens in materie worden omgezet. Maar een ander gedeelte, het meest waardevolle, zal noodzakelijkerwijs terugstromen tot op het niveau van de geest. Vergeestelijkte energie is de bloem van de kosmische energie. Van alle menselijke vermogens is deze daarom voor de organisatie het meest interessant. Welke richting zal zij vooral kiezen? En hoe kunnen wij haar, allereerst vanuit onze eigen individuele natuur, helpen zich te ontwikkelen? Het lijdt geen twijfel dat in ons enkele al aanwezige vermogens, verrijkt met bepaalde andere capaciteiten en nieuwe bewustzijnsinhouden definitief tot optimale ontplooiing komen.
In de noösfeer zijn de liefde en het denken voortdurend aan groei onderhevig. De overvloed van haar toenemende energie wordt met de dag duidelijker, gezien de dagelijks afnemende drang van de mens zich voort te planten. In al haar volheid streeft de liefde bij de mens er dus naar een veel meer omvattende functie te vervullen dan het eenvoudige verlangen naar voortplanting. In de man en in de vrouw sluimert waarschijnlijk nog een bijzondere kracht die hen wederzijds ontvankelijker maakt voor elkaar en hen geestelijk bevrucht. Deze kracht wil zich vrijmaken als in een onweerstaanbare vlucht naar al het schone en ware. Voorbij een zekere graad van sublimatie dringt de vergeestelijkte liefde door tot in de diepste kern van het onbekende, dank zij de onbegrensde mogelijkheden van intuïtie en wederzijdse binding die zij in zich heeft.

Op alle gebieden wordt ons leven beheerst door het voortdurend als aanwezig en belangrijk ervaren Al. Voor de menselijke energie is niets van groter belang dan het spontane optreden en hooguit de sytematische cultivering van een dergelijk 'kosmisch gevoel'. Dit zorgt ervoor, dat de mensen zich niet meer als individuen voor elkaar afsluiten, maar groepen gaan vormen. Vanaf nu is de elementaire geestelijke energie van de mensen definitief rijp genoeg om zich met de totale energie van de noösfeer te verbinden.
Maar laten we niet vergeten te wijzen op een belangrijk punt: de volmaaktheid en het nut van elk menselijk energiecentrum voor het totaal, hangen uiteindelijk af van de mate waarin ieder centrum op zich haar uniciteit en rechtstreekse verbinding met het geheel heeft weten te voltooien. - Daarmee moet de technicus van de Geest in zijn omgang met de menselijke eenheden rekening houden. In het verloop van de door hem geplande veranderingen zal hij hun de mogelijkheid moeten laten om zichzelf te vinden en de vrijheid om zich steeds meer van de ander te onderscheiden.

Het bewustzijn een gemeenschap te zijn wordt in eerste aanleg gekenmerkt door een hevig verlangen naar innerlijke precisie en duurzaamheid. Op intellectueel gebied zullen de vorderingen van de wetenschap zorgen voor een synthese tussen de wetten van de materie en die van het leven. Deze is in feite niets anders dan een collectieve daad van waarneming: de wereld, zoals ze in een gezamenlijke coherente observering door de gehele mensheid wordt gezien. Op sociaal gebied voeren de vermenging en samensmelting van etnische groepen onvermijdelijk tot het ontstaan van een volstrekt gelijksoortige vorm, niet alleen wat de taal betreft, maar evenzeer voor wat betreft hun opvattingen op het punt van moraliteit en ideaal.

De organisatie van de menselijke energie in haar totaliteit richt zich en ons op de maximale ontplooiing van de humanitaire gemeenschap, die uitsteekt boven ieder persoonlijk element. De voorwaarde voor de bundeling van alle activiteiten - het uitgangspunt van het collectief menselijk gevoel - is een oorspronkelijk streven dat allen met elkaar gemeen hebben en door één gezamenlijke hoop wordt gedragen. Op de eerste plaats kan niets anders de menselijke energie losmaken en bij de zaak houden dan iets wat wij begeerlijk vinden.
Daar de persoonlijke elementen niet samensmelten en niet uit elkander gaan moet het centrum, waarbinnen zij hun vereniging nastreven, noodzakelijkerwijze van hen verschillen, d.w.z. zijn eigen persoonlijkheid ofwel zijn autonome realiteit bezitten.
Om in stand te blijven en van invloed te zijn, heeft de noösfeer zeer concreet het bestaan nodig van een pool van psychische convergentie die zich in het universum bevindt: een centrum, dat zich onderscheidt van alle andere centra en deze 'overstijgend centreert' door ze te assimileren; een persoon, die zich van alle personen onderscheidt en deze voltooit door zich met hen te verenigen. De wereld zou niet kunnen draaien als niet ergens vóór tijd en ruimte een 'kosmisch punt' zou bestaan waarin zich de totale synthese voltrekt.

De persoonlijke relatie met Christus
We hebben het nu ingezien: door de menswording heeft het universum een hoger niveau bereikt. Hier verbinden de universele krachten van de natuur en de geest de individuen met elkaar en met hun transcendente centrum en nemen zo mettertijd de vorm aan van een fundamentele affiniteit. In ons en om ons heen bereiken de elementen van de wereld almaardoor een steeds hogere persoonlijke waarde door een eindpunt te bereiken dat zelf persoonlijk is en verenigend: zodat dit eindpunt van een laatste aaneensluiting stralend wordt en tenslotte de essentiële energie van de wereld erin terugvloeit - die energie, die, na de kosmische massa zonder vooropgezet plan te hebben bewogen, nu hieruit tevoorschijn komt om de noösfeer te vormen.
Wat voor naam komt een dergelijke beïnvloeding toe? Dat kan er maar één zijn: de liefde. De liefde, hoogste vorm en samenvoegend principe van de menselijke energie.
Neem iemand, die zich bewust geworden is van zijn persoonlijke relatie tot een Ultieme Persoon, met wie hij zich in het hele verloop van de kosmische werkingen ten nauwste verbonden ziet. In zo iemand en van deze persoon uitgaande begint een proces van vereniging, dat door de volgende drie étappes wordt gekenmerkt:
- Het in samenhang brengen van alle handelingen met betrekking tot het individu; - Het doen samenvallen van het individu met zichzelf; - En tenslotte de vorming van een totale samenhang van de individuen bij vereniging van de mensheid.

Dit 'onmogelijke' wordt werkelijk onder invloed van de liefde. Omega, Diegene, naar wie alles toestroomt, is van zijn kant ook Diegene, door wiens kracht Alles oplicht. Hij zou niet het brandpunt kunnen zijn aan de top van het universum, indien hij niet overal tegenwoordig was, ook midden in de geringste stap van de evolutie. Wat betekent dit anders dan dat voor het begrijpend oog zich ieder, ook het nietigste object - als het in lijn is met de vooruitgang - warm wordt, gaat stralen, bezield raakt en later het object wordt van een totale adhesie. Dat onder de bezielende invloed van Omega ieder van onze afzonderlijke handelingen wordt getotaliseerd, laat al zien hoe de menselijke energie hier op wonderbaarlijke wijze vruchtbaar gemaakt wordt. Echter, nog maar nauwelijks is er sprake van deze eerste ommezwaai van onze activiteiten of ons streven verlangt naar meer en richt zich op een nog belangrijker metamorfose. Doordat al onze afzonderlijke handelingen in dienst komen te staan van een totaliteit, vormen ze logischerwijze - als ware er sprake slechts van één daad - een samenhangend geheel.

De liefde voor Omega bewerkstelligt in het geheel van onze vermogens een ware synthese.
Aan de oppervlakte van onze levens bestaat het verschil tussen zien en denken, begrijpen en liefhebben, geven en ontvangen, groeien en krimpen, leven en sterven. Maar wat moeten we met deze tegenstellingen beginnen als we ontdekken, dat de verschillen in hoedanigheid in Omega niets anders zijn dan de eindeloos gevarieerde modaliteiten van hetzelfde contact met het universele? Zonder ook maar in het minst iets van hun oorspronkelijke staat uit te wissen, zullen ze erop gericht zijn, zich in een gemeenschappelijke resultante te combineren, waarin hun nog steeds zichtbare veelheid als een onbeschrijflijke rijkdom deelt in de stralende heerlijkheid.
Wat is daaraan zo verbazingwekkend? Kennen we niet - al is het dan minder opvallend en intens - een goed vergelijkbaar verschijnsel uit eigen ervaring? De man, die door de nobele en heftige passie van de liefde voor een vrouw boven zichzelf wordt uitgetild, vindt zijn leven, zijn creativiteit en sensitiviteit, zijn wereld als geheel, duidelijk als een vastomlijnde taak, maar tevens gesublimeerd, in de liefde tot deze vrouw terug. De vrouw echter, hoe noodzakelijk ook voor de man om hem tot zinnebeeld en openbaring van de wereld te zijn, deze aan hem door te geven en 'persoonlijk te maken', is toch niet het centrum van de wereld! Als dus de liefde van één element voor één ander al zoveel kracht in zich heeft, dat zij de volle rijkdom van onze waarnemingen en gevoelens in één enkele uiting doet samensmelten (zonder dat deze uiting daarmee aan helderheid verliest), wat moet dan niet de ontmoeting met Omega een overweldigende aantrekkingskracht op ons uitoefenen!
Als de liefde voor het Al diep in ons groeit, als wij onze verschillende strevingen en wensen achter ons kunnen laten en de weldadige eenvoud beleven van het gevoel steeds maar te stijgen, een gevoel waarin de ontelbare facetten van arbeid en lijden niet zijn verdwenen, maar zich vermengen en versterken, als dat zo is, dan komt ieder van ons afzonderlijk in die door de menselijke energie gevormde massa bij de volle kracht van zijn persoon en zijn invloed.

De totale vereniging zonder verlies van de uniciteit van de persoon. Tegelijkertijd het geheel én de losse elementen in stand houden. Niemand toch twijfelt eraan, dat dit tweeledige doel bereikt moet worden. Maar in welke rangorde van grootte zien de sociale groeperingen thans de waarden, waaraan zij alle in hun theorieën zeggen te hechten? Ze beschouwen de persoon steeds als iets secundairs en vergankelijks en bovenaan in hun programma's vinden we het primaat van de zuivere totaliteit. In alle systemen van menselijke organisatie, die elkaar thans bestrijden, wordt er stilzwijgend van uitgegaan, dat de uiteindelijke toestand van onze noösfeer een organisme zonder eigen gezicht, een amorfe mensheid, iets onpersoonlijks zal zijn.

Een bewust centrum van totale convergentie
Zodra echter dit uitgangspunt wordt aanvaard, wordt daarmee afbreuk gedaan aan het gehele dan volgende verloop van de operatie en wordt deze tenslotte onuitvoerbaar. Hoe zou het universum dat er uiteindelijk op is gericht om Iets te worden, nog ruimte kunnen hebben voor Iemand? De elementen, die de opvatting huldigen, als zou het hoogtepunt van de menselijke energie een Iets van onpersoonlijke aard zijn, zullen ervaren hoe zij onder invloed daarvan steeds meer aan persoonlijkheid zullen inboeten. Dat gebeurt, ook al streven zij nog zozeer naar het tegenovergestelde.
De pleitbezorgers van de materiële vooruitgang of van etnische eenheden zullen tevergeefs naar vrijheid streven: ze zullen noodzakelijkerwijs door de determinismen die zij zelf in het leven roepen, worden aangetrokken en opgezogen. Het zijn hun eigen mechanismen, die hen tot robots maakt. Als dat heeft plaatsgevonden, rest er niets anders meer, wil het raderwerk van de menselijke energie blijven draaien, dan de toepassing van brute kracht, - de kracht, waarvan men wil, en dat is logisch, dat wij haar thans weer vereren.
Echter, het is niet die kracht, die boven ons staat, maar het is de liefde - en bijgevolg ten eerste de erkenning van het bestaan van een transcendente werkelijkheid, die een universele liefde mogelijk maakt. Wat zou er gebeuren, als we op een dag de aanwezigheid onderkenden van een bewust centrum van totale convergentie, in plaats van de onpersoonlijke mensheid, zoals deze ons door de moderne sociale stelsels wordt voorgehouden met hun trotse verwijzing naar de menselijke verworvenheden en prestaties?
Dan zouden de individuele elementen zich - in de stroom die de mensheid onweerstaanbaar leidt tot totale vereniging - reeds gesterkt voelen door deze wederzijdse beweging van toenadering. Hoe groter het aantal van hen die zich verenigen op grond van hun persoon-zijn, hoe meer ze zelf een persoon zullen worden. En dit als vanzelf, krachtens de eigenschappen die inherent zijn aan de liefde.

De universele liefde
Laten we ons een Aarde voorstellen, waarop de mensen niets vuriger wensen dan als totaliteit toenadering te zoeken tot een hartstochtelijk geliefd wezen, van wie alle zouden hebben ingezien, dat het met al zijn vezels betrokken is bij de diepste verlangens en behoeften van ieder van hen. Zo'n wereld zou niet meer tot iets hoeven te worden gedwongen. Ook zonder dwang zouden de mensen zich houden aan de daarvoor gunstigste richting, in vrije concurrentie streven naar steeds betere combinaties, bereidwillig de beperkingen en offers op zich nemen, die van hen door bepaalde principiële keuzes werden gevraagd, en tenslotte zelfs het besluit nemen om hun vermogen tot liefhebben niet te verspillen, maar het terwille van de laatste eenwording behoedzaam te sublimeren.
Wij zijn in een kritiek stadium van de menselijke ontwikkeling gekomen, waar de enige weg vooruit nog die is, die ligt in de richting van een gemeenschappelijke passie. Onze hoop nog steeds zetten op een sociaal ordening die door uiterlijk geweld zou moeten worden bereikt, zou eenvoudigweg betekenen, dat we alle verwachtingen om de geest van de Aarde naar haar laatste grenzen te kunnen voeren opgeven.
De menselijke energie evenwel is - zoals het universum zelf - uiting van een alles overwinnende en beslissende beweging. Daarom kan niets haar verhinderen het natuurlijk eindpunt van haar evolutie in vrijheid te bereiken. Hoe onwaarschijnlijk dat misschien ook lijkt, wij komen steeds dichter bij de tijd, waarin de wereld haar ketenen zal afwerpen om zich eindelijk geheel aan de macht over te geven van haar innerlijke neigingen.
We moeten onvoorwaardelijk geloven in de mogelijkheid en de noodzakelijke gevolgen van een universele liefde.

Sinds Christus is de totale liefde in theorie en praktijk steeds duidelijker geworden en steeds meer mensen hebben erin gedeeld en haar verder uitgedragen. Tweeduizend jaar mystieke ervaring zijn op deze wijze aantoonbaar evenzeer verrijkend geweest voor het contact dat wij met het persoonlijke brandpunt van het universum kunnen maken, als tweeduizend jaar wetenschap dat was voor het contact met de natuurlijke sferen van de wereld. - Gezien als 'fylum' (tak van de evolutionaire levensboom, red.) van de liefde is het christendom zo vitaal, dat het juist nu - zoals wij kunnen waarnemen - een buitengewone mutatiesprong beleeft naar een hogere laag in het bewustzijn van zijn universele waarde.
Is dit niet de voorbereiding voor een verdere, de laatste metamorfose? De bewuste herkenning van God in het hart van de noösfeer, - de beweging van de kringen naar hun gemeenschappelijk centrum: het verschijnen van de 'theosfeer’?

  terug naar de Inhoud

5. Gedachten over de vooruitgang
Het is tegenwoordig een uiting van goede smaak om alles wat zich als geloof in de toekomst manifesteert, met spot en wantrouwen tegemoet te treden. Deze uiting van twijfel kan, als men daar niet op let, funeste gevolgen voor al het leven hebben, want zij mikt rechtstreeks op de ondergraving van de levenslust en de vitale krachten in de mensheid. Op grond van de algemene geschiedenis van de wereld, zoals de paleontologie ons deze voor een tijdsspanne van 300 miljoen jaar vertelt, kunnen wij, zonder ons in vage dromen te verliezen, de volgende twee zaken beweren:

a. Ten eerste laat de mensheid zien, dat zij diep in zich verborgen nog een reservebron heeft, buitengewone mogelijkheden van concentratie, d.w.z. van vooruitgang. We hoeven slechts te denken aan de enorme hoeveelheid vermogens, ideeën, personen, die nog niet zijn ontdekt, zich nog niet nuttig hebben gemaakt, nog niet zijn geboren, nog niet tot synthese zijn gebracht... ‘Energetisch’ en biologisch gezien is de mensheid als groep nog heel jong en absoluut niet uitgeblust of op.

b. De Aarde heeft haar ontwikkeling als ster in het firmament nog lang niet voltooid. Zeker, we kunnen ons allerlei rampen voorstellen, die deze mooie ontwikkeling plotsklaps zouden kunnen afbreken. Maar al 300 miljoen jaar zien we het leven paradoxaal genoeg opkomen in het gebied van de onwaarschijnlijkheden. Valt daaraan niet het vermoeden te ontlenen, dat de bewegende krachten van het universum het voortbestaan ervan heimelijk ondersteunen?
De moeilijkheid van het probleem bestaat niet echt daarin, dat er moet worden beslist of de mens de drager is van een onafgebroken proces van vooruitgang. Het gaat er veeleer om in te zien, hoe deze vooruitgang in zijn huidige tempo nog lange tijd kan voortduren, zonder dat het leven implodeert of de aarde, waarop het geboren is, explodeert. Onze moderne wereld is in minder dan tienduizend jaar ontstaan, maar de laatste 200 jaar is ze sneller veranderd dan in alle voorafgaande eeuwen bij elkaar.

  terug naar de Inhoud

6. De weg naar de toekomst
Als men wil dat de vooruitgang duurzaam is, dan moeten wij haar niet aan zichzelf overlaten. Alleen door het mechanisme van haar synthesen wordt de evolutie tot draagster van een steeds grotere vrijheid. Hoe moeten wij ons, wat deze weg naar de toekomst betreft, in de praktijk gedragen? Ik zie twee mogelijkheden, die in vijf woorden kunnen worden samengevat: een grenzeloos vertrouwen, in gezamenlijkheid.

a. Een grenzenloos vertrouwen. Dit moet gezien het verwachte werk, spontaan in iedereen gewekt worden, die met de beste bedoelingen is bezield. Het geeft het onontbeerlijke élan, zonder welk niets tot stand komt. Een hartstochtelijk plezier in al wat groeit en leeft - dat is wat wij nodig hebben. Weg met de moedelozen en de sceptici, de pessimisten en melancholici, de vermoeide geesten en de vijanden van de vooruitgang!

b. In gezamenlijkheid. De geschiedenis van het leven is ook op dit punt beslissend geweest. Er leidt maar één weg omhoog: die, welke door een rijpere organisatie leidt tot een rijpere synthese en eenheid. Dus ook hier: Weg met de onverbeterlijke individualisten, de egoïsten, met hen die steeds meer macht willen maar hun broeders uitsluiten of vernederen, hetzij als individuen, hetzij als naties of rassen. Het leven streeft naar een eenwording toe. Onze hoop kan slechts werkelijkheid worden, als ze tot uitdrukking wordt gebracht in een groter verband en in een grotere mate van menselijke solidariteit.
De toekomst van de Aarde ligt in onze handen. Waar zullen wij voor kiezen? Een gezamenlijk beoefende wetenschap heeft slechts een toenadering in de geometrische top van de intelligentsia ten gevolge. Een gemeenschappelijke belangstelling, hoe inspirerend deze ook mag zijn, zorgt er alleen voor dat de mensen indirect met elkaar in contact komen en slechts omwille van iets onpersoonlijks, waarin hun persoon geheel opgaat.
Wat we nodig hebben, is niet een onderonsje van knappe koppen, noch een handgemeen, maar harten die kloppen in hetzelfde ritme. Daarom zoeken we uiteindelijk het principe volgens welk onze vereniging tot stand kan komen, niet in het beschouwen van dezelfde waarheid, niet in het begeren van een zakelijk iets, maar in de op ons allen inwerkende aantrekkingskracht van dezelfde persoon.

  terug naar de Inhoud

7. Over de mogelijke grondslagen voor een gemeenschappelijk geloof
Wie gelooft in de wereld en de werkelijkheid van een noösfeer onderkent (dus van een collectieve concentratie en een collectieve vooruitgang van de menselijke geest), moet wel in zijn toekomstverwachtingen aan de waarden van de persoon en van de transcendentie een steeds grotere plaats toekennen. Aan de persoon, omdat een universum dat zich psychisch concentreert, identiek is aan een universum dat persoonlijk wordt. En aan de transcendentie, omdat een laatste pool van 'kosmische' personalisering om in de hoogst mogelijke graad consistent en verenigend te zijn slechts uit elementen kan zijn voortgekomen, die deze supra-personaliseert door zich ermee te verenigen.
Op grond van dezelfde verwachting onderkennen zij, die in de hemel geloven, zodra zij de kosmische wording van de geest inzien, dat de mystieke transformatie waarvan zij dromen, de hele concrete werkelijkheid en de last van alles waardoor de vooruitgang van de mens wordt bepaald tot voorwaarde heeft en er de bekroning van is. Moet de mensheid om in God tot een hogere vergeestelijking te komen niet allereerst worden geboren en groeien in overeenstemming met het hele systeem, dat wij 'evolutie' noemen?

Naar boven toe opent zich het gevoel voor de Aarde en verandert plotseling in het gevoel voor God. Naar onderen toe zoekt het gevoel voor God zijn wortels en voedsel in het gevoel voor de Aarde. De transcendente, persoonlijke God en het universum in evolutie vormen zo gezien niet meer twee tegengestelde centra van aantrekking, maar een hiërarchisch geordende gemeenschap om de massa van de mensheid als een ononderbroken stroom naar zich toe te trekken. Dat is de verbazingwekkende transformatie, die in theorie een evolutie van de geest van het universum doet vermoeden en die in de praktijk al te constateren valt in haar invloed op een steeds groter aantal geesten, zowel vrijdenkers als gelovigen. Het is precies de transformatie, waarnaar wij op zoek waren.

  terug naar de Inhoud

8. Een nieuwe élan voor een nieuwe wereld
De effectieve methode die rechtstreeks leidt tot bundeling van de vitale krachten in de mensheid, die thans nog zo wanhopig verdeeld zijn, zou eenvoudig zijn een oproep te doen tot vorming van een gemeenschappelijk front met alle partijen, zowel van rechts als van links, die het als de meest urgente taak van de huidige mensheid zien, door te stoten naar een hogere vorm van bewustzijn en zo een uitweg te vinden. De mensen, die van deze overtuiging zijn doordrongen, of het nu christenen zijn of niet, vormen een homogene groep. Ook al bevinden ze zich op de beide uiterste vleugels van de voorwaarts spoedende mensheid, toch kunnen ze hand in hand verdergaan. Want hun opvattingen zijn geenszins met elkaar in tegenspraak; in wezen bevorderen ze elkaar en streven ze over en weer ernaar elkaar aan te vullen. Waar wachten de mensen nog op om de gemeenschappelijke voorhoede te vormen, die in de voortschrijdende beweging van het universum gelooft en in onze taak, deze te bespoedigen? Is dat soms niet de harde kern rond welke zich de eensgezindheid van morgen moet ontwikkelen?

Al lijken ook de al te eenzijdige en materialistische verwachtingen van de 19e eeuw met de golf van scepticisme te zijn weggespoeld, diep in ons is het geloof in de toekomst niet gestorven. In tegendeel! Dit geloof, maar nu verdiept en uitgezuiverd, schijnt onze redding te zijn. Niet alleen is het zo, dat de voorstelling van een mogelijk ontwaken van ons bewustzijn in een nieuwe staat van bovenbewustzijn met de dag wetenschappelijk en experimenteel op betere gronden lijkt te berusten en psychologisch noodzakelijker wordt om de mens tot daden te motiveren. Nee, als we logisch verder denken, schijnt het veeleer zo, dat alleen deze voorstelling van zaken in staat zal zijn om de grote gebeurtenis voor te bereiden, die wij allen verwachten: de ontdekking van een gebaar van aanbidding en synthese, de specifiek nieuwe uiting van vitaliteit die een nieuw tijdperk waardig is, waarin het hartstochtelijk verlangen naar verovering van de wereld en het hartstochtelijk verlangen naar de gemeenschappelijke eenwording in God, elkaar vinden en versterken.


terug naar het literatuuroverzicht






^