Pierre Teilhard de Chardin - Wereld-eucharistie (Mis op het altaar van de aarde)
Franse titel: 'La Messe sur le Monde'
Bron: Gammadelta jrg. 1, nr. 3 - september 1014
Digitaal tijdschrift van de Stichting Teilhard de Chardin
Inhoud
Ter inleiding
Mis op het altaar van de aarde
Offerande
Consecratie
Epiclese
Communie
Slotgebed
Noten
Ter inleiding
Deze tot bezinning uitnodigende tekst van Pierre Teilhard de Chardin verscheen bij Le Seuil, Parijs 1961, onder de titel 'La Messe sur le Monde' in de bundel 'Hymne de l'Univers'.
Pater Teilhard schreef deze bezielde bladzijden in Mongolië in 1923. Hij was toen 42 jaar oud en al 11 jaar priester gewijd. Het was de eerste keer dat hij in China verbleef, waar hij nog achtmaal zou terugkeren.
De tekst is een lange meditatie bij of na het vieren van de Eucharistie. Maar in Mongolië was er toen op 6 augustus - het feest van Jezus' gedaanteverandering - bij gebrek aan brood en wijn, geen eucharistisch offer mogelijk. Pater Teilhard beleefde de mis daarom innerlijk, op een zuiver mystieke wijze, terwijl hij er zichzelf en heel zijn christelijke hoop in tot uiting bracht.
Hij was ervan overtuigd dat heel de kosmos in de liefde en de Incarnatie van Christus was opgenomen. Door de menswording van zijn Zoon in Israël en door diens brood- en wijnwording in de Paas-eucharistie, toont God dat Jezus in zijn vurige persoon heel de kosmos integreert en haar vanuit Zijn Hart een eindeloos leven en een steeds nieuw élan geeft.
Hij ziet dat er in de wereld slechts één beweging gaande is die al onze inspanningen kan wettigen: het is de geestelijke werkelijkheid die door de inspanningen van ons leven vrij komt en toeneemt.
In zijn 'Mis als mondiale meditatie' volgt pater Teilhard van offerande tot slotgebed een klassiek stramien: het Romeinse mis-formulier van zijn tijd. De ondertiteling van Teilhard 'Het Vuur boven de wereld' verwijst naar de Consecratie ¹), terwijl 'Het Vuur in de wereld' verwijst naar de Epiclese, de twee grote momenten in het misoffer. In zijn meditatie verwijst Teilhard tweemaal naar de transfiguratie van Jezus: eerst wanneer hij bij de Communie schrijft dat het er niet om gaat 'een tent op te slaan op een berg van onze voorkeur' en vervolgens bij het Slotgebed, wanneer hij het visioen uit de ‘Apokalyps’ van Johannes over de verrezen, kosmische Christus aanhaalt.
Het mysterie van het Feest van de Transfiguratie van Jezus ²) samen met dat van zijn Hemelvaart waren Teilhard bijzonder dierbaar. Beiden verduidelijken ze immers de dynamische en kosmische dimensie van het Christusmysterie!
¹) 'consecratie': verandering van brood en wijn in lichaam en bloed van Christus tijdens de mis.
'epiclese': de aanroeping van de Heilige Geest tijdens de mis.
²) 'transfiguratie': de vergeestelijking van Jezus, volgens de traditie op de berg Tabor.
Deze tekst is een vertaling van Teilhards La Messe sur le Monde, die wijlen pater Michel Coune o.s.b. uit Zevenkerken, Brugge in 1992 onder de titel 'Wereld-Eucharistie' heeft uitgegeven.
De tekst is ingekort en van enkele correcties voorzien door Anne Koole-Bart, zomer 2014.
terug naar de Inhoud
Mis op het altaar van de aarde
Offerande
Heer, opnieuw heb ik
geen brood, geen wijn, geen altaar,
en deze keer niet in de bossen van de Aisne,
maar in de steppen van Azië. (noot 1)
Daarom zal ik mij boven de symbolen uit verheffen
tot de pure majesteit van de werkelijkheid,
en zal ik, uw priester, op het altaar van de aarde
U de arbeid en de nood van de wereld offeren.
Op mijn pateen (hostieschotel), o mijn God,
zal ik de inspanning van de verwachte oogst leggen.
In mijn kelk zal ik het sap gieten van alle vruchten,
die vandaag geperst zullen worden.
Mijn kelk en mijn pateen: het zijn de diepten van een ziel,
wijd open voor alle krachten die zullen opstijgen
vanuit alle punten van de aardbol en samenstromen naar de Geest.
Laat dan de herinnering en de mystieke aanwezigheid tot mij komen
van hen die door het licht tot een nieuwe dag gewekt worden!
Ik roep hen op, de naamloze schare,
de talloze menigte van de levenden, die menselijke wereldzee.
Ziedaar, Heer, wat ik in mij tracht te vergaren,
wat vandaag zal groeien, wat zal verminderen en wat zal sterven,
om het U aan te bieden, deze grondstof van mijn offer.
Het enige wat Gij wenst, het waarachtige offer dat Gij verwacht
is de toename van de wereld, meegevoerd in de universele wording.
Ontvang daarom, Heer, deze Alomvattende Hostie
die de Schepping, door uw aantrekking voortgestuwd,
U op deze nieuwe morgen aanbiedt.
In dit brood - onze inspanning, in deze wijn - ons lijden,
- in zichzelf een vormeloze massa -
hebt Gij een heiligende begeerte gelegd, die ons allen doet
uitroepen: "Heer, maak ons één." (Joh. 17:11)
O, mijn God, omdat Gij in mij de liefde hebt gelegd
voor alles wat beweegt in de duistere materie,
omdat ik in mijzelf, meer dan een kind van de hemel,
een zoon van de aarde herken, daarom zal ik deze ochtend
in gedachten opstijgen naar de hoogten, beladen met de
verwachtingen en de ellenden van mijn moeder aarde;
en daar, gesterkt door het priesterschap dat Gij mij gegeven hebt,
zal ik over alles wat in het menselijke vlees klaarstaat
om onder de opgaande zon geboren te worden of te vergaan,
het Vuur inroepen.
terug naar de Inhoud
Consecratie
Het Vuur boven de wereld
Niet vanuit de aarde, maar van In Het Begin was daar de Wijsheid,
de liefhebbende en werkzame Macht - Het Woord - dat met
soevereine bekwaamheid alle materie die zou ontstaan,
zou onderwerpen en doorkneden. (Joh. 1:1-5)
In dat Begin was noch koude, noch duisternis, maar Vuur.
In plaats van geleidelijk aan op te vlammen uit ónze nacht,
bestaat het Licht reeds vóóraf en lost het onze schaduwen op.
Gij, God, Gij zijt zelf de kern en de standvastigheid
van het eeuwige Midden, zonder duur noch ruimte.
Daaruit rijst ons heelal geleidelijk op, komt tot voltooiing
en verliest zijn grenzen. Alles is zijn.
Brandende Geest,
wezenlijk en persoonlijk Vuur, eindpunt van éénwording,
daal neer op het broze vliesje nieuwe materie
waarmee deze wereld zich vandaag zal omhullen.
Van U komt alles, ook mijn gebed.
Fonkelend Woord, vurige Macht,
Gij die het veelsoortige kneedt om het uw Leven in te blazen,
ik bid U, laat uw handen over ons neerdalen,
uw voorkomende handen,
uw alom aanwezige handen over onze aardse inspanning,
waarvan ik nu de totaliteit vergaard in mijn hart aan U opdraag.
Herschep die inspanning,
transformeer ze, hersmelt ze tot in haar oorsprong,
Gij die weet waarom het onmogelijk is
dat het schepsel anders geboren wordt
dan gedragen op de stengel van een eindeloze evolutie.
Spreek nu door mijn mond de woorden uit
over al die aardse inspanning en over alle leven
dat vandaag zal kiemen, groeien, bloeien en rijpen.
Wil herhalen: "Dit is Mijn Lichaam."
En over elke dood die zich klaarmaakt om te knagen,
te doen verwelken en af te snijden,
wil bevelen - geloofsmysterie bij uitstek! - "Dit is Mijn Bloed."
(Marc. 14:22-24; 1 Kor. 11:23-25)
terug naar de Inhoud
Epiclese
Het Vuur in de wereld
Amen, het is geschied!
Andermaal heeft het Vuur de aarde doordrongen.
Beukt de Meester de deuren in om thuis te komen?
Zonder schok, zonder geraas,
heeft de Vlam van binnenuit alles verlicht.
Vanaf de kern van het kleinste atoom
tot aan de energie van de meest universele wetten
heeft ze elk element, elke veerkracht,
alle verbindingen van onze kosmos,
individueel en in hun geheel, zo natuurlijk overrompeld,
dat men zou kunnen geloven
dat die kosmos uit zichzelf ontvlamd was.
In de nieuwe mensheid die vandaag verwekt wordt,
heeft het Woord de eindeloze daad van zijn geboorte voortgezet;
en door de kracht van zijn onderdompeling in de schoot van de wereld
werden de grote wateren van de materie met leven bevrucht.
Bij die onuitsprekelijke omvorming,
door de aanraking met het substantiële Woord,
is het heelal - deze onmetelijke Hostie -
op een mysterieuze en reële wijze Vlees geworden.
O, mijn God, alle materie is voortaan in uw Incarnatie Vlees geworden.
De vergankelijkheid van deze materie trekt ons, stervelingen,
door haar bekoorlijkheid aan.
In die vergankelijke erfenis van leed en hoop, door de eeuwen overgeleverd,
is er geen desolater heimwee dan dat,
wat de mens temidden van de Aanwezigheid die, ontastbaar en naamloos,
in alle dingen om hem heen zweeft, schreiend van ergernis
en verlangen doet zoeken:
‘of zij Hem misschien al tastende zouden vinden.’ (Hand. 17:27)
Door de Wijding van de Wereld krijgen nu voor mij
de glans en de geur die in het heelal zweven
in U een lichaam en een gezicht in de eenheid van al uw schepselen,
die samen en met elkaar afhangen van éénzelfde reëel centrum,
dat als een waarachtig en gemeenschappelijk beleefd leven
hun voorgoed gestalte en eenheid geeft.
Mijn God, laten wij door de onmetelijkheid en grootsheid van uw openbaring
de schuchterheid achter ons laten van een kinderlijk denken,
dat zich in de wereld niets durft voorstellen dat grootser en levendiger is
dan de ellendige volmaaktheid van ons menselijke organisme.
Op deze weg gaan in een moediger begrip van het heelal
de kinderen van deze eeuw elke dag ‘de meesters van Israël' voor. (Joh. 3:10)
Gij, Heer Jezus, "in Wie alle dingen hun samenhang vinden," (Kol. 1:17)
openbaar U eindelijk aan hen die U liefhebben
als de hoogste Ziel en het fysisch Brandpunt van de Schepping.
Het gaat om ons leven, ziet Gij dat niet?
Als ik niet zou geloven dat Uw werkelijke Aanwezigheid
ook de minste der energieën die mij doordringen of langs mij glijden,
bezielt, versoepelt en verwarmt,
zou ik dan niet sterven van kou, verstijfd tot in het merg van mijn wezen?
Heb dank, mijn God, dat Gij in de hunkeringen toen ik nog kind was,
onder invloed van uitzonderlijke vrienden,
en op duizend wijzen om mijn geest te verlichten en te sterken
mijn blik zo gericht hebt
dat ik de oneindige eenvoud der dingen kon ontdekken!
Bij de ontsluiting van schrikaanjagende en toch zachte inwijdingen,
waarvan Gij mij de kringen achtereenvolgens hebt laten overschrijden,
ben ik stilaan zover gekomen dat ik niets meer kan zien noch ademen
buiten het Midden waar alles slechts Eén is.
Op dit moment waarop uw Leven zojuist met een overmaat van kracht,
in het Sacrament van de Wereld is overgegaan,
zal ik met toegenomen bewustzijn
de sterke en kalme extase ondergaan van een visioen
waarvan ik de samenhang en de harmonie niet kan uitputten.
Mijn God, staande vóór en in de schoot van de wereld,
door Uw Vlees opgenomen en tot Uw Vlees geworden,
is mijn aanvoelen niet die van versmelting
in de eenheid der dingen, zoals bij de monist,
noch die van ontroering bij het neerbuigen aan de voeten
van een tastbare godheid, zoals bij de heiden,
noch die van passieve overgave, als ware ik een speelbal
op de golven der mystiek, zoals de quiëtist.
Aan al die verschillende stromingen ontleen ik iets van hun kracht,
zonder daarbij op de een of andere klip vast te lopen.
Dat is de houding waarin uw universele Aanwezigheid mij bevestigt,
gevormd door een machtige synthese,
waarin drie van de meest gevreesde passies die een mens kunnen bestormen,
met elkaar verweven zijn en elkaar bijsturen.
Daarin weet ik dat de goddelijke Wil mij altijd slechts
op de uiterste grens van mijn inspanning geopenbaard zal worden.
Ik zal God in de materie alleen dan aanraken wanneer ik,
zoals Jakob, door Hem overwonnen zal zijn. (Gen. 32: 23-33)
Omdat mij aldus het uiteindelijke en totale voorwerp van
“God geopenbaard in de materie” (Joh. 1:14, 1 Tim. 3:16) -
waarop mijn natuur is afgestemd - verschenen is,
komen de krachten van mijn wezen spontaan in trilling
als een snaar van een muziekinstrument.
Vol van het levenssap van de wereld, stijg ik op naar de Geest,
die mij over elke verovering heen toelacht.
Gehuld in de tastbare heerlijkheid van het heelal,
verzonken in het mysterie van het goddelijk Vlees,
zou ik niet kunnen zeggen welke de meest stralende
van deze twee zaligheden is:
Het vinden van het woord om de materie te beheersen,
of het bezitten van de materie om Gods licht
te bereiken en te ondergaan.
Verleen, Heer, dat voor mij
Uw nederdaling in de eindeloze vormen en gedaanten van
het universum niet alleen als vrucht van een wijsgerige bespiegeling
geliefd en gekoesterd wordt, maar dat die gedaanten
voor mij ook worden tot een reële Aanwezigheid.
Naar vermogen en naar recht zijt Gij Vlees geworden in de wereld
en leven wij van U uit.
Maar in werkelijkheid zijt Gij voor ons allen niet even dichtbij,
verre van dat!
Allen samen - gedragen in de schoot van éénzelfde wereld -
vormen wij niettemin ieder van ons een klein heelal,
waarin de Incarnatie onafhankelijk werkzaam is,
met een intensiteit en met schakeringen die onmededeelbaar zijn.
Dat is de reden waarom we, in ons gebed aan het altaar,
vragen dat de consecratie vóór ons voltrokken wordt:
Ut nobis Corpus et Sanguis fiant,
opdat brood en wijn voor ons mogen worden
tot ‘Lichaam en Bloed' van Jezus Christus. (noot 2)
Maar indien ik daarbij ook stellig geloof
dat álles om mij heen het Lichaam en Bloed van het Woord is,
voltrekt zich voor mij, - en in zekere zin voor mij alleen -,
de wonderlijke 'diafanie',
die metterdaad de lichtende warmte van éénzelfde Leven
in de diepte van elk feit en van ieder element laat doorschijnen.
Maar mocht mijn geloof onverhoopt verslappen,
dan dooft het licht onmiddellijk uit,
wordt alles donker en valt alles uiteen.
In de dag die begonnen is, zijt Gij, Heer, zojuist neergedaald.
Helaas! Hoe oneindig verschillend
is de graad van uw Aanwezigheid
in dezelfde gebeurtenissen die zich aankondigen
en die we allen zullen ondergaan!
Daarom,
opdat geen enkel gif mij heden schade,
opdat geen enkele dood mij vernietige,
opdat geen enkele wijn mij bedwelme,
opdat ik in elk schepsel U moge ontdekken en voelen:
Daarom Heer, geef dat ik geloof! (Marc. 9:24)
terug naar de Inhoud
Communie
Indien het Vuur neergedaald is in het hart van de Wereld,
is het uiteindelijk om mij te grijpen
en om mij op te nemen.
Daarom is het niet voldoende dat ik het aanschouw
en door een volhardend geloof
zijn gloed onophoudelijk om mij heen aanwakker.
Na met alle krachten meegewerkt te hebben
aan de consecratie die het Vuur doet oplaaien,
moet ik tenslotte toestemmen in de communie,
waardoor ik met mijn persoon
voor het Vuur het voedsel zal zijn,
dat het uiteindelijk is komen zoeken.
Ik buig diep, mijn God,
voor uw Aanwezigheid in het vurig geworden heelal;
ik verlang naar U
en verwacht U onder de trekken
van alles wat ik zal ontmoeten,
van alles wat mij te wachten staat
en van alles wat ik vandaag tot stand mag brengen.
Het is iets vreselijks om geboren te zijn,
dat wil zeggen: onherroepelijk, zonder het te willen,
meegesleurd te worden in een stortvloed van ontzaglijke energie,
die de vernietiging schijnt te beogen
van alles wat zij met zich meesleept.
Mijn God, door een omslag van krachten,
waarvan Gij alleen de bron kunt zijn,
verlang ik dat de schrik die mij om het hart slaat
voor de onmetelijke veranderingen
die op het punt staan mijn wezen te vernieuwen,
veranderd wordt in de tomeloze vreugde
van in U omgevormd te worden.
Daarom zal ik zonder aarzeling mijn hand reiken
naar het gloeiend brood dat Gij mij nu aanbiedt.
In dit brood,
waarin Gij de kiem van iedere ontwikkeling omsloten hebt,
herken ik het beginsel en het geheim van de toekomst,
die Gij mij voorhoudt.
Als ik dit brood aanneem,
weet ik dat ik mij overlever aan de machten
die mij pijnlijk aan mijzelf ontrukken,
om mij te stuwen naar het gevaar,
naar de arbeid,
naar de voortdurende vernieuwing van ideeën,
naar de strenge onthechting van alle genegenheid.
Door dit brood te eten,
verwerf ik een smaak en een affiniteit
voor datgene, wat in alles boven alles staat,
zodat de vreugden waaraan mijn leven zich warmde
voortaan onmogelijk worden.
Heer Jezus, ik ben bereid
dat Gij bezit van mij neemt
en dat Gij, door de onzegbare macht van uw Lichaam
waarmee ik verbonden zal zijn,
mij leidt naar oorden van eenzaamheid,
waarnaar ik alleen nooit had durven opstijgen.
Zoals elke mens zou ik instinctief
graag mijn tent hier op aarde
op een berg van mijn voorkeur opslaan. (Matth. 17:4)
Zoals al mijn broeders ben ook ik bang
voor de al te mysterieuze en nieuwe toekomst
waarheen de tijdsduur mij voortdrijft.
En angstig met hen, vraag ik mij af waarheen het leven gaat...
Mocht deze communie van het Christusbrood - bekleed met
de krachten, die de wereld verruimen -
mij van mijn schuchterheid en achteloosheid bevrijden!
Op uw woord, mijn God, werp ik mij
in de draaikolk van conflicten en energieën, (Luk. 5:4)
waarin mijn macht om uw heilige Aanwezigheid te vatten
en te ervaren, groter zal worden.
Hij, die Jezus hartstochtelijk zal liefhebben, -
Jezus, verborgen in de krachten die de aarde groter doen worden -
hij zal door de aarde als door een moeder
in haar reuzenarmen opgeheven worden,
en zij zal hem Gods Gelaat doen aanschouwen.
Mijn God, was uw rijk van deze wereld, (Joh. 18:3)
dan zou het voldoende zijn dat ik, om U te bezitten,
mij toevertrouw aan de machten
die ons doen lijden en sterven, of ook groter doen worden,
ons, of wat ons dierbaarder is dan onszelf.
Echter, omdat de bestemming waarheen de aarde zich beweegt,
niet alleen verder ligt dan elke individualiteit apart,
maar ook verder dan het geheel der dingen,
is het dat, om tot het laaiende centrum van het heelal te komen
in de vereniging met een voorafbestaand Wezen,
het niet voldoende is dat de mens hoe langer hoe meer
voor zichzelf leeft, noch dat hij zijn gaven opoffert
voor een aardse zaak, hoe groot die ook mag zijn.
Want de arbeid van de wereld bestaat er immers niet in
enige opperste werkelijkheid in zichzelf voort te brengen,
maar in zijn vervulling.
Daarom kan de wereld zich slechts voorgoed
met U verenigen, Heer,
door een soort van omzetting, van omkeer, van excentratie,
waarin niet alleen het welslagen van de individuen,
maar de schijn zelf van alle menselijk voordeel tijdelijk ondergaat.
Wil mijn wezen voorgoed in het Uwe opgenomen worden,
dan is het nodig
dat in mij niet alleen de monade sterft, maar ook de wereld;
dat betekent dat ik door de verscheurende fase
van een vermindering heen moet, (Joh. 3:30)
die door niets tastbaars vergoed zal worden.
Daarom is het, Heer, dat Gij in de kelk de bitterheid
van elke scheiding, van elke beperking,
van elke onvruchtbare aftakeling,
van verzwakking, ouderdom en dood, opneemt
en hem mij aanreikt met de woorden:
"Drinkt allen hiervan." (Matth. 26:27)
Hoe zou ik die kelk weigeren, Heer,
nu door het brood dat Gij mij hebt doen proeven,
in het merg van mijn wezen
de onblusbare hartstocht gevloeid is om,
voorbij het leven en doorheen de dood, bij U te zijn?
De Consecratie van de Wereld zou onvoltooid gebleven zijn,
indien Gij, voor hen die geloven, na de levendmakende krachten
ook niet - en met voorliefde - de dodelijke krachten had bezield.
Dan zou mijn communie onvolledig zijn en niet christelijk,
indien ik met alles, wat deze nieuwe dag mij aan goeds brengt,
ook niet de verzwakking, ouderdom en dood zou ontvangen.
Daarom, o mijn God, geef ik mij hartstochtelijk over
aan de gevreesde krachten van ontbinding,
waardoor heden - zo wil ik blindelings geloven -
uw goddelijke aanwezigheid in de plaats zal treden
van mijn enge persoonlijkheid.
De mens, die Jezus hartstochtelijk liefgehad zal hebben,
- Jezus verborgen in de krachten, die de aarde doen sterven -
hij zal door die aarde als ze gaat bezwijken,
in haar reuzenarmen omsloten worden
en met haar zal hij in Gods Schoot ontwaken.
terug naar de Inhoud
Slotgebed
Jezus, nu Gij - omsluierd door de krachten van de wereld -
alles voor mij geworden zijt,
herhaal ik de woorden van uw dienaar:
"Heer, sluit mij in de diepste diepten van uw Hart.
Wanneer Gij mij daar vasthoudt,
Steek mij in brand en zuiver mij,
laat mij ontbranden en opvlammen,
sublimeer mij tot ik volkomen aan uw verlangen voldoe,
tot aan de meest volledige vernietiging van mijzelf."
(tekst: Pater Gaspar Druzbicki, (noot 3)
O, Heer, door het tweevoudige mysterie
van de universele consecratie en communie
heb ik ten laatste Iemand gevonden
aan Wie ik uit geheel mijn hart die naam mag geven!
Zolang ik in U, Jezus, slechts de mens van tweeduizend jaar geleden,
slechts de sublieme moralist, de vriend, de broeder
kon of durfde zien, bleef mijn liefde schuchter en verlegen.
Kán de mens zich trouwens wel volkomen geven
aan een louter menselijke natuur? Zo heb ik - zelfs gelovend -
lange tijd gedwaald, zonder te weten wat ik beminde.
O, Meester, daar Gij vandaag, door de openbaring
van de bovenmenselijke machten, U door de verrijzenis verleend,
voor mij verschijnt door alle krachten van de aarde heen,
erken ik U als mijn Soeverein
en geef ik mij met verrukking aan U over.
Hoe vreemd zijn de wegen van uw Geest, mijn God!
Toen enkele eeuwen geleden,
de onmiskenbare aantrekkingskracht van uw Hart
in Uw Kerk voelbaar werd, (noot 4)
kon het schijnen dat de zielen aangetrokken werden
doordat ze in U een overtuigender en beter omschreven element
ontdekten dan Uw menselijkheid zelf.
Door een plotse omkeer wordt het ons nu duidelijk, Jezus,
dat Gij door de 'openbaring van Uw Hart',
onze liefde vooral het middel hebt willen verschaffen
om te ontkomen aan het te enge, te precieze, te beperkte
in het beeld dat wij ons van U maakten.
In het midden van uw Borst
ontwaar ik niets anders dan een vuurzee.
En, hoe meer ik staar naar die brandende vuurhaard,
des te meer komt het mij voor, dat overal daaromheen
de omtrekken van uw Lichaam smelten en mateloos groter worden,
tot ik in U geen andere trekken meer onderscheid
dan het beeld van een Ontvlamde Wereld.
Glorierijke Christus,
heimelijk diffuse Invloed in de schoot van de materie en
verblindend Middelpunt waarin de talloze vezels
van het veelvuldige aaneengeknoopt worden;
Macht, onverbiddelijk als de wereld en warm als het leven;
Gij, "met een voorhoofd van sneeuw, met ogen van vuur
en met voeten die feller fonkelen dan smeltend goud;
Gij, met handen die de sterren omvatten;
Gij, die de Alpha en Omega zijt, de eerste en laatste,
de Levende, de Dode en de Verrezene;" (Apok. 1:14-18)
Gij, die in Uw overweldigende eenheid
alle lieflijkheden, alle smaken,
alle krachten en alle bestaansvormen verzamelt;
Gij waart het naar Wie mijn wezen riep -
met een verlangen zo groot als het heelal -:
"Gij zijt waarlijk mijn Heer en mijn God!" (Joh. 20:28).
Daarom: "Berg mij in U, Heer."
Ik geloof dat niets - ook geen duisternis - kan bestaan
buiten Uw Vlees, Jezus.
En dat ook zij die zich buiten uw liefde hebben geplaatst,
de steun van uw Aanwezigheid zullen blijven genieten.
Want allen bestaan wij onontkoombaar in U,
o, universeel Midden van bestendigheid en leven! (Hand. 17:28)
In naam van het meest essentiële in mijn wezen, Heer,
luister naar het verlangen van datgene,
wat ik 'mijn' ziel durf te noemen.
En om mijn bestaansdorst te lessen, trek mij tot U. (Joh. 12:32)
Hoe dieper we U ontmoeten, Meester, hoe universeler
zich uw invloed openbaart; hieraan kan ik merken dat ik in U groei.
Wanneer ik mij door het rijk van alle schepselen voel dwalen,
en in alle dingen door een geheime ziel in één enkel element
verspreid die invloed kan terugvinden,
dan zal ik weten dat ik het Middelpunt nader
waar het hart van de wereld samenkomt
in de straling die neerdaalt uit het Hart van God.
Op dit punt van een alles omvattende ontbranding,
werk op mij in, Heer, door het verenigde Vuur
van alle innerlijke en uiterlijke invloeden,
die, bezield door een Energie die alles aan zich kan onderwerpen
in de fysische diepten van Uw Hart,
tot de engelen van Uw zegevierende handeling worden.
(Fil. 3:21; 1 Kor. 15:25-27)
Vervul mijn hart beurtelings met verrukking en afkeer,
leer het de echte zuiverheid, openbaar het de ware liefde
en de krachtige wil
om samen de poorten van het leven open te breken
en voortdurend iets meer van de wereld te ontdekken,
te vormen en te ondergaan
teneinde steeds meer in U door te dringen.
Mijn God, van die fundamentele visie
op uw verbondenheid met het heelal,
hangen heel mijn vreugde en mijn welslagen af,
heel mijn bestaansreden en mijn levenslust.
Anderen mogen vanuit hun hogere ambt,
de heerlijkheden van uw zuivere geest verkondigen!
Maar omdat ik zelf beheerst word door een roeping
die in de diepste vezels van mijn natuur vasthaakt,
wil ik, noch kan ik, over iets anders spreken
dan over de talloze uitstralingen van uw Wezen
dat door de materie heen Vlees is geworden.
Nooit zal ik iets anders kunnen verkondigen
dan het mysterie van Uw Vlees,
O, Ziel, die door alles heen schijnt wat ons omringt!
Aan uw Lichaam in gans zijn omvang,
- dat wil zeggen aan de wereld,
die door uw macht en door mijn geloof,
de prachtige en levende smeltkroes geworden is
waarin alles verdwijnt om herboren te worden -,
door alle mogelijkheden
die uw scheppende aantrekkingskracht
in mij heeft doen ontspringen;
door mijn al te zwakke wetenschap,
door mijn religieuze bindingen,
door mijn priesterschap
en, - waaraan ik het meest gehecht ben -,
door de kern van mijn menselijke overtuiging,
draag ik mij op om daarvan te leven en om daaraan te sterven,
O Jezus!
Mongolië - Ordos 1923
terug naar de Inhoud
Noten:
1. De Aisne: bijrivier van de Seine en departement ten Noorden van Parijs. Teilhard verwijst naar de oorlogsperiode 1914-1918, toen hij als verpleger dienst deed, en meer bepaald naar het jaar 1918.
De steppen van Azië: het gaat om de Ordos, een uitgestrekt hoogplateau van West-Mongolië gelegen in de grote bocht van de Huanghe (de Gele rivier).
- terug naar noot 1
2. Uittreksel uit de Romeinse Canon (Eucharistisch gebed I), na de consecratie.
- terug naar noot 2
3. Deze gebedstekst is van Pater Gaspar Druzbicki (1592-1662), een Poolse Jezuiet, gestorven in een geur van heiligheid. Deze onderstaande tekst is te vinden in een aantal ascetische bundels gepubliceerd in 1885 en 1907.
Tu autem, Domine mi,
Include me in imis visceribus Cordis tui
Atque ibi me detine, excoque, expurga,
Accende, ignifac, sublima,
Ad purissimum Cordis tui gustum atque placitum,
Ad puram annihilationem meam.
- terug naar noot 3
4. nl.wikipedia.org/wiki/Heilig_Hartverering
Van de zgn. Heilig-Hartdevotie, met wortels in het Evangelie van Johannes 19: 34-35 ging vanuit Paray-le-Monial binnen de Kerk een grote en weldadige invloed van liefde en compassie uit.
Het is waarschijnlijk in deze kapel waar pater Teilhard zijn visioen kreeg waarbij voor zijn geestesoog het ‘Brandend Hart’ overging in een ‘Wereld in Gloed'.
- terug naar noot 4
terug naar het literatuuroverzicht
terug naar het weblog
^