Dr. W.P. Theunissen - Ikonen - Vensters op de eeuwigheid
Berghaus Verlag (1982) - D 8347 Ramerding - DeutschlandNederlandstalige uitgave uitgegeven door ICOB cv, Alphen aan den Rijn (1983)
ISBN 90 6113 143 x
Ikonen zijn als gebeden in kleuren. Zij roepen de Hemel neerwaarts en trekken de aarde omhoog ... zij zijn als 'vensters op de Eeuwigheid' en brengen mede daardoor een Evangelische boodschap aan de mensen van nu. W.P. Theunissen
[Sommigen wijzen het maken van beelden af, maar altijd moet in gedachten worden gehouden dat er 'auditieven' zijn, die zich het liefst richten op hetgeen wordt gehoord (zoals de bijbel als Gods Woord) en 'visuelen' die zich richten op hetgeen kan worden gezien (Jezus, God als mens). Het ene is niet beter dan het andere en zij hebben beiden evenveel recht op hun voorkeur.
Denk ook aan de uitspraak van Paulus in Filippenzen 2:6-7 - Jezus had de gestalte van God, maar hij hield zijn gelijkheid aan God niet vast en deed er afstand van. Hij nam de gestalte van een slaaf aan en werd gelijk aan een mens.]
Inhoud
Woord vooraf
Uit de geschiedenis van de ikonenkunst
Over de theologische beschouwingswijze
Woord vooraf
Gaarne geef ik antwoord op de, aan mij zo vaak gestelde, vraag: "Hoe bent U aan Uw liefde voor ikonen gekomen?" Reeds in mijn gymnasiumjaren en later als student te Nijmegen was ik enthousiast geworden, omdat ik, bij mijn, toen aangelegde, verzameling van Maria-afbeeldingen, bijzonder getroffen werd door de voorstellingen uit het Christelijk Oosten. Ik raakte bevriend met de Benedictijner monnik Ildefons Dirks die spreekbeurten hield, steeds toegelicht met een kleine tentoonstelling. Ik kwam in nauw kontakt met Alexej Hackel, wiens boek 'Das altrussische Heiligenbild: die Ikone' (Nijmegen, 1936) mij aanspoorde tot de studie van de meest indrukwekkende documenten der oosterse Christenheid en had vele discussies met Joan Collette die zich in zijn werk geïnspireerd wist door Byzantijns-Slavische kunst in mozaïeken, fresco's en ikonen.
Op die manier kreeg ik reeds vroeg inzicht in 'de herauten op de doolwegen naar Gods Paradijs'. Het meest leerde ik op studie- en zwerftochten. Méér dan 50 jaar geleden maakte ik voor het eerst een studiereis door Italie - de Byzantijnse centra bezoekend van Noord naar Zuid, - Griekenland, Egypte en Klein-Azië. Op die 'Pelgrimstocht' kwam ik ook op de H. Berg Athos, waar ik in latere jaren vaak vertoefd heb. Altijd heb ik de Athos: 'de tuin van de Moeder Gods' binnen mijn intense belangstelling geweten.
Ik leerde de levenswijze der monniken kennen, leefde mee in hun liturgische vieringen en kreeg een diepe eerbied voor hun verering van de Theia Pragmata: 'goddelijke dingen', waarmee zij de ikonen bedoelen. Steeds weer opnieuw heeft de Athos mij geboeid, heb daar vier boeken over geschreven en ben in vele artikelen op detailkwesties ingegaan. In binnen- en buitenland gaf ik vele voordrachten over de H. Berg Athos.
Vooral tijdens de oorlogsjaren heb ik in de meditatieve beschouwing der ikonen sterkte en vreugde gevonden. Toen wij overal om ons heen de ruïnes zagen die 'het mysterie van het kwaad' in ontelbare en onvoorstelbare vormen bij mensen achterlaat, heb ik de grondslag gelegd voor mijn latere publicaties over 'Het christelijk Oosten' en met name over ikonen.
Ik leerde direct na de oorlog Dr. Wendt uit Hannover kennen, wiens collectie ikonen mede de basis geworden is voor het in 1956 geopende en sindsdien zo beroemd geworden Ikonen-museum te Recklinghausen. Ook hij werd - gelijk hij mij vaak schreef - in barre verschrikkingen getroost door 'de hemelse heerlijkheid en glans die ons uit de ikonen tegenstralen'. Geleidelijk aan bezocht ik de toen nog zeer weinige collecties in Nederland en vooral de vrij vele buitenlandse collecties in Frankrijk, Engeland, Zwitserland, Duitsland, Griekenland, Roemenië, Bulgarije, Rusland e.a.
Toen de eerste tentoonstellingen van ikonen in Nederland kwamen (de eerste van Dr. Amberg in Zwitserland), viel het mij op dat deze zoveel geïnteresseerden trokken, ook jonge mensen, gelijk de Ikonen-tentoonstelling in het Mill Hill College te Tilburg en de Internationale tentoonstelling in Bornem (België) volop hebben bewezen. Ik leerde aldoor meer gelukkige bezitters van ikonen kennen en onze gesprekken met hen horen tot de mooiste herinneringen. Uiteraard bezocht ik ook Ikonen-tentoonstellingen binnen de omlijsting van liturgische vieringen. Ik ben sinds 1927 Hoofdbestuurslid van het Apostolaat voor de Oosterse Kerken en bestudeerde mede daardoor de Ikonenkunst.
Zeer velen houden van ikonen, aangeduid met het mooie Griekse woord ikonophiloi: minnaars van ikonen. Ik heb diep-gelovige mensen onder hen leren kennen die 'de heilige ikonen' als een grote steun ervaren voor hun geloofsleven. Zij beschermen hun ikonen tegen elke vorm van profanering, hebben er een eervolle plaats voor in hun woning en hangen daar een brandend lampje voor. Een tweede groep van ikonofielen zijn zij die een collectie kleurenreprodukties hebben aangelegd en aan de mooiste in hun huis een plaats geven. Een goede kleurenreproduktie van een oude ikoon is te verkiezen boven een slechte, moderne ikoon, waarin geen spiritualiteit te bespeuren valt. Voor een derde groep ikonofielen zijn ikonen helaas een exotisch-magische wandversiering en zij bewonderen ze alleen op esthetische gronden. Erger nog: helaas zijn de heilige Ikonen soms het voorwerp geworden van geldbeleggingen en op dat terrein zijn vele mensen helaas de dupe geworden van oneerlijke praktijken.
Verheugd ben ik dat thans, méér dan voorheen, esthetisch gefundeerde waarderingen worden gegeven, maar ikonen lenen zich beslist niet tot een oppervlakkige belangstelling of bewondering zonder meer.
Een ikoon kan men niet zien met een esthetisch oog alleen, een ikoon moet men bemediteren met zijn hart. Een ikoon is niet alleen om te bewonderen, maar om lief te hebben.
Bij ikonofielen is mij steeds opgevallen dat zij vele boeken hebben over ikonen, soms heel diepgaande studies en boeken met geslaagde kleurenreprodukties. Zij willen zich aldoor verder verdiepen en met name hebben dan drie aspecten hun aandacht:
a. het materiële, formele aspect; b. het esthetische, inhoudelijke, ikonografische aspect en c. het functionele aspect. Elk van die drie vooronderstelt de twee andere.
Uit gesprekken met ikonofielen is ook dit boek gegroeid. Ik draag het mede op aan allen die eerbied hebben voor de ikonenkunstenaars en hun werk. Vanuit die eerbied groeit de schoonheidsontroering, het zuiver en onvervreemdbare bezit van de mens die zich pelgrim weet op deze aarde ... en ikonen zijn daarbij als herauten op onze dool- en zwerftochten naar het Eeuwig, Lichtend Paradijs.
Ik wil blijven getuigen van mijn 'geloof in de ikonen' en aarzel niet dit voorwoord te ondertekenen met
W. Theunissen, vereerder van Ikonen.
terug naar de Inhoud
Uit de geschiedenis van de ikonenkunst
De oorsprong der ikonenschildering werpt ingewikkelde vraagstukken op. Zij reikt met haar wortels tot in de 4e eeuw in het Palestijns-Syrische land, waar het Christendom zijn eerste verbreiding heeft gevonden. Zij heeft inspiratie gevonden in de laat-antieke overlevering, in fresco's en miniaturen en heeft, technisch gesproken, mede door de Egyptisch-Hellenistische mummieportretten, haar eerste 'gezicht' gekregen. Die zgn. Fayoem-portretten, thans in vele musea berustend, uit de 2e tot de 4e eeuw, en meestal bewaard gebleven in zeer frisse staat, vertonen een laat-antieke kunsttak, waarbij geschilderd werd met ingebrande wasverven (enkaustische techniek). De houten panelen werden met gekleurde was bestreken, waarna de tekening met een gloeiende stift daarin werd gegraveerd.
Die portretten van de Griekse Fayoem-kolonie vertonen een typische vermenging van realistische, natuurlijke weergave met het dromerig-ernstige van een ideaalgestalte. Zij hebben, kunsthistorisch beschouwd, mede richting gegeven aan de geïdealiseerde, strak- hiëratische vormgeving van de ikonen. Hoewel de Egyptische mummieportretten heenwijzen naar een wereld van onveranderlijke schoonheid, zijn de ikonen in de uitdrukking van het gelaat daar als het ware reeds 'thuis'.
Nieuwe studies hebben zelfs op verwantschap gewezen tussen de mummieportretten en de oud-Egyptische voorstelling van de Ka: een Egyptisch woord waarmede het oerbeeld 'het Zelf' werd aangeduid. ,,De Mummieportretten van Fayoem zijn portretachige voorstellingen van verrezen zielen op weg naar het Paradijs" (Hilde Zaloscer). Opmerkelijk is een zekere starheid, een merkwaardige 'typologie'. Omdat er niet voor geposeerd kon worden en men bijna altijd uit de herinnering moest schilderen, was het moeilijk om 'leven' in de portretten uit te drukken. Daar ligt de verklaring van de rustige, aan het aardse leven ontrukte, uitdrukking van de, op de beschouwer gerichte, ogen.
De grafportretten zijn beslist uniek. Plotseling kwam aan het schilderen van mummieportretten een einde toen, op het einde der 4de eeuw, door een edict van Theodosius (346-395) het mummificeren van de doden als heidens gebruik werd verboden.
Uit die grafportretten ontwikkelde zich de gedachtenis-ikoon. De Christenen stelden - om hen, die hadden uitgeblonken door beoefening van christelijke deugden te eren - bij de begraafplaatsen der martelaren en heiligen zeer vaak gedenktafels op, met daarop het geschilderde portret van de gestorvene. De vrome pelgrims, die met honderden naar het land der heilige anachoreten pelgrimeerden, brachten niet zelden zulke afbeeldingen mee naar huis. Daar de schilder nu meestal zijn herinnering te baat moest nemen of zich op, veelal overdreven, verhalen moest baseren, lag het voor de hand, dat ook bij die gedachtenis-ikonen een zekere conventie naar voren kwam, vooral in de vormgeving van het gelaat. De schilder schematiseerde vaak noodgedwongen, omdat hij over geen nadere fysionomie beschikte. Daarbij komt dat ook de gedachtenis-ikoon, zoals de mummieportretten, een geïdealiseerde gestalte wil uitdrukken.
Een grote bijdrage in de ontwikkeling der ikonenkunst gaven de keizerportretten. De keizers zonden vaak hun portretten naar verschillende gebieden van hun immense rijk. Het keizerportret stond, vaak bij processen of in kerken, in plaats van de persoonlijke aanwezigheid van de keizer. Van de Griekse kerkvader Athanasios van Alexandrië (overl. in 373) - hij is vaak op ikonen voorgesteld - stamt deze uitspraak over het keizerportret:
,,In de afbeelding is de idee en de gestalte van de keizer aanwezig; de gelijkenis is in beide gevallen dezelfde." En hij legt het keizerportret deze woorden in de mond: ,,Ik en de keizer zijn één. Ik ben in hem en hij is in mij. Wat gij aan mij ziet, dat ziet ge ook aan hem."
Uit die woorden treedt duidelijk naar voren, dat de gelijkenis de basis is want door de gelijkenis is de afbeelding aan het oerbeeld gelijk.
In deze samenhang gezien wordt het begrijpelijk dat bij de Christenen de wens opkwam om Christus af te beelden.
Het volk ging zelfs verder en verlangde naar voorstellingcn van de Moeder Gods. Het zijn vooral de monniken geweest die de ontwikkeling van de ikonen-verering krachtig bevorderd hebben. In het jaar 536 waren er in Konstantinopel al 76 kloosters!
Tot aan de periode vóór het Ikonoklasme (725-843) is de grote collectie ikonen in het St-Catharinaklooster op de Berg Sinaï van bijzonder belang. Zij vormen het mooiste bezit van 'de Byzantijnse Kerk van de Sinai', aan wier hoofd 'de Aartsbisschop van de Sinaï, Pharan en Raithu' staat: een gemeenschap met ongeveer 15 monniken en een 88-tal leken. De enorme collectie bevat de oudste bewaard gebleven ikonen uit de 6e eeuw, maar strekt zich uit tot de 17e eeuw (ja zelfs tot in deze eeuw).
Sommige ikonen zijn in de eenvoudige, primitieve Koptische stijl geschilderd met wasverven en tonen daarin een vermenging van Byzantijnse, laat-antieke en laat-Egyptische stijlvormen, andere wijzen meer naar cultuurcentra, naar een Alexandrijnse werkplaats, naar Thessaloniki of Konstantinopel. De studies van het echtpaar G. en M. Soteriou en van Kurt Weitzmann (die ook heel veel gedaan heeft voor het restaureren van de Sinaï-ikonen) hebben zeer belangrijk bijgedragen tot een betere kennis der ikonenschildering en vooral voor de schakel in de ontwikkeling.
De ikonenschildering heeft met name een vruchtbare voedingsbodem gevonden in Byzantium. Wij moeten daarbij wel vooropstellen dat ook voor de ikonenkunst niet kan worden voorbijgegaan aan andere hoogtepunten van Byzantijnse kunst zoals kerkenbouw, kunstwerken in ivoor en de weergaloos mooie Byzantijnse mozaïeken.
Op het gebied der mozaïek-kunst is de grote invloed van de metropolis aan de Bosporus in het Westen reeds lang bekend en zeker niet onderschat. De alles omvattende macht van de Byzantijnse Basileus en zijn Hof brengt de hemelse hiërarchie binnen de strenge vormen van de Byzantijnse Hofkunst en treedt al het wereldlijke vijandig tegemoet.
De Byzantijnse kunst wordt de uitdrukking van het Christelijk geloof, afgekeerd van de wereld en gericht op het geestelijke. Ravenna biedt voor die ontwikkeling de mooiste voorbeelden.
De San Vitale-kerk (526-547) toont in de absis het hoogtepunt.
Daar schrijden zij, de Basileus Justinianus en de Basilissa Theodora, afgebeeld met hun gevolg, ter bijwoning van de Goddelijke Liturgie. Daar doemen zij op in vol ornaat, de priesters, officieren, eunuchen en hofdames: zwijgende gezichten die ons, midden uit de glans van goud, paarlemoer en pauweveerkleuren, aanstaren met ogen, waar een vreemde koorts in brandt: enig leven in al de verstijfde kleurenpracht. Ook daar herkent men trekken van vroegere grafportretten; dezelfde sublieme eenvoud, steeds tot het wezenlijke beperkt, dezelfde expressie in de wijd opengesperde ogen. De blik is bijna hypnotisch en heeft een beklemmende expressie ... 'l'hypnose de Byzance' gelijk André Malraux zo treffend formuleerde.
In Ravenna zien wij op de mozaïeken vergeestelijkte mensen in wie het heilige vuur brandt, doorgloeid van Goddelijk Pneuma. De God die zij dienen is de Heilige, de Sterke, de Onsterfelijke God; deze mensen leven in een andere wereld! Bezien onder het opzicht van voorstellende decoratieve kracht zijn de Byzantijnse mozaïeken - een bouquet van versteende kleurenpracht - van Ravenna onovertroffen. [...]
terug naar de Inhoud
Over de theologische beschouwingswijze
In de 8ste eeuw heeft het Ikonoklasme (letterlijk: het breken der beelden) als een fanatieke 'Beeldenstorm' de Oosterse Kerk in felle beroering gebracht.
Het tweede edict van de Byzantijnse keizer Leo III de Isauriër (717-741), in 730 uitgevaardigd, richtte zich tegen alle afbeeldingen van Christus, de Moeder Gods, de Heiligen en Martelaren, tegen alle zintuiglijk waarneembare voorstellingen van het bovennatuurlijke in de vorm van beelden, muurschilderingen, mozaïeken, grote en kleine geschilderde panelen. Keizerin Irene wist met Paus Hadrianus I (772-795) een concilie - het tweede van Nicea in 787 - bijeen te roepen waar geproclameerd werd dat de beelden niet aanbeden, maar wel vereerd mogen worden en dat hij die een beeld vereert, de persoon vereert die door her beeld wordt voorgesteld.
Uitermate fel herleefde de vervolging tegen de ikonodulen (de ikonen-vereerders) onder Leo V de Armeniër (813-820) en diens opvolgers. Keizerin Theodora, de echtgenote van Theophilos (829-842) zette, na de dood van haar man, als ijverige ikonofiele, de ikonoklastische patriarch af, stelde in diens plaats een gevangen genomen monnik aan en wist de vele anti-beeldentendensen te neutraliseren en een einde te maken aan de Beeldenstrijd.
In de Orthodoxe Kerken is een aparte feestdag blijven voortbestaan die de herinnering levend houdt aan de 11de maart van het jaar 843. Toen werd op de Synode van Konstantinopel, op de eerste Zondag van de Grote Vasten 'Het feest der Orthodoxie' gevierd, een feest dat ieder jaar op die zondag wordt herdacht.
Altijd nog heeft er dan een processie met ikonen plaats en wordt over alle Ikonoklasten en ketters driemaal het 'Anathema' (vervloeking) uitgesproken. Tevens wordt dan een eeuwige gedachtenis aan de orthodox-gelovigen, aan de Apostelgelijke heersers en heerseressen - in het oude Rusland van Konstantijn de Grote tot aan de regerende Tsaren - feestelijk voorgelezen.
Wie inzicht heeft in het wezenlijke van de ikonen zal die herdenking begrijpen, want door de Ikonoklasten werd in het beeld het geloof stukgeslagen.
Met nadruk moge nu gewezen worden op de geschriften van de Beeldenvereerders die tijdens de twee perioden van de grote Beeldenstrijd (van 726-787 en van 813-843) formuleringen hebben gegeven die van buitengewoon grote betekenis zijn gebleven. Wij noemen onder hen Germanos, patriarch van Konstantinopel (overl. in 733), de H. Johannes van Damascus (675-749) de laatste van de Griekse Vaders en de H. Theodorus de Stoudiet (overl. in 826). Kort na het uitbreken van de eerste Beeldenstrijd, tussen 726 en 730, schreef Johannes de Damascener drie principiele verhandelingen over het goed recht der beeldenverering.
De argumenten, die hij aanvoerde in de twee eerste betogen, vatte hij samen in het derde. Samen met de Griekse tekst en de Nederlandse vertaling is die verhandeling verschenen (Vert. door F. v.d. Meer en G. Bartelink, Spectrum, 1968) en ik zou deze 'Tegen hen die de ikonen smaden' in handen willen geven van iedere minnaar van ikonen. ,,Zij is, meteen befaamd, de klassieke verhandeling gebleven over mogelijkheid, wezen en praktijk van de verering der heilige voorstellingen; zij bevat bovendien de eerste en enige theologie van het 'beeld' in het algemeen" (Uit Woord vooraf).
De vertalers hebben een prachtige formulering voor de ikonen gevonden: 'De aanschouwelijke Rechtgelovigheid'. Luister naar enige uitspraken van de Damascener:
a) ... "Want nu wij van God, die Vlees geworden is en op aarde in het Vlees is gezien en onder mensen heeft verkeerd met onuitsprekelijke goedheid en de natuur, de stoffelijkheid, de vorm en de kleur van het vlees heeft aangenomen, de afbeelding (ikoon) vervaardigen, dan misleiden wij ons zelf geenszins";
b) ... "Wanneer gij ziet dat de Onlichamelijke omwille van U is mens geworden, dan kunt gij ook van zijn menselijke gedaante een afbeelding maken";
c) "Wanneer God zich hult in de afdruk van een lichaam, - druk die dan gerust af in een schilderij en stel ter aanschouwing op Hem die het gezien-worden heeft willen aanvaarden";
d) "Vereren wij ook de Heilige Godbarende ... als Moeder van God naar het Vlees en vereren wij verder de Heiligen, als de uitverkoren Vrienden van God, en degenen die recht van spreken hebben verkregen bij Hem";
e) "Als een heiden u vraagt hem uw geloof te laten zien, breng hem naar de kerk en confronteer hem met de ikonen."
De ikoon is de Epifanie van het voorgestelde en wij zouden mogen zeggen dat het liturgische feest van de Epifanie des Heren de geboortedag is van de ikonen. De ikonen zijn bij uitstek het hulpmiddel, de herauten voor de tussentijd van 's Heren Hemelvaart tot Zijn wederkomst. Zij leiden de beschouwer door het zichtbare heen naar de Onzichtbare, naar Hem die het eeuwige Licht is.
De schouwend mediterende ikonen-vereerder is een 'homo coelestis', en tracht dit ideaal, levend temidden van deze wereld, nabij te komen. Niet minder diepgaand zijn formuleringen van Theodorus de Stoudiet (overl. in 826) zoals:
a) "De ikoon vertegenwoordigt het prototype ... de eer die men aan de ikoon bewijst, gaat terug op het oerbeeld." Daaruit vloeit mede voort dat de gelijkenis met het oerbeeld van wezenlijke betekenis is. Zij moet derhalve van het oerbeeld onveranderd blijven.
b) "Gelijk bij iedere zegelstempel de afdruk hoort, gelijk bij het lichaam zijn schaduw, zo hoort bij ieder oerbeeld zijn afbeelding."
Men zegt wel eens dat de kerkelijke wijding een ikoon vererenswaardig maakt en dat de wijding noodzakelijk is om een verband te scheppen tussen een ikoon en haar oerbeeld. Opgemerkt dient te worden dat de kerkelijke wijding oorspronkelijk onbekend was en pas sinds de middeleeuwen een eigen liturgische viering kende. Overigens hebben in de 18e eeuw enkele Athosmonniken gezegd dat de ikoon door haar gelijkenis met het oerbeeld gewijd mag heten. Ongetwijfeld is de wijding een genadevolle handeling waarbij door de aanroeping van de H. Geest, door sacramentele kracht een ikoon wordt benoemd.
"Zoals kerken een naam van een heilige dragen, zo dragen ook de ikonen van Heiligen een naam en worden daardoor geheiligd" (Patriarch Nikephoros van Konstantinopel, 806-815).
"De goddelijke energie van Christus wordt verbonden met Zijn afbeelding door de aanroeping en het schrijven van Zijn naam op de ikoon" (Theoklutos, Athos-monnik).
In de visies van de ikonen-verdedigers tijdens de grote Beeldenstrijd ziet men een kardinaal - en actueel gebleven - punt: God bedient zich van de materie om daardoor de Goddelijke Waarheid mee te delen aan de mensen. Door de materie in de ikonenkunst treedt daarbij het bovenzinnelijke op de voorgrond. In het open, zuiver, veelal 'en face' geschilderde gelaat, in de lange smalle neus en de fijne, doorgaans kleine mond, (het mystieke zwijgen) in het hoge voorhoofd, in de grote, diafane, stil-vermanende ogen, wordt Goddelijke Schoonheid weerkaatst. In en door de ikonen breekt de hemelse werkelijkheid door in deze kosmos. Landschap en architectuur verliezen hun eigenlijke betekenis en verbinden doorgaans de narratieve elementen. Taferelen - in tijd en ruimte soms uit elkaar gelegen - worden op één vlak samengebracht.
Datgene, wat in de ikoon gesymboliseerd wordt - de religieuze werkelijkheid - is in het symbool zelf werkelijkheid geworden. Daarin ligt veel meer nog dan "een symbolische verbondenheid tussen type en prototype".
Het eeuwige, niet meer aan verandering onderhevige leven, wordt door de vormgeving gesuggereerd. Neen, dit is allerminst gebrek aan leven of 'verstarring', maar dit is sublimatie van het leven. Voelt de Westeuropese Christen intuïtief aan dat een ikoon beslist veel meer is dan zomaar een afbeelding? Ik heb het nog niet meegemaakt dat de ikoon van 'de Moeder Gods van Altijd Durende Bijstand' - en dan is die steeds een reproduktie! - de meest verspreide in het Westen, uit kerken werd verwijderd.
Opmerkelijk is verder nog het volgende: de theologie heeft een herwaardering gebracht van woorden zoals sacrament, communie, symbool, mysterie, ikoon. Al die woorden houden zich in diepste betekenis bezig met het mysterie van de God-menselijkheid.
Daar ligt ook de diepste grond van de ikonenverering: "Ik zag de menselijke gestalte van God en mijn ziel werd gered." Die woorden van een der grootste ikonentheologen, Johannes van Damaskus (overl. in 749), duiden aan dat een ikoon een middel is om God zeer nabij te komen.
Zo hebben het ook de ikonenschilders gezien. Zij hebben de Heiligen niet geschilderd door angst en ontzetting geslagen en gepijnigd door demonische verschrikkingen, zoals westerse kunst dat wel te zien geeft, maar hen vergeestelijkt. De Heilige woont als het ware in de gewijde ikoon en de verering, aan de ikoon gebracht, gaat over op de persoon die wordt voorgesteld. Hoe juist drukt het Frans het verschil uit tussen een ikoon en een westers heiligenbeeld: de eerste is 'une sainte image', het tweede 'une image sainte'.
Wat de herwaardering voor het begrip ikoon inhoudt, heeft prof. Hendrix bij herhaling naar voren gebracht: "Ikonen zijn sacramentele geladenheden van de liturgerende Kerk. Zij zijn geurende bloemen uit het herstelde paradijs ... en de aardse onvolmaaktheid wordt gezuiverd, opgeheven en doorlicht door de glans der ikonen."
Inderdaad: ikonen zijn goddelijke energieën, transparanten van de goddelijke wereld, het onzichtbare zichtbaar verbeeldend. Er hangt rond die geschilderde panelen een mysterieus waas van innigheid en ontroering die uitnodigen tot meditatief schouwen en gebed. Zij zijn een zichtbaar afgebeelde theologie en laten ons lichtstralen zien van de Goddelijke heerlijkheid, en achter de kleuren en lijnen laat zich denken de stralende heerlijkheid van Goddelijke onvoorstelbaarheid. Zij zijn doxologisch, dat wil zeggen: zij spreken de lof van God, leggen getuigenis af van God in de zichtbare wereld, zijn zelf als een beeld geworden gebed.
De ikonen beschouwend als een der vormen waarin zich de plechtige en penetrante liturgie voltrekt, dringt men binnen in een sfeer van woordeloze innigheid.
Bemediteert men de ikonen daar, waar zij allereerst 'thuis' zijn, in schemerige kapellen en kerken, waar de wierook walmt en het nostalgische zingen klinkt, dan krijgt men een waar inzicht in de betekenis van ikonen. Hymnen en melodieën, bewegingen en gebaren, het onophoudelijk smeken om erbarmen, de lofprijzing van de H. Triniteit, dat alles en zoveel meer volgt een mysterieuze groepsritmiek.
De ikonen 'spelen' daarbij een diep symbolische rol in de liturgische plechtigheid: het spel tussen hemel en aarde. Zij versterken ons geloof en brengen een Evangelische Boodschap aan de mensen.
Profetisch klinken de eens gesproken woorden: "Wee, hen, die de heilige ikonen niet gezien en vereerd hebben, want zij zullen de Heer niet herkennen bij zijn terugkomst." (Synode van Konstantinopel, 869).
De vereerder van ikonen raakt vertrouwd met de andere wereld, waarvan hij de heerlijkheid gaat bevroeden ... "Nu zien wij slechts door een spiegel in raadsels ... dan van aangezicht tot aangezicht" (1 Corinth. 13, 12).
Wie de ikonen mediterend beschouwt, komt geheel anders te staan tegenover de aarde. Uit een bovenaardse dimensie vloeit het gouden licht binnen in de ikoon en doorhuivert het gehele paneel. De gelovige mens sluit de ogen, ervaart het heilige ... en schroomvol als een ongeschoeide Mozes poogt hij de Heer te naderen. Ikonen zijn getuigen op de dool- en zwerftochten der mensen naar de eeuwigheid.
"O benedetta chiesa orientale ... O gezegende Oosterse Kerk." (Paus Johannes XXIII z.g.)
Ziehier drie gebeden die duidelijk illustreren dat de ikonen allereerst voorwerpen zijn van een cultische verering. In de voorbereidingsgebeden der Liturgieviering luidt het gebed bij de verering van de Christus-ikoon aldus: "Wij vereren uw vlekkeloze ikoon, Algoede, en vrager U om vergeving van onze zonden, Christus God; want Gij hebt u verwaardigd als mens vrijwillig het kruis te bestijgen om uw schepselen aan de slavernij van de vijand te ontrukken. Daarom roepen wij U dankbaar toe: Gij, onze Verlosser, hebt het heelal met blijdschap vervuld, door de wereld te komen redden."
Het gebed bij de Moeder Gods-ikoon luidt: "Maak ons uw medelijden waardig, Gij, die een bron zijt van barmhartigheid, Moeder van God; zie neer op een volk dat gezondigd heeft; toon, zoals steeds, uw heerschappij; want, op U hopend, roepen wij U toe, gelijk eens Gabriël, de bevelhebber der Engelen: Wees gegroet!"
Op het einde van de viering keert de priester zich naar de ikoon van de Verlosser en bidt: "Heer, Die hen zegent, die U zegenen en hen heiligt die hun vertrouwen op U gesteld hebben, verlos Uw volk en zegen Uw erfdeel. Bewaak de volheid van Uw kerk, heilig hen, die de luister van Uw huis liefhebben; verheerlijk hen op Uw beurt door Uw goddelijke macht en verlaat ons niet, die op U hopen. Geef vrede aan de wereld, aan Uw kerken, aan de priesters, aan onze koningin, aan het leger en aan geheel Uw volk; want elke goede gave en iedere volmaakte gift komt van boven en daalt van U neer, Vader van het licht, en tot U, Vader, Zoon en H. Geest, richten wij onze lof, dankzegging en aanbidding, nu en altijd en in de eeuwen der eeuwen."
Inderdaad: "De ikonen maken van de kerk een hemel op aarde waarin de hemelse God woont en werkt" (Patriarch Germanos (633-733). "De ikoon is een zegeteken, en een zichtbaar maken: een ingegrifte gedachtenis ter herinnering aan de zege van hen die zich heldhaftig betoond en uitgeblonken hebben, en de beschaming van hen die zijn verslagen en ter aarde geworpen." (Johannes de Damascener 675-749).
Meditanda:
Alle wijdingen van ikonen eindigen met een gebed, waarin de op de ikoon afgebeelde persoon persoonlijk wordt aangeroepen. Het gebed waarmee de wijding van de Christus-ikoon wordt afgesloten, luidt aldus:
"Moge Christus, onze ware God, die zich eens verwaardigd heeft op de zweetdoek de niet door mensenhanden gemaakte omtrekken van zijn allerschoonst gelaat af te drukken, Zijn barmhartigheid jegens ons betonen en ons redden in zijn Menslievende Goedertierenheid."
"Overal, maar in Rusland méér dan ergens anders, bestrijden God en de duivel elkaar, en hun slagveld is in het hart van de mens." (Dostojewski)
"Allen zijn verantwoordelijk voor allen. Alle zielen staan onderling met elkaar in verband en geen ziel gaat naar God, zonder dat hij andere zielen gered zal hebben." (Dostojewski)
terug naar het literatuuroverzicht
^