Boris Todoroff - Liber Divinorum Operum visioen I,1
Uit: Syllabus Hildegard van Bingen, Deel IV Analyse van het Liber Divinorum OperumVertaling van de oorspronkelijke Latijnse teksten van de visioenenboeken in het Corpus Christianorum, Continuatio Medievalis (Brepols, Turnhout)
Klik hier voor meer artikelen over mystiek op de website van de schrijver.
LDO Visioen 1 (Boek I, 1)
"Ik ben de hoogste vuurkracht (summa et ignea vis), die alle levende vonken (scintillas) heeft aangestoken en geen enkele sterfelijke dingen (mortalia) heb uitgeademd (efflavi), maar ze in leven roep (diiudicio ut sunt); ik heb de cirkelende cirkel (circuentem circulum) met mijn bovenste vleugels, d.i. met wijsheid (sapientia), ontworpen (ordinavi) door er omheen te vliegen (circumvolans)."
"Maar ik ben ook het vurige leven (ignea vita) van de goddelijke wezenheid (substantiae divinitatis) en vlam op boven de schoonheid van de akkers, ik schitter in de wateren, ik brand in de zon, de maan en de sterren. En met de wind van de lucht (aereo vento) voorzie ik alles op een levengevende wijze (vitaliter) van een onzichtbaar leven, dat alles ondersteunt.
De lucht leeft immers in de groenheid (viriditas) en in de bloemen, de wateren vloeien alsof ze leven, ook de zon leeft in zijn lucht; en wanneer de maan op het punt staat te verdwijnen (ad defectum venerit), wordt ze door het licht van de maan aangstoken, zodat ze als het ware weer tot leven komt; ook de sterren lichten op in zijn licht alsof ze erdoor leven."
"Ik heb ook de zuilen, die de hele wereldbol bevatten, gemaakt, namelijk de winden die de onderste vleugels bevatten, - dat zijn de zachtere winden - en die door hun zachtheid de sterkere winden in bedwang houden, zodat ze niet op gevaarlijke wijze zouden waaien; net zoals het lichaam de ziel bedekt (tegere: beschermen) en bevat, opdat ze niet zou sterven (ne exspiret).
Net zoals ook de zieleadem (spiramen animae) het lichaam bijeenhoudt en het sterkte geeft, zodat het niet zou doodgaan, net zo bezielen (animant) de sterkere winden de haar onderworpen winden, zodat ze hun taak op eenstemmig (congruenter) kunnen uitvoeren.
Zo ben ik, de vuurkracht, in hen verborgen. En terwijl ik in hen ben, branden ze uit mijn bron (flagrant de me), zoals de zieleadem de mens voortdurend in beweging brengt, en zoals de winderige vlam in de zon is (velut spiramen assidue hominem movet et ut in igne ventosa flamma est).
Al deze dingen leven in hun essentie (in essentia sua), en ze zijn niet in de dood gevonden, want ik ben het leven."
"Ik ben ook de rationalitas, die de wind van het klinkende woord bevat (venturn sonantis verbi habens), waardoor elk schepsel gemaakt is; en in al die dingen heb ik mijn adem geblazen, zodat geen enkel van deze dingen, geen enkele soort ervan sterfelijk is. Want ik ben het leven.
Want ik ben het volledige leven (integra vita), die niet van de stenen afgetrokken is, en niet gebloeid is op takken en niet geworteld is in de kracht van de man; integendeel, alles wat levend is (omne vitale) wortelt in mij. De rationalitas is immers de wortel; het klinkende woord bloeit echter in die wortel.
Vandaar: aangezien God rationalis is, hoe zou het dan kunnen dat hij niet zou werkzaam zijn (operaretur), daar zijn gehele werk (omne opus suum) in de mens tot bloei komt (per hominem floreat)? Want hij heeft de mens naar zijn beeld en gelijkenis gemaakt, en hij heeft alle schepselen volgens hun maat in deze zelfde mens afgedrukt (omnes creaturas in ipso homine signavit).
Want in de eeuwigheid reeds heeft God zijn werk (opus suum), namelijk de mens, tot bestaan willen brengen; en toen hij dit werk (idem opus) tot een goed einde bracht, gaf hij hem alle schepselen zodat hij met hen zijn werk zou kunnen uitvoeren (ut cum ipsis operaretur), net zoals ook God zélf zijn werk (opus suum), namelijk de mens, heeft gemaakt."
"Maar ik ben ook officialis. Want de levende dingen branden dankzij mij (de me ardent); en ik ben het equalis leven in eeuwigheid, die niet ontstaan is en niet zal eindigen. En datzelfde leven is de zich bewegende en werkende God (se movens et operans Deus), en toch is dit leven één in deze drie krachten (nl: rationalis/officialis/equalis).
Want het feit dat ik boven de schoonheid van de akkers opvlam, dat is de materie, en dat is de materie waaruit God de mens heeft gemaakt; en dat ik in de wateren schitter, dat is zoals de ziel, want zoals het water de aarde volledig bevloeid heeft, zo heeft de ziel het hele lichaam doorlopen. Het feit echter dat ik in de zon en de maan brandt, dat is de rationalitas; de sterren immers zijn ontelbare woorden van de redelijkheid. En dat ik met de wind van de lucht alles op een levenwekkende manier als met een onzichtbaar leven vul die alles ondersteunt: dat is omdat dankzij de lucht en de wind de dingen die beginnen te kiemen tot gewassen uitgroeien en als zodanig kunnen blijven bestaan, terwijl ze door niets verwijderd zijn van datgene wat ze zijn."
En weer hoorde ik een stem die zei: "God die alles geschapen heeft, heeft de mens naar zijn beeld en gelijkenis gemaakt, en heeft in hem zowel de hogere als de lagere schepsels afgedrukt (signavit); en hij had hem zo lief, dat hij hem had voorbestemd voor de plek waaruit de engel (Lucifer) verdreven werd, en voor hem de heerlijkheid en de eer (gloriam et honorem) had uitgekozen die de andere (Lucifer? Adam?), toen hij in de zaligheid was, verloren was. Dat is wat dit visioen, dat je nu ziet, aantoont."
Samenvatting van de goddelijke eigenschappen [Freek]
"Ik ben de hoogste vuurkracht, die alle levende vonken heeft aangestoken…"
"Maar ik ben ook het vurige leven van de goddelijke wezenheid…"
"Ik ben ook de rationalitas, die de wind van het klinkende woord bevat, waardoor elk schepsel gemaakt is; en in al die dingen heb ik mijn adem geblazen, zodat geen enkel van deze dingen, geen enkele soort ervan sterfelijk is. Want ik ben het leven…"
"Maar ik ben ook officialis. Want de levende dingen branden dankzij mij…"
"en ik ben het equalis leven in eeuwigheid, die niet ontstaan is en niet zal eindigen. En datzelfde leven is de zich bewegende en werkende God, en toch is dit leven één in deze drie krachten. (met andere woorden: rationalis - officialis - equalis)"
In deze tekst openbaart de 'stem van het levende licht', God, het wezen van zichzelf aan Hildegard. Daarin verklaart God dat de 'goddelijke wezendheid' het 'vurige leven' is, de 'hoogste vuurkracht, die alle levende vonken (zoals de engelen en de menselijke geesten) heeft aangestoken'.
"Ik ben de rationalitas (Latijn voor: 'berekenen', m.a.w. 'denken'), die de wind van het klinkende woord bevat, … de woorden van de redelijkheid … waardoor elk schepsel is gemaakt…"
"Maar ik ben ook officialis (Latijn voor: 'dienstvaardigheid', m.a.w. 'voelen'). Want de levende dingen branden dankzij mij. Ik ben dienaar en toeverlaat…"
"En ik ben het 'equalis leven' in eeuwigheid, dat niet ontstaan is en niet zal eindigen. En datzelfde leven is de zich bewegende en werkende God, en toch is dit leven één in deze drie krachten."
Het Latijnse woord 'equalis' heeft meerdere betekenissen:
1 'van het paard': het paard verzinnebeeldt een kracht, die kan worden gestuurd en wel door de ruiter; het is m.a.w. een uitbeelding van het 'willen' als geestelijk vermogen;
2 'van de ruiter': de ruiter verzinnebeeldt dat, wat het paard ment en leidt middels de leidsels; het is m.a.w. de menselijke geest als de ruiter, als de 'waarnemer', die door te denken en te voelen een besluit vormt welke richting zal worden ingeslagen.
Samengevat:
rationalitas: denken
officialis: voelen
equalis: waarnemen/willen
En: "In de mens verwerkelijkt God de volle bloei van al zijn werken. Want hij heeft de mens naar zijn beeld en gelijkenis geschapen."
Deze vier vermogens in een drievoudige vorm zijn daardoor ook in de engelen en in de mensen aanwezig. Aangezien de engelen zich tot God richten en Gods gedachten, gevoelens en wilsbesluiten doorgeven, zijn zij geordend in een drievoudige hiërarchie van drie soorten:
waarnemen/willen | denken | voelen |
Ofanim | Cherubim | Serafim |
Krachten, Dynamis | Machten, Kyriotetes | Overheden, Exousiai |
Heerschappijen of Engelenvorsten | Aartsengelen | Engelen |
terug naar het literatuuroverzicht
^