Vasishtha - Hindoe dharma
Wolters-Noordhoff, Groningen 1969[Opmerkingen tussen haakjes zijn van mij, Freek]
Voorwoord
Het is een onloochenbaar feit dat de wereldgodsdiensten, vooral na de Tweede Wereldoorlog, in heftige beweging zijn en zich met missionair elan werpen in de uitdrogende stromen van de traditionele West-Europese religiositeit. Deze onstuimige opmars, die zich door de bolwerken van gevestigde godsdiensten niet laat stuiten en ook voor de grenzen van ons land geen halt houdt, kan niet zonder gevolgen blijven: zij maakt een bredere oriëntatie en een grondiger bezinning op dit complex van religieuze fenomenen tot een zaak van toenemende noodzaak.
Wat enkele decennia geleden nog als een privilege van ingewijden gold, komt dank zij radio en televisie meer en meer in de algemene aandacht. Door de moderne communicatiemiddelen die afstanden van ruimte, tijd en cultuur reduceren tot minimale dimensies, zijn veler ogen open gegaan voor de ongekende rijkdom van verre beschavingsgebieden, die niet nalaten een fascinerende werking uit te oefenen op allen voor wie cultuur méér is dan een nationale aangelegenheid. Daarom moet elke poging in dienst van verruiming der kennis op de boeiende terreinen der buiten-Europese culturen van harte worden toegejuichd.
Voor wat de kennis van het Hindoeïsme betreft, belichaamt de studie van Vasishtha zulk een poging, die naar mijn stellige overtuiging aan de verwachtingen van velen zal beantwoorden. De auteur is er in geslaagd binnen een beperkt bestek niet alleen een collectie van interessante gegevens over het polymorfe verschijnsel van het Hindoeïsme de lezer aan te bieden, maar deze ook een persoonlijk accent te verlenen door zijn existentiële betrokkenheid op de problematiek van India. Zijn kennis van het Hindoeïsme is - anders gezegd - geworteld in een primaire doorleving van deze uitermate boeiende cultuurgestalte.
Duidelijk komt naar voren wat voor de West-Europeaan de bekoring van de Hindoe-religiositeit uitmaakt: de idee der eenheid van alle godsdiensten en daarmee samenhangend de gedachte der tolerantie. Alle mogelijke godsvoorstellingen, aldus de schrijver, leven in de mens en in het Hindoeïsme is plaats voor allen en alles. Het is begrijpelijk dat velen in ons aan kerken zo rijke land dit principiële gezichtspunt als een uitdaging ervaren en geprikkeld worden tot dieper inzicht in deze materie.
We worden in deze studie getroffen door de diepe wijsheid die spreekt uit de oude Hindoe-literatuur, bijvoorbeeld in de Oepanishads en Bhagavad-Gita, en door het heilige ontzag voor het zwijgende mysterie van Brahman.
De wetenschappelijke waarde van deze studie wordt nog verhoogd door de moeite die de schrijver zich getroost heeft om bekende termen uit het Hindoeïsme etymologisch te verhelderen. Zo leren we dat het woord 'dharma' teruggaat op de stam 'dhr' die betekent: 'ophouden', 'dragen', 'samen- of bij elkaar behoren' en dan is het niet moeilijk dit begrip te omschrijven als 'de eeuwige kracht die de hele schepping bij elkaar houdt en die de mensheid en al het geschapene samenhoudt en voortstuwt naar een hoger bestaansniveau.'
Wij hopen dat dit boek door velen zal worden gelezen en overdacht.
Prof. dr. R. Bakker
Inhoud
1 Namen en symbolen
Aum (O, Heer), leidt ons van het onwerkelijke
naar het werkelijke,
van duisternis naar licht,
van dood naar onsterfelijkheid.
In dit hoofdstuk zullen wij enige aspecten van Hindoe dharma bespreken.
Deze religie, die hindoeïsme wordt genoemd, kent verscheidene vormen. Toch ligt aan de vele namen, symbolen en wijsgerige stelsels een onveranderlijke eenheid ten grondslag:
Brahman is de Enige Absolute Heer van de gehele kosmos.
Atman is Zijn essentie en leeft in alle mensen ['atman' van Sanskriet 'an': ademen; 'atman' komt overeen met Latijn 'spiritus': adem; dat, wat ademt, is de menselijke geest].
Maya is Zijn Goddelijk scheppende spel waarmee Hij zich bezighoudt en dat de oorzaak is van alle verscheidenheid.
Verderop zullen wij nader op deze begrippen ingaan. Oppervlakkig gezien lijkt het hindoeïsme een godsdienst met vele goden en vele opvattingen. Toch blijkt overal een eenheid de achtergrond te vormen.
India, het land waar deze godsdienst is ontstaan, weerspiegelt deze zelfde verscheidenheid in eenheid. Dit grote land vertoont enorme geografische verschillen en kent vele talen en volkeren. De kultuur is altijd sterk verbonden geweest met de godsdienst. Het godsdienstige bewustzijn van dit volk vormt de band tussen deze verschillen en dat maakt Hindoe dharma zo boeiend.
Alvorens de betekenis van Hindoe dharma duidelijk te maken is het noodzakelijk enkele symbolen te bespreken. Daarna zullen wij onze aandacht schenken aan het land en het volk van India.
De lotus
Hindoe dharma kent vele symbolen. Een van de oudste en heiligste is het lotus-symbool. Zoals de lotus wortelt in de donkere modder, naar boven groeit om tenslotte in het volle licht haar schoonheid te ontplooien, zo wordt het mysterie van de mogelijke ontwikkeling van de mens tot volkomenheid gesymboliseerd.
Door zijn hartstochten, onverdraagzaamheid en egoïsme blijft de mens, evenals de wortels van de lotusplant in de modder, vastgeworteld in de enge begrenzing van zichzelf. De mens zal echter niet altijd in deze toestand verkeren. Hij zal zijn banden met de duisternis verbreken en zich losmaken om in het goddelijk licht waarlijk mens te worden, zoals de lotusbloem zich ontplooit in het zonlicht. Dit proces naar volkomenheid zullen wij later nog bespreken.
Aum
Een ander belangrijk symbool is het Aum-teken. Aum is de Naamloze Ene, de Schepper, onderhouder en assimilator van alle werelden. In Hem is alle leven, tot Hem zal alles wederkeren.
Deze Absolute Brahman kent vele vormen: Brahma, als schepper van de heelallen, Vishnu als onderhouder ervan en Shiva die alles weer tot zich terugneemt, dus de ontbinder der schepping: Het kennen van deze drie aspecten van Brahman, de Absolute Heer, de Ene zonder een andere, vormt het uiteindelijke doel van de mens. Aum wordt beschouwd als het heiligste woord. Het symboliseert het totaal van alle geluidsvibraties in de gehele kosmos [Aum of Om: de o is de diepstgevormde klank in de mondkeelholte, de m de klank aan het begin ervan. Daardoor is het een klankzinnebeeld van het geheel].
Ah, de wortel-trilling, is het symbool van de wording en van de schepping, dus het Brahma-aspect.
Oh, de midden-trilling, is het onderhoudende aspect van Brahman, dus Vishnu.
Ma, de laatste trilling van deze drie-eenheid, is de som van alle trillingen en stelt het Shiva-aspect voor.
Zo worden de grootste waarden van Hindoe dharma in zeer oude geschriften door de oude zieners van India (rishi's) in beelden, symbolen en mythologieën samengevat.
In het leven van alledag neemt de godsdienst een belangrijke plaats in. Verschillende godsdienstige handelingen worden heden ten dage nog op dezelfde manier verricht als duizenden jaren geleden. Wij zullen niet alle symbolen en rituelen waar het hindoeïsme zo rijk aan is, bespreken. Belangrijker is een globale indruk te geven van Hindoe dharma en de vele misverstanden die hierover bij ons zijn ontstaan, op te heffen.
Bij het aanbreken van de nieuwe dag begroet de gelovige hindoe de opkomende zon (Surya Namaskars). De zon immers verjaagt de duisternis waarin de aarde gehuld was. Zijn levengevende stralen wekken iedereen en alles weer tot nieuw leven en activiteit.
"Wij richten ons aangezicht tot U, O zon, vernietiger der duisternis, opdat de Goddelijke Zon ons bewustzijn verlichte, ons vervulle met leven en kracht opdat wij op kunnen stijgen tot Uw verlossende licht."
Voor de hindoe is de zon het symbool van het alles doordringende, Goddelijke Licht.
Hindoe dharma is verdraagzaam. Door de eeuwen heen heeft Hindoe dharma bekend gestaan om haar tolerantie. Dit vindt zijn oorzaak in de wereldbeschouwing van de hindoe. De hindoe stelt zich de waarheid voor als een grote rivier. Aan de oever ervan zijn vele aanlegplaatsen die de vele benaderingswijzen van de Ene Waarheid symboliseren. Hij die de aanlegplaatsen achter zich heeft gelaten en met veel inspanning is aangekomen bij de bron van de rivier, wordt door kristalhelder water begroet. Het stroomt van de hoge gletsjers naar de bron van de levenverwekkende rivier, die de akkers vruchtbaar maakt en haar oevers doet gonzen van leven. De bron is de uiteindelijke verlossing van de mens die door kennis van de waarheid de oorsprong van alle leven heeft gevonden.
Om te komen tot het Goddelijke bewustzijn, gelooft de hindoe dat hij hier op aarde verschillende levens zal moeten doormaken (reïncarnatie-leer).
In de lange geschiedenis van Hindoe dharma kwamen regelmatig perioden voor, waarin de godsdienstige gewoonten en handelingen verstarden. Maar steeds weer daalde een boodschapper [avatara] neer uit de hoogste hemelen om de zand- en modderlagen in de geestelijke stroom van het hindoe-volk op te ruimen. Dan kon de hindoe zich weer richten tot de Volmaaktheid, waaruit alles is voortgekomen, tot Hem die begin noch einde kent, het eeuwige Nu.
terug naar de Inhoud
2 Land, beschaving en bevolking
Daar India de bakermat is van deze zeer oude godsdienst is het nodig eerst iets van het land zelf te vertellen. Op het eerste gezicht lijkt India een homogeen geheel te vormen, omgeven door hoge bergen en diepe zeeën. Maar waarschijnlijk is nergens ter wereld de verscheidenheid op diverse gebieden zo groot. Dit enorme schiereiland wordt in het noorden en noordoosten begrensd door het hoogste gebergte ter wereld, de Himalaya (huis van eeuwige sneeuw en ijs). In het westen wordt het omspoeld door de Arabische Zee en in het oosten door de Golf van Bengalen. In het zuiden breken de machtige golven van de Indische Oceaan op de kust. De oppervlakte van India is bijna gelijk aan die van Europa. Het klimaat varieert van schroeiende tropische hitte, subtropische mildheid tot ijzige koude in de Himalaya.
In Assam, het oostelijk deel van India, vindt men de grootste regenval op aarde (Cherapunji). Zowel de vruchtbare Ganges-vlakte als de dorre, droge Tharr-woestijn van Rajasthan in het noordwesten vormen een deel van India.
Niet alleen bestaat er een grote verscheidenheid in klimatologische en geografische aspecten, maar ook in de rassen, talen en godsdiensten die in India voorkomen.
Oudste beschaving en bevolking van India
Nadat zeer lang niets bekend is geweest over de prehistorie van India, werden in 1924 twee grote beschavingscentra in het noordwesten ontdekt. Sir John Marshall en zijn Indiase medewerker R.D. Banerji verrichtten opgravingen in de Punsjab (het vijfstromenland) bij Harappa en Mohenjo-daro in de Indus-vallei. Hierbij ontdekten zij een beschaving die tot nu toe in de geschiedenis van de mensheid onbekend was. Waarschijnlijk wordt niet ten onrechte beweerd dat deze beschaving van Harappa en Mohenjo-daro de oudst bekende ter wereld is.
Merkwaardigerwijze verkeert deze beschaving uit de prehistorie van India niet in het barbaarse, stenen tijdperk, maar geeft blijk van een hoogontwikkelde-kultuur [namelijk afkomstig uit Atlantis]. Goed gebouwde stenen huizen, brede straten en pleinen en een uitgebreid draineringsysteem werden gevonden. Vele huizen waren voorzien van een bad en ook bestonden er openbare badplaatsen. Dit werd mogelijk gemaakt door een uitgebreid waterleidingsysteem. Hierdoor en door de vele voorwerpen die men heeft gevonden, kan men spreken van een hoge trap van beschaving, die zich in vele duizenden jaren heeft moeten ontwikkelen. Deze beschaving was zeker niet beperkt tot deze twee gebieden, daar men ook resten ervan heeft gevonden in Kathiawar ver in het westen en in het Ambala-district van de Punsjab. Men neemt zelfs aan dat zij zich uitstrekte tot aan de Ganges-vlakte.
De bewoners van die tijd hadden een donker uiterlijk en schijnen verwant te zijn geweest aan de Sumeriërs. Zij onderhielden betrekkingen met het oude Babylon en Egypte. Ook dreven zij reeds handel met de bevolking van Perzië (Iran), Mesopotamië en Egypte. Dit alles heeft men kunnen concluderen uit het vinden van vele gebruiks- en luxe voorwerpen in de Indus-vallei. Hier bloeide dus een beschaving lang voor de komst van de Indo-Ariërs.
Komst van de Indo-Ariërs
Ongeveer 2000 v.Chr. of eerder kwamen de Ariërs uit het noordwesten (uit de Gobi-woestijn) langs de Indus naar India. Het is mogelijk dat het eeuwen geduurd heeft voordat deze migratie beëindigd was. Door de versmelting van de bestaande beschaving met die van de Ariërs is de hedendaagse Indiase kultuur ontstaan.
Verschillende volkstypen treft men dus aan in India waaronder vertegenwoordigers van het blanke en het mongoolse ras. In India worden verschillende talen gesproken en wel meer dan tien hoofdtalen en ongeveer driehonderd dialecten.
Godsdiensten
Hindoe dharma is een tolerante godsdienst. De oorzaak hiervan is te vinden in de samengestelde wereldbeschouwing van de hindoe [eenheid in verscheidenheid]. Het is dus te begrijpen dat in tijden van nood hindoe-India gastvrijheid verleende aan hen die een andere godsdienst hadden.
Het hindoeïsme en het boeddhisme, de twee grote wereldgodsdiensten, zijn beide in India ontstaan.
Volgens een legende stichtte Thomas, de apostel van Christus, in het begin van de christelijke jaartelling een christengemeenschap aan de kust van Malabar. Deze Thomas-christenen of Nestorianen bestaan heden ten dage nog. Zij werden niet verdreven door de hindoes, maar vonden een gastvrij onderdak in India. Eeuwen later, toen de Portugese zeevaarder Vasco di Gama in 1498 op de kust van Malabar landde, was hij ten zeerste verbaasd er een bloeiende christengemeenschap aan te treffen.
Toen de Islam Iran veroverde, vluchtten duizenden Parsis (aanhangers van de Perzische godsdienst) naar India. Sedert de achtste eeuw verblijven zij in de omstreken van Bombay. Hun grote profeet is Zarathustra. Ten onrechte worden zij vuuraanbidders genoemd. Het vuur is voor hen slechts een symbool van reinheid en licht. Hun godsdienstige zeden en gewoonten zijn in India onveranderd gebleven. Over het algemeen zijn deze Parsis welvarende burgers en vele namen uit deze kring zijn wereldbekend, bijvoorbeeld de Tata-familie.
Ook leven in India al eeuwenlang vele duizenden joden die moesten vluchten of zich er zonder meer vestigden.
Zo heeft de hindoe-gemeenschap allen gastvrij ontvangen. De tegenstelling die er bestaat tussen hindoeïsme en islam wordt meer voor politieke doeleinden gebruikt. Op het ogenblik wonen er niet minder dan vijftig miljoen mohamedanen in India, onder wie de huidige president van de republiek.
In recenter tijden, toen de Chinese communisten Tibet binnenvielen en veroverden, vluchtten duizenden boeddhistische Tibetanen met hun leider, de Dalai Lama, naar India. Hoewel India door de vreemde overheersing (Engelsen) verarmd was achtergelaten, bood het traditie-getrouw de Tibetanen een gastvrij onderdak aan.
Ongeveer 2500 jaar eerder had prins Gautama Boeddha vanuit India de boodschap van naastenliefde en geweldloosheid tot de wereld gericht.
Historische samenvatting
Het is een bijna ondoenlijke opgave om een geschiedkundig overzicht van India te geven, daar de geschiedenis al vele duizenden jaren oud is. Wij zullen slechts enkele hoofdpunten geven om zo door te dringen tot de vroegste tijden van Hindoe dharma.
Naast de beschavingsvorm die gevonden werd in de Indus-vallei zijn onlangs ook belangrijke beschavingen gevonden in de staat Mysore. Deze beschavingen dateren van omstreeks 4000 v.Chr. tot 1200 n.Chr.
De opgravingen dichtbij Chitaldrug in de staat Mysore in Zuidwest-India brachten zes kultuurlagen aan het licht die lopen van het Stenen Tijdperk tot aan vergevorderde kunstzinnige uitingen.
Het is niet bekend hoe en wanneer de beschaving van de Indusvallei tenonderging. Vele geleerden menen dat een katastrofe de oorzaak vormde. Anderen geloven dat de oorzaak gezocht moet worden in een van de vele overstromingen die in dit gebied plegen voor te komen. Het is mogelijk dat een dergelijke natuurramp steden en dorpen heeft weggevaagd. Weer anderen wijten het aan een klimaatsverschuiving die de eens zo vruchtbare akkers veranderde in een droge, dorre woestijn. De bewoners zouden dan uit de bloeiende steden zuidwaarts weggetrokken zijn over de Ganges-vlakte naar het hoogland van Deccan.
Toen de Ariërs vanuit Centraal-Azië (de Gobi-woestijn) aan de Indus verschenen, stond dit donker gekleurde ras op een hoog beschavingspeil.
Komst der Ariërs
Omstreeks 2000 v.Chr. trokken de Ariërs [ook afkomstig uit Atlantis] vanuit het noordwesten het land binnen. Dit volk had een blanke huidskleur, sterke lichaamsbouwen een avontuurlijke geest. Weldra trokken zij door tot de Ganges-vallei. Na een hevige strijd onderwierpen zij de bevolking van het zuiden en werden weldra heer en meester over geheel India. De Indo-Ariërs verdreven dit volk echter niet, zij zochten immers alleen meer leefruimte voor hun kuddes en zichzelf.
De oorspronkelijke bevolking en Indo-Ariërs bleven naast elkaar bestaan evenals hun kulturen. In de loop der eeuwen zijn deze beide beschavingen samengesmolten en hieruit is de hedendaagse Indiase kultuur ontstaan.
Het Sanskriet vormde de verbindingstaal tussen deze beide volkeren. Van de bevolking, die zich voornamelijk in het zuiden vestigde, leerden de Ariërs betere landbouwmethoden en het bouwen van steden en dorpen, terwijl de oorspronkelijke bewoners het kastenstelsel overnamen van de Ariërs. Dit stelsel berustte niet op huidskleur of uiterlijk, maar louter en alleen op menselijke kwaliteiten en hoedanigheden.
Ook de Ariërs hadden een hoog beschavingspeil bereikt. Het woord 'Arya' betekent in het Sanskriet 'edel' of 'nobel'. Sommige geleerden menen, dat het woord 'ploeg' of 'open ruimte' betekent daar de Ariërs landbouwers waren.
Sedert de samensmelting hebben in India vele machtige keizers geregeerd, bijvoorbeeld Ashoka, omstreeks 273 v. Chr. Ashoka was de kleinzoon van de machtige Chandragupta. In Ashoka's tijd beleefde India een van de hoogste bloeiperioden uit zijn geschiedenis. Ashoka's rijk omvatte niet alleen het gehele Indiase schiereiland (met uitzondering van een klein deel in het zuiden) maar ook grotere gebieden van Centraal-Azië.
Na keizer Ashoka nemen wij een grote sprong in de tijd en belanden in de zestiende eeuw bij keizer Akbar de Grote, die bijna 50 jaar regeerde. Deze keizer beheerste een groot deel van India. Zijn droom was een Indiase eenheid. Niet alleen in staatkundig, maar ook in kultureel opzicht. Zijn hof gold als een filosofisch en godsdienstig middelpunt. Onder Akbar de Grote genoot India grote welvaart en politieke rust, daar hij begreep dat zijn machtige keizerrijk nooit in stand gehouden kon worden met behulp van machtsmiddelen alleen, maar dat hij zeker moest zijn van de loyaliteit van de bevolking. Na zijn dood leefde geweld en intolerantie weer op. Een der meest intolerante vorsten was Aurangzeb.
In Europa was de roem en faam van India reeds lang doorgedrongen. Het land oefende een zo grote aantrekkingskracht uit op de Europese volkeren dat deze al spoedig trachtten de weg te vinden naar dit fabelachtige India. Het gelukte de Portugese zeevaarder Vasco di Gama uiteindelijk na een zeereis van elf maanden van Lissabon om Kaap de Goede Hoop de Indische Oceaan te bereiken. In 1498 liet hij het anker vallen bij de plaats Calicut aan de kust van Malabar. Weldra begonnen de andere mogendheden van West-Europa de Portugese hegemonie in India te betwisten. Hieronder bevonden zich onder andere de Hollanders, de Fransen en de Engelsen. De Fransen verdreven de Portugezen uit India, behalve in Goa en onmiddellijke omgeving.
India begon langzamerhand onder westerse invloed te geraken, mede door de oprichting van de Oost-Indische Compagnie in 1600.
De eerste poging van de Engelsen om Calcutta te bezetten mislukte door het krachtige optreden van Aurangzeb. De Fransen waren inmiddels teruggedreven door de Engelsen, maar hielden stand in Pondichéry (Zuid-India). De gouverneur van Pondichéry, Dupleix, wist echter de gunst van de Nizam van Hyderabad en de vorst van Mysore te verwerven. Met steun van deze twee Indiase bondgenoten bond Frankrijk opnieuw de strijd aan tegen de Engelsen.
Weer werden de Fransen onder Dupleix verslagen door de Engelsen onder Robert Clive, die de stad Calcutta als steunpunt bezaten. In 1757 versloeg Clive de stadhouder van Bengalen, die hem aangevallen had, geholpen door verraad van een der veldheren van de stadhouder. Het grote Mogolrijk, dat Akbar de Grote had opgebouwd, was aan het afbrokkelen door de wanregering van Aurungzeb. Ook hieraan had Clive zijn succes te danken, alsmede aan het feit dat de Afghanen het Mogolrijk vanuit het noordwesten aanvielen. Bij de vrede van 1763 werden enkele van de op de Fransen veroverde gebieden teruggegeven. De bevolking bood niet veel weerstand aan de Engelsen, onderworpen als zij waren aan de zware belastingen van Aurangzeb. Ook de kustplaatsen Madras en Bombay kwamen onder Engelse heerschappij.
Dit alles gebeurde nog onder toezicht van de Oost-Indische Compagnie, die sterke vestigingsplaatsen zocht voor haar handel. De financiële toestand van de O.I.C. was slecht en de ambtenaren werden onderbetaald. Derhalve ontstond er geweldige corrupte en ongeoorloofde handel en afpersing.
Omstreeks 1850 bestreden vele kleine en grotere machten elkaar in India: de vorsten van de verschillende staatjes en staten waarin het Mogolrijk uiteengevallen was, Engeland en Frankrijk. In 1857 brak muiterij uit onder de Indiase soldaten die gelegerd waren in de stad Meerut. De directe aanleiding hiertoe was het feit dat de patronen van een nieuw soort geweren ingesmeerd moesten worden met runder- en varkensvet. De koe is heilig bij de hindoes en het varken is een onrein dier bij de moslims.
De diepere oorzaak was echter gelegen in de ontevredenheid die gevoeld werd tegenover de vreemdelingen die het land beheersten. Het kostte de Engelsen veel moeite deze opstand neer te slaan. Merkwaardig genoeg werden ze hierin gesteund door de Sikhs die in 1850 door de Engelsen na twee bloedige oorlogen waren onderworpen. Eén naam licht op in al deze duisternis, die van een jonge Indiase prinses van nauwelijks 20 jaar oud, de Rani (koningin) van Jhansi, Lakshmi Bai. Zij verdedigde haar landje op een dermate dappere manier dat zij door de Engelsen werd vereerd en nog voortleeft in de Indiase gezangen en verhalen.
De hindoevrouwen hebben altijd een zeer actieve rol gespeeld in de geschiedenis van India. Zeer beroemde vrouwen worden genoemd op het gebied van kunsten, wetenschappen en krijgskunde. Onder invloed van de Islam begon de positie van de Indiase vrouw achteruit te gaan en werd zelfs de pardah (afzondering, sluier) ingevoerd. Het was de bezielde kracht van Mahatma Gandhi die het isolement van de vrouw doorbrak. Veel Indiase vrouwen bekleden weer hoge functies en er is zelfs een vrouwelijke gouverneur van een deelstaat geweest. Niet zo lang geleden was zelfs een Indiase vrouw voorzitster van de algemene vergadering van de Verenigde Naties.
Indiase wijzen uit lang vervlogen tijden hebben verklaard: "De naties, die hun vrouwen minderwaardig zullen behandelen, zullen geknecht worden door vreemde machten."
In 1858 was het bewind van de O.I.C. voorbij en hadden de Engelsen op alle gebieden de overwinning behaald. De Britse kroon nam nu het bewind over. In 1876 werd koningin Victoria keizerin van India. Delhi werd in 1911 weer de hoofdstad en de zetel van de regering. In deze tijd zijn er dus twee India's: Brits-India en het India der vorsten.
In Bengalen begon uiteindelijk de strijd voor de bevrijding van India. Deze staat stond bekend om de vele geleerden en dichters die er vandaan kwamen: de grote yogi en heilige Ramakrishna, zijn voornaamste leerling de wereldberoemde Swami Vivekananda en de dichter-wijsgeer Rabindranath Tagore.
Mahatma Gandhi riep het indiase volk op zich de boodschap van dharma te herinneren, die altijd in het onderbewustzijn van de hindoe leeft.
Augustus 1947 bracht het einde van de Engelse heerschappij. India viel in twee staten uiteen: India en Pakistan. De honderden nog bestaande vorstendommen en de enclaves van Portugal en Frankrijk werden geleidelijk opgelost in de Republiek van India.
Eenheid in verscheidenheid
India's geestelijke kracht (dharma) heeft in de loop van de eeuwenoude geschiedenis een belangrijke rol gespeeld. Vaak is het dharma geweest die vreemde overheersing wist te weerstaan of wantoestanden op te heffen.
In 327 v.Chr. bereikte Alexander de Grote de grenzen van India om ook dit land aan zijn wereldrijk toe te voegen. Een hevige strijd ontbrandde tussen hem en koning Poroes aan de Indus. Poroes gebruikte in deze veldslag olifanten met zwaarden aan hun slagtanden bevestigd. Na lange tijd moedig tegenstand te hebben geboden, moest de Indiase koning echter het onderspit delven. Alexander, onder de indruk van de moed en dapperheid van zijn tegenstander, vroeg Poroes welke behandeling hij nu verwachtte. De koning antwoordde: "Behandel mij zoals een koning behandeld dient te worden." En Alexander benoemde hem tot gouverneur van het door hem in India veroverde gebied. Hierna wilde Alexander verder India binnentrekken, maar zijn soldaten weigerden, vervuld van ontzag voor hun tegenstanders. Zeven jaar later wist de toen nog jonge Indiase vorst Chandragupta de legers van Alexander te verslaan en India weer vrij te maken. Ook Alexander is sterk onder de invloed geraakt van dharma. Als een machtige, strijdende keizer trok hij India binnen, vier jaar later verliet hij het land als filosoof.
Tijdens zijn verblijf in India wenste Alexander de wijsheid van het land te leren kennen. Er leefde in die tijd een beroemde en verlichte yogi, Dandamis geheten. Alexander zond een bode om deze yogi te laten halen. Bij de yogi aangekomen sprak de bode: "Gegroet, gij leermeester der Brahmanen. De zoon van de almachtige Zeus, Alexander, heeft u ontboden. Als u meegaat zult u beloond worden, weigert u dan zal u het hoofd worden afgehouwen." Zittend op zijn bed van dorre bladeren hoorde de yogi deze merkwaardige uitnodiging kalm aan en antwoordde: "Als Alexander de zoon van Zeus is, ben ik dat ook. Zeg aan uw meester dat ik zijn schatten niet begeer, ik ben tevreden met mijn bezit. Ga en zeg Alexander dat zijn zwerftochten geen eind zullen nemen, daar zijn begeerten steeds groter zullen worden. De almachtige God is de schepper van licht, vrede en leven en leent zich niet voor het kwaad. Deze God bewijs ik eer. Alexander is geen god en zal als een ieder moeten sterven. Hoe kan hij heer van de wereld zijn als hij niet over zijn innerlijk kan heersen waar vrede heerst en waar hij de ganse schepping kan overheersen. Laat hij de Indus overtrekken naar de gebieden waar men nooit zijn naam gehoord heeft en bij de Ganges zal hij alle rijkdom vinden. De schatten die hij mij wil geven, hebben voor mij geen waarde. Deze dorre bladeren die mijn bed vormen, gindse bron die mijn dorst lest en de vruchten waarmee deze boom mij voedt, zijn de enige waardevolle dingen voor mij. Meer begeer ik niet. En al zal Alexander mij laten onthoofden, mijn Zelf kan niet gedood worden. Mijn atman zal versmelten met Brahman, wat mijn werkelijk tehuis is. Laat Alexander diegenen die bang zijn voor de dood en schatten begeren, bedreigen. Zeg tegen Alexander dat als hij iets van Dandamis begeert, hij tot hem kome."
De bode Onesikritos bracht de boodschap van de grote yogi over en Alexander erkende zijn meerdere. Hij werd gegrepen door het verlangen de yogi te zien en ging naar hem toe. Aan de voeten van Dandamis luisterde Alexander naar de wijsheid van India. Bij zijn terugkeer nam Alexander de yogi Swami Sphines, door de Grieken Kalanos genoemd, mee als leermeester.
De grote Indiase keizer Chandragupta die India bevrijdde van Alexander's overheersing besloot, toen hij op het toppunt van zijn macht stond, zijn gehele rijk over te dragen aan zijn zoon Bindusara. De 12 jaren die hem, een van de machtigste vorsten uit de oudheid, nog restten sleet hij als bezitloze yogi. De rotsspelonk van Sravanabelagola in de staat Mysore waar hij verbleef, is tot op heden een heiligdom en bedevaartplaats der hindoes. Dicht bij dit heiligdom staat het hoogste monolithische standbeeld ter wereld, in 983 n.Chr. opgericht door de Jaïns om de heilige Comateswara te eren.
De kleinzoon van Chandragupta, de beroemde keizer Ashoka, liet in alle delen van zijn rijk godsdienstige teksten in de plaatselijke taal in rotsblokken beitelen. Iedereen in zijn rijk moest de waarde van dharma kunnen begrijpen. Vele van deze teksten zijn nog teruggevonden, één ervan luidt:
"Deze godsdienstige inscriptie is in deze rots gebeiteld opdat onze zonen en kleinzonen niet zullen denken dat nieuwe veroveringen noodzakelijk zijn. Zij moeten niet denken dat een verovering met het zwaard verdient 'verovering' te heten. Dit soort verovering door het zwaard is geen werkelijke overwinning. De ware overwinning wordt alleen door dharma bereikt en heeft een blijvende waarde zowel in deze wereld als in de volgende."
Deze eeuwige schatten van dharma worden niet alleen getoond door wijzen en zieners, maar ook door machtige keizers en koningen.
Ook in onze tijd heeft een groot man de kracht van dharma aan de wereld getoond. Mahatma Gandhi (1869-1948) leerde zijn volgelingen de Engelse overheersers als mens niet te haten. Wat hij bestreed was hun overheersing.
Gandhi's strijdmethode met geweldloosheid (ahimsa) kwam hierop neer: 'het kwade door het goede, de haat door liefde te overwinnen.' Ook Boeddha en Christus richtten zich met deze boodschap tot de mensheid. Deze geweldloosheid is niet passief maar een activiteit op het hoogste niveau.
Als men een zaad in de grond stopt, gebeurt er lange tijd niets. Maar juist in de periode waarin men niets waarneemt, ontwikkelt zich een grote activiteit in de grond. Op een goede dag zien wij een groen stengeltje boven de grond uitsteken, het begin van een toekomstige grote boom.
Gandhi noemde zijn strijdmethode Satyagraha (satya: waarheid, agraha: standvastigheid, vastbeslotenheid). De aanstaande Satyagrahi wordt getraind in: ahimsa - het niet doden, het geen leed berokkenen; satyam - waarheid en rechtvaardigheid betrachten; abhaya - het niet koesteren van vrees. Iemand die voor zijn eigen leven vreest kan nooit een Satyagrahi worden. Immers daar het leven het meest waardevolle bezit van de mens is, zal hij dit bezit ook zonder angst moeten durven opofferen voor de rechtvaardige zaak. Mahatma Gandhi heeft niet alleen een theorie verkondigd, maar met dit aspect van dharma India daadwerkelijk naar de vrijheid gevoerd.
Albert Einstein eerde Gandhi met de volgende woorden: "Generaties zullen komen en verdwijnen. Zij zullen nauwelijks geloven dat een man van vlees en bloed zoals u werkelijk heeft bestaan en in een tijd van geweld, geweldloosheid heeft gepredikt."
Met geen ander wapen dan de dharma leidde Mahatma Gandhi India weer naar vrijheid en onafhankelijkheid. Daarom is deze kracht van dharma de bindende eenheid in India ondanks alle verscheidenheid.
Gelijk de lotus door de kracht die in haarzelf is naar omhoog stijgt om haar bloembladen in het zonlicht te ontplooien, zo werkt de kracht van dharma gestadig en onzichtbaar voort om de mensheid omhoog te dragen naar licht en vrede.
India was eens de tijdgenoot van Egypte en Babylon, maar die beschavingen zijn reeds lang verdwenen. Doordat de kracht en de idealen van India geworteld zijn in dharma, blijft de beschaving levend zoals blijkt uit de eeuwenoude geschiedenis van dit land.
terug naar de Inhoud
3 Hindoe dharma
In het vorige hoofdstuk zijn herhaaldelijk de begrippen 'hindoe' en 'dharma' gebruikt. Wij zullen deze begrippen nu nader omschrijven. In de Indus-vallei bloeide een duizendenjaren oude beschaving toen de eerste Indo-Ariërs vanuit het noordwesten aan de Indus verschenen. Dit was een migratie op grote schaal. Vanuit Centraal-Azië verspreidden deze arische volken zich in verschillende richtingen. Een deel ervan kwam in Perzië, het tegenwoordige Iran. Een ander deel trok naar het Middellandsezee-bekken en de rest van Europa. Waarom deze arische volken in zovele richtingen trokken is een historisch raadsel. Een van de redenen zou kunnen zijn dat zij voor hun groeiende veestapel meer goede weidegronden en vruchtbare landbouwgebieden zochten. Het duurde vele eeuwen voordat deze migratie voltooid was.
Lange tijd bewoonden deze Indo-Ariërs het tegenwoordige Afganisthan. Van hieruit bezetten zij de Indus-vallei en drongen langzamerhand door tot aan de Ganges.
Tenslotte slaagde dit avontuurlijke volk met zijn vurige paarden erin zuidwaarts trekkend de Indische Oceaan te bereiken. Steeds meer gebieden ontdekkend en ontginnend trokken zij in alle richtingen door het Indiase schiereiland. Hun taal, het Sanskriet, is de oudst bekende taal en de bron der indo-europese talen waartoe ook het Nederlands behoort. Later bouwde dit volk grote steden en vormde machtige keizerrijken. Hun wetgever Manoe (manas: denken) is de oudste wetgever ter wereld. Hun heilige geschriften, de Veda's, zijn de oudste literaire uitingen ter wereld en openbaren de diepste waarheid. Na duizenden jaren van studie en meditatie zijn zij doorgedrongen tot het diepste geheim der mensen: de zin van het bestaan op aarde.
Hun onderzoekingsdrang was zo groot dat zij, na hun materiële positie zeker te hebben gesteld, zich geheel richtten op de geestelijke wereld. Zij drongen diep door in de menselijke geest om die onschatbare parel, de steen der wijzen, aan de oppervlakte te brengen.
Soms wordt wel beweerd dat de hindoes zich bezighielden met geestelijke zaken omdat zij honger leden. Dit is natuurlijk onzinnig en geeft blijk van een volkomen onkunde van India's geschiedenis. Prins Gautama immers, de latere Boeddha, gaf al zijn rijkdommen op om de levenswaarheden te gaan zoeken. En zo zijn er nog vele voorbeelden te noemen van keizers, koningen en rijkaards die afstand deden van hun rijkdom om het blijvende in het steeds vergankelijke te zoeken. Gaf ook Gandhi zijn gemakkelijk leven niet op om als Mahatma (grote ziel) India te leiden naar de vrijheid? Deze man, die eens als student in Londen een halve dag besteedde aan het zoeken van een passende das bij een kostuum, kleedde zich later alleen maar in een lendedoek. Zo gaf hij volgens de traditie van India de aloude boodschap van verdraagzaamheid, geweldloosheid en universele broederschap aan de wereld door.
De Ariërs hebben het beeld van de atman ontdekt, het diepste zelf, de onsterfelijke goddelijke vonk (de menselijke geest) in de mens die hij zelf moet herkennen (zelfbewustwording) en moet herenigen met de Oorsprong waar hij een deel van is (zelfverwerkelijking, die leidt tot hereniging).
Hindoe
Een van de oudste namen van India is Djamboe Dipa (Djamboe is een soort vrucht en Dipa betekent eiland). Dat het woord 'Dipa' wordt gebruikt, hangt samen met verscheidene oude legenden die verhalen dat India vroeger een eiland is geweest. Het hele Himalayagebergte bestond toen nog niet, op die plek zou zich een zee bevonden hebben (de theorie der drijvende continenten).
Een andere zeer oude naam voor India is Arya-Varta of Arya Desha (het nobele land). Toen de Ariërs zich in de Indus-vallei vestigden en van hieruit verder het land binnendrongen, gaven zij het de naam Arya-Varta. In latere tijden werd het land Bharata-Varsha genoemd.
De rivier de Indus heet in het Sanskriet Sindhoe.
De Perzen of Iraniërs gaven de bewoners bij de rivier de naam 'Hindoe'. Na de verovering van Perzië door de Grieken onder Alexander de Grote noemden deze de Indus-bewoners Indoe. Uit dit woord zijn later de namen India en Indië ontstaan.
Toen later de Indo-Ariërs tot aan de Ganges-vlakte doorgedrongen waren, noemden de Perzen dit hele gebied Hindoesthan.
Het begrip Hindoe heeft niet alleen een geografische en raciale betekenis, maar ook een godsdienstige en kulturele.
Dharma
Dharma is oorspronkelijk een Sanskriet-woord waarvoor geen duidelijk equivalent in het Nederlands bestaat. Dharma is een fundamenteel, centraal begrip in de hindoe-religie. Het gehele sociale, godsdienstige en filosofische leven en denken van de hindoe wordt bepaald door dharma.
De Sanskriet-stam 'dhr' betekent: 'ophouden, dragen, samen- of bij elkaarhouden'. Dharma is dus de eeuwige kracht die de hele schepping bij elkaar houdt en die de gehele mensheid en al het geschapene samenbindt en voortstuwt naar een hoger bestaansniveau (de ontwikkeling van de mensheid).
Dharma is de eeuwig goddelijke wet die zich openbaart in de eindeloze kosmos (Grieks 'kosmos': schoonheid, orde, wetmatigheid). Dharma houdt alles in evenwicht en harmonie. Het is de kracht waardoor de aarde, zonnen en sterren in hun baan bewegen en gehouden worden. De mens kan door de wetten van dharma te volgen tot zelfrealisatie komen en zal dan door de bevrijdende kracht van dharma verlost worden van alle waan.
Degene die dharma beoefent, ervaart het volkomen geluk in deze en de volgende werelden (loka's). Het is het enige bezit dat hij meeneemt in de dood. Dharma is de waarheid. Wie in de waarheid leeft, leeft in dharma. Alle daden van de mens, zowel uiterlijk als innerlijk, worden beheerst door dharma. Dharma is het principe van eenheid, waarheid, rechtvaardigheid en plicht. Dharma is ook de beschermende kracht waartoe de mens zijn toevlucht kan nemen. Wanneer de mens volgens dharma handelt, dan oogst hij ook de goede resultaten ervan.
Dit alles toont de samenhang tussen oorzaak en gevolg. Om de hindoe-terminologie te gebruiken: de grote wet van dharma en karma. Elke handeling of daad (karma) die niet in overeenstemming is met dharma leidt tot een negatief of slecht resultaat (adharma).
Ook geweldloosheid (ahimsa) vormt een aspect van dharma, hiervoor moet elke handeling in overeenstemming zijn met de kosmische wet (dharma). Vandaar dat de geweldloosheid die Mahatma (grote ziel) Gandhi heeft gepredikt met rechtvaardige (Satyam) middelen gevoerd moet worden. Niet alleen moet het einddoel heilig zijn maar ook de middelen waarmee het doel bereikt moet worden, moeten goed zijn.
Satyam, ahimsa puram dharma.
Het nastreven van waarheid en geen leed berokkenen is de hoogste plicht. Dharma is niet statisch maar dynamisch. Het werkt onverstoorbaar en feilloos, is zeer flexibel en allesomvattend. Daarom is de hindoe zo verdraagzaam, dharma is de reden van zijn verdraagzaamheid. Volgens de hindoe moet iedere mens volgens zijn eigen godsdienst en overtuiging zijn plicht doen. Het hindoeïsme heeft dus ook nooit zending of bekering gekend. Want, wanneer de mens zijn eigen godsdienst verlaat voor een andere zonder zijn innerlijke natuur met dharma in overeenstemming te brengen, wordt hij als een stuurloos schip dat in de golven van de machtige oceaan ten onder gaat.
Want het 'nieuwe' en 'betere', dat hij buiten zichzelf zoekt, bevindt zich in hemzelf.
Wat is nu de religie die hindoeïsme heet? Dat is de Sanatanadharma (de eeuwige dharma) of wel de aloude wetten die hun oorsprong vinden in de Veda's. Daarom wordt het ook wel Vedicdharma genoemd.
terug naar de Inhoud
4 Heilige geschriften
Evenals de andere wereldgodsdiensten bezit Hindoe dharma ook heilige boeken. Deze zeer oude geschriften heten de Veda's (Sanskriet: weten, kennis of wetenschappen). De Veda's zijn de oudste geschriften ter wereld, Hindoe dharma is de oudste godsdienst. De Veda's bevatten de openbaringen van het goddelijke Wezen. In de Veda's worden geen verhalen over een land of een volk verteld. Zij bevatten de eeuwige waarheid en zijn tijdloos en eeuwig.
In de vroegste tijden werden de Veda's door de goddelijke Wil aan de grote zieners (Rishi's, van Sanskriet 'dris': zien) geopenbaard. De Rishi's waren dus slechts middelaars tussen het goddelijke Wezen en de mens. Duizenden jaren lang werden de Veda's van meester op discipel overgeleverd. De Veda's kunnen als boek vernietigd worden, maar als eeuwige waarheid en goddelijke kennis zijn ze onvernietigbaar. De Veda's worden ook wel Sruti genoemd, dat betekent: datgene wat gehoord werd.
Andere geschriften van latere datum heten Smriti, datgene wat herinnerd is.
Tot de goddelijke openbaringen, de Sruti's behoren de Veda's en de Oepanishads.
De Veda's
De Veda's bestaan uit vier grote boeken: de Rigveda, de Yajurveda, de Samaveda en de Atharvaveda.
Elk van deze Veda's is weer in verschillende secties onderverdeeld. De vier Veda's bevatten éénduizend één honderd en tachtig (1180) delen.
De Veda's zijn eeuwenlang mondeling overgeleverd door de meester (goeroe: hij die duisternis verdrijft) aan de leerling (adept of chela). Op deze wijze wilde men voorkomen dat de heilige kennis verloren zou gaan. De geschreven Veda's zijn van veel later datum.
De inhoud bestaat uit korte, kernachtige uitspraken over de goddelijke wijsheid en kennis.
Wij zullen nu het scheppingsverhaal uit de Rigveda laten volgen. Prof. Dr. Max Muller, de grote oriëntalist en Sanskriet-kenner uit de negentiende eeuw, noemde dit een hulde aan de onbekende God.
1 Eens was daar noch het niet-bestaande, noch het bestaande; er was geen luchtruim, noch een hemel daarachter. Wat was het dat bedekte en waar? En wat bood beschutting aan dit alles? Was er slechts water met onpeilbare diepte? [de eeuwige oneindigheid van de algeest]
2 Toen was er geen dood, noch was daar onsterfelijkheid; er was geen teken als scheiding tussen dag en nacht. Dat Ene, ademloos, ademde vanuit zijn eigen natuur: daarbuiten was het volmaakte niets.
3 Duisternis heerste; dit Al, aanvankelijk in duisternis gehuld, was Chaos zonder onderscheid. Al wat toen bestond was vormloos en leeg; toen werd daar die eenheid geboren uit de grote macht der warmte.
[de verdichting van de menselijke geest]
4 Daarna ontstond eerst het verlangen, het verlangen als eerste zaad en kiem van de geest.
"Wijzen, die met geheel hun hart het zijn doorvorsten, ontdekten in het niet-bestaande [de algeest] het verband met het bestaande [de verdichtte geest]."
5 Dwars door dit alles strekte zich de lijn van hun gedachten uit; wat in die tijd zich boven bevond en wat er beneden was. Er was iets, dat verwekte oneindige krachten, hier het vrije gebeuren, ginds de energie.
6 Wie zou waarlijk weten en wie zou kunnen verklaren waaruit dit was geboren en waaruit deze schepping voortkomt? De goden kwamen na het scheppen dezer wereld. Wie zou dan kunnen weten waaruit dit het eerst is ontstaan?
7 Hij, de oorsprong dezer schepping, of Hij dit alles gemaakt heeft of niet, Hij wiens blik vanuit de hoogte alles bestuurt, Hij weet het waarachtig, of misschien weet Hij het niet.
Naast de Veda's worden door de hindoes ook de Oepanishads als heilig beschouwd.
De Oepanishads
Ook de Oepanishads (oepa: dichtbij, shad: zitten, dus dicht bij de meester gezeten) hebben een eeuwenoude geschiedenis. Zij vormen het geïnspireerde commentaar op de Veda's en geven de waarheden ervan in een andere vorm weer. Ook de Oepanishads bestaan uit vele boeken. De Oepanishads vormen de grondslag van het hindoe-denken. Alhoewel de Oepanishads buitengewoon oud zijn, vormen zij toch een zeer moderne lectuur.
De Oepanishads geven geen steriele dogma's, maar vormen een expansie voor de menselijke geest naar het oneindige. Door de eeuwen heen hebben de Oepanishads invloed uitgeoefend op grote denkers.
Heer Gautama Boeddha kwam ook onder de bekoring van de Oepanishads. Ook westerse denkers en geleerden hebben in de loop der tijden hulde betoond aan de Oepanishads, waaronder de reeds genoemde Prof. Dr. Max Muller. Omstreeks 1900 schreef Romain Rolland: "Als er één plaats ter wereld is waar de dromen der mensen een tehuis hebben gevonden vanaf het begin der historie, toen de mens begon te dromen over zijn bestaan, dan is die plaats India."
Ook Goethe, G.W. Russell, Wordsworth, Emerson en Thoreau zijn allen door de Oepanishads geboeid. Schopenhauer schreef over de Oepanishads: "In de hele wereld is er geen enkele studie die de menselijke geest zo verrijkt en het diepste wezen van de mens zo openbaart, als de Oepanishads. Zij zijn de troost in mijn leven en zullen ook de troost zijn in mijn dood."
De zuivere, monistische theologie, het mysterie van de onpersoonlijke en onsterfelijke gedachte die uit de Oepanishads spreekt, willen wij met een parabel illustreren. Het is een dialoog tussen een meester en zijn leerling. De meester wil zijn leerling de diepe betekenis van het zijn en de fijnste essentie ervan duidelijk maken.
De meester zegt tegen zijn leerling:
"Breng mij een vijg van gindse vijgenboom."
"Hier is het, heer."
"Breek het open."
"Het is open, heer."
"Wat zie je nu in die vrucht?"
"Slechts fijne zaadjes, heer."
"Breek nu een der zaadjes open."
"Hier, O heer, het is opengebroken."
"Wat zie je nu in het zaad?"
"Helemaal niets, niets zie ik erin, heer."
"Voorwaar zeg ik u, mijn toegewijde, dat de allerfijnste essentie die je niet meer ziet, de oorzaak is van gindse vijgenboom. Alzo is de fijnste essentie die je niet ziet, de oorzaak van dit ganse heelal. De fijnste essentie die aan je waarneming ontglipt, dat is het zelf, de absolute realiteit.
Dat is atman. Tat twam asi - dat zijt gij."
Er zijn nog vele andere hindoe-geschriften waarvan de belangrijkste hierna in het kort worden besproken.
De Ramayana
De Ramayana heeft veel invloed gehad op het dagelijkse leven van de hindoe. Zij leert een hoge moraal, devotie en rechtvaardigheid en is de overwinning van de mens op de machten van duisternis en kwaad.
Het geheel is in dichtvorm geschreven en verhaalt de geschiedenis van Rama (de avatara van heer Vishnu), wiens gemalin Sita werd ontvoerd door de demonische koning van Lanka (Ceylon), Ravanna. Na een geweldige oorlog gelukt het Rama zijn gemalin te bevrijden. De nobele karakters van Rama's broers Lakshmana en Bharata en zijn gemalin Sita, worden uitvoerig beschreven in de Ramayana. Ook de rol van Sri Hanuman, de bode van Rama, is zeer belangrijk. Alle aspecten van Hindoe dharma worden weerspiegeld in de Ramayana.
De Mahabharata
Dit is het grote heldendicht van India en zeer populair bij de hindoes. In de Mahabharata wordt de oorlog tussen twee verwante Arische stammen beschreven, de Pandavas en de Koeroes. De koning der Pandavas had bij het dobbelen zijn koninkrijk en al zijn bezittingen verloren aan de Koeroes. De Pandavas werden voor twaalf jaar verbannen, waarna de Koeroes alles terug zouden geven. Deze overeenkomst werd niet gehouden en een achttien dagen durende oorlog brak uit.
Het werk is vol dialogen, spreuken en gezegden en vormt als het ware een encyclopedie van Hindoe dharma. Aan het slot van het verhaal is het de genade van Heer Krishna die Arjuna, aanvoerder der Pandavas, de overwinning schenkt.
Bhagavad-Gita
Dit 'lied des Heren' ook wel het 'hemels lied' genoemd vormt een onderdeel van de Mahabharata. In dichtvorm geschreven bevat het achttien hoofdstukken. Het is een samenspraak tussen Arjuna en de Heer Krishna aan de vooravond van de grote veldslag op de vlakte van Koeroeshétra. Arjuna weigert eerst te vechten, daar hij niet tegen zijn vrienden en bloedverwanten ten strijde wil trekken. Heer Krishna wijst hem de weg van plicht en rechtvaardigheid (volgens de wetten van dharma). Arjuna ziet uiteindelijk de samenhang van alle dingen en komt tot zelfrealisatie.
Er wordt van de Gita, evenals van de Oepanishads, gezegd dat zij het beste van de Veda's bevatten. Symbolisch wordt het als volgt voorgesteld: Heer Krishna is de herder der koeien, Arjuna is het kalf, de Gita is de melk. Wijzen zijn zij, die drinken van de melk van de Gita.
De bedoeling van de Bhagavad-Gita is de mens twee dingen te leren, onbaatzuchtigheid en werklust.
Het bestuderen van de Gita en het in overeenstemming ermee leven zal resulteren in de wetenschap dat er slechts één Geest (de absolute Brahman) bestaat en geen verschillende. Tevens leert deze studie dat het niet mogelijk is alleen te leven en dat zoiets als een afgescheidenheid niet bestaat. Men kan evenmin het gemeenschappelijke karma van het ras waartoe men behoort, ontgaan.
De Gita openbaart verder de Yoga van synthese (namelijk de kennis dat de mens altijd met God verbonden is, Atman en Brahman) en de essentie van Hindoe dharma. Dat dus de menselijke ziel (geest) goddelijk is. Als goddelijke vonken (atman) [atman is de algeestvonk] vormen alle mensen een eenheid met de ganse schepping (Maya, of het creatieve spel van Brahman) [de algeestvonken zijn verdichtingen uit en in de goddelijke algeest]. De eenheid van alle godsdiensten, alle wegen leiden tot Hem. Hij is de Enige Realiteit, de Absolute Waarheid.
De Gita wordt als een der grootste godsdienstige literaire werken ter wereld beschouwd. Zij is in vele Aziatische en Europese talen vertaald.
Tenslotte laten wij enige verzen uit de Gita volgen:
"Op vele duizend stervelingen is er nauwelijks één die naar volmaking streeft en onder hen die aldus streven is er wellicht maar één die duidelijk beseft wie of Ik waarlijk ben." Hfdst. 7
"Ik ben de essentie der wateren, het schijnsel van zon en maan. Het woord dat bij God is ben Ik. Als Aum in de Veda's beschreven. De klank die weerklinkt in de ether." Hfdst. 7
"Ik ben de Atman die woont in het hart van elk wezen op aarde. De geboorte ben ik, het leven en de dood van elk sterfelijk wezen. Ik ben de stralende zon, de maan, de sterren, de hemel. Ik ben het verstand en bewustzijn van een ieder die zich bewust is." Hdfst. 10
De Poerana's
In de loop der eeuwen hebben Indiase wijzen de grote waarheden uit de Veda's en de Oepanishads voor het gewone volk samengevat op een voor hen begrijpelijke manier. Zo zijn er achttien Poerana's geschreven. De verschillende aspecten van de Ene Absolute Brahman worden hierin als Brahma, Vishnu en Shiva behandeld. De gehele kosmos, waaronder ook de werelden behoren die verborgen zijn voor het menselijk oog, worden op symbolische wijze in de Poerana's beschreven. De diepste waarheden worden in de vorm van gelijkenissen, mythen en symbolen tot uitdrukking gebracht.
Elke hindoe-tempel wemelt van beelden, hetgeen soms een vreemde indruk maakt op de niet-hindoe bezoeker. Hieruit is te verklaren dat velen Hindoe dharma beschouwen als een veelgodendom en de hindoes beelden-aanbidders noemen. De tempels zijn echter door de wijzen ook als symbool bedoeld. Immers de mens die niet abstract kan denken, heeft behoefte aan iets tastbaars, de tempel en de Poerana's.
Dank zij deze massale godsdienstige opvoedingsmethode tot devotie en eerbied voor het leven, leeft Hindoe dharma in het hart van iedereen, van de eenvoudige boer tot de schipper die over de rivier Zijn glorie bezingt. En op de markten en bedevaartplaatsen is het vaak een onderwerp van gesprek.
terug naar de Inhoud
5 Hindoe dharma als religieBR> Het woord religie is afgeleid van het Latijnse woord 'religio' (re: terug, her; ligare: brengen tot, verbinden). Religie is dus het terugbrengen van de menselijke ziel tot God [de hereniging van de menselijke geest met de goddelijke algeest].
Wanneer de mens inziet dat zijn materiële verlangens onbevredigd blijven en wanneer hij tot het besef komt, dat in deze tijdelijke wereld alles aan verandering en ontbinding onderhevig is, zal het verlangen in hem rijzen iets eeuwig waardevols te bezitten. Dan zal hij zijn ware natuur, die goddelijk is, volgen om de goddelijke vonk-in-hem (atman) weer terug te voeren naar zijn oorsprong. De mens is in staat op te stijgen tot spirituele hoogten en kan hierin blijvend geluk, vrede en gelukzaligheid verwerven.
Hindoeïsme is dus de religie van de hindoes. Het hindoeïsme is niet in een bepaalde tijd door een bepaalde profeet gesticht, maar het is de 'Sanatana dharma' of het eeuwige dharma. Hindoeïsme wordt ook Vedika dharma (de wetenschap van dharma) genoemd. Het hindoeïsme is vrij van dogma en religieus fanatisme, het is verdraagzaam. Daar de Veda's en de Oepanishads zeer moeilijk te begrijpen zijn voor het gewone volk, hebben eeuwen geleden Indiase wijzen de diepste waarheden ervan omgezet in symbolen, mythen, legenden en gelijkenissen en gebundeld in de achttien Poerana's.
De drie aspecten van de Absolute Brahman, zijn Brahma de schepper, Vishnu de onderhouder en Shiva de assimilator van de ganse kosmos.
In vele boeken komen wij Shiva als vernietiger tegen. Wij gebruiken echter liever het woord assimilator daar de gehele kosmos in haar essentie terugkeert tot Brahman. Brahma, Vishnu en Shiva vormen de trimurti, de drie-eenheid in het hindoeïsme.
Het gewone volk heeft behoefte aan beelden om zich een voorstelling te kunnen maken van de goddelijke aspecten. De godsbeelden in het hindoe-pantheon zijn dus allemaal verschillende aspecten van die Ene, Absolute Brahman. De gehele schepping en alle natuurkrachten zijn openbaringen van Hem. Dus is het hindoeïsme geen polytheïstische godsdienst, maar een monotheïstische.
Alle mogelijke manieren van aanbidding hebben in het hindoeïsme hun plaats gevonden. Daar deze godsdienst geen dogma of fanatisme kent, kan het iedereen de grootst mogelijke vrijheid geven om zijn of haar God te vereren, afhankelijk van iemands staat van geestelijke ontwikkeling en rijping.
Er zijn genoeg voorbeelden te noemen van verlichte hindoeheiligen die één bepaald aspect van de Absolute Brahman met intense devotie (aanbidding) vereerden en aan wie Brahman dan ook in die gedaante is verschenen. Zo werd het stenen beeld van de godin Kali (de almoeder), dat stond in de tempel van Dakshineswara, levend. En zij sprak in al haar glorie tot haar devoot Sri Ramakrishna, de grote heilige van de negentiende eeuw. Voor de devoot is niets levenloos, maar alles is vervuld van goddelijke kracht.
Er was eens een koning die de devotie van de heilige Narsi Mehte op de proef wilde stellen. Hij sprak tot Narsi: "O, Narsi, als u werkelijk een devoot bent van Heer Krishna, laat dan zijn beeld bewegen." Narsi Mehte bad vurig tot de Heer Krishna en het beeld bewoog voor de ogen van de koning en zijn gevolg.
Toen de heilige Tulsidas vol devotie voedsel offerde aan de stenen stier Nandi die voor het beeld van Shiva staat, werd het stenen beeld levend en nam het voedsel tot zich.
Ook tot de vrouwelijke heilige Mira-Bai sprak het beeld harer devotie. Er was eens een heilige, genaamd Appayya Dikshitar, die naar de Tiroepati-tempel in Zuid-India ging. Deze tempel is gewijd aan de god Vishnu. Daar de heilige een devoot was van de god Shiva, weigerden de priesters hem de toegang tot de tempel. Maar wie beschrijft de verbazing van de Mahant (hogepriester) toen de volgende morgen het Vishnu-beeld was veranderd in het beeld van Shiva. De hogepriester vroeg vergiffenis aan de heilige Appayya Dikshitar en verzocht hem het beeld in de tempel weer te veranderen in dat van de Heer Vishnu.
Er was eens een heilige, genaamd Kanak Das, die een devoot was van de Heer Krishna in het district Udipi in het zuiden van Kanara in Zuid-India. Daar deze heilige tot een lage kaste behoorde, werd hem de toegang tot de tempel geweigerd. Kanak Das liep hierop naar de achterkant van de tempel en zag daar een klein raam. Hij ging ervoor zitten en begon devote liederen te zingen tot de Heer Krishna. Al gauw verzamelde zich een menigte mensen om hem heen die aangetrokken werd door zijn buitengewone melodieën. Daarop verplaatste zich het beeld van de Heer Krishna op zijn voetstuk en draaide zich naar het venster toe, zodat Kanak Das hem van buitenaf kon zien. Tot op heden wordt aan de pelgrims de plaats waar Kanak Das zong en het venstertje getoond.
Al deze voorbeelden zijn van de grote yogi Sri Sivanandaji. Deze wereldberoemde, verlichte meester stichtte de bekende 'Divine Life Society'. Als arts had hij een bloeiende praktijk in Malakka, maar gaf deze op om zich geheel te kunnen wijden aan Yoga.
De murti (het beeld in een bepaald aspect van het goddelijke) is voor de devoot het middel waardoor het goddelijke tot uitdrukking komt en in menselijke taal tot hem spreekt.
Bovengenoemde voorbeelden zijn gegeven om een indruk te geven van Hindoe dharma en de betekenis van de beelden hierin, die soms voor een niet-hindoe nietszeggend zijn. Ook blijkt hieruit hoe absoluut de hindoe-devoot de goddelijke alomtegenwoordigheid ziet in alles.
Ook in de twintigste eeuw zijn nog dergelijke gebeurtenissen gemeld. Al wordt men verleid deze verhalen te verwijzen naar het rijk der fabelen, voor de hindoe is de Heer der Schepping oppermachtig. Hij verschijnt in de gedaante waarin de devoot Hem met intense devotie en liefde aanroept.
Ook in heilige boeken van de andere wereldgodsdiensten immers lezen wij dat de Heer tot de mens sprak. Het godsbeeld is dus voor de devoot het middel om zijn liefde en toewijding tot een aspect van de onnoembaar Ene te richten. Zonder bestudering van de Veda's of Oepanishads konden vele heiligen, die ongeletterd waren, tóch op deze wijze de hoogste godsrealisatie bereiken. Dit is de reden waarom de Indiase wijzen en zieners de vele aspecten van Hem, de Absolute Ene, hebben vastgelegd in beelden voor het gewone volk.
Over de godsbeelden in het hindoe-pantheon heeft een Indiase wijze gezegd:
"Gelijk iemand een stuk papier schouwt, van welke kleur of grootte ook, het maakt weinig indruk op hem; hij kan het in zijn handen nemen, bekijken en weggooien. Maar zodra een stuk papier de beeltenis vertoont van de koning, koningin of keizer of het portret van de president van een staat, dan krijgt dit papiertje waarde voor hem."
Zo is een briefje van honderd gulden niet zo maar een stuk papier maar vertegenwoordigt een waarde aan toonder van honderd gulden. Dit waardevolle papier zal hij goed bewaren.
Op dezelfde manier is een stuk steen van geen waarde voor de devoot. Maar zodra deze steen het beeld draagt van Sri Krishna, Rama, Vishnu of Shiva krijgt het wél waarde. Hij zal het beeld goed bewaren. Als hij na lange tijd van liefde, toewijding en meditatie tot volledige zelfkennis komt en wanneer hij de goddelijke realisatie heeft bereikt, dan is het stenen beeld niet meer nodig. Zo bestaat alles in de wereld slechts uit beelden die begrippen symboliseren.
Een andere wijze zegt het volgende:
"Wie een brede stroom over moet zwemmen en dat niet kan, moet zich bedienen van een boot die hem naar de overkant brengt. Als hij eenmaal de andere oever veilig heeft bereikt, heeft hij de boot niet meer nodig." Met deze uitspraken willen de wijzen aanduiden dat er verschillende graden zijn in de geestelijke ontwikkeling van de mens. In een bepaald stadium van zijn ontwikkeling zal de mens behoefte krijgen aan een voorstelling van God.
Voor de pandit (de geleerde) heeft het hindoeïsme prachtige wijsgerige stelsels ontwikkeld. De grootste verdienste van Hindoe dharma is echter hierin gelegen, dat het praktische methoden heeft ontwikkeld waardoor de mens zijn ontwikkeling [zelfverwerkelijking] kan versnellen en de godsrealisatie [hereniging] kan bereiken. Later zal nog op deze methoden (yoga en meditatie) terug worden gekomen. Het hindoeïsme is dus geen theoretische of speculatieve levensbeschouwing. Er wordt niet alleen over een god gesproken, maar de mogelijkheid om die god te ervaren wordt eveneens gegeven. Daardoor kon Hindoe dharma zich tot grote bloei en schoonheid ontwikkelen, omdat zij als het ware de opdracht van religie tot vervulling brengt.
Een wijze heeft eens gezegd:
'Men moet niet aldoor zéggen dat honing zoet smaakt. Men moet zich het begrip zoet-zijn bewust worden. En dit kan alleen als men zelf die honing proeft en het zoet-zijn daarvan ervaart.'
In de hogere ontwikkelingsfasen van Hindoe dharma, waar de Vedanta wordt bestudeerd (Vedanta is de subtiele en abstracte samenvatting van de Veda' s en de Oepanishads), heeft de mens geen beelden meer nodig. Zijn geest kan dan zonder deze hulpmiddelen werken.
Vaak waren er perioden waarin door de autoriteit van de priesters Hindoe dharma dreigde te verstarren tot uiterlijk vertoon in tempels en erediensten. Maar altijd verscheen er dan weer een groot hindoeleraar om dharma te zuiveren van adharma (niet-dharma).
Want aldus zegt de Heer Krishna in de Gita:
'Wanneer de wereld verhuld wordt door duistere machten en wanneer ware religie dreigt teloor te gaan, dan manifesteer ik mij keer op keer om de spirituele orde (dharma) weer te herstellen en het kwade te vernietigen.' Sinds onheugelijke tijden wordt de godsdienst mondeling aan het volk overgebracht door de goeroe's (leraren, letterlijk: 'verdrijver van duisternis'). De hindoe leert zijn godsdienst en filosofie door naar bedevaartsoorden te trekken, waar hij kan luisteren naar geleerden uit alle delen van India. Door Katha en Poedja (Katha's zijn de symbolische verhandelingen in de Poerana's in de vorm van verhalen en Poedja's zijn hindoe-erediensten), door Satsang (godsdienstige samenkomst) en door rondtrekkende monniken leert de hindoe zijn godsdienst.
Hieruit blijkt dus weer dat het hindoeïsme één is in verschillende verschijningsvormen - eenheid in verscheidenheid.
Gelijk het daglicht, dat een zuivere witte indruk op ons maakt, maar in verschillende kleuren uiteenvalt wanneer men het leidt door een prisma, zo is de Goddelijke Zon Brahman in schijnbaar vele vormen. Maar al Zijn vormen zijn weer terug te voeren tot die Ene Naamloze Aum.
terug naar de Inhoud
6 Hindoe-sekten
Wij hebben reeds gezien dat de Ene Absolute Brahman met zijn drie aspecten Brahma, Vishnu en Shiva, de hindoe-drie-eenheid of de Trimurti is.
In de Poerana's worden de goddelijke aspecten, manifestaties en krachten in symbolen, gelijkenissen, beelden en mythen samengevat. De bedoeling hiervan is om het godsdienstige gevoel, de moraal, de liefde en deugd van het gewone volk te ontwikkelen en zo de weg te banen naar hogere abstract-goddelijke bewustwording. Op dezelfde manier leren wij met behulp van een globe of een landkaart de plaatsen, rivieren, zeeën en bergen kennen zonder er in werkelijkheid ooit geweest te zijn.
Zo is Hindoe dharma noch polytheïstisch noch pantheïstisch, maar een systeem waar elke ziel zijn eigen voedsel kan vinden.
Doordat Hindoe dharma vrij is van dogma of geestelijke beperking en de mens zich kan ontplooien via de verschillende Yoga-wegen, doet het er niet toe of hij een atheïst, agnosticus of monist is. Eenieder wordt geleidelijk langs de weg van versnelde geestelijke ontwikkeling (Yoga) (zelfverwerkelijking) naar de bron van al het leven, Brahman, gevoerd (hereniging).
In de Rigveda lezen wij: 'Ekam sat vipra bahuda vadantti'. (Hetgeen betekent: 'De waarheid is één, de wijzen noemen het bij verschillende namen.')
Wij kunnen de hindoes in drie grote groepen verdelen: de Vaishnavas, aanbidders van de heer Vishnu; de Saivas, aanbidders van de heer Shiva; en de Saktas, die Devi of het moederaspect van de Absolute Brahman aanbidden. Enkele van de voornaamste sekten der hindoes zullen wij nu bespreken. Vele van deze sekten zijn in de loop van eeuwen ontstaan, vaak als een reactie tegen de priesterlijke autoriteit. Andere sekten danken hun bestaan aan maatschappelijke hervormingen.
Jaïnisme en boeddhisme
Alhoewel jaïnisme zowel als boeddhisme een aparte godsdienst vormen, zijn ze beide uit het hindoeïsme ontstaan.
De stichter van het jaïnisme was Parsvanatha (±600 v.Chr.). Maar het was prins Vardhamana, of Mahavira (de grote held) die het jaïnisme (jina: de overwinnaar) zijn uiteindelijke vorm gaf. Het jaïnisme bestond toen al twee eeuwen.
Zowel het jaïnisme als het boeddhisme heeft sterk onder invloed gestaan van de Oepanishads.
Mahavira heeft vooral nadruk gelegd op het niet gehecht zijn aan personen of bezittingen. Hij ging zelfs zo ver dat hij van zijn leerlingen eiste dat zij evenals hijzelf naakt moesten gaan. Deze eis gold natuurlijk in het bijzonder de monniken. De gewone leken kenmerken zich voornamelijk door bijzonder grote devotie en ahimsa (geen enkel levend wezen doden of geweld aandoen). Het water dat zij drinken wordt eerst gefilterd, de plaats waarop zij gaan zitten eerst schoongeveegd.
De jaïns vormen een welgestelde, vooruitstrevende groep in India. Zij beschouwen de Veda's niet als een godsopenbaring, ook geloven zij niet in een oppermachtig wezen. Zij vereren heiligen die zij Tirthankaras noemen en die de hemelse regionen bewonen. Beelden van één of meer van deze heiligen versieren hun prachtige tempels. Zij trachten door zelfdiscipline en ascese naar het volmaakte te streven.
Ook bij de jaïnisten zijn twee groepen te onderscheiden. Een groep verhuisde omstreeks 300 v. Chr. naar zuid-India (Yatis). De groep die achterbleef (Sravakas) in het noorden kleedde zich in het wit daar het naaktlopen in de moderne samenleving onmogelijk werd. De groep in het zuiden was fanatieker en trok zich in de wouden terug teneinde aan de eis van het naaktlopen te kunnen voldoen. De jaïns zijn onder andere voor een groot gedeelte verantwoordelijk voor de architectuur van India. Zij bezitten prachtige tempels. Hun aantal wordt op ongeveer twee miljoen geschat.
Het boeddhisme
Ook het boeddhisme is uit een hervorming in het hindoeïsme ontstaan. De stichter ervan is prins Sidharta Gautama die leefde omstreeks 563 v. Chr.
Reeds voor de geboorte van prins Gautama voorspelden wijze mannen zijn vader, de vorst Suddodhana, dat de zoon die hem geboren zou worden zich af zou keren van de wereld.
Vorst Suddodhana bouwde nu voor de jonge prins een lusthof vol weelde, luxe en wereldse genoegens. Op een zekere dag ontdekt de jonge prins, vergezeld door zijn trouwe dienstknecht en wagenbestuurder Ananda, de werkelijke wereld. Hij ziet het lijden der mensen, ziekte, dood en ouderdom en is niet in staat de oorzaak hiervan te doorgronden. Door twijfel gedreven besluit hij zijn gemakkelijke leventje op te geven en een antwoord te zoeken op de vraag wat de.oorzaak is van het lijden der mensheid en hoe daaraan te ontkomen. Hij verlaat vrouwen kind, koninkrijk en alles wat hij bezit. In armoede zwerft hij rond en vindt tenslotte na langdurige ascese, zittend onder een vijgeboom, het hoogste inzicht.
Nu is hij een Boeddha, een volkomen ontwaakte of grote verlichte, geworden.
Het boeddhisme heeft grote navolging in India en Azië gehad. Ongeveer duizend jaar na Boeddha's dood werd zijn godsdienst door het hindoeïsme geabsorbeerd. Buiten India is het een van de grootste wereldgodsdiensten met miljoenen aanhangers.
De sekte der Sikhs
Deze sekte werd door goeroe Nanak in de Punsjab (Noord-India) in de vijftiende eeuw gesticht. In die tijd was het hindoeïsme verstard tot uiterlijk ceremonieel en formalisme. Priestermacht vierde hoogtij. Goeroe Nanak trad op als hervormer en leerde het volk weer terug te keren tot één God. Na goeroe Nanak kwamen er nog negen goeroes die hetzelfde ideaal nastreefden.
De sekte was eerst zeer zachtzinnig van aard. Het gebeurde echter dat een grote leraar der Sikhs, Arjan, door Akbar's zoon Jehangir gevangen werd genomen. Daarop gaf Arjan zijn zoon, Har Govind, de raad zich te wapenen. Har Govind volgde de raad op en sindsdien vormen de Sikhs niet alleen een religieuze sekte maar ook een militaire organisatie.
Onder de tiende en laatste goeroe breidden de Sikhs zich uit over een groot gedeelte van noordwest-India. Hun heilig boek heet de Granth- of Sikh-bijbel dat in latere tijd de taak van de goeroe overnam.
In de loop der eeuwen hebben de Sikh-soldaten zich meermalen onderscheiden door hun dapperheid en moed. Zij worden gerekend tot de beste soldaten ter wereld.
De Sikhs roken niet en winden hun haar in een knoet. Als hoofddeksel dragen zij een grote kleurige tulband. Elke ingewijde Sikh (Khalsa) houdt zich aan 5 K's die zijn waardigheid uitmaken: zijn ongeknipte haar (Kes), zijn dolk (Kirpan), een stalen armband (Kara), een speciaal soort kam (Kangha), een korte onderbroek (Kachha).
Hun heilige stad is Amritsar in de Punsjab waar zij een prachtige gouden tempel hebben gebouwd. Ook in het sikhisme zijn vele stromingen waaronder de Akalis, de dappere soldaten die een blauw met zwarte tulband dragen en de Nirmalas, ascetische volgelingen van goeroe Govind Singh. Een Sikh heeft altijd achter zijn naam 'Singh' staan dat 'leeuw' betekent, want hij wordt even dapper en moedig geacht als deze koning der dieren.
Arya Samay-sekte
De stichter van de Arya Samay was een meer recente hervormer van het hindoeïsme. Deze belangrijke figuur was Sri Swami Dayananda Saraswati die in 1824 te Kathiawar werd geboren. Hij keerde zich fel tegen de beeldenverering en predikte weer de leer van de Ene God van de Veda's waarin alle verschillende godenbeelden slechts manifestaties zijn van de Ene.
Een grote aanhang verwierf hij in de Punsjab onder de intellectuelen daar hij ijverde voor goed onderwijs. Ook stichtte hij een groot aantal weeshuizen. Behalve een godsdienstig hervormer was Sri Dayananda ook een ijveraar voor verbetering van de sociale toestanden.
Sekte der Kabir panthis
De stichter van deze sekte was de middeleeuwse heilige en mysticus Kabir. Hij werd waarschijnlijk omstreeks 1440 in de nabijheid van de heilige stad Benares geboren. Zijn ouders waren mohamedaans. Al vroeg volgde Kabir als leerling de beroemde hindoe-heilige Ramananda.
In zuid-India leefde in de twaalfde eeuw de grote hindoe hervormer Ramanoeja. Ramananda had de leer van Ramanoeja overgebracht naar het noorden.
Ramananda ijverde weer, zoals zovelen, tegen het formalisme en de toenemende praal bij de hindoe-erediensten. Ramanoeja predikte een leer van liefde en devotie voor de Almachtige in Zijn aspect van Vishnu. Ook verzette hij zich tegen het overdreven intellectualisme en monisme van zijn tijd.
Zo kwam de jonge Kabir sterk onder invloed van zijn leermeester Ramananda en zijn leer van liefde en devotie. Hoewel Kabir een eenvoudige, ongeletterde wever was, werd hij wijd en zijd bekend als een verlichte en een ziener. Zijn wonderschone liederen en spontane uitingen van zijn visioenen worden tot op heden geroemd zowel door hindoes als door moslims. De jeugdige Kabir zag in Ramananda zijn goeroe op het geestelijk pad.
Op een goede dag verborg Kabir zich aan de oever van de Ganges, waarin Ramananda dagelijks placht te baden voor zijn ochtend-meditatie. Ramananda stootte bij het afdalen in de rivier tegen het lichaam van Kabir en riep uit: 'Ram, Ram.' (Dit is de naam die voorkomt in de Ramayana en waarbij Rama wordt gezien als een reïncarnatie van Vishnu).
Hierop wierp Kabir zich aan de voeten van Ramananda en verklaarde zich ingewijd omdat de heilige woorden tot hem waren gericht. De othodoxe hindoes namen het Ramananda toen zeer kwalijk dat hij een mohamedaan als leerling had genomen.
Ramananda predikte echter zoals gezegd liefde en devotie, maar vooral de synthese tussen de verschillende godsdiensten. Kabir verklaarde later zelfs dat hij een zoon was van Allah en Rama, hoewel hij veel kritiek had op zowel de hindoes als de mohamedanen van zijn tijd.
Een van zijn uitspraken is:
"De beelden zijn allen levenloos. Zij kunnen niet spreken. Ik weet het want ik heb luide tot hen geroepen. De Poerana's en de Koran bestaan alleen maar uit woorden. Ik heb het gordijn opgelicht, ik heb Hem gezien."
Een wonderschone legende verhaalt dat na de dood van Kabir zijn mohamedaanse en hindoe-leerlingen twistten over het bezit van zijn lijk. De moslims wilden het begraven, de hindoes wilden het echter verbranden. Terwijl de leerlingen aan het twisten waren verscheen hun Kabir die beval het lijkkleed weg te nemen. In plaats van het lijk vonden zij toen een massa bloemen. De mohamedanen begroeven de helft hiervan te Maghar en de hindoes brachten de andere helft naar de heilige stad Benares waar zij het verbrandden aan de oever van de Ganges. Dit was het einde van deze apostel van liefde en zanger van schone melodiën. Hieronder volgt een fragment uit een van zijn liederen:
"Binnen in dit aarden vat zijn priëlen en valleien, en daarbinnen is de Schepper.
Binnenin dit vat zijn de zeven oceanen en de ongetelde sterren.
De toetssteen en de schatten der juwelen is binnenin.
En binnenin dit vat luidt de Eeuwige, en de bron ontspringt er."
Kabir zegt: "Luister naar mij, mijn vriend!
Mijn geliefde Heer is binnenin."
De volgelingen van Kabir, de Kabir panthis, tellen meer dan één miljoen hindoes. Men vindt ze vooral in de tot staten verenigde provinciën (U.P.) en in Centraal-India. De sekte bestaat uit twaalf afdelingen. De grootste leerling van Kabir was Dharamdas. De volgelingen van de zoon van Kabir, Kamal, beoefenen Yoga.
terug naar de Inhoud
7 Karma en reïncarnatie
De wet van karma (Sanskrit: handeling)
Karma of de wet van karma is een van de meest fundamentele begrippen in Hindoe dharma. Dit begrip vindt men niet alleen in het hindoeïsme, maar ook in het boeddhisme en het jaïnisme.
Over het begrip karma bestaan veel misverstanden. Karma is geen menselijke boekhouding zoals sommigen beweren, want wie zou de boekhouding der mensheid moeten bijhouden, God?
Karma onvat niet alleen de 'handelingen' der mensen maar ook het 'resultaat van die handelingen'. Het is de mens die de handelingen verricht en daarom is ook hij alleen verantwoordelijk voor zijn daden. Hij kan de verantwoording voor dit resultaat niet afschuiven op iemand anders of op God. Handeling en resultaat zijn dus geen gescheiden begrippen voor de hindoes.
De grote kosmische wet van karma is de wet van oorzaak en gevolg in actie en reactie. Alles in de kosmos is in harmonie met deze wet. Volgens hindoebegrippen gebeurt er niets bij toeval. Wanneer er al sprake is van toeval, dan nog is de wet van karma in stilte werkzaam. Zo is volgens de hindoe de handeling van het ademhalen, denken, spreken, waarnemen of eten een apart karma. Denken is bijvoorbeeld een mentaal karma. Karma is dus de totale som van al onze handelingen. De wet van karma is dus de wet van de causaliteit (oorzakelijkheid). Bij elke oorzaak hoort een effect dat de oorzaak tot gevolg heeft.
Om dit moeilijke begrip enigszins duidelijk te maken geven wij het volgende voorbeeld:
"Gelijk een zaad de oorzaak is van een boom, zo is de boom nu het gevolg van de oorzaak (het zaad). De boom nu brengt weer zaden voort en wordt nu de oorzaak van de zaden."
Volgens het hindoeïsme is de mens drievoudig in zijn natuur. Hij bestaat uit gevoelens (voelen) en verlangens naar kennis en wetenschap (waarnemen en denken) en wilsuitingen (willen). Deze drie hoedanigheden van de mens vormen zijn 'karma'. Hij kent voorwerpen als een boom, een huis of een tafel (waanemen en denken). Hij ondervindt vreugde en verdriet (voelen). Hij wil dit wél doen en dat niét doen (willen).
Achter de handelingen van de mens leven zijn verlangens en gedachten. Het verlangen (voelen) ontstaat om iets te bezitten, vervolgens moet er over nagedacht worden (denken) hoe men het begeerde voorwerp in bezit kan krijgen. De nodige handelingen worden verricht (willen) om het begeerde doel te bereiken. Verlangens, gedachten en activiteiten vergezellen elkaar, zij zijn niet los van elkaar te denken. Het zijn deze drie draden die het karmakoord vormen. Hieruit volgt dus dat karma een essentieel onderdeel is van de menselijke natuur, maar zeker niet verward mag worden met het blinde noodlot. Onze verlangens hebben karma's tot gevolg. En de karma's brengen pijn en plezier.
De hindoe gelooft dat elke begeerte bevredigd moet worden. Om deze begeerte die wij zelf oproepen, telkens weer te bevredigen, moet de mens keer op keer in een aards bestaan terugkeren. Dit noemt de hindoe Samsara, de wet van karma.
De wet van karma werkt feilloos. Als men een slechte daad doet, zal dit leiden tot een slecht resultaat en lijden veroorzaken. Bij een goede daad is het resultaat geluk en tevredenheid. Hieruit volgt dat het evenwicht in de Kosmos wordt bepaald door de wet van karma. Karma is dus niet het blinde noodlot maar het lot dat men in eigen hand houdt. Daarom kan geen enkele macht ter wereld onze daden teniet doen. Wij worden beloond of gestraft overeenkomstig onze eigen daden. Zoals een mens zaait, zo zal hij oogsten. Daar wij zelf de oorzaak zijn van onze daden, kunnen wij ze ook alleen maar zelf teniet doen.
Gelijk een pottebakker die uit een stuk klei een mooie vaas modelleert, deze vaas weer kan afbreken en met het materiaal een betere en mooiere vaas kan maken, zo kunnen wij te allen tijde onze karma's beïnvloeden.
De mens staat boven de karma-wetten, hij moet zich alleen realiseren dat ze bestaan. De steeds weer opnieuw opkomende begeerten zijn de oorzaak van nieuwe karma's. Als de mens begint met het beteugelen van zijn begeerten, heeft hij de eerste stap gedaan op de weg naar de verlossing uit dood en geboorte naar volkomen geluk. Zo is de wet van karma, de wet van de kosmische rechtvaardigheid die evenwicht, orde en harmonie schept in het ganse heelal.
De hindoe-geschriften spreken over drie soorten karma's: de Sanchita, de Prarabdha en de Agami. De Sanchita-karma' s zijn onze geaccumuleerde activiteiten. De Prarabdha-karma's omvatten de vruchtdragende activiteiten en de Agami-karma's de wordende activiteiten, dus die activiteiten die nog niet afgelopen zijn.
De Sanchita als geaccumuleerde karma's van het verleden vormen het karakter van de mens met alzijn vermogens, verlangens en neigingen.
De Prarabdha-karma's is de oorzaak van de menselijke vorm (zijn omhulsel, zijn lichaam) in zijn tegenwoordige incarnatie. Dus dat gedeelte van de Sanchita-karma' s, dat het menselijk zijn in zijn huidige incarnatie bepaalt en beïnvloedt, wordt Prarabdha-karma genoemd. Deze karma kan niet veranderd, voorkomen of vernietigd worden. Het is onmogelijk het in zijn baan te stuiten. Zijn werking houdt alleen op wanneer de mens de zelfrealisatie heeft bereikt. De Prarabdha-karma is dus de karma in werking die vruchten afwerpt en voortkomt uit de Sanchita-karma.
Agami is de karma die nu wordt gemaakt voor de toekomst. Deze karma wordt ook wel de Kriyama- of Vartamana-karma genoemd. In de Vedanta-geschriften worden de verschillende karma's als volgt gesymboliseerd:
Een boogschutter schiet een pijl af, die pijl verlaat zijn hand en de gespannen boog. Hij kan die pijl niet meer terug laten komen, de baan ervan wijzigen of beïnvloeden. De afgeschoten pijl moet zijn baan volgen en zal zijn doel bereiken. De boogschutter wil nu een tweede pijl af gaan schieten.
De pijlenbundel op de rug van de boogschutter is het beeld van de Sanchita-karma, de som der karma's. De pijl die al is afgeschoten verbeeldt de Prarabdha-karma en de tweede pijl die de schutter wil afschieten is de Agami-karma.
Reïncarnatieleer
Tussen de leer van karma en die van de reïncarnatie bestaat logischerwijze een sterk verband. Veel onverklaarbaar lijkende verschijnselen, zoals bijvoorbeeld 'wonderkinderen', kunnen met behulp van deze beide leerstellingen verklaard worden. Volgens de hindoe is ook de ontwikkeling van de mens hiervan afhankelijk. De mens is immers niet gebonden aan zijn vergankelijk omhulsel, maar hij is een ziel (geest) in een lichaam. Zijn activiteiten en ervaringen gaan nooit verloren, maar blijven gebonden aan de ziel (geest) en niet aan het lichaam.
Het is zeker niet de bedoeling om een bewijs te leveren voor de reïncarnatieleer. Er zijn voorbeelden te over in de wereldliteratuur waarin men geconfronteerd wordt met herinneringen uit een vroeger leven. Deze feiten zijn door betrouwbare mensen en instanties vastgelegd.
leder van ons heeft wel eens meegemaakt dat hij, komend op een nog nooit bezochte plaats, een onverklaarbaar gevoel had in een bekende omgeving te komen. Deze vervaagde herinneringen noemt men in Frankrijk de ervaring van het 'déjà-vu'.
Ook in het oude Griekenland kende men de leer van de reïncarnatie (zie Plato, Pythagoras). Ook sommige groepen joden geloofden aan deze leer, alsmede enkele christelijke sekten uit de Oudheid zoals de Manicheeërs en een moderne christelijke groep (antroposofen).
In een enigszins gewijzigde vorm kwam deze leer ook bij de Egyptenaren voor. Heden ten dage komt men de leer van de reïncarnatie tegen bij veel esoterische broederschappen, onder andere bij de theosofen en Rozekruisers.
In India vormt de leer van de reïncarnatie een integrerend deel van zowel het hindoeïsme als het boeddhisme. Wij lezen in de aloude Katha-Oepanishad: "Nooit werd de ziel geboren, de ziel houdt nimmer op te bestaan. Nooit bestond hij niet, eind en begin zijn een droom. Zonder dood of geboorte of verandering bestaat de ziel altijd, nimmer kan de dood hem treffen, al schijnt de dood zijn woning."
In de Brihadaranyaka Oepanishad staat geschreven:
"Zoals een rups de top (einde) van een blad heeft bereikt en zich tot een ander blad keert, zo treedt de ziel een nieuw lichaam binnen wanneer hij het oude heeft verlaten."
Verder lezen wij weer in de Katha-Oepanishad:
"Gelijk de goudsmid die uit een stuk goud een nieuw, beter en mooier sieraad maakt, zo maakt de Atman wanneer hij het lichaam heeft verlaten en de Avidya (onwetendheid) heeft overwonnen, nieuwe, betere en schonere vormen (lichamen)."
Avidya is de onwetendheid van de mens omtrent het feit dat hij een essentieel onderdeel is van Brahman (de onbewuste vereenzelviging met het tijdelijke lichaam) en na vele incarnaties, of pelgrimstochten, moet leren (zelfverwerkelijking) om terug te keren naar zijn oorsprong (hereniging).
De Bhagavad-Gita (het hemelslied) zegt in hoofdstuk 11, vers 22: "Zoals een mens zijn oude en versleten kleding weggooit en nieuwe aantrekt, zo treedt ook de bewoner van het lichaam als hij zijn vroegere, sterfelijke omhulsel heeft verlaten in een ander binnen dat nieuw is."
In hoofdstuk 11, vers 23 staat: "Geweld van wapenen kan het Zelf niet treffen, het vuur kan het niet verteren, door water wordt deze Atman niet bevochtigd. Ook de wind kan dit Zelf niet verdrogen. De Atman immers is ondeelbaar, vrij van bederf, alom aanwezig, eeuwigdurend. De Atman blijft voortbestaan na het scheiden van het stoffelijk omhulsel."
Op een andere plaats in de Bhagavad-Gita lezen wij: 'De dood is zeker voor een ieder die geboren is. Wedergeboorte op aarde (reïncarnatie of letterlijk: weer in vlees) is zeker voor alle gestorvenen."
Vóór zijn geboorte is datgene, wat wij de mens noemen niet waarneembaar met onze zintuigen. In de periode tussen zijn geboorte en dood is hij wel waarneembaar. Na Zijn dood keert zijn essentie, de atman (de geest), weer terug tot dezelfde onwaarneembare staat van de natuur.
Waarom dus treuren en rouwen om een gestorvene? Hij heeft alleen maar zijn waarneembare staat verlaten. Uit het voorafgaande blijkt dat voor de hindoe leven en dood twee aspecten van dezelfde werkelijkheid zijn. Want geboorte en sterven is het eeuwige ritme van de natuur en als de mens kan opstijgen uit deze gebondenheid, wordt hij werkelijk vrij. Deze vrijheid te bereiken is het doel van de reïncarnatie.
terug naar de Inhoud
8 De persoonlijke en onpersoonlijke god
In Hindoe dharma is God zowel persoonlijk als onpersoonlijk. Dit lijkt op het eerste gezicht een tegenstrijdigheid. Wij zullen trachten de relatie tussen mens en kosmos tot God toe te lichten en enig inzicht te geven in de verschillende Yoga-paden die de ontwikkeling van de mens tot zelfrealisatie versnellen. God, mens en kosmos vormen als het ware een drie-eenheid voor hindoe-begrippen. Telkens zal dan ook bij de beschouwing van God (Brahman) den mens ter sprake komen. Want het diepste, ware zelf van de mens (atman) is identiek met Brahman. Wij mensen zijn over het algemeen geneigd God als een 'persoon' voor te stellen en Hem menselijke eigenschappen toe te kennen, bijvoorbeeld een God die zijn uitverkoren volk boven een ander verkiest, een boze God die donder en bliksem naar de aarde zendt, enzovoort. Alle mogelijke godsvoorstellingen leven in de mens en in het hindoeïsme is plaats voor allen en alles. Het is vrij van elk dogma en dwingt niemand tot een bepaalde manier van aanschouwen of aanbidden van God. Zolang deze aanbidding met liefde en in volle overgave geschiedt, zal dit alleen maar tot heil van de mensheid dienen. Echter, iedere handeling die verstart tot gewoonte en iedere aanroeping van Hem die alleen geschiedt uit angst of zelfzucht leidt tot adharma.
Er zijn tijden geweest dat er dieren- en mensenoffers werden gebracht, bijvoorbeeld aan de godin Kali. Dergelijke barbaarse handelingen, in het bijzonder als de priesters dit goedkeuren, streven hun doel voorbij en zullen God alleen maar beledigen. De historie kent vele van deze gruweldaden in naam van God: godsdienstoorlogen, brandstapels, enzovoorts. Deze praktijken komen over het algemeen gelukkig niet meer voor en dit is een bewijs dat de mens aan het veranderen is.
Deze zelfde ontwikkeling zien we bij het kind. Als een kind in zijn teen bijt en begint te huilen van de pijn, beseft hij niet dat hij zelf deze pijn veroorzaakt. Zo veroorzaakt de mens in onwetendheid veel pijn en leed. Als het kind groter wordt en begint te lopen, krijgt hij ruimte-besef. In zijn drang tot verovering van deze ruimte zal hij zich wel eens stoten tegen een tafel of stoel en zegt dan: 'stoute tafel'. Hij is dus nu zover ontwikkeld dat hij onderscheid kan maken tussen zichzelf en zijn omgeving. Maar hij blijft de wereld zien vanuit zijn eigen standpunt. Als hij later met een stoel speelt en het een auto noemt, lacht de volwassene, maar voor het kind is het de werkelijkheid van zijn eigen wereld.
Het wereldbeeld van de mens verandert dus naarmate hij zich verder ontwikkelt en zo zal ook zijn motivering veranderen. Daarom moet de mens in iedere fase van zijn ontwikkeling gerespecteerd worden, aldus het hindoeïsme.
Wanneer de mens zich met intense liefde en overgave (bhakti) tot een God met een bepaalde naam en in een bepaalde vorm (nama en rupa) wendt, dus een persoonlijke God, dan zal de Heer van het heelal in die vorm aan zijn devoot verschijnen.
Een hindoe-heilige vat in de volgende gelijkenis de relatie tussen de persoonlijke en onpersoonlijke God samen:
"De Absolute Brahman is de onmetelijke oceaan van Sat-chit-ananda (zijn, kennen en gelukzaligheid) (de algeest). Gelijk van de oceaan door intense koude een klein gedeelte bevriest tot ijs en in verschillende vormen, bijvoorbeeld als een ijsberg, op het water drijft, zo schenkt de Almachtige zijn genade in welke vorm dan ook aan de devoot die Hem opriep door intense devotie (bhakti). Hij verschijnt als een persoonlijk wezen (de heilige geest), hoewel deze verschijning slechts een heel klein gedeelte is van de immense oceaan van Zaligheid.
Wanneer de bhakta (vereerder) verder doordringt in Zijn wezen dan wordt hij volledig verlicht.
Wanneer de zon van de kennis in hem nederdaalt en hij verlicht wordt, verdwijnt zijn voorstelling van een persoonlijke God en versmelt hij in de oceaan van Zaligheid. Evenzo versmelt de ijsberg in het warmere gedeelte van de oceaan wanneer hij beschenen wordt door de zon en wordt weer water."
Daarom is er een gebed in de heilige schriften:
"O, Heer, gij zijt onpersoonlijk zonder enige vorm.
Gij zijt ook persoonlijk met een vorm.
Gij kwam in menselijke gedaante en leefde in ons midden."
Voor een persoonlijke God, die in welke vorm dan ook op aarde heeft vertoeft, kennen de hindoes het begrip 'avatara'.
Een avatara
Hierover lezen wij in de Bhagavad-Gita met de woorden van de Heer Krishna, hoofdstuk 4, vers 6-8: 'Al ben ikzelve ongeboren en onveranderlijk van wezen, de Heer van af het bestaande, toch is het bij het bestier van de natuur die mij behoort slechts door mijn eigenMaya dat ik. geboren word, het mystieke vermogen van zelf-expressie, de eeuwige gedachte in het eeuwig denkvermogen. Ik breng mijzelve telkenmale voort temidden van de schepselen, o zoon van Bharata, als op deez' aard de deugd verslapt en onrechtvaardigheid en ondeugd hoogtij vieren, daarom belichaam ik mijzelf van eeuw tot eeuw, zulks den rechtvaardigen tot behoud, den bozen tot verderf en tot herstel van de rechtschapenheid.'
In Hindoe dharma onderscheidt men verschillende graden van avatara: volledige avatara's en gedeeltelijke avatara's (amsa avataras). Het woord avatara betekent in het Sanskriet nederdaling (ava: neer en tri dalen). De heilige schriften van de hindoes spreken dan van nederdaling van de Godheid in het vlees. Dat zijn de Heilanden der mensheid. Omdat zij slechts voor een klein gedeelte zichtbaar worden in de grote oceaan van Brahman ten behoeve van de menselijke ontwikkeling, zeggen ook deze meesters: "Ik en mijn Vader zijn een."
Ook zeggen de meesters ons: "in het huis mijns Vaders zijn vele woningen." Zij dalen van de Vader neer, deze zonen Gods, om de mensheid de boodschap te brengen dat zij niet verlaten zijn of ooit zullen worden. Samen met dit begrip avatara hangen weer vele andere begrippen samen, onder andere dat van de onbevlekte ontvangenis en dat van de genade.
Aan de genade en liefde van God is het te danken dat Hij telkens Zijn Zonen naar de verloren mensheid zendt om hen te verlossen van hun slechte karma's. Al is een avatara de belichaming van Zijn liefde en genade in menselijke vorm, onze onwetendheid (avidya) ziet hem als gewoon mens.
De Almachtige verlaat ons dus nimmer, immers de atman (het Zelf, het Absolute in ons, de godsvonk) en Brahman (de Absolute Ene Heer der heelallen) zijn één, in welke fase van ontwikkeling wij ons ook bevinden, wij groeien toe naar de goddelijke zon (Brahman) opdat wij verlost worden van alle duisternis waarin wij ons bevinden.
Gelijk de plant zich richt naar de koesterende stralen van de zon om steeds omhoog te kunnen groeien, zo is ook de groei van de atman naar Brahman: Niets ter wereld kan onze groei daarheen weerhouden. Dood en geboorte zijn slechts schaduwen op onze pelgrimstochten. De grote Yogi Swami Vivekananda zei dan ook tot de mensheid:
"Wat deert het u dat sterren en zonnen tot stof vergaan,
weet dat gij eeuwig zijt."
Wij zullen nu de onpersoonlijke God beschouwen zoals Hij in de hindoe-geschriften voorkomt. De Naamloze Ene is God in zijn onpersoonlijk aanzicht.
De Veda's zeggen dat God zowel persoonlijk als onpersoonlijk is. De verlichte Yogi's zeggen dat Hij met geen naam en in geen menselijke taal te omschrijven is. De oceaan van Sat-chit-ananda (zijn, kennen en gelukzaligheid), zoals Brahman de Absolute zonder enig attribuut wordt aangeduid, is niet door de menselijke rede te begrijpen [de algeest]. Daarom kunnen wij die Ene Absolute grenzeloze Brahman ook niet beschrijven, want zodra wij dit doen is Hij beperkt en zijn Hem menselijke eigenschappen toegekend.
Deze staat van Sat-chit-ananda bereikt de Yogi in de hoogste fase van Samadhi (contemplatie) waar de dimensies van tijd, ruimte en causaliteit hem niet meer gevangen kunnen houden. Hij stort zich in de allesomvattende oceaan van gelukzaligheid (ananda). Deze hoogste staat van bewustwording in Brahman is volgens de hindoegeschriften en -leraren het einddoel der mensen. Ego en persoonlijkheid verdwijnen in die oceaan van louter gelukzaligheid.
De Yogi zegt dan: "Tat twam asi - dat zijt Gij!" Dit betekent tevens het eindpunt van de ontwikkeling van de mens: zijn pelgrimstochten zijn ten einde, hij heeft het hemelse koninkrijk bereikt. De verloren zoon is thuisgekomen en werpt zich in de liefdevolle armen van zijn vader, die altijd op hem heeft gewacht. In deze vreugdevolle omarming worden vader en zoon één. De vader kan de zoon bij zich houden, maar de zoon kan ook weer vrijwillig op aarde terugkeren als een heiland der mensheid (avatara). Hij kan ook in de andere regionen van Gods onmetelijke kosmos de Heer en Vader dienen. In het huis van de Vader zijn immers vele woningen. Voor de verlichte Yogi is niets onmogelijk. Hij kan met de natuurwetten manipuleren en heer van de hele schepping worden. Daarom heeft de Heer ons geschapen naar zijn beeld en gelijkenis.
De verlichte Yogi beheerst de zogenaamde natuurwetten volkomen. Deze hoogste staat van eenwording met de kosmische Vader is elk mens beschoren, van welk ras of geloof hij ook moge zijn. Heeft de Heer Jezus Christus niet aan de mensen gezegd, dat alles wat Hij op aarde deed wij ook kunnen doen? Als tegen de bergen wordt gezegd dat zij zich moeten verheffen en in zee vallen, dan zou dat geschieden.
In de Bijbel staat ook:
"En de Here zeide: 'Zo gij een geloof hadt als een mosterdzaad, gij zoudt tegen deze moerbeziënboom zeggen: Wordt ontworteld en in de zee geplant en hij zou u gehoorzamen.'"
Wij weten niets over onze mogelijkheden.
De menselijke ontwikkeling tot bevrijding is samengevat in de volgende twee voorbeelden:
Stellen wij ons de absolute Brahman voor als een grote, brede rivier. Vanuit deze rivier zijn vele kanalen gegraven, het water wordt door de kanalen naar kunstmatige meren geleid. Zodra het beweeglijke, stromende water in de meren komt, wordt het stil en verliest alle beweging. Maar als de sluizen van deze meren weer worden opengezet, vloeit het water door de kanalen naar de brede stroom en hervat zijn beweging. Zo vloeit de atman, die lange tijd was beperkt door zijn stoffelijke omhulsel, bij het bereiken van de zelfverwerkelijking in de kosmische stroom die zijn ware woning is.
Door de enorme zonnewarmte verdampt een deel van de oceaan en vormt zich tot wolken. Deze wolken worden door de wind weer tegen de bergen gedreven. Hier condenseert het tot regen. De regen valt op aarde en kan bevriezen op de hoge bergen tot gletsjers. De gletsjer loopt na verloop van tijd uit in een snelstromende bergbeek die in een bergmeer vloeit. Uit dit bergmeer ontstaat nu een stroompje dat leidt naar de bronrivier. Deze rivier heeft vele zijarmen waarin het water enige tijd zal verblijven. Uiteindelijk mondt de rivier uit in de oceaan. En nu is het water weer op het punt van waaruit het langgeleden is verdampt als waterdamp.
De oceaan is de oceaan van Brahman, het huis van de Vader. Zoals water uit vele druppels bestaat en dit in iedere vorm een andere naam kreeg: waterdamp, wolk, regen, ijs, gletsjer, beek, meer, stroompje, rivier, zo keert de atman na vele omzwervingen (incarnatie's) terug naar zijn ware tehuis.
terug naar de Inhoud
9 Mens, kosmos en maya
"Wanneer gij wilt zien, open dan uw ogen en zie:
achter de sluier der blindheid, in sterfelijk vlees gehuld,
zijt gij, o mens, gij Goddelijke."
Selva Raja Yesudian
Zo herhaalt een Yogi van onze tijd de eeuwenoude boodschap weer: "Mens, ken uzelve."
Het woord 'mens' hangt samen met het Sanskriet woord voor mens 'manoesh' (manas: denken). Zo kunnen wij de mens als een denkend wezen beschrijven.
Sedert het begin van de menselijke historie heeft de mens nagedacht over het mysterie van het bestaan, over God, de wereld en zichzelf. De hindoe-wijzen ontdekten dat het diepste geheim van het bestaan in onszelf is te vinden. De heilige Schrift zegt ook: "het koninkrijk Gods is binnen ulieden." (o.a. in Lukas 17:21)
Waarom kunnen wij dit koninkrijk niet deelachtig worden? Sommigen zeggen dat God dit als mysterie voor de mens heeft gehouden. Maar de Heer zegt: "Klopt en gij zult opengedaan worden, zoekt en gij zult vinden." De Heer twijfelt dus niet aan onze mogelijkheden. Hij spoort ons aan. Beperkingen zijn niet door God opgelegd, maar door onszelf en de andere mensen. Anderen hebben ons gesuggereerd dat wij niets kennen, nooit iets zullen begrijpen van de Goddelijke mysteries en dat Hij alleen aan de zeer bevoorrechten Zijn genade schenkt. Met deze uitspraken belasteren wij zelfs de Heer door Hem als partijdig af te schilderen. Maar de hindoe zegt: "De atman en Brahman zijn één, hoe moeten wij dan de atman herkennen en kennen?"
De volgende gelijkenis maakt de bovenstaande vraag over de atman, dus ons werkelijk zijn, ons ware zelf [de menselijke geest] en het beeld dat wij van onszelf hebbengevormd [van de de tijdelijke persoonlijkheid], duidelijk.
Er was eens een leeuwin die op het punt stond te jongen. Zij zag een kudde schapen en sprong erop af. Dit werd haar fataal want na een jong geworpen te hebben, stierf zij. De schapen voedden de welp op. Het werd groot en sterk, maar had niet het minste vermoeden dat hij een leeuw was, koning der dieren. De leeuw blaatte als de schapen en at gras. Op een dag werd de kudde aangevallen door een andere leeuw. Deze was uiterst verbaasd temidden van de schapen een leeuw te zien die ook blatend wegvluchtte. Nieuwsgierig liep hij zijn soortgenoot achterna en vroeg hem waarom hij vluchtte, daar hij immers een leeuw was. Het antwoord luidde: "Ik ben een schaap en moest dus wel vluchten." De leeuw nam hem toen mee naar een plas en zei: "Kijk naar mij en kijk naar je spiegelbeeld. Zijn wij niet gelijk?" Het 'pseudo-schaap' keek en beantwoordde het gebrul van de leeuw met eenzelfde gebrul, want nu wist hij dat hij geen schaap was, maar de koning der dieren.
Evenzo zeggen de hindoe-Ieraren en -geschriften: dat wij volmaakt, oneindig, zuiver ziel [geest] zijn. Alle kracht van het universum ligt in onszelf. Wij zijn als de oneindige hemel met lichte en donkere wolken die voorbij trekken. Maar de hemel zelf is oneindig blauw. Wij zien de wereld vanuit ons eigen standpunt. Onze zintuigelijke waarneming van de wereld is beperkt [door de onbewuste vereenzelviging ermee]. Er bestaan nog hele werelden waarvan wij geen besef hebben. De mens heeft door vernuftige instrumenten zijn kennis en waarneming uitgebreid. Door microscoop en telescoop is hij in staat de wereld beter te bezien dan met het blote oog.
De hindoe-wijzen ontdekten duizenden jaren geleden dat de hele werkelijkheid niet te doorgronden is met ons verstand. Het verstand is gebonden aan de dimensie van tijd, ruimte en oorzakelijkheid (kala, desha en karma). De atman kan niet worden veranderd of ontbonden. De atman is immers eeuwig, ongeboren, lichtend en onsterfelijk. De atman is volmaakt en rein, en behoeft dus geen evolutie(?) [De geest op zichzelf is het godenkind. De geest heeft in zich de geestelijke vermogens, die in áánleg aanwezig zijn. Met het ontwikkelen van de vermogens verandert ook de geestesgesteldheid, tot die in overeenstemming is gekomen met die van de goddelijke algeest. Daardoor kan de hereniging ermee plaatsvinden]. Het lichaam verandert steeds van geboorte tot dood. De gedachte en de drang tot het kennen van de atman ontwikkelen tot hogere bewustzijnsniveaus [geestesgesteldheden] in steeds betere omhulsels [lichamen] met als einddoel ongebondenheid van tijd, ruimte en oorzakelijkheid [de hereniging met de algeest].
Enige voorbeelden ter verduidelijking:
Als er in een kamer een zwaar dik gordijn hangt, kunnen wij het zonlicht in die kamer niet zien.
Naarmate het gordijn dunner en daardoor doorzichtiger wordt, zien wij meer licht. Als het gordijn helemaal wordt weggenomen, straalt het licht in haar volle pracht. Dus wanneer het lichaam [de tempel] en ons denken [de geest als de denker] door een rein leven (dharma) steeds meer worden geperfectioneerd, straalt hierin de eeuwige atman steeds helderder.
Wanneer wij een klompje goud met veel moeite en graafwerk diep uit de aarde halen en schoonmaken, zal het schitteren in al zijn pracht.
Dus volgens de hindoes is in deze vergankelijke, steeds veranderende wereld en kosmos alleen de atman het enig onveranderlijke, eeuwige. Door de atman te kennen, kent men ook Brahman, want Brahman en atman zijn één. Maar als alles in de kosmos onderworpen is aan verval en groei, aan geboorte en dood, is dan deze hele kosmos een werkelijkheid? Of is het soms een snelbewegend panorama met zijn veelheid aan vormen, kleuren en geuren, dat ons in ons korte bestaan de indruk geeft een werkelijkheid te zijn? [in de tijdelijke wereld is de tijd een stroom van leerzame gebeurtenissen]
De kosmos
Krishna:
"Ik stichtte met slechts een deel van mijzelf gans dit heelal en blijf ervan gescheiden."
Bhagavad-gita, Hst. 10 v. 42
Nu moeten wij ons afvragen: wat is dit ganse heelal en wat is de stof of materie waaruit alles, ook onze lichamen, is gevormd?
De oude Rishi's [ziener] van India ontdekten duizenden jaren geleden al dat wat wij stof noemen, een bepaalde toestand van energie is (Einsteins relativiteitstheorie, E=mc²). Dus stof in zijn zuiverste vorm is energie. Wij weten dit pas sinds de ontwikkeling van de kwantummechanica. Het atoom bergt als kleinste eenheid van een element (stof) een reusachtige hoeveelheid energie in zich.
De warmtetoestand waarin een stof zich bevindt, hangt ook af van haar moleculaire trilling of beweging. Als wij bijvoorbeeld een pan met water aan de kook brengen, dan gaat het water, dat eerst vloeibaar was, in damp over, doordat de beweging van de watermoleculen is versneld. Maar laten wij die pan met water bevriezen, waardoor de beweging der moleculen wordt vertraagd, dan wordt het water ijs. Als wij vloeistoffen in snel draaiende beweging brengen, krijgen zij de kracht van vaste stoffen. Een wervelwind of tornado, waarin de lucht in snel draaiende beweging is, kan huizen of zelfs graniet verpulveren.
Het Sanskriet woord voor atoom is 'anus' en betekent evenals in het Grieks: 'ondeelbaar'. De gehele stoffelijke kosmos en ook onze lichamen zijn uit atomen opgebouwd. Dus kunnen wij ons ook de kosmos voorstellen als één geheel van energie. Merkwaardigerwijze is datgene, wat de moderne fysica ons leert, hetzelfde als wat duizenden jaren geleden reeds stond vermeld in de Veda's.
De scheppingshymne uit de Veda's, 3e vers
"Duisternis heerste; dit Al, aanvankelijk in duisternis gehuld, was chaos zonder onderscheid.
Al wat toen bestond, was vormeloze leegte [de algeest in de toestand van rust als donkere koelte].
Toen werd die eenheid geboren uit de grote macht der warmte."
[de verdichting van de menselijke geest uit de vereniging van donkere koelte en lichtende warmte]
Verder leren de hindoe-geschriften nog dat atoomenergie een grove energie is vergeleken met de zeer fijne en ijle [geestelijke] oer-energieën.
Praña [Sanskriet: levenskracht, geestkracht]
De verlichte wijzen van India leren ons dat iedere kracht of energie ['energie' komt van Grieks 'en-ergon': in beweging, in werking; maar als er iets beweegt, dan moet daar iets anders de oorzaak van zijn] die in het onmetelijke heelal werkzaam is, een innerlijke oorzaak bevat, een kern waaruit ieder leven, iedere beweging en iedere werkzaamheid ontspringt. Deze zich in de oertoestand bevindende potentiële energie heet: praña. Praña rustte vóór het begin van de scheppingscyclus in de Absolute Brahman als geest of idee van alle krachten. Dus achter alle energievormen bevindt zich de kracht van praña, die wij als levensenergie [de geest als de levenskracht] zouden kunnen omschrijven.
Volgens de hindoes is het de praña die wij door te eten en te drinken binnenkrijgen om ons lichaam en leven in stand te houden. Daarom kunnen de zeer vergevorderde Yogi's deze praña rechtstreeks van de kosmos betrekken en hebben zij geen enkele soort voedsel nodig om hun leven en lichaam in stand te houden.
Enkele jaren geleden liet een Yogi uit Bombay zich levend begraven. Na vele dagen werd het verzegelde graf weer geopend en kwam de Yogi springlevend tevoorschijn. Vruchten en groenten, vooral bladgroenten, zijn volgens de hindoes zeer rijk aan praña. Alle andere energieën in het heelal zijn blinde krachten.
De gehele kosmos is zo te herleiden van stof (atoom) tot energie. Praña is de bron van energie en ook de kracht der gedachten [de geest beschikt als levenskracht over het vermogen te denken]. Volgens de hindoe is bij de grovere energieën de praña meer gebonden (verdicht), dus meer stoffelijk. Hoe fijner de energie hoe meer praña vrijkomt. Als praña de toestand tussen stof en geest bereikt, manifesteert het zich als begin van intelligentie. Onze gehele schepping is slechts een gedachte van de Absolute Brahman [de goddelijke algeest denkt in zichzelf de schepping].
Wanneer de verlichte Yogi de praña volkomen beheerst, kan hij dus tevens de ganse schepping beheersen. De verlichte Yogi kan met de z.g.n. natuurwetten spelen. Dat is wat wij 'wonderen' noemen. Maar de volkomen verlichte meesters maken slechts gebruik van de ijlere krachten der natuur.
In deze onmetelijke kosmos is er geen boven of beneden:
"Eens stelde een schoolmeester allerlei moeilijke vragen aan zijn leerlingen. Een ervan was: 'waarom valt de aarde niet?' Hij verwachtte een hele discussie, maar een schrander meisje stelde de wedervraag: 'waar zou de aarde heen moeten vallen?'"
In de grenzeloze oneindigheid is er geen sprake van grenzen; wat boven is, is ook beneden.
De hindoe-geschriften leren verder dat de stoffelijke kosmos niet het enige scheppingswerk van de Heer is. Er zijn nog andere graden van bestaan in de kosmos, zoals de stoffelijke, de astrale en de oorzakelijke kosmos (de drie Loka's uit de Veda's). Deze gehele schepping duurt van eeuwigheid tot eeuwigheid. Het kosmische ritme van schepper, onderhouder en ontbinder is slechts een spel van de Heer (lila).
Een scheppings-cyclus of -periode van vele miljoenen jaren heet een kalpa ofwel één dag van Brahma. Wanneer het scheppende ritme ophoudt en de Heer in Shiva' s aspect zijn grote goddelijke dans uitvoert, daarbij alles weer tot zich nemend, dan keert alles weer terug tot de toestand zonder onderscheid, een toestand van eenheid. De gehele kosmos rust dan weer in de schoot van de Absolute Brahman. Dan zal er overal de nacht van Brahman heersen (zie de scheppingshymne uit de Veda's). Dit is de grondslag van alle mysteries rond het menselijke bestaan.
Waarom schept de Heer deze kosmos met haar oneindige vormen? Tot eigen eer en glorie? De hindoe-geschriften zeggen:
"Gelijk de dichter, de schilder of componist de innerlijke drang bezit tot het scheppen van een werk, alzo kan de Heer uit grote liefde voor zijn schepselen niet nalaten zijn kosmische spel te spelen."
Daarom krijgen wij telkens weer de gelegenheid terug te keren naar het huis van de Vader met zijn vele woningen.
De Oepanishads getuigen van deze grote liefde als zij zeggen: "Uit liefde is de kosmos geboren, in liefde schrijdt zij voort, tot liefde zal zij wederkeren."
Zo strekt Gods kosmos zich eindeloos en majestueus uit. Onze aarde is daarin slechts een stofdeeltje. Astronomen trachten de afstanden van dit alles te peilen in miljoenen lichtjaren.
Maya en de goena's
Maya
Maya of de kosmische illusie [van Latijn 'in-ludere': een spel spelen] is de geheimzinnige macht waardoor de onwerkelijkheid zich als de werkelijkheid aan ons voordoet. Maya is de sluier die door de constructie van onze zintuigen [door de onbewuste vereenzelviging met de zintuigen] over de schepping ligt; ze is geweven uit de aanschouwingsvormen die ons a priori immanent zijn: ruimte, tijd en causaliteit. Maya is de gebondenheid [van de geest] aan de relatieve wereld. Om uit deze gebondenheid te komen, heeft God het ganse heelal om zich heen geschapen.
Maya wordt ook 'avidja' genoemd, dat is het niet-weten. De banden van Maya zijn zeer sterk en houden ons als het ware met zuignappen van een octopus vast aan de wereld der zintuigen. Maya wil niet zeggen dat de wereld niet bestaat, maar wel dat onze zintuigen te gebrekkig zijn om de werkelijkheid van de onwerkelijkheid te onderscheiden. De macht van Maya manifesteert zich ook in het innerlijk van de mens [het is de geestesgesteldheid van onbewuste vereenzelviging].
"De Ikmaker of Ahamkara verduistert de Atman zoals een donkere wolk de zon verhult."
Hierdoor kan de atman in zijn ware wezen niet worden gekend.
Ahamkara - ik-maker.
Volgens de hindoe is het 'ik' verbonden met een bepaalde bewustzijnstoestand van de mens. De hindoewetenschappen (o.a. Yoga) zeggen dat ook als een volwassene zichzelf met 'ik' aanduidt, hij niet werkelijk weet wat die 'ik' is. Als wij die 'ik' bewust zijn, dan is onze aandacht gericht. Als ik bijvoorbeeld een boek lees, hoor ik het tikken van de klok niet. Pas als ik mijn aandacht richt op het tikken, hoor ik het geluid, dan doe ik de waarneming. Nu leert Yoga dat de mens in staat is zijn bewustzijn, dat in de hersenen [in het voorhoofd] zetelt, te verruimen. Door bepaalde Yoga-technieken kan hij zich oefenen in het verruimen van zijn bewustzijn.
Volgens de Yoga-leer bevinden zich 7 grote en 5 kleine bewustzijnscentra in het menselijke lichaam, deze worden chakra's genoemd (sanskriet chakra: wiel).
De rij chakra's begint bij het stuitbeen, de onderste wervel. De eerste chakra wordt Muladhara genoemd, dichterlijk esoterisch genoemd de chakra van de lotus met de vier bladen. In opwaartse richting langs de ruggegraat komen we dan de volgende chakras tegen. De Sahasrara chakra is de duizendbladige lotus en bevindt zich in de hersenpan. Bij iedere chakra doet de Yogi met behulp van bepaalde Yoga-technieken de enorme kosmische krachten die in hem sluimeren, ontwaken en komt telkens één stap verder naar het algehele bewustzijn. Hierdoor verwerft hij ook bepaalde krachten, waardoor hij prestaties kan leveren die voor de gewone mens niet mogelijk zijn.
De totale 'ik'-ervaringen van de mens heet de ik-maker of ahamkara. Het zal duidelijk zijn dat de ahamkara verschilt van chakra tot chakra.
Wanneer de Yogi in de laatste en hoogste chakra zijn bewustzijn heeft samengetrokken, dan treedt hij in de toestand van Samadhi of kosmisch bewustzijn. Het 'ik' of 'ego' waarmee hij zichzelf in Maya identificeerde is nu, in de lotus van de duizend bladeren, opgeheven. De schillen van zijn persoonlijkheid zijn alle in Maya opgegaan. Zijn Atman (ware zelf)[de menselijke geest] is bevrijd van alle banden met ahamkara (ego-gevoelens). Hij herkent en kent zichzelf in deze verheven staat van het Goddelijk licht.
Enige voorbeelden om het begrip Maya te verduidelijken:
Een houthakker, in de duisternis op weg naar huis, zag een grote dikke cobra op zijn pad liggen. Van de schrik bekomen bekeek hij de cobra rustig en zag toen tot zijn grote blijdschap dat wat hij voor een cobra aanzag in werkelijkheid een dik stuk opgerold touw was.
Het onvermogen om op het eerste gezicht een cobra van een stuk touw te onderscheiden, heet Maya.
Op een stil plekje in een dorp stond een boomstronk. Een dief kwam er in het donker langs, dacht dat het een politie-agent was en vluchtte. Een jongen die pas een spookverhaal had gehoord, vluchtte ook. Ook een verliefde jongeman kwam op deze plek en in de mening dat het zijn geliefde was, rende hij op de boomstronk toe.
leder van deze drie mensen zagen de boomstronk voor iets anders aan. Dat is Maya.
Er is nog een mooie Maya-legende:
De wijze Narada vroeg de Heer Krishna eens hem de macht van Maya te verklaren. Zij kwamen aan de rand van een woestijn. De Heer Krishna vroeg Narada wat water voor hem te halen in een nabijgelegen dorp omdat hij dorstig was.
Narada klopte bij het eerste huis aan. Een schone jonge vrouw deed hem open. Liefde op het eerste gezicht leidde tot een huwelijk en Narada was een gelukkig man in de armen van zijn schone, jonge vrouw. Hij was zijn boodschap helemaal vergeten.
Na de dood van zijn schoonvader erfde Narada alles en werd een vermogend man. Er gingen twaalf jaren voorbij. Op een dag trad de rivier door zware regenval buiten haar oevers. Alles werd meegesleurd in de ziedende stroom. Narada plaatste zijn jongste zoon op zijn schouders, hield zijn vrouw stevig omklemd met de ene en de twee andere kinderen met de andere arm. Zo trachtte hij de stroom te doorwaden. Maar een golf sloeg het kind van zijn schouders. In paniek trachtte hij het te grijpen en liet vrouw en kinderen los die in de kokende watermassa verdwenen. Met lege handen moest hij nu vechten voor zijn eigen leven. Bijna werd hij door de rivier verzwolgen en met uiterste krachtsinspanning bereikte hij de andere oever waar de Heer Krishna op hem wachtte.
"Narada," zei de Heer, "ik stuurde je weg om water te halen en je bleef een half uur weg." Narada antwoordde: "Een half uur, Heer? Ik bleef twaalf jaar weg, was rijk, had vrouw en kinderen. Nu heb ik uw Maya gezien!"
Maya is de relativiteit van ruimte, tijd en oorzaak. Geboorte en dood vindt in de tijd, dus in Maya, plaats. Daardoor kan in Maya geen sprake zijn van onsterfelijkheid. De verlichte Yogi bevrijdt zich uit de boeien van deze betrekkelijkheid (Maya) en bereikt in het Absolute gelukzaligheid en onsterfelijkheid [de geest].
Maya veroorzaakt bij ons de begrippen goed en kwaad, God en duivel, alle paren van tegenstellingen [de tweeheid].
Zoals gezegd moet men zich losmaken uit de boeien van de waan (Maya) [de geestestoestand van onbewuste vereenzelviging] om de atman [zichzelf als de vermogende geest] te kennen. Daarom zegt het hindoeïsme dat elk godsbegrip, of dat nu dualistisch (God en duivel) of een persoonlijke God is, de mens zal brengen tot het hogere bewustzijn dat de Absolute Brahman, de Ene zonder een andere is. Het gehele universum is immers een samenspel van vormen. Het Absolute is de oceaan terwijl wij en alles wat bestaat als golven daaruit oprijzen.
De Goena's
De goena's zijn: de beweegredenen die de mens aanzetten tot handelen. Goed en kwaad behoren tot Maya. Daarom moet ook de Yogi die de Absolute zoekt, de goede daden achter zich laten. De Heer zei tot de man die goede daden verrichtte: "Om het koninkrijk der hemelen te beërven, verkoop alles wat gij bezit en volg mij." Het vuur dat de maaltijd voor de hongerige kookt, is goed. Maar legt het een huis in as, dan is het kwaad.
Volgens de hindoe-geschriften zijn er drie goena's.
Dit zijn de drie zijnsvormen van de materie (Maya).
Deze zijn: Tamas: traagheid, stagnatie;
Rajas: de voortdrijvende kracht;
en Sattwa: het zuiver uitgebalanceerde midden tussen Tamas en Rajas.
Omdat de mens een vrije wil heeft, kan men zelf beslissen welke van de goena's hij in zich verkiest.
De beste goena is de Sattwa [wijsheid], deze omvat alles wat goed, schoon en harmonisch is. In deze toestand is de mens in evenwicht en komt tot edele, onzelfzuchtige daden. Deze goena doet de goddelijke vonk in ons naar buiten stralen. Toch veroorzaken deze handelingen gevolgen (karma's) die de mens nog met gouden ketenen aan Maya binden. Dus ook Sattwa-daden, hoe nobel ook, houden de atman nog in Maya en verwijderd van God. Onzelfzuchtige daden voeren de mens wel dicht tot zijn doel, maar om de Absolute Brahman te bereiken, moet men zich ook hiervan ontdoen.
De Rajas goena is alles waar wij vurig naar verlangen. Rajas drijft ons naar steeds grotere activiteit, want zodra een verlangen is vervuld, ontstaat er weer een nieuwe. Rajas behoeft niet slecht te zijn, maar is evenmin goed.
De derde goena in de natuur, Tamas, dus ook in de mens, omvat alles wat traag, dom, grof en slecht is. Dit zijn de geestelijk indolenten. Deze goena stompt de mens af en stort hem in de duisternis, waarin hij als verdoold leeft.
Wordt de mens door Sattwa beheerst, dan voelt hij vreugde, geluk en vrede.
Onder invloed van Rajas wordt hij gejaagd en voortgedreven door zijn activiteiten.
Wanneer Tamas de daden van de mens bestuurt, raakt hij verward en verdwaalt.
De volgende gelijkenis verduidelijkt deze drie zijnsvormen van materie, dus ook van Maya:
Er waren eens drie rovers die iemand van alles beroofden en hem vastbonden aan een boom in de wildernis. In het holst van de nacht keerde één van de rovers (Sattwa) terug naar de man, sneed zijn touwen door, bracht hem uit de wildernis en zette hem op de weg naar de vrijheid.
terug naar de Inhoud
10 Yoga
Wij hebben gezien dat volgens Hindoe dharma de atman hetzelfde is als de Universele Ziel (Brahman) [de algeest]. Brahman, zeggen de heilige geschriften, is Absoluut Zijn, Kennis en Gelukzaligheid. In Brahman vindt de mens genade, vreugde en liefde.
De atman realiseert zich echter niet als deel van Brahman en als Heer der schepping. De Heer heeft aan de mens beloofd, dat Hij hem alle macht zal geven over hemel en aarde en dat hij koning zal zijn over de schepping Gods. De mens is echter afgezakt tot een bedelaar. Hij, die alle macht toebehoort, dwaalt als een verloren zoon ver van de Vader, die alles bezit en alles aan Zijn kinderen zou willen geven. Zodra in de mens echter het verlangen naar zijn ware tehuis zal opkomen, zal hij op weg gaan en niet rusten voordat hij de woning van Zijn Vader heeft bereikt.
Wij weten nu ongeveer wat Maya is: het onverklaarbare, goddelijk spel (lila) dat de schepping in stand houdt. Ook roept Maya de illusie van tijd, ruimte en oorzakelijkheid op. Ook de schepping van de menselijke geest is Maya. De gehele schepping bestaat uit de projecterende kracht van Maya. Daarnaast heeft Maya echter tevens de macht tot verbergen en doet ons het onwerkelijke als werkelijk ervaren. Maya verbergt de ware natuur van het diepste zijn van de mens, zijn atman [door in zijn volstrekte tegendeel, de stof af te dalen, wordt de menselijke geest onbewust van zichzelf en vereenzelvigt zich daardoor met de stoffelijke wereld]. Dat de mens van goddelijke oorsprong is, wordt ook verhuld door Maya's sluier. Al wat wij kennen is onderworpen aan de wet van karma, evenals al onze mogelijkheden. Zolang aan deze wet wordt gehoorzaamd, kan er geen sprake zijn van vrijheid. Vrijheid is aan gene zijde van Maya en de goena's.
Toen de oude zieners van India (Rishi's) deze betrekkelijkheid van mens en kosmos ontdekten, wisten zij tevens dat de absolute kennis van alle bestaan niet door ons verstand kan worden ontrafeld. Want ook het verstand [het vereenzelvigde denken] is een produkt van Maya. Hoe moet de mens zich ontworstelen aan zijn beperkingen in die wereld van tijd, ruimte en causaliteit?
Het doel van Yoga is nu juist om de mens (de atman) te bevrijden uit de waan (Maya) waarin hij gevangen zit. Het woord 'yoga' komt van de Sanskriet stam 'yug' dat 'verbinden' betekent. Yoga verbindt de atman dus met de Brahman. Yoga is het begin van iedere religie die hetzelfde doel nastreeft.
De essentie van Yoga kunnen wij ons ongeveer als volgt voorstellen: lange tijd is verkondigd dat honing zoet is. Toen probeerden de mensen de honing te analyseren om het zoete te vinden, zonder ooit een druppel geproefd te hebben. Dat waren de wijsgerige stelsels die over God spreken en trachten hem met hun verstand te verklaren. Maar de wijzen die alles wisten over de samenstelling van de honing, hadden er óók van geproefd.
Alle verlichte meesters die ooit ter wereld hebben geleefd, hebben geleerd dat zij God hebben gezien. Wat zij bereikten, is voor ieder van ons weggelegd. Later werd alleen de léér die naar deze verlichte meesters genoemd werd, gepredikt zonder de God - waarover de meesters hebben getuigd - te proeven en te beleven. Er werd gezegd dat de mens hier niet toe in staat zou zijn. Het streven van de mens in die richting werd daardoor geremd. De moderne natuurwetenschap heeft bovendien de mens aan het twijfelen gebracht over het wezen van God.
Het hindoeïsme heeft nooit het onderzoeken van de innerlijke of de uiterlijke wereld tegengewerkt. Het heeft ook nooit getracht zijn suprematie te bewijzen door godsdienstoorlogen of anderszins, evenmin als het negatie van de wereld heeft gepredikt. Het heeft de subtiele wetten van de kosmos ontdekt en een wetenschappelijke methode ontdekt om onze natuur te ontwikkelen en te komen tot Godsrealisatie.
Yoga is de wetenschap van de zelfverwerkelijking en sedert onheuglijke tijden in India bekend. Heer Krishna spreekt erover in de Bhagavad-Gita al meer dan 3000 jaar voor Christus.
Een grote naam die verbonden is met Yoga is Maharishi Patanjali. Deze heeft de Yoga-wetenschap gesystematiseerd in onder andere Raja Yoga en is de auteur van de Yoga-Sutra's (Patanjali's Yoga-aphorismen).
Zoals we zagen betekent het woord 'yoga' verbinden, verenigen, herenigen. Ook het Nederlandse woord 'juk' en het engelse 'to join' hangen hiermee samen. Yoga is dus de wetenschap met behulp waarvan men de menselijke ontwikkeling kan versnellen, de kortste weg van atman naar Brahman. Yoga heeft haar eigen methoden van onderzoek en deze staan iedereen van welke godsdienst ook, ten dienste. De resultaten die door Yoga bereikt zijn, kunnen door iedereen worden bereikt.
Een andere grote naam verbonden met Yoga is Hiranyagarbha.
Er zijn vier hoofdwegen (paden) van menselijke kennis die leiden tot de uiteindelijke innerlijke bevrijding. Deze zijn: Karma Yoga, Bhakti Yoga, Ynana Yoga en Raja Yoga. Verder kent men nog de bekende Hatha Yoga en de zeer verspreide Kriya Yoga. Er bestaan nog meerdere Yoga-systemen.
In de Bhagavad-Gita zijn onder meer de drie oudste Yoga-paden beschreven: Ynana Yoga, Bhakti Yoga en Karma Yoga.
Ynana Yoga is het pad van kennis en inzicht, waarlangs de mens de uiteindelijke bevrijding van de kosmische illusie, of Maya, bereikt.
Karma Yoga is het pad van werk en activiteit, zonder gebonden te zijn aan de resultaten ervan. De Karma Yogi werkt en dient de mensheid zonder er loon voor te ontvangen. Zijn werk is het offer dat hij aan de Heer opdraagt.
Het pad van Bhakti Yoga voert de mens langs de weg van intense liefde en devotie voor God naar zelfverwerkelijking.
De Raja Yoga of de koninklijke weg, legt er zich op toe door concentratie door te dringen tot de diepste diepten van de verborgen menselijke natuur. Deze Yoga is in acht graden verdeeld.
De Hatha Yoga begint met de beheersing van het lichaam om het te ontwikkelen tot een stevig, gezond en harmonisch werkend instrument teneinde de volgende, hogere stadia van Yoga te kunnen volbrengen.
De Kriya Yoga gaat uit van bepaalde technieken van prañayama (beheersen van de praña) en meditatie. Meditatie wordt in alle vormen van Yoga aanbevolen en vormt de sleutel tot het hogere bewustzijn. In de beginstadia van de meditatie wordt geleerd de denkkracht te benutten om zowel een innerlijke als een uiterlijke harmonie te verkrijgen. Wie eenmaal het bewuste denken en de gevoelens beheerst, kan het gevoel tot intuïtie (Sanskriet: boeddhi, verheven weten) ontplooien.
De menselijke gedachten en gevoelens zijn in onbeheerste toestand gelijk aan een aap die van boom tot boom, van tak tot tak springt. Als de wind het water van een meer doet rimpelen, is het moeilijk ons spiegelbeeld daarin te laten weerkaatsen. Dus meditatie is nodig om gevoelens en gedachten onder controle te krijgen, opdat wij dieper kunnen doordringen tot ons ware zelf.
Wanneer emoties en gedachten tot stilstand zijn gebracht, wordt de geest als een kaars in een windstille nacht die niet meer flakkert in de wind.
Meditatie is een techniek die onmisbaar is voor welke vorm van Yoga ook. Het uiteindelijk doel van de meditatie is het bereiken van het kosmische bewustzijn. In deze staat van bewustzijn bereikt de mens (Yogi) de bevrijding. Dit kosmische bewustzijn heet Samadhi, waarbij alle banden met Maya zijn verdwenen, alsook het begrip van tijd en ruimte. In deze toestand aanschouwt de Yogi de persoonlijke God en is nog maar in zeer geringe mate gebonden aan de wereld van de causaliteit (karma).
Een laatste fase van Samadhi heet nirbikalpa Samadhi. Hierin verdwijnt ook het persoonlijke godsaspect en gaat de atman, volkomen bevrijd van Maya, op in Brahman en worden de banden van tijd, ruimte en causaliteit geheel verbroken. De Yogi heeft nu de hoogste verlossing bereikt, mukti amanda, het opgaan in de oceaan van gelukzaligheid. De ontwikkeling van de mens is nu voltooid, de woning van de Vader met alle heerlijkheden en mogelijkheden staat voor hem open. Hij kan nu als hij dat wil, als Heiland en helper der mensheid naar de aarde terugkeren (avatara) of in een ander astraal deel van Gods immense kosmos als helper van astrale wezens weer opstaan om deze hogere wezens te bevrijden van de causale band van Maya.
De verlichte meester die volkomen in Brahman is, kent geen enkele barrière, noch fysiek noch mentaal. Hij kan zelfs zijn stoffelijk lichaam dematerialiseren. Zijn atman verwijlt in Brahman en hij beheerst praña (kosmische energie) volkomen. Voor zo'n volkomen verlichte meester is niets onmogelijk, hij staat boven de natuurwetten.
"En Jezus zeide tot hen: om der wille van uw ongeloof; want voorwaar zeg ik u, zo gij een geloof hadt als een mosterdzaad, gij zoudt tot deze berg zeggen: Ga henen van hier derwaarts, en hij zal henen gaan en niets zal u onmogelijk zijn."
Toch zal hij geen dezer krachten gebruiken tenzij hem dat door de Vader wordt bevolen, het geloof van de mens die in Maya slaapt, te wekken.
Een volkomen verlichte Yogi zal nooit zijn kennis, die de onwetende 'wonderen' noemt, voor enig aards gewin ten toon spreiden. Want een Yogi die bijvoorbeeld door Hatha Yoga bepaalde krachten kan ontwikkelen en deze voor geld tentoonstelt (fakir) is nog even diep verzonken in Maya als zijn toeschouwers.
Godsverwerkelijking is het doel van alle Yoga-paden, die leiden tot Hem en tot bevrijding van alle beperkingen (Maya). Dit is de hoogste dharma waartoe de mens zich kan en zal ontwikkelen. Dit is Yoga, dit is het hoogste ideaal van Hindoe dharma.
terug naar het literatuuroverzicht
^