Job: de onschuldige mens, die desondanks moet lijden
Het verhaal van Job is het verhaal van de op aarde levende mens, die wel gelovig is en aanneemt door God te worden geleid, maar die zich van de achtergronden en bedoelingen van God niet bewust is.
Voorspel in de hemel
In het begin van het verhaal treedt Satan in de hemel op als Satanaël, één van de Zonen van God(!); in een gesprek met God meent Satan dat Job alleen maar zo vroom is omdat hij het goed heeft, doordat hij door God wordt beschermd. De Satan weet dan God over te halen(!) Job in zijn handen te geven om de echtheid van zijn geloof te beproeven, of die ook standhoudt bij tegenslag.
Job is de geslaagde, rijke zakenman, in zijn woonplaats de notabele met veel aanzien, die evenwel toch diep gelovig is. Dit in tegenstelling tot zijn kinderen, die feesten en zich als rijkeluiskinderen gedragen.
Door Satan’s toedoen echter verliest Job zijn kinderen en zijn bezit, en wordt zelf ziek. Door het lijden dat hem nu overvalt, komt Job echter niet in opstand, hij blijft vroom zoals hij altijd was - althans in het oude randverhaal. Maar niet in het latere gedicht - dat midden tussen begin en einde van het randverhaal is geplaatst - en dat een psychologische uitwijding is over de gedachten en gevoelens die leven in de lijdende mens Job, die de oorzaak van dat lijden niet begrijpt.
Jobs onschuld
a. Job heeft drie vrienden die net als hij van het harde, oude geloof van de voorvaderen zijn: wie lijdt heeft dat aan zijn eigen gedrag te danken, hij wordt door God gestraft. De drie vrienden willen Job dan ook duidelijk maken dat als hij zo wreed door het noodlot is getroffen, hij wel ernstig kwaad zal hebben gedaan en dat hij daarom God om vergeving moet vragen, en zijn leven moet veranderen.
Maar Job houdt vol onschuldig te zijn. Hij wijst op zijn rechtvaardige gedrag van vroeger en weet niet waarom hij nu zou moeten lijden. Hij staat erop dat God een duidelijk bewijs levert voor zijn schuld, zoals dat in een rechtszaak gebruikelijk is. Job wil dus een rechtsgeding voeren tegen God vanwege een vermeende onterechte straf, die hem zomaar overkomt.
Rechtsgeding tegen God
Job is onschuldig in eigen ogen en verontwaardigd om het lijden dat hem nu treft. Hij is het schoolvoorbeeld van diegenen, die rechtschapen en onschuldig zijn en toch moeten lijden. Lijden kan volgens Job dus niet alleen het gevolg van schuld zijn. Hij neemt geen genoegen met de gedachte dat het lijden alleen een beproeving van de rechtschapene zou zijn. Hij wil een rechtsgeding voeren met God. God moet met bewijzen van slecht gedrag komen en hem de ogen openen. Anders is zijn lijden zinloos.
Job kan zich niet voorstellen dat lijden het gevolg zou zijn van Gods willekeur of onrechtvaardig handelen. Er moet ergens een reden voor zijn en Job vindt die niet. God moet wel rechtvaardig zijn, maar dat is hier niet zichtbaar. Ben ik zelf niet, zoals alle mensen, zegt hij, een voortbrengsel van Gods handen? Waarom zou God zo met zijn eigen schepsel omgaan? Job handhaaft zijn onschuld, maar brengt daardoor Gods rechtvaardigheid in het geding.
Moet hem niet duidelijk worden gemaakt welke dingen hij verkeerd heeft gedaan en waarom blijkbaar iedere stap van hem door God wordt nagegaan. Job blijft bij zijn onschuld terwijl zijn vrienden hem - in gesprekken en wederwoord van Job - steeds op zijn mogelijk slechte gedrag blijven wijzen.
Langzamerhand begint dan bij Job het vage inzicht te dagen dat degene die hij aanklaagt, God, in feite ook zijn enige ontlastende getuige is. Want zijn omgeving blijft maar op hem inpraten dat hij toch iets verkeerds moet hebben gedaan.
Zijn ongeluk is het bewijs van schuld in de ogen van allen die met hem omgaan, zijn vrouw en vrienden. Het ging hem vroeger goed en hij deed ogenschijnlijk goed, maar zijn vroegere leven moet dus niets anders dan huichelarij zijn geweest in de ogen van God. Hij veinsde alleen maar goedheid!
Op zichzelf teruggeworpen
Maar het vertrouwen dat juist God als een ontlastende getuige voor hem zal optreden, groeit. De vrienden worden brutaler, harder en Job daardoor verdrietiger, maar ook wijzer. Job raakt door de aanhoudende beschuldigingen van zijn vrienden verder af van de oude denkwereld en zijn vrienden. Hij wordt door hun beschuldigingen op zichzelf teruggeworpen; in deze wereld is het heil blijkbaar niet te vinden en hij komt innerlijk hoe langer hoe dichter en persoonlijker bij God te staan.
Elihoe
b. Dan komt de jonge wijze Elihoe ten tonele (die een vernieuwing van oude godsdienstige inzichten vertegenwoordigt). God onderhoudt wel degelijk een band met de mens, zegt hij; er is een verbinding met de mens merkbaar in dromen en in het uur van de beproeving. Alles wat een mens uit zichzelf goed heeft gedaan, wordt door God aan die mens vergoed. God geeft antwoord in het uur van de beproeving en in de vorm van de wroeging in het hart van de mens als die onjuist heeft gehandeld en het geweten gaat spreken.
Het leed brengt uiteindelijk de ontmoeting met God teweeg. Leed is niet alleen een beproeving, maar ook een waarschuwing, in wezen een blijk van liefde, een poging van God de mens tot bezinning te brengen dat er een verandering moet inzetten, die leidt tot het vormen van een band met de mens... die echter niet naar God omkijkt en daardoor lijdt.
Gods antwoord
c. Gods antwoord komt in een storm. Job is gestraft en heeft dus gezondigd. Houdt Job vol dat hij onschuldig is, dan twijfelt hij aan de rechtvaardigheid van God. Maar Job antwoord dat hij niet begrijpt waarom God hem straft. Job zegt: In mijn ogen ben ik onschuldig.
Gods antwoord is: maar je bent onwetend, onbewust en onwetendheid is het grootste kwaad voor de mens.
Job antwoord: Nu begrijp ik het. Ik heb de diepere waarheid vroeger niet gezien. Ik sprak wel vrome woorden, maar die ik niet begreep. Vroeger hechtte ik waarde aan de schijn, aan aanzien en bezit.
Job begint te beseffen dat hij ondanks zijn vroomheid een onwetende was. Hij komt tot het inzicht dat hij oordeelde vanuit onwetendheid. Maar door zijn inkeer is God aan hem verschenen en is God hem nabij.
Al het leed van de mens wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door diens onwetendheid.
Jobs inzicht
Op het eind van het tussengevoegde gedicht komt Job door ervaring tot inzicht (Iob 42:1-6):
Ach, wie is het die zich afsluit voor God zonder te weten?
Daarom, ik heb verkondigd zonder dat ik begreep
wat te wonderlijk was voor mij en ik niet kon weten.
Laat mij U vragen en maak mij bekend, want
alleen met het horen van een oor had ik van U gehoord,
maar nu heeft mijn oog u aanschouwd.
terug naar de vragenlijst
terug naar het weblog
^