bewustzijnscentrum


In het huidige tijdsgewricht is een bepaalde, wetenschappelijk aandoende spréékwijze, gebruikelijk geworden. Er wordt bijvoorbeeld gezegd: "Een persoon is een wezen, dat over een bewustzijnscentrum beschikt, het Ik, van waaruit het denkt en wil."

Wat ik echter heb mogen zíen in de geestelijke wereld is, dat de menselijke geest een bolvormige wolk van geestelijk licht en geestelijke warmte is. Dat licht en die warmte kunnen in twee, tegenovergestelde toestanden voorkomen: doordringbaar, vormbaar en zelfvormend, doordringend. Met die vormbare en zelfvormende eigenschappen van dat licht en die warmte hangen de geestelijke vermogens samen: waarnemen is vormbaar licht, denken is zelfvormend licht, voelen is vormbare warmte, willen is zelfvormende warmte. Voortdurend is de menselijke geest binnen zichzelf als die bolvormige wolk werkzaam door de dingen om zich heen waar te nemen, ze te beoordelen door ze te overdenken en te doorvoelen, en in aansluiting daarop er iets mee te willen doen.

Die bolvormige wolk bevindt zich overdag op de plaats van het voorhoofd. Als de menselijke geest zich vanuit die bol uitspreekt, dan komen de in zichzelf gevormde gedachten en gevoelens door de hersenen en de mond heen naar buiten toe tot uitdrukking: zij 'klinken doorheen' de mond. De bron van wat er door de mond heen tot klinken komt, is de menselijke geest en die is daarmee ook datgene, wat 'de persoon' ('per-sonare', er doorheen klinken) wordt genoemd.
Door waar te nemen neemt de geest, de persoon, het waargenomene als een beeld in zich op, dat daardoor binnen de geest een lichtbeeld wordt, een waarnemingsbeeld. Dat is de tóestand waarin de geest 'zich bewust wordt' van het waargenomene. Het 'zich van iets bewust zijn' is een tóestand van 'wetend zijn' waarin de geest komt te verkeren als die zijn waarnemingsvermogen gebruikt. Het 'zich bewust zijn' of 'wetend zijn' is een geestestóestand. Het is niet een zelfstandigheid, niet een wezen. Het 'wezen' als 'dat, wat is', is de géést.
Het 'zich bewust zijn' wordt verwisseld met de geest zelf - terwijl het alleen een éigenschap van de geest is.

Als de menselijke geest als de persoon zichzelf wil aanduiden, dan gebruikt hij daarvoor het woord 'ik' (een persoonlijk voornaamwoord). Het woord 'ik' is uitsluitend een woord, het is niet een wezen. Spreken over 'het ik' als zou het een zelfstandigheid zijn, is een spreekwijze, waarin de menselijke geest, zonder zich daarvan bewust te zijn, op een afstandelijke, schijnwetenschappelijke en zichzelf misleidende wijze over zichzelf spreekt.
Het is de onbewuste verpersoonlijking van wat alleen maar een persoonlijk voornaamwoord is: 'ik'.

Het verschijnsel dat een verstandig mens toch op deze afstandelijke wijze over zichzelf spreekt, wordt veroorzaakt door de toestand van 'onbewuste vereenzelviging', waarin de menselijke geest overdag komt te verkeren door zijn verbondenheid met de stof. De stof is het tegenovergestelde, want dode, van de geest, het levende, die leeft door de werkzaamheid van de geestelijke vermogens. Maar door de band met de dode stof zijn aandacht en toewijding geheel naar buiten uitgevloeid, de geest onbewust van zichzelf achterlatend in zijn binnenwereld. Alleen door inkeer tot zichzelf, door zelfbezinning en gebed, kan de menselijke geest zich langzamerhand weer bewust worden van het bestaan van zichzelf.
Door te bidden, door je naar binnen te keren, kan een mens een gelovige worden... een zegenrijke toestand! Want je hebt daardoor het besef gekregen dat zoiets als de geest een innerlijk te ervaren werkelijkheid is. Het is: jij, die in zichzelf als die bolvormige wolk een gebed uitspreekt. Jij brengt in jezelf je gebed tot klinken.
Maar ik weet dat iedereen hier over een vrije keuze beschikt en ik moet dus geduld oefenen en afwachten tot mensen mijn boek ter hand nemen om van de werkelijkheid omtrent zichzelf als menselijke geest, kennis te nemen.

De goddelijke algeest is een geest die zich uitstrekt in de eeuwige oneindigheid. Die algeest beschikt over dezelfde geestelijke vermogens als de menselijke geest, want die is als een bolvormige verdichting uit de algeest voortgekomen. God in de vorm van de algeest (de ongevormde oertoestand) heeft ons als een denkbeeld van zichzelf gedácht: namelijk als die bolvormige wolk.
Daarna heeft God als de algeest die bolvormige gedachte van zichzelf met liefde doordrongen, waardoor die gedachte tot leven kwam, ín zichzelf als de algeest. Ik als die door liefde tot leven gekomen gedachte van God, schrijf nu deze regels naar jou die dit leest, die in de rijke omstandigheid kan verkeren voor deze woorden open te staan door je vertrouwen in de waarde ervan.

Bij onze voortkomst uit de algeest, hebben wij de geestelijke vermogens van God in aanleg meegekregen, waardoor wij ze zelf tot ontwikkeling kunnen brengen om zo gelijkwaardig te kunnen worden aan God. De leerschool daarvoor is de aarde, waar wij regelmatig een bestaan meemaken om de volgende stappen te zetten op onze levensweg, de weg van geestelijke ontwikkeling. Deze weg leidt naar de hereniging met God, als wij onze vermogens hebben omgevormd tot het geweten en de deugden.
Om ons te begeleiden op ons pad verdicht de goddelijke algeest zich overal waar dat nodig is in zichzelf tot zo'n zelfde bolvormige wolk als wij mensen zijn. Maar in díe aparte bolvormige wolk is de geestestoestand van de algeest in zijn ontwikkelde volledigheid aanwezig: Gods heilige (want hele) geest, God in de gevormde toestand.

De gevormde toestand van God, de heilige geest, bestaat ín de ongevormde toestand: God als de algeest. Die heilige geest Gods is één keer bij ons op aarde geweest in de vorm van de mens Jezus. Op ons ontwikkelingspad zijn wij allen bezig te worden als Jezus, die bij ons is geweest om als voorbeeld te dienen voor onze persoonlijke, geestelijke ontwikkeling.


terug naar de vragenlijst






^