De 'borderline' persoonlijkheidsstoornis
Van deze persoonlijkheidsstoornis werd vroeger gedacht, dat die tussen de kenmerken van de neurose en de psychose in lag en daardoor een 'grensgeval' (borderline) vormde. Dit is een nietszeggende benaming, terwijl de stoornis voldoende eigen kenmerken heeft om die een eigen naam te geven: de 'emotieregulatiestoornis' - de stoornis berust namelijk op het onvermogen het eigen gevoelsleven te beheersen.
De oorzaak van deze stoornis moet waarschijnlijk worden gezocht bij het meemaken van schokkende jeugdervaringen, zoals geboortetrauma, scheiding van de ouders voor adoptie, scheiding van de ouders, gevoelsmatige verwaarlozing, mishandeling, langdurig gepest worden of seksueel misbruik. Op jonge leeftijd kan dit bij personen die daarvoor gevoelig zijn, in het bijzonder bij gevoelsmensen, een diep gevoel van onzekerheid en onveiligheid veroorzaken: een angst voor dit bestaan. Er bestaat geen vertrouwen in zichzelf en geen vertrouwen in dit bestaan.
Door het trauma en de bestaansangst heeft deze persoon steeds de angstige verwachting in het verdere leven opnieuw zulke kwetsende gebeurtenissen te moeten meemaken, waardoor ook kleinigheden zo worden opgevat. Ook ogenschijnlijk kleine wederwaardigheden kunnen daardoor het gevoelsleven overmatig verontrusten en het innerlijke evenwicht verstoren. Dat heeft weer een ongunstig zelfbeeld tot gevolg, een slecht zelfgevoel door het verlammende besef het leven niet aan te kunnen en er alleen voor te staan. Men voelt zich daardoor hulpeloos, eenzaam, aan zichzelf overgelaten, angstig en somber.
De blijvende, innerlijke onzekerheid die samenhangt met de bestaansangst veroorzaakt wisselende stemmingen en het onvermogens het eigen gevoelsleven te beheersen, een onvermogen met de eigen gevoelens om te gaan. Men wordt er de speelbal van en daardoor wordt deze persoon makkelijk door eigen gemoedsaandoeningen overweldigd, met een voortdurende innerlijke onrust als gevolg. De gevolgen van het trauma zijn een kenmerk van de persoonlijkheid geworden: een persoonlijkheidsstoornis.
Vanuit dit onevenwichtige, verontrustte gevoelsleven wordt ook de werkzaamheid van de andere vermogens, het waarnemen, denken en willen, gestoord:
- het waarnemen gebeurt daardoor oppervlakkig en onzorgvuldig; sommige onderwerpen worden gewoon niet opgemerkt;
- ook de gedachtengang heeft als het ware de neiging met de persoon op de loop te gaan, waardoor het denken verward is; het oordeel over een bepaalde persoon wordt gekenmerkt door uitersten, heel goed of erg slecht, maar kan door een kleinigheid in zijn tegendeel omslaan;
- de wilskracht kan niet voldoende lang op één doel worden gericht, waardoor een grillig gedrag het gevolg is: plannen worden niet uitgevoerd of worden niet afgemaakt.
Er kan ook een manipulerend gedrag bestaan en het bedriegen van mensen in de omgeving, in een wanhopige poging grip te houden op de gebeurtenissen. Door het onaangepaste gedrag loopt er in het leven veel mis, wat weer een ongunstige uitwerking heeft op het gevoel van zelfvertrouwen.
De innerlijke onevenwichtigheid heeft ook een verstorende uitwerking op de omgang met medemensen in de omgeving. Een grote gevoelsmatige aanhankelijkheid kan door een kleine aanleiding omslaan in afwijzing.
Door het schuldgevoel dat door dit alles ontstaat, is er een neiging zichzelf te bestraffen door zichzelf voedsel te onthouden (eetstoornis) of te beschadigen (automutilatie), maar dit kan ook ontstaan doordat de boosheid over de slechte loop der gebeurtenissen zich naar binnen, op zichzelf richt.
Door gespannenheid kan de innerlijke onzekerheid ook worden overschreeuwd door een aanvallend gedrag, maar als de innerlijke spanning teveel wordt, kan er een neiging ontstaan de toestand op aarde te ontvluchten door gedeeltelijke uittreding (dissociatie). De persoon is afwezig, 'is er dan even niet bij' en heeft het gevoel zichzelf van een afstand te bekijken (derealisatie, een psychotisch verschijnsel).
De behandeling bestaat uit een langdurige psychotherapie, waarbij inzicht in de mogelijke oorzaak van de innerlijke onevenwichtigheid moet worden gevonden en de persoon weer vertrouwen moet zien te krijgen in het evenwichtige gebruik dat hij of zij van de eigen vermogens kan leren maken.
Een goede vertrouwensband met de behandelaar kan een hulp zijn om ook weer vertrouwen in zichzelf te krijgen.
terug naar de vragenlijst
terug naar het weblog
^