De eniggeboren Zoon van God de Vader?
Alleen in het Johannesevangelie komt het woord 'eniggeboren' voor in de vorm van 'de eniggeboren Zoon' of 'de eniggeboren Zoon van God' of 'de eniggeborene des Vaders'. In Johannes is dit vijf keer te vinden in 1:14, 1:18, 3:16, 3:18 en 4:9.
1:14 Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid.
1:18 Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen.
3:16 Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.
3:18 Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld; wie niet gelooft, is reeds veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de naam van de eniggeboren Zoon van God.
4:9 Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem.
In de Aramese tekst staat op die plaatsen het woord 'ehedaya' en in de Griekse tekst 'monogenes'. Het woord 'monogenes' bestaat uit: 'monos': 'een' of 'alleen', en 'genos', dat: 'soort' betekent. Het woord 'monogenes' betekent daardoor: 'enig in zijn soort' of 'uniek'. Wat is er de oorzaak van dat in de Nederlandse tekst niet 'enig in zijn soort' staat, maar 'eniggeboren'?
Het woord 'genes' (soort) hangt samen met het werkwoord 'gennan': 'verwekken'. Er is daarom vertaald alsof er zou hebben gestaan: 'mono-gennan', dus 'als enige verwekt' (in het Engels: 'only begotten'), maar dat is vervolgens opnieuw verkeerd vertaald met ... 'eniggeboren'!
Bron: www.hiddenmysteries.org/religion/christianity/piousfraud.shtml (Hidden mysteries in the Bible en 'vrome fraude')
In de Griekse oertekst van Joh. 1:18 staat het volgende:
theon oudeis heoraken popote ho monogenes theos
God niemand heeft gezien ooit de enigverwekte god
ho oon eis ton kolpon tou patros ekeinos exegesato
degene zijnde tot in de boezem van de vader diegene ontvouwt
terwijl: monas en monados betekenen: een en ondeelbaar zijn, het begrip een, eenheid, het getal een; eenzaam, alleen, op zichzelf aangewezen
daarnaast wordt in de Tenach God ook de Ene genoemd, dus: monas of monados
Er kan naar mijn mening worden gelezen:
de Ene, niemand heeft ooit gezien, de uit de Ene verwekte zoon, uit het hart van de vader komend, die ontvouwt (de Ene)
Dat een vader een zoon 'verwekt' is begrijpelijk, maar dat een vader een zoon geboren laat worden, is een ongerijmdheid (Maria heeft immers Jezus geboren laten worden). Toch hebben geleerden(!) en gelovigen eeuwenlang deze onbegrijpelijkheid kritiekloos aangehoord, nagepraat en verder verteld, totdat het iedereen zo vertrouwd in de oren klonk, dat men er verder niet meer over nadacht.
Het Aramese woord 'ehedaya' heeft ook nog de betekenissen 'enige erfgenaam' en 'de geliefde'. Een juiste vertaling zou zijn: 'de geliefde zoon, enig in zijn soort'. Waarbij er ook aan moet worden gedacht dat het Hebreeuwse woord voor 'zoon': 'ben', ook betekent: 'hij, die iemand toebehoort'. In dat geval is er van een 'zoonschap' helemaal geen sprake, er is alleen een persoonlijke verhouding.
Als Jezus de woorden 'Vader' en 'Zoon' gebruikt, dan bedoelt hij de figuurlijke betekenis van die woorden, niet de letterlijke.
Vergelijk hiermee de volgende teksten uit het Oude Testament:
Exodus 4:22-23 God noemt Israël 'mijn eerstgeboren zoon'. Hij zegt tegen de farao: "Ik heb je bevolen mijn zoon te laten gaan om mij te vereren, maar dat heb je geweigerd. Daarom zal ik je eerstgeboren zoon doden."
Hosea 11:1-3 Toen Israël nog een kind was, had ik het lief; uit Egypte heb ik mijn zoon weggeroepen. Hoe harder ze geroepen werden, hoe meer ze hun eigen weg gingen.
Ze brachten offers aan de Baäls en brandden wierook voor godenbeelden - terwijl ik het toch was die Efraïm leerde lopen en hem op mijn arm nam. Maar zij beseften niet dat ik hen verzorgde.
In overeenstemming met de betekenis 'hij, die iemand toebehoort' heb ik de verhouding mogen zien die er in de geestelijke wereld is tussen de goddelijke algeest en de goddelijke heilige geest.
God als geest vertoonde zich op twee wijzen aan mij: in een ongevormde oertoestand en in een gevormde toestand (in de vorm van de geestgedaante).
In de ongevormde toestand vertoonde God zich als de alomtegenwoordige en eeuwige algeest. Deze algeest bleek een oneindige zee van geestelijk licht en geestelijke warmte te zijn. Deze zee van licht en warmte was ontstaan uit de vereniging van de vrouwelijke zijde van de algeest: een toestand van rust die tot uiting kwam als een 'donkere koelte', en die zich verenigde met de mannelijke zijde van de algeest: een toestand van beweging die tot uiting kwam als een 'lichtende warmte'.
Door die vereniging zijn alle geesten ooit uit God voortgekomen, 'geboren' door de verdichting van het licht en de warmte van de algeest tot een bolvormige wolk: een zelfstandige geest uit en in de goddelijke algeest, die in aanleg de goddelijke vermogens in zich heeft. Al deze geesten zijn na hun 'geboorte' aan hun ontwikkelingsweg begonnen om ooit geestelijk volwassen te worden door hun aanleg zelf tot ontwikkeling te brengen - o.a. op de aarde als leerschool.
Door die ontwikkeling krijgt de uitstraling om de geest heen de vorm van de 'geestgedaante', de menselijke gestalte, die een uitdrukking is van de eigenschappen van de geestelijke vermogens.
Overal in zichzelf als de algeest waar dat nodig is, kan God zich opnieuw verdichten tot een gevormde toestand, tot een bolvormige wolk; maar dan als een waarin alle eigenschappen van de algeest volledig aanwezig zijn: dit is daardoor Gods 'heilige', want volmaakte geest. In deze gevormde toestand als heilige geest helpt God al die andere geesten, als zij hulp nodig hebben op hun pad en God daar om bidden.
De algeest is de ongevormde oertoestand waaruit alles door verdichting is voortgekomen; in de gevormde toestand bestaan de menselijke geesten die op hun pad onderweg zijn, daarbij begeleid door Gods heilige geest. Gods heilige geest is één keer door Maria heen op aarde als mens geboren om ons ook zelf op aarde te begeleiden op onze ontwikkelingsweg terug naar huis (en dat ook voor hen mogelijk te maken die zich tegen de uiteindelijke hereniging met God verzetten).
Er is daardoor sprake van een rechtstreekse, persoonlijke gezinsband tussen Gods heilige geest, die in Jezus bij ons is geweest, en alle menselijke geesten die nog onderweg zijn of al zijn teruggekeerd in het ouderlijke tehuis in Gods hemel (zoals de 'verloren zoon').
Wij zijn allen Gods godenkinderen, die in de persoon van Jezus één keer bij ons op aarde is geweest, maar die in de geestelijke wereld altijd bij ons is als wij God daar om bidden.
Wat Jezus 'de Vader' noemt, dat is de goddelijke algeest waaruit allen door verdichting zijn voortgekomen ... ook Jezus' heilige geest zelf. Daarom noemt Jezus ons in datzelfde Johannesevangelie bij het Laatste Avondmaal 'broeders' (en 'zusters'!): wij als menselijke geesten behoren ook aan God toe!
terug naar de vragenlijst
terug naar het weblog
^