De 'gedomesticeerde' mens


Bij domesticatie (van Latijn 'domus': huis) worden wilde planten en dieren tot cultuurplant of huisdier omgevormd. Dat gebeurt door bij de vermenigvuldiging alleen die planten door bepaalde andere planten te laten bestuiven (plantenveredeling) of die dieren met elkaar te laten paren (fokken), die over de gewenste eigenschappen beschikken. Door zo'n door de mens gestuurde selectie (in tegenstelling tot de natuurlijke selectie) worden soorten verkregen met eigenschappen, die voor de mens nuttig of gewenst zijn.

Vergeleken met nog in het wild levende dieren worden bij gedomesticeerde dieren een aantal eigenschappen zichtbaar, die hen tot 'gedomesticeerd' bestempelen: de kop wordt platter doordat de snuit kleiner wordt, de oren gaan hangen doordat het kraakbeen slapper wordt, de vacht wordt minder ruw, zachter, de schedel wordt kleiner en de staart korter.
De dieren worden ook minder wild, tammer; gedomesticeerde dieren zijn niet meer bang voor mensen: konijnen laten zich oppakken en aaien, honden beginnen met hun staart te kwispelen en willen met de mens spelen, zoals ze met soortgenoten doen. Om een menselijke uitdrukking te gebruiken, zou men kunnen zeggen dat ze beschaafder zijn geworden.

Afgaande op die kenmerken en vergeleken met verre voorouders, stellen natuurwetenschappers nu dat ook de huidige mens op een gedomesticeerde soort lijkt. Vergeleken met mensapen en neanderthalers heeft de huidige mens een kleinere schedel, het gezicht is volkomen plat geworden doordat de snuit is verdwenen en dat is ook het geval met de staart. De vacht is geworden tot donzige huidhaartjes, terwijl aan de andere kant het hoofdhaar juist voortdurend blijft doorgroeien (waardoor knippen noodzakelijk wordt). *)
Met enig voorbehoud kan ook van de mens worden gezegd dat die in de loop der eeuwen beschaafder is geworden - hoewel het laagje beschaving soms vrij dun is en de vroegere holbewoner daar in bepaalde omstandigheden makkelijk doorheen kan breken (wat ook bij dieren het geval kan zijn).

Wie domesticeerde de mens?
De mens lijkt dus sterk op een gedomesticeerde soort, waarbij de vraag kan worden gesteld: wie heeft dan de mens gedomesticeerd?! Bij dieren en planten is het duidelijk wie dit heeft besloten en uitgevoerd, maar bij de mens...?
Bovendien heeft die domesticatie - vergeleken met dieren - aanzienlijk uitgebreidere gevolgen gehad en is die ook veel persoonlijker dan bij dieren het geval is. Binnen een bepaalde hondensoort blijven al die honden op elkaar lijken, maar bij de mens is het een zeldzaamheid als er van iemand een dubbelganger wordt gevonden.
Ook heeft in de afgelopen, zeg 10.000 jaar de ontwikkeling die de mensheid als geheel meemaakte zich enorm uitgebreid op allerlei gebieden en verloopt die ontwikkeling ook steeds sneller, terwijl, daarmee vergeleken, het dierenrijk in de natuur nauwelijks is veranderd. De merel heeft zich bijvoorbeeld aangepast aan het leven in de stad, is harder gaan fluiten om boven het lawaai uit te komen en paart niet meer met plattelandsmerels, maar toch lijken ze in overig gedrag en uiterlijk nog volkomen op elkaar.

Geestelijke leiding
In deze stoffelijke wereld is niemand te vinden die de oorzaak zou kunnen zijn van het feit, dat ook de mens een gedomesticeerde soort lijkt te zijn. Want zij die daaraan hebben meegewerkt, zijn alleen aan de andere kant te vinden, in de geestelijke wereld. Dat de mens hen niet ziet, wordt veroorzaakt doordat de mens hier schijnbaar aan zichzelf wordt overgelaten, om zich zo naar eigen keuze en op eigen kracht te kunnen ontwikkelen. In deze stoffelijke wereld worden aandacht en toewijding van de mens volkomen naar buiten getrokken, doordat de zintuigen geheel op deze wereld zijn gericht; daardoor komt de menselijke geest, de persoon, hier in een toestand van overdracht te verkeren. Door die overdracht van aandacht en toewijding op deze wereld, verliest de menselijke geest hier het persoonlijke zelfbesef en vereenzelvigt die zich geheel met het eigen lichaam en deze wereld. Door die overdracht denkt de mens hier, dat dit alles is wat er is!

Door deze geestestoestand van onbewuste vereenzelviging met deze wereld, wordt hier niet meer de geestelijke wereld gezien, die onzichtbaar voor de mens deze stoffelijke wereld geheel doordringt. In die wereld bevinden zich de menselijke geesten die thuis zijn gebleven en van daaruit begeleiden zij als broeders en zusters, als vrienden en vriendinnen de mens op aarde, die hier schijnbaar aan zichzelf wordt overgelaten. Zij leven met de mens mee; zij trachten door ingevingen, door het opwekken van voorgevoelens en het veroorzaken van leerzame gebeurtenissen de mens op het pad van geestelijke ontwikkeling te houden, dat uiteindelijk leidt tot de ontwikkeling van het geweten de deugden: de innerlijk beschaafde toestand die in het gedrag op menslievende wijze tot uiting komt.
Samen met Gods engelen - waarvan de leden van de groep der beschermengelen persoonlijk bij iedere mens aanwezig zijn - zijn zij er de onzichtbare oorzaak van dat de mens op aarde een domesticatie, een geestelijke ontwikkeling heeft meegemaakt en zal blijven meemaken. Die geestelijke ontwikkeling komt ook in het lichaam tot uitdrukking en dat is er de oorzaak van, dat de mens een gedomesticeerde soort lijkt te zijn.

*) Bron voor de natuurwetenschappelijke beschouwingen van dit stuk:
Van holbewoner tot mak schaap... iedereen tam
door Ronald Veldhuizen, wetenschapsjournalist - Kijk, 12-2019 blz. 23
Hoe de mens de dierenwereld en zichzelf, heeft getemd


terug naar het overzicht

terug naar het weblog







^