gene zijde


Het woord 'gene' is een aanwijzend voornaamwoord, zoals ook 'deze' dat is. Beide woorden komen vaak samen voor in de uitdrukking: 'deze en gene'. Zij hebben dan dezelfde betekenis als 'deze en die'.
Het woord 'gene' hangt samen met 'ginds' en met het Duitse 'jene'.
De vaste uitdrukking 'gene zijde' werd in de esoterische literatuur, vooral in het spiritisme, veel gebruikt en had dan de betekenis: de geestelijke wereld. Het was de wereld aan de andere zijde van de schijnbare grens tussen 'leven' en 'dood', de grens tussen de belichaamde geesten in de stoffelijke en de niet-belichaamde geesten in de geestelijke wereld - de aardlingen en hemelingen.

Het woord 'hebreeuws' is afgeleid van 'eber' wat betekent: overkant of overzijde, waarmee de hemel wordt bedoeld, Gods wereld (dus: 'gene zijde'). Het Hebreeuws wordt door joodse geleerden gezien als een taal die uit de hemel afkomstig is, die niet alleen een omschrijving geeft van God, de mens en de aarde als leerschool, maar die de mens door die leerschool heen ook de weg terug naar God wijst. Het Hebreeuws vormt een brug tussen de geestelijke en stoffelijke wereld, werelden die in de Tenach - de joodse Bijbel die in het Hebreeuws is geschreven - nog nauw met elkaar zijn verbonden.

Toch kan de uitdrukking 'gene zijde' een verkeerd beeld oproepen van de verhouding tussen de geestelijke en stoffelijke wereld, als zouden die werelden van elkaar gescheiden zijn. Dat is in werkelijkheid niet het geval, de geestelijke wereld doordringt deze stoffelijke toestand geheel en is er ook de oorzaak van. De geestelijke wereld wordt door eeuwigheid gekenmerkt, terwijl deze stoffelijke toestand in stand wordt gehouden, zolang nog niet alle menselijke geesten het doel van hun geestelijke ontwikkeling, de zelfverwerkelijking en hereniging met God, hebben bereikt. Is dat het geval, dan is deze leerschool niet meer nodig en zal worden opgelost.

In feite lijkt het door de toestand van onbewuste vereenzelviging met deze wereld, dat de menselijke geest alleen híer is. Maar wat er 's morgens bij het ontwaken gebeurt, is, dat de menselijke geest, zolang die hier nog een voertuig, een lichaam heeft voor deze wereld, in de geestelijke wereld naar de ermee overeenkomende plaats gaat, waar in de stoffelijke wereld het lichaam is, het tijdelijke voertuig voor deze wereld. Als de geest op de plaats van de hersenen is gekomen (het intreden genoemd) en zich zo met zijn stoffelijke vorm verbindt, dan verbindt de geest als het enig levende zich met het niet-levende, het lichaam, het tegendeel van zichzelf. Daardoor kan de geest hier zichzelf niet meer zijn, waardoor aandacht en toewijding uit de geest wegvloeien en worden overgedragen op het lichaam en op de buitenwereld: de toestand van onbewuste vereenzelviging met lichaam en omgeving. De menselijke geest vergeet dan zichzelf en denkt werkelijk het lichaam in deze wereld te zijn.
Bij het inslapen 's avonds verwijdert de geest zich weer van die plaats (het uittreden genoemd) en laat het lichaam met rust, zodat het zich kan herstellen van de belasting die de geest overdag voor het lichaam betekent... vooral door een slechte gemoedsgesteldheid, door angsten, boosheid en zorgen, door overmatig eten en te weinig lichaamsbeweging.

De geestelijke begeleiders - broeders en zusters - bevinden zich in de geestelijke wereld naast degenen die zij hier begeleiden of ze zijn in de buurt. Zij verzekeren mij dat er voor hen geen grens is en dat zij ons zien, alsof zij zelf in deze stoffelijke wereld aanwezig zijn. Zij zien beide werelden tegelijk, terwijl de mens hier door de toestand van onbewuste vereenzelviging alleen maar deze tijdelijke wereld ziet - de geestelijke wereld is door die vereenzelviging onzichtbaar geworden, zij zijn er blind voor.
Als mijn begeleiders echter mijn geestesoog openen, zie ook ik beide werelden tegelijk.


de ingeving
De begeleiders (broeders en zusters, Gods engelen, 1) kunnen zich wel kénbaar maken, namelijk door ingeving van gedachten in de ziel van de mens (2) op aarde of door het opwekken van voorgevoelens in de geest (3). Ook kunnen zij bij daarvoor ontvankelijke geesten zich zodanig met de chakra's verbinden, dat hun stem in de menselijke geest op aarde tot klinken komt. Er wordt dan 'een stem gehoord'. De hemeling spreekt tot de aardling met een zachte, niet met de stoffelijke oren hoorbare stem.
Als de mens op aarde beschamende handelingen uitvoert, kijken zij even de andere kant op. De vrije keuze van de mens blijft altijd gewaarborgd.

Maar ook deze waarschuwing van Paulus geldt:
"Ten slotte, zoek uw kracht in God, in de kracht van zijn macht. Trek de wapenrusting van God aan om stand te kunnen houden tegen de listen van de duivel. Onze strijd is niet gericht tegen mensen, maar tegen hemelse vorsten, de heersers en de machthebbers van de duisternis, tegen de kwade geesten in de hemelsferen." Efeziërs 6:10-12


terug naar de vragenlijst

terug naar het weblog







^