gevoel en 'emotie'
De toestand waarin de menselijke geest een open gevoelshouding aanneemt tegenover de gebeurtenissen en daardoor het gevoel laat spreken, wordt ook het 'gemoed' of het 'hart' genoemd ('Zij liet haar hart spreken' en 'De gemoederen raakten verhit.'). De gevoelens die daardoor in de geest tot leven komen, zijn een toestand waarin de geestelijke warmte binnen de geest verkeert. Met andere woorden, het gevoel of de gemoedsgesteldheid of gemoedstoestand is de geestelijke warmtetoestand binnen de menselijke geest.
De gevoelens als de warmtetoestanden waarin de geestelijke warmte zich kan bevinden, kunnen worden beschreven aan de hand van een glijdende schaal van warmtetoestanden. Deze schaal loopt van een toestand van kilte, verstarring en menselijk tekort over een aangename, rustige en evenwichtige warmtetoestand naar een toestand van overmatigheid, heftigheid en verhitting. Deze innerlijke 'warmtegraden van het gevoel' komen tot uitdrukking in de 'stemming' waarin de geest zich bevindt.
Deze schaal van gemoedsgesteldheden is de weergave van het verschijnsel, dat de stemming aan veranderingen onderhevig is: de gemoedsgesteldheid wordt door veranderlijkheid gekenmerkt. Lichtbeelden als denkbeelden hebben een zekere vastheid als eigenschap, maar de warmtetoestand van de gemoedsgesteldheid is in meerdere of mindere mate onvast, vormbaar en van de loop van innerlijke en uiterlijke gebeurtenissen afhankelijk.
De mate van veranderlijkheid in de gemoedsgesteldheid kan klein of groot zijn; er kunnen zich kleinere of grotere schommelingen of golfbewegingen voordoen. Deze gemoedsgolven bewegen zich rond een middenlijn, waar de gemoedsgesteldheid evenwichtig, kalm en gerust is. Het gemak waarmee en de mate waarin dat evenwicht door gebeurtenissen kan worden verstoord, is de gevoeligheid. De gevoeligheid is de aandoenlijkheid (de mate waarin gebeurtenissen de geest iets kunnen 'aandoen') of de prikkelbaarheid (de mate waarin tegenslag een prikkel is die ontstemming veroorzaakt), ook het temperament of de gemoedsaard genoemd; de gevoeligheid is een van de persoonlijkheidskenmerken.
Is de gevoeligheid klein, dan wordt de gemoedstoestand gekenmerkt door gemoedsrust, kalmte, vertrouwen, tevredenheid, zekerheid, gemoedswarmte, gemoedelijkheid, evenwichtigheid of onverstoorbaarheid. Mocht er door het ervaren van een aangrijpende gebeurtenis toch eens ontstemming optreden, dan wordt het innerlijke evenwicht ook snel weer hervonden.
Is de gevoeligheid groot, dan kan er sprake zijn van een voortdurende wisseling van stemmingen, veroorzaakt door de grotere ontvankelijkheid voor wat zich in de binnen- en buitenwereld afspeelt. De gemoedsgesteldheid wordt dan gekenmerkt door aandoenlijkheid of door prikkelbaarheid, de geest komt snel in een 'aangedane gemoedstoestand'. Ook kleine gebeurtenissen kunnen dan een grote invloed hebben op de gemoedstoestand, die daardoor van het ene op het andere ogenblik uit het lood kan slaan.
Het verschijnsel van deze wisseling van de stemming is een uitdrukking van het feit, dat gevoelens als gemoedsgesteldheden zich voordoen als tegendelen. De twee oertegendelen zijn aan de ene kant het gevoel van instemming, genoegen, zoals vreugde, geluk en vertrouwen, aan de andere kant van ontstemming, ongenoegen, zoals verdriet, boosheid en angst. Instemming en ontstemming liggen ten grondslag aan de twee oeruitingen van gevoelens: (glim)lachen en huilen. Daarnaast kent de ontstemde gemoedsgesteld zelf ook weer twee tegendelen: er kan worden gehuild van verdriet en angst, en van boosheid.
Gevoelens van instemming hangen samen met een evenwichtige gemoedswarmte en een evenwichtige en beheerste levendigheid van de geest; die gemoedswarmte kan ingekeerd in zichzelf worden beleefd, maar uitgekeerd ook samenhangen met gevoelens van verbondenheid met anderen.
Gevoelens van ontstemming hangen samen met een onevenwichtige gemoedskoude en onbeheerst afnemende levendigheid van de geestkracht (verdriet en angst) of juist met gemoedshitte en een onbeheerst toenemende heftigheid daarvan (boosheid); gemoedskoude en gemoedshitte kunnen beide tot uitdrukking komen in afstandelijkheid naar anderen toe, waardoor de gevoelsband met medemensen kan worden verstoord.
Voelen en denken komen hierin met elkaar overeen, dat beide vermogens een verbindende en een scheidende werking kunnen vertonen. De verbindende gevoelens van instemming komen overeen met het eveneens verbindende redeneren van het denken, de scheiding teweegbrengende gevoelens van ontstemming komen overeen met het ontledende, afstandelijke verstand.
Hieronder een tabel die de schaal van gemoedsgesteldheden weergeeft. Deze schaal loopt vanuit het midden (de middenkolom) naar links of rechts; maar ook vanuit het midden van de middenkolom (liefde) naar boven en naar beneden: naar boven de gevoelens die vanuit het innerlijke evenwicht met de omgeving worden gedeeld (door de uitgekeerde instelling); of naar beneden: gevoelens die meer in zichzelf worden beleefd (door de ingekeerde instelling).
De tabel is bedoeld om te laten zien, hoezeer gemoedstoestanden een belangrijke rol spelen in het dagelijkse bestaan. Deze gemoedstoestanden komen in het persoonlijke gedrag naar buiten toe tot uitdrukking. Iedereen heeft er daardoor voortdurend mee te maken, zowel de persoon zelf alsook zijn of haar medemensen en het zijn deze gevoelsuitingen en het daarmee samenhangende gedrag die regelmatig het onderwerp van gesprek zijn.
aandoeningen | gevoelens | aandoeningen |
tekort ← | innerlijk evenwicht | → overmaat |
verdriet, smart | vreugde | verrukking, uitzinnige vreugde |
treurigheid, somberheid | blijdschap | juichstemming |
teleurstelling, leed | geluksgevoel | opgetogenheid |
neerslachtigheid | vrolijkheid | uitgelatenheid |
minachting, verachting | achting | hoogachting |
oneerbiedigheid | eerbied | verering, aanbidding, dwepen |
afwijzing | bewondering | verheerlijking, ophemeling |
ongeloof, twijfel | geloof | rechtzinnigheid, overtuiging |
achteloosheid, verwend | verwondering, verrassing | verbazing, verbijstering |
onverschilligheid | aandacht, belangstelling | nieuwsgierigheid |
onbarmhartigheid | mededogen | deernis |
ongevoeligheid | medeleven, meevoelen | medelijden |
hardvochtigheid | zachtmoedigheid | weekhartigheid |
lichtzinnigheid | verantwoordelijkheid | overbezorgdheid |
slordigheid | netheid, ordelijkheid | inkeurigheid |
zorgeloosheid | zorgzaamheid | bezorgdheid |
vijandigheid | vriendschappelijkheid | overgedienstigheid, vleierij |
haat, wrok, onmin | liefde | zelfzucht, apenliefde, eigenliefde |
roekeloosheid | voorzichtigheid | besluiteloosheid |
ergernis, opstandigheid | geduld, kalmte | gelatenheid |
wantrouwen, argwaan | vertrouwen | goedgelovigheid |
afschuw, walging | aanvaarding, berusting | lijdzaamheid, volgzaamheid |
afgunst, nijd | welwillendheid | toegeeflijkheid, goedigheid |
ontevredenheid | tevredenheid | zelfgenoegzaamheid |
vrees, wanhoop | verwachting, wens | hoop, verlangen |
onzekerheid | gemoedsrust, zekerheid | onverstoorbaarheid |
zelfwantrouwen | zelfvertrouwen | zelfverzekerdheid |
verlegenheid, schuchter | zelfbewustheid | zelfingenomenheid, ijdelheid |
minderwaardigheid | eigenwaarde | meerderwaardigheid |
bescheidenheid | zelfgevoel | eigendunk |
deemoedigheid | zelfbesef | hoogmoed, trots |
luiheid, ledigheid | werkzaamheid, vlijt | rusteloosheid |
lusteloosheid | ondernemingslust | gedrevenheid |
moedeloosheid | moed, durf | overmoedigheid |
lafheid | dapperheid | vermetelheid |
lauwheid | geestdrift, inzet | hartstochtelijkheid |
teruggetrokkenheid | doortastendheid | opvliegendheid, driftigheid |
bangheid | weerbaarheid | kwaadheid |
angst | strijdbaarheid | boosheid, toorn, woede |
De tabel is een tweedimensionale waaier van gemoedstoestanden. Het hart ervan, de kern van alle gevoelens is de liefde. Liefde is het 'basisgevoel'. Dat is de kern, het middelpunt van de menselijke geest voor wat de gemoedsgesteldheid betreft. Het is de meest 'wezenlijke' gemoedstoestand. Daar omheen zijn de uitersten van gemoedstoestanden van links naar rechts en van beneden naar boven: de angst en de boosheid, de haat en de eigenliefde, het verdriet en de uitzinnige vreugde. Naar links is er sprake van verkilling, naar rechts van verhitting.
De derde dimensie wordt gevormd door de kracht van de verschillende gemoedstoestanden, de intensiteit ervan.
verdriet | uitzinnige vreugde | |
haat | liefde | eigenliefde |
angst | boosheid |
Aandoening en 'emotie'
Een gevoel is een gemoedsgesteldheid die door de geest wordt beheerst, een aandoening een gemoedsgesteldheid die omgekeerd juist de geest beheerst of overweldigt. Door een gebrek aan zelfbeheersing kan het voelen namelijk voorkomen in de vorm van aandoeningen. Als de geest door onbeheerstheid in een lijdzame toestand terechtkomt in plaats van een zelfwerkzame houding aan te nemen tegenover gebeurtenissen, dan kunnen de ervaringen daarmee het gemoed gaan overweldigen. De geest is dan zelf de eigen gemoedstoestand niet meer meester, maar laat zich integendeel beheersen door die uiterlijke gebeurtenissen of door de voorstellingen daarover die door het onbeheerste denken in de ziel worden gevormd.
De geest kan daardoor de speelbal worden van de met die gebeurtenissen samenhangende aandoeningen, die onbeheerste gemoedsgesteldheden zijn; zij kunnen de geest verontrusten en voortdrijven. De geest kan verdrietig of boos worden, waardoor het licht en de warmte in de geest in een ordeloze toestand van werveling komen te verkeren. Daardoor is de innerlijke beeldvorming, het denken, de vorming van gevoelens en uitvoering van besluiten gestoord, en kan de geest onaanspreekbaar worden en het gedrag onberekenbaar, gekenmerkt door onbeheerste gemoedsuitingen.
Door onbewuste vereenzelviging kan de gemoedstoestand in een toestand van aandoenlijkheid komen te verkeren, die al naar de aard van die innerlijke voorstellingen of door de gebeurtenissen in de omgeving wordt opgewekt en bepaald. Het woord 'gemoeds-aandoening' geeft duidelijk de geestesgesteldheid weer waarin de geest zich bevindt, als het gevoelsvermogen niet geheel wordt beheerst.
Als de géést niet iets met bepaalde ervaringen dóet, doordat de geestelijke vermogens niet voldoende worden beheerst, dan kunnen die erváringen de geest wat gaan 'áándoen'. De geest heeft zich aan hen overgeleverd, doordat die lijdzaam toelaat dat zij de geest als het ware kunnen 'aangrijpen' (een 'aangrijpende ervaring'). Zij doen de geest als het gemoed dan wat aan, waardoor de geest in de 'aangedane toestand' geraakt en er onbeheerst door in beweging wordt gebracht.
Het leenwoord 'emotie' komt van het Latijnse 'e-movere', dat 'eruit bewegen' betekent. Het woord wordt zowel voor 'gevoel' als 'aandoening' gebruikt; het geeft daartussen niet alleen geen onderscheid aan, maar de betekenis van het woord zegt bovendien niets over de innerlijke gemóedstoestand, het zegt alleen iets over de zichtbare gevolgen ervan.
Echter, niet alleen gevoelens, maar ook gedachten en besluiten worden 'eruit bewogen' en in uitspraken en handelingen voor anderen ervaarbaar.
Aan de andere kant zijn er wel degelijk heftige, innerlijke gemoedstoestanden die níet naar buiten toe worden geuit. Iemand kan worden gekweld door schuldgevoelens, wroeging en berouw, maar ook heimwee, waarvan niets naar buiten toe zichtbaar hoeft te worden.
De betekenis van het woord 'emotie' is zo algemeen, dat het in verband met gevoelens een nietszeggend woord is; het zegt ook niet of het om vreugde, boosheid of verdriet gaat, wat toch een groot verschil is. Terwijl de woorden 'gemoedsbeweging', 'ontroering' en 'geroerd worden' nauwkeurig weergeven wat er daadwerkelijk binnen de menselijke geest gebeurt.
Het juiste leenwoord is 'affectie', van het Latijnse 'affectus', dat wel 'aandoening' betekent. De oppervlakkigheid die een gevolg is van onbewuste vereenzelviging vermindert echter bij de woordkeus van velen de aandacht en achting voor de diepere betekenis van woorden en het streven zowel voor begrippen als voor gevoelens weloverwogen het juiste woord te kiezen.
Nu worden alle in de tabel vermelde gemoedsaandoeningen op één hoop gegooid en emotie genoemd. Zo verarmen leenwoorden de rijke Nederlandse taal.
terug naar de vragenlijst
^