De godservaring en de kwantumveldentheorie


1. De veldentheorie
Tot de klassieke natuurkunde behoort de veldentheorie.
Het natuurkundige begrip 'veld' beschrijft een toestand waarin voorwerpen in een ruimte een kracht ondervinden, doordat er in die ruimte een kracht werkzaam is; daardoor is er sprake van een zogenaamd 'krachtveld'. Iedere natuurkundige kracht wordt in de veldentheorie beschreven door het erbij behorende veld: zo is er een zwaartekrachtsveld, een elektrisch en een magnetisch veld (het woord 'veld' is in feite onjuist gekozen, want het gaat om een onbegrensde ruimte).
Een krachtveld wordt veroorzaakt door een 'krachtbron' (bijv. een radiozender). Het daaruit voortkomende krachtveld vertoont een golfgedrag (straling, radiogolven) en plant zich door de ruimte voort langs bepaalde krachtlijnen, die van de krachtbron uitgaan. Met het natuurkundige begrip 'veld' wordt beschreven, hoe een krachtbron met een kracht op een voorwerp in zijn omgeving inwerkt langs deze krachtlijnen.
Een veld bevat een 'veldenergie', waardoor het veld energie kan overbrengen (bijv. van een radiozender naar een -ontvanger). De krachtbron kan daardoor middels het uitgestraalde veld in een ontvanger een werking uitoefenen (bijvoorbeeld een stroom opwekken).
Het elektrische en magnetische veld hebben de bijzondere eigenschap dat zij op elkaar kunnen inwerken (het elektromagnetische veld). Door die wederzijdse inwerking wekken zij elkaar afwisselend op en daardoor planten zij zich gezamelijk zelfstandig door de ruimte voort in de vorm van elektromagnetische straling: bijvoorbeeld als licht.

2. De kwantumveldentheorie
Nadat in de moderne natuurkunde de kwantummechanica (de leer van 'deeltjesbeweging') tot ontwikkeling was gekomen, ontstond er ook een kwantumveldentheorie (de veldentheorie van een 'kwantum': een 'hoeveelheidje' of 'deeltje'; ook genoemd: 'quantum elektro dynamica'): alle bekende deeltjes ontstaan vanuit de 'aangeslagen toestand' van hun veld.
In de bewoordingen van de kwantumtheorie verkeren al deze deeltjesvelden - de velden waaruit de deeltjes voortkomen - in een bepaalde 'energietoestand'. De laagste is de grondtoestand. Deze grondtoestand (a) kan door allerlei oorzaken 'worden aangeslagen' (worden geëxiteerd). Daardoor ontstaan 'trillingstoestanden' in het veld, die met een 'energiepakketje' (b, c) overeenkomen, dat zich aan de onderzoeker voordoet in de vorm van een 'deeltje' (d).

a golf in veld, b,c golfpakketje, d deeltje:
de 'golf-deeltje dualiteit', doordat al deze
veldtoestanden samen een evenwicht vormen
Het natuurkundige verschijnsel dat een deeltje wordt genoemd, is in feite de aangeslagen toestand van zijn veld: het deeltje komt uit het veld voort! Een deel van het veld is tot een deeltje gecondenseerd, verdicht. Velden zijn daardoor de grondslag van de deeltjes... en daardoor uiteindelijk ook de oorsprong van deze stoffelijke wereld.
Hiermee hangt ook de zogenaamde 'golf-deeltje dualiteit' van licht samen. Licht is als veld een elektromagnetische straling en als deeltje een foton, dat door verdichting uit het veld voortkomt. Afhankelijk van de wijze van onderzoek doet licht zich de ene keer voor als straling (vastgesteld door Huygens) en de andere keer als deeltje (vastgesteld door Newton).

In verband hiermee zei de natuurkundige Erwin Schrödinger, dat elementaire deeltjes in de kwantumtoestand niet in een individueel gedefinieerde toestand verkeren, maar collectieve toestanden bezetten en dat die toestanden altijd met elkaar ‘verstrengeld’ zijn.

Het ontstaan van een deeltje kan als de plaatselijke verdichting van een veld worden beschreven. Dat komt volkomen overeen met mijn godservaring. De kwantumveldentheorie beschrijft de wijze, waarop de goddelijke algeest in een bepaalde wereld in zichzelf deeltjes laat ontstaan en daardoor in deze stoffelijke wereld deze hier zichtbare schepping schept.

3. De godservaring
Mijn godservaring is het eenvoudigst als volgt onder woorden te brengen: "Gods algeestvonk ben ik." De volgorde van die woorden is van belang. Want toentertijd, tijdens mijn gebed tot God, werd eerst aan mij getoond: God in de vorm van een oneindige zee van geestelijk licht en geestelijke warmte - God als de algeest die zich onbegrenst uitstrekt in de eeuwige oneindigheid.
Op dat moment waren er voor mij als de menselijke geest in de algeest nog geen vormen te onderscheiden.

Daarna werd aan mij in de algeest een lichtpunt getoond, waaromheen het goddelijke licht van de algeest zich verdichtte. Er ontstond een bolvormige wolk van geestelijk licht: een denkbeeld van zichzelf in het klein, dat de goddelijke algeest in het eigen licht vormde.
Daarna stroomde er uit de algeest geestelijke warmte naar die wolk van licht toe, die de wolk geheel doordrong en die samen met het licht in de wolk in een wervelende beweging kwam... waardoor die wolk van licht en warmte tot leven kwam.
God had met de liefde uit zichzelf de gedachte, die God eerst in zichzelf als de algeest had gevormd, tot leven gebracht.

Daarna drong tot mij, die in de geestelijke wereld deze gebeurtenis mocht terugzien, het besef door: ik ben getuige van de geboorte van mijzelf als een menselijke geest uit en in de goddelijke algeest; ik heb het ontstaan van mijzelf als de levende algeestvonk door Gods denken en innige liefde mogen zien en ervaren; ik ben een door liefde tot leven gebracht denkbeeld van God; en een grote vreugde maakte zich van mij meester.
De volgorde in het verloop van deze gebeurtenis wordt weergegeven door de meest wezenlijke zin voor iedere mens: "Gods algeestvonk ben ik." Want duidelijk werd mij getoond: wij als menselijke geest - de bewuste levenskracht die nú de betekenis van deze woorden vanaf het scherm tot zich door laat dringen - zijn door verdichting uit de goddelijke algeest voortgekomen.

4. Zo boven, zo beneden
Zoals beschreven zijn wij als menselijke geest door verdichting uit de goddelijke algeest voortgekomen en blijven wij er in wezen ook (maar nog onbewust) een geestelijke eenheid mee vormen - waardoor wij ons uiteindelijk ook weer met God kunnen herenigen door onze goddelijke aanleg (in de vorm van de vier geestelijke vermogens) in onszelf tot ontwikkeling te brengen. Daardoor komt onze geestesgesteldheid steeds meer met die van onze oorsprong in overeenstemming.
Daardoor wordt de aanvankelijke algeest-vonk een volwassen algeest-geest.
Op dezelfde wijze kwamen later ook door verdichting de deeltjes uit hun - door God geschapen - velden tevoorschijn om daarmee deze stoffelijke wereld te vormen, die voor de menselijke geest een leerschool is voor geestelijke ontwikkeling naar zelfstandigheid en hereniging met God.
De menselijke geest is a.h.w. een algeestdeeltje en op dezelfde wijze is een foton een elektromagnetisch velddeeltje en een elektron een elektronenvelddeeltje. Het verschil tussen geest en stof is dit, dat in de menselijke geest geestelijk licht en warmte tot een eenheid werden gevormd, terwijl bij de deeltjes die later de stof zouden vormen, licht en warmte gescheiden bleven. De lichtdeeltjes vormden daarna de fermionen, de warmtedeeltjes de bosonen. De lichtdeeltjes zijn o.a. de elektronen en protonen, de warmtedeeltjes zijn de fotonen en gluonen als de krachten, die de protonen en elektronen bij elkaar houden tot een eenheid in de vorm van het atoom.

Ook ons lichaam als een voertuig om in deze wereld te kunnen bewegen, is te zien als een verdichting van stoffen uit deze stoffelijke wereld. Alle bouwstenen ervan, de atomen, zijn ooit in zonnen in het heelal door atomaire reacties gevormd en door enorme explosies (supernovae) door het heelal verspreid. Ons lichaam is daardoor gevormd uit sterrenstof en als het ware een verdichting uit en in het heelal.
Ook hier is weer de aloude hermetische spreuk van toepassing: "Zo boven, zo beneden," alsook de Ideeënleer van Plato: de stoffelijke vorm beneden is een uitdrukking van de geestelijke oervorm van boven.


terug naar de vragenlijst






^