identificatie met je 'ware zelf'?
In sommige levensbeschouwelijke richtingen is een bepaalde spreekwijze ontstaan, waarbij er op een afstandelijke wijze over de menselijke persoon wordt gesproken in de vorm van o.a. een 'het ik', een 'het ego' en een 'het zelf'. In deze gespleten spreekwijze is 'de mens' een verschijnsel dat uit losse, zelfstandige, niet echt met elkaar samenhangende delen bestaat, maar het is daardoor wel de kunst om ze met elkaar te verbinden, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de opmerking 'dat de mens zich moet vrijmaken van het ego om daarna in contact te kunnen treden met het ware Zelf'.
Ook kun je daar de raad tegenkomen dat je je moet 'identificeren met het ware zelf'.
Je kunt je afvragen wat de uitspraak: 'identificatie met je ware zelf' betekent. Als je namelijk zegt 'je ware zelf', dan gebruik je het bezittelijke voornaamwoord 'je' of 'jouw', namelijk 'je ware zelf' of 'jouw ware zelf'.
Als jij, die dit zegt, de bezitter bent van 'je ware zelf', dan betekent dat, dat jij die deze uitspraak doet, bóven dat 'ware zelf' staat. Het doen van deze uitspraak houdt juist in, dat jij als eigenaar van dat 'ware zelf' méér bent dan dat 'ware zelf'. Jij als de eigenaar bezit het en je zou er daardoor mee kunnen doen wat je wilt.
De gedachte in deze levenschouwingen is echter dat 'het ware zelf' iets zou zijn, dat hoger staat, want het is 'het ware' en er wordt ook wel gesproken over 'het hogere zelf'. Al het andere daar omheen zou daardoor iets zijn dat 'minder waar' of 'minder hoog' is, want er wordt immers ook aangeraden dat je je ermee moet gaan 'identificeren'! Het wordt gezien als een verheven, na te streven doel!
Het 'ware zelf' wordt gezien als iets hogers, iets dat de moeite waard is om je ermee te 'identificeren' en jij bent er daardoor in deze zienswijze de mindere van; jij bent datgene, wat nog niet af is en het werk van identificatie nog zou moeten gaan uitvoeren. Je moet het doel nog bereiken.
Nu is het woord 'identificeren' een samenstelling van het Latijnse 'idem facere', wat letterlijk betekent: 'hetzelfde maken'. Het werkwoord 'identificeren' zou dus de betekenis kunnen hebben: 'je tot hetzelfde maken', dus: je ergens mee vereenzelvigen'. Het werkwoord 'vereenzelvigen' is namelijk Nederlands voor het Latijnse 'identificeren'.
Er wordt in dit soort gespleten spraakgebruik werkelijk van uitgegaan, dat er twee zelfstandigheden binnen de mens zouden zijn: jij, de persoon en een geheimzinnig, in de toekomst nog te bereiken 'ware zelf'. Dit taalgebruik houdt in dat het zogenaamde 'ware zelf' iets anders zou zijn dan jij, de persoon, de menselijke geest, die dit zo belangrijk geachte werk van vereenzelviging met 'het ware zelf' juist moet gaan uitvoeren. Maar jij, de persoon, die dit zo belangrijk geachte werk moet gaan uitvoeren, bent daardoor juist de spil(!) in dit hele (bedachte) gebeuren!
Dit gespleten taalgebruik, deze spreekwijze of 'jargon' is echter uiterst misleidend, het sticht verwarring, want jij, de menselijke geest als de persoon waar het om gaat, is niet in tweeën gedeeld zoals deze spreekwijze doet geloven, maar jij bent een éénheid. Er is één persoon, één menselijke geest en dat ben jij, de persoon die zichzelf met het woord 'ik' rechtstreeks aanduidt... en niemand anders.
Wat er door geestelijke ontwikkeling in jezelf als menselijke geest plaatsvindt, is een 'omvorming van je geestesgesteldheid'. Jij, de menselijke geest, de persoon, blijft op zich steeds dezelfde persoon, alleen verandert door geestelijke groei jouw geestesgesteldheid (mentaliteit). Je maakt een persoonlijkheidsgroei door, je maakt een karakterontwikkeling door, die alleen in jou als de persoon plaatsvindt; en wel doordat je je geestelijke vermogens beter leert gebruiken in de leerschool die het dagelijkse bestaan voor je is door daar alle op je af komende gebeurtenissen te verwerken.
Hier in dit aardse bestaan is de menselijke geest, het enige levende, verbonden met het stoffelijke lichaam, het niet levende, de dode stof. Door die verbondenheid met het tegenovergestelde van zichzelf is de menselijke geest in dit bestaan onbewust geworden van zichzelf. De geest is wel werkzaam met zijn vermogens, maar die werkzaamheid vindt ongemerkt plaats op de achtergrond, doordat aandacht en toewijding geheel zijn opgegaan in de buitenwereld. Dat opgaan in de buitenwereld is een vorm van overdracht, waardoor de geest schijnbaar als een innerlijke leegte achterblijft en uit het zicht is geraakt, en waardoor het stoffelijke bestaan het enige lijkt te zijn, wat er is.
Door diezelfde overdracht heeft de menselijke geest, hier onbewust van zichzelf, het eigen zelfbesef overgedragen op een denkbeeld van zichzelf, wat o.a. 'het ik' of 'het ego' wordt genoemd. Daarnaast is er een ander denkbeeld ontstaan van het nog te bereiken doel: het zogenaamde 'ware zelf'.
De spreekwijze ’het ik’ is een objectivering. De mens maakt van zichzelf een object en dat leidt noodzakelijk tot een vervreemding van zichzelf.
Zo ziet het eruit als je dit onderwerp met het geopende geestesoog vanuit de geestelijke wereld bekijkt. Niemand zal ooit in zijn of haar eigen binnenwereld een andere persoon tegen kunnen komen, tegen wie je zou kunnen zeggen: "Zo, ben jij nou mijn ware zelf!"
Doordat India een Britse kolonie was, zijn hindoeïstische en boeddhistische geschriften het eerst in het Engels vertaald (o.a. door John Woodroff, alias Sir Arthur Avalon). Daardoor is het woord 'Atman' vertaald geworden met 'the self'; wat daarna door iedereen kritiekloos is overgenomen.
Het woord 'atman' hangt echter samen met het Sanskriet werkwoord 'an': ademen. 'Atman' is daarmee 'de ademende' en de kracht die de mens laat ademen, is de levenskracht, de geestkracht.
In het Grieks en Latijn, talen die met het Sanskriet samenhangen, is 'adem': 'pneuma' en 'spiritus', woorden die - net als in het Sanskriet - zowel 'adem' als 'geest' als betekenis hebben.
terug naar de vragenlijst
terug naar het weblog
^