individualisme


Individualisme is een geestesgesteldheid, waarbij de rechten van de persoon in het middelpunt worden geplaats, boven die van de gemeenschap. Individualisme is daardoor het tegendeel van collectivisme, dat zich juist richt op de eisen die het bestaan van de gemeenschap aan het individu stelt.

Bij de individualistische geestesgesteldheid gaat men ervan uit dat het individu zelf mag beslissen hoe hij of zij invulling geeft aan het eigen leven; anderen hebben niet het recht zich daarmee te bemoeien of aan iemand voor te schrijven, hoe die zijn of haar leven moet leiden.
Individualisme wordt daardoor gekenmerkt door een streven naar zelfstandigheid en een afkeer van gezag, regelgeving en maatschappelijke gewoonten en gebruiken. Die moeten doorbroken worden want de persoon moet vrij zijn om zijn eigen weg te kunnen gaan, zonder zich te hoeven storen aan de anderen. De persoonlijke ontwikkeling staat voorop. Het politieke gedachtengoed is dat van het rechtse liberalisme.
Collectivisme is een geestesgesteldheid waarbij de eisen die het gemeenschapsleven aan de mens stelt in het middelpunt staan. Het individu moet een deel van zijn zelfstandigheid prijsgeven en zich aanpassen aan het algemene belang. De gemeenschap of het bestuur dat die gemeenschap heeft ingesteld, beslist in een bepaalde mate door allerlei bepalingen en regelgeving, hoe het individu zijn eigen leven moet leiden om een gemeenschapsleven mogelijk te maken. Doordat de overheid het persoonlijke bestaan beïnvloedt, leiden de gemeenschapsleden een meer eenvormig, minder zelfstandig bestaan. De hulp aan minder bedeelden staat voorop. Het politieke gedachtengoed is dat van het linkse socialisme.

In grote lijnen hangen deze standpunten samen met de geestelijke vermogens: het individualisme hangt samen met de eigenschappen van de mannelijke vermogens, het collectivisme met de vrouwelijke. De mannelijke vermogens zijn het denken en willen, en de uitgekeerde instelling; de vrouwelijke vermogens het waarnemen en voelen, en de ingekeerde instelling.
Hebben de mannelijke, zelfscheppende vermogens de overhand, dan is de persoon door de uitgekeerde instelling gericht op het streven naar een eigen plaats in de wereld, van een trede hogerop de maatschappelijke ladder; de anderen worden om te beginnen als mededingers gezien die ook op die plaats uit zijn. Door het denken en willen is deze persoon gericht op dingen en op zaken, en streeft daardoor naar wetenschap en techniek, productie en handel, bestuur en leiderschap. De producten (de gebruiksvoorwerpen voor het dagelijkse bestaan) moeten worden verbeterd en de omzet vergroot, met als doel het aardse bestaan te veraangenamen en de macht in handen te krijgen.
Hebben de vrouwelijke, ontvankelijke vermogens de overhand, dan is de persoon door de ingekeerde instelling gericht op het persoonlijke bestaan van zichzelf en door het waarnemen en voelen ook op de hoedanigheid van het persoonlijke bestaan van de anderen om zich heen. Daardoor streeft deze persoon ook naar het verbeteren van het dagelijkse bestaan, maar door middel van opvoeding, onderwijs, jeugd-, ouderen- en ziekenzorg, in het algemeen naar het begeleiden van en zorgen voor anderen die begeleiding nodig hebben. Door het waarnemen en voelen is er een streven naar het bevorderen en gezamenlijk beleven van schoonheid, kunst, cultuur en godsdienst. De medemensen moeten worden ontwikkeld en hun geluk worden vergroot, met het doel de mensheid zedelijk vooruit te brengen.

In een evenwichtige maatschappij zijn beide gebieden van het bestaan evenredig vertegenwoordigd en is voor beide gebieden evenveel waardering. Dat is echter niet het geval, want in de zakelijke, harde kant van de maatschappij wordt het geld verdiend, terwijl de menselijke, zachte kant geld kost. Daardoor wordt de zakelijke kant als de grondslag van de maatschappij gezien en niet de menselijke. Terwijl een 'maatschappij' toch een gemeenschap van 'maten': van vrienden is.
Deze toestand wordt in de hand gewerkt door de geestestoestand van onbewuste vereenzelviging, waarmee iedere mens aan dit bestaan begint. Door de onbewustheid van zichzelf als geest, verkeert de mens in een toestand van vereenzelviging met de wereld. Een toestand van onbewustheid van zijn geestelijke grondslag, die noodzakelijk is om in de gelegenheid te zijn de geestelijke vermogens zelfstandig tot ontwikkeling te brengen, door zélf alle ervaringen te verwerken die op de levensweg op de mens toekomen. Daardoor groeit de mens in het zelfstandig gebruik leren maken van de vermogens... het geestelijke doel van dit bestaan.
Dat laatste gebeurt echter onzichtbaar in het verborgene en de gevolgen ervan zijn alleen merkbaar voor de naaste omgeving; terwijl de vooruitgang die door wetenschap, industrie en handel tot stand komt, wel duidelijk zichtbaar is en alle aandacht opeist. Dat heeft als gevolg dat in de maatschappij het individualisme en geldbezit altijd de boventoon voeren; het is alleen in de ene periode nadrukkelijker aanwezig dan in de andere.

Dat het individualisme in het huidige tijdperk zo duidelijk aanwezig is, heeft o.a. te maken met de grote vooruitgang op de gebieden van wetenschap en techniek. Daardoor wordt naar de vertegenwoordigers uit die gebieden opgekeken; wetenschappers en ondernemers hebben het aanzien van de maatschappij verworven. Daarnaast hebben de kerken gefaald in het levendhouden van het persoonlijke geloofsleven van de leden van hun geloofsgemeenschappen. Die hebben de kerken de rug toegekeerd en aanbidden nu de gebruiksvoorwerpen die wetenschap, techniek en handel hen overvloedig aanbieden. Zij hebben het aanzien gekregen dat vroeger naar kerkelijke leiders, dominees en pastors, uitging.
Dat heeft tot gevolg gehad dat nu de woorden van Jezus niet meer vanaf de kansel de mensen bereiken: "Heb God lief boven al en je naasten als jezelf," en "Behandel je medemensen zoals je het zelf zou wensen." De zedelijke strekking van deze woorden en het gezag van hen door wie ze iedere week werden uitgesproken, liet niet na het geweten van de toehoorders te wekken; als gevolg daarvan handelden zij in overeenstemming daarmee tegenover hun medemensen in het alledaagse bestaan.
Doordat deze woorden nu niet meer worden gehoord, heeft de zelfgerichtheid die bij de individualistische geestesgesteldheid kan ontstaan, bij velen zodanige vormen aangenomen dat vele anderen het slachtoffer worden van de kwalijke gevolgen van hun hebzuchtige en heerszuchtige gedrag.

Er zijn meerdere oorzaken aan te wijzen, getuige dit artikel dat in de Volkskrant verscheen.
Nederlanders zijn de handrem kwijt (door klinisch psycholoog prof. Dr. J.J.L. Derksen in de Volkskrant van 31 mei 2016):
Nee, we zijn niet ineens veel racistischer geworden. Angst voor de vreemdeling zit in meer of mindere mate in elk van ons. Narcisme, ongebreidelde zelftrots, impulsieve zelfexpressie, doorgeslagen exhibitionisme is wat we in de sociale media, op school en op straat waarnemen.
Veel Nederlanders zijn de handrem kwijt die idealiter hun geneigdheden, driften en impulsen remt en controleert. De gebrekkige impulscontrole wordt de laatste jaren uitdrukkelijk gelegitimeerd door het accent op het recht van vrijheid van meningsuiting, ook een variant op het doorgeschoten narcisme. De laatste generaties zijn slecht gesocialiseerd. Na de babyboomers (geboren net na de oorlog) zijn de ouders zonder religie, pedagogiek of andere ideologie aan het opvoeden geslagen en dit resulteerde in de dominantie van het onderbuikgevoel in het omgaan met de kleintjes: verwenning, bevrediging van behoeften, pretpark en achterbank domineren hierin. Hoe dit heeft geleid tot ongedisciplineerdheid en ongemotiveerdheid liet ook het recente OESO-rapport zien.
Tegelijkertijd werd de hechtingsrelatie in het eerste en tweede levensjaar ernstig verdund door het veel te vroeg in het leven uitbesteden van de opvoeding aan de talloze kinderopvangorganisaties, crèches et cetera van in Nederland doorgaans slechte kwaliteit.
Een opbloei van narcistische processen noodzakelijk voor zelfredzaamheid was een van de gevolgen. Deze narcistische strevingen werden vervolgens bewonderd in plaats van geremd en gereguleerd. Nu lopen we ertegen aan en dat zal voorlopig zo blijven want niets wijst er nog op dat we het al beter doen in de vroege kindertijd.


Het individualisme wordt ook bevorderd door het feminisme. Dat standpunt is goed als het ernaar streeft de persoonlijke en maatschappelijke gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen te bevorderen. Dit was noodzakelijk gezien het mensonwaardige gebrek aan evenwicht op dat gebied in het verleden.
Als het streven te ver gaat en een strijdbaarheid wordt, houdt dat het gevaar in dat het tegendeel ervan: masculinisme, in die beweging een verborgen rol gaat spelen. Door dat verborgen masculinisme is de aandacht niet gericht op het bevorderen van bovengenoemde vrouwelijke maatschappelijke gebieden, maar zijn vrouwen, door overheidsbeleid, betrokken in mannenzaken, waardoor het individualisme nog meer is toegenomen. Het gebrek aan evenwicht in de maatschappij is nog verder verstoord. Voor het verwerven van geld en aanzien zijn vrouwen uit de gebieden van hun belevingswereld, de zorg, weggetrokken; waardoor zij die er bleven, overbelast raakten en de zorg voor hulpbehoevenden vermindert. Door hun deelname aan het aanbeden 'arbeidsproces' neemt de economische activiteit toe en raakt de aarde nog sneller uitgeput en vervuild.

De maatschappelijke ontwikkelingen zijn nu zodanig dat werknemers, die zich tijdens hun werkzame leven hebben ingezet om in de industrie gebruiksvoorwerpen voor anderen te maken, op hun oude dag niet meer worden omringd door vrouwen die in de ouderenzorg werken, maar door robots... gemaakt in diezelfde industrie waar nu die vrouwen zijn gaan werken. De gebruiksvoorwerpen die daar worden gemaakt, komen uiteindelijk op de afvalberg terecht; terwijl zorg besteed aan een medemens, een menselijke geest, een rijkdom betekent voor de eeuwigheid, voor beiden!
Door de materialistische geestesgesteldheid die samenhangt met natuurwetenschappen, techniek en handel, is dit inzicht op de achtergrond geraakt. Het gaat er daarom om dit bestaan weer te zien in het licht van de eeuwigheid en te beseffen, dat het maken van gebruiksvoorwerpen ten dienste moet staan van de geestelijke ontwikkeling van de mensheid, die samenhangt met de vrouwelijke gebieden van het bestaan, zoals opvoeding, onderwijs, kunst en godsdienst. Alleen daardoor kan het evenwicht in de maatschappij worden hersteld.
Er is pas sprake van vrouwenemancipatie als haar aandachtsgebieden, zoals opvoeding, onderwijs, kunst en godsdienst een even grote plaats in de maatschappij hebben gekregen als wetenschap, techniek en economie. Afhankelijk van een evenwichtiger belang dat men aan beide gebieden hecht, kunnen ook de geldstromen in de maatschappij evenwichtiger worden verdeeld.


terug naar de vragenlijst






^