inspiratie op ongelegen tijdstippen


Inspiratie of inwerking door begeleiders kan plaatsvinden op tijdstippen, dat het ongelegen komt i.v.m. aardse bezigheden.
Plato schreef dat de mens een burger is van twee werelden, de geestelijke en de stoffelijke wereld en in de Oudheid leefden de mensen (volgens de esoterische literatuur) inderdaad nog met het ene been in de ene en met het andere been in de andere wereld. In die tijden van de oude helderziendheid zagen de mensen twee werelden tegelijk en dat was voor hen de natuurlijke toestand. Daardoor kon het in het Oude Testament bijvoorbeeld ook voorkomen dat de mensen een engel of God zagen. Denk bijvoorbeeld aan de drie engelen die bij Abraham op bezoek kwamen (Genesis 18).
Daarna daalde de menselijke geest in de loop van de tijd steeds verder in het lichaam in; dit gebeurde op de plaats van de voorhoofdshersenen, de frontale lobben. In de huidige tijd is de menselijke geest geheel ingedaald en daardoor is de oude helderziendheid verdwenen: de mens ziet alleen nog deze stoffelijke wereld. Volgens Steiner is de mens door die indaling omhuld door een ondoorzichtig astraal vlies, dat als een soort cape over de uitstraling, de aura, heenhangt.

Zij die hun aandacht wel weer op het geestelijke richten, komen door die aandacht steeds meer in aanraking met hen die de mens vanuit de geestelijke wereld begeleiden. Aangezien ook zij er op gericht zijn de mens te bereiken, nemen zij iedere gelegenheid te baat om de band te herstellen. De mens is er zich echter in 't geheel niet van bewust wanneer die zichzelf, door wat voor oorzaak ook, in een een zodanige geestestoestand brengt of wordt gebracht, dat die voor inwerking (Latijn 'inspiratie': inblazing) meer openstaat. Daardoor kan het soms niet stroken met waar de mens op aarde mee bezig is.
Het is ook afhankelijk van de persoonlijkheid. Ingekeerde, gevoelige personen staan meer open voor inwerking en daardoor kan het hen overkomen op tijdstippen dat het storend kan werken op aardse bezigheden. Denkers bijvoorbeeld zijn moeilijker te bereiken door hun eigen, inwendige werkzaamheid, zij veroorzaken zo veel drukte in hun binnenwereld, dat begeleiders hen niet kunnen bereiken; zij moeten het hebben van de ogenblikken van gebed en zelfbezinning om begeleiders de gelegenheid te geven iets aan hen over te brengen.

Tracht dit soort ervaringen op te vatten als een leerweg, waarop de mens wordt voorbereid zo in dit leven te staan, dat die met beide werelden tegelijk is verbonden, zoals het in de oudheid ook was; Steiner schrijft dat dat ook de bedoeling is, de oude helderziendheid keert terug, maar nu beheerst; het vlies gaat verdwijnen. Maar dat vereist oefening, de mens moet leren ermee om te gaan, het is een moeilijke opdracht. Want de geestelijk ingestelde mens wil het eigenlijk maar wat graag, dat contact met begeleiders. Daardoor geeft die mens vaak zelf onbewust de gelegenheid, maar het komt dan niet gelegen i.v.m. met wat men aan het doen is. In het begin gaat het allemaal nog een beetje onhandig.

Een ander verschijnsel is dat er vruchtbare en onvruchtbare periodes zijn. Er zijn tijden dat het contact er voortdurend is, maar ook tijden dat de mens min of meer aan zichzelf is overgeleverd. Dat is ook nodig voor het ontwikkelen van persoonlijke zelfstandigheid.


terug naar de vragenlijst






^