Het mensbeeld uit Het grote Johannes evangelie van Jakob Lorber
Het wezen van de mens en zijn roeping als schepper - licht en warmte
[1] God Zelf is de hoogste en meest volmaakte, eeuwige Oermens uit Zichzelf. Dat wil zeggen, deze mens is in wezen een vuur, waarvan het gevoel liefde is [voelen], een licht, waarvan het gevoel verstand en wijsheid is [denken]; en een warmte, waarvan het gevoel het leven zelf [willen] is in het volste bewustzijn [waarnemen] van Zichzelf [geest als bewuste levenskracht, die denkt en voelt: de geest met zijn vermogens].
Als het vuur heviger wordt [de geest werkzaam wordt met zijn vermogens], wordt het licht ook intenser en de alles scheppende warmte ook heviger, zodat deze ten slotte ver naar buiten uitstraalt. Deze straling is zelf licht, heeft de warmte reeds in zich en deze warmte heeft ver weg dezelfde uitwerkling als in zichzelf [deze uitstraling van de geest, de ‘aura’, vormt bij de menselijke geest de ziel].
Het [door de oergeest, God] geschapene neemt steeds meer licht en warmte op, het verlicht en verwarmt zo steeds verder en verder en werkt daar, waar het komt, ook weer. En zo plant zich alles eeuwig verder voort uit het oervuur, het oerlicht en de oerwarmte, en vult steeds verder en steeds meer de oneindige scheppingsruimte.
[2] Alles komt dus oorspronkelijk uit het ene oerbestaan van God voort en blijft zich ontwikkelen tot het gelijk wordt aan het oerwezen van de Oermens [de geestelijke ontwikkeling, de zelfverwerkelijking]. Eenmaal daaraan gelijk, blijft het dan ook in volledige vrijheid in de menselijke vorm uit God bestaan, als een god op zichzelf, in innige verbondenheid met de Oergod, omdat het datgene is, wat de Oergod zelf is [de hereniging].
[...]
[4] Daardoor is de mens eerst mens uit God en dan pas mens uit zichzelf. Zolang hij alleen uit God is, lijkt hij op een embryo in het moederlichaam. Pas wanneer hij uit zichzelf een mens wordt volgens Gods ordening [zelfverwerkelijking], is hij een voltooid mens, omdat hij daardoor pas tot een waar evenbeeld van God kan worden [hereniging door zelfverwerkelijking]. Als hij dat heeft bereikt, blijft hij eeuwig als een god en is zelf een schepper van de verdere werelden en wezens en mensen geworden.
Bron: Jakob Lorber - Het grote Johannes evangelie deel 4, §56 [1, 2, 4]
terug naar de vragenlijst
terug naar het weblog
^