Het monisme, zoals de filosofie van Spinoza



Baruch Spinoza
Het monistische uitgangspunt van Spinoza is in mijn ogen onjuist. Ik leef namelijk voor een deel in die wereld, waarvan het bestaan door Spinoza wordt ontkend. Van jongs af aan heb ik mij tot die wereld gewend, al op vijf-jarige leeftijd deed ik de geestelijke oefening, die ik nu als zelfbezinning beschrijf. Op die leeftijd al begonnen mijn ervaringen met de werkelijkheid van de geestelijke wereld, wat uiteindelijk zijn bekroning vond in mijn godservaring op twintig-jarige leeftijd.
Heel mijn leven is een rijkdom aan paranormale ervaringen, waarvan ik heb besloten een deel op mijn website te vermelden, met dankbare lezers als gevolg die hun eigen ervaringen daarin herkenden en blij waren te weten, dat zij niet gek waren.
Mijn persoonlijke ervaringen heb ik altijd kritisch vergeleken met die van anderen, mystici en de studie die ik daarover heb gedaan, heb ik voor een groot deel ook op mijn website vermeld, zodat ook anderen konden zien dat ik niet over een nacht ijs ben gegaan. Ook monistische denkers als Spinoza heb ik daar vermeld.

Mijn ervaringen met die geestelijke wereld zijn zodanig, dat ik deze tijdelijke toestand waarin wij hier verkeren, als een afgeleide zie van die geestelijke wereld. Die wereld is de werkelijkheid en deze toestand is een soort van kostschool waar we een aantal jaren verblijven om onze geestelijke zelfstandigheid te laten toenemen. Het is daartoe dat als we hier komen, wij in omstandigheden komen te verkeren, dat we niet meer beseffen de menselijke geest te zijn. En hier is ook niets wat ons daaraan doet herinneren.
Dat is nodig om ons in staat te stellen hier volkomen zelfstandig onze geestelijke vermogens te leren gebruiken door de gebeurtenissen in ons leven zelfstandig te verwerken tot levenservaring. Zodoende leren wij onze vermogens bewust en beheerst te gebruiken -schijnbaar zonder steun of beloning - wat geestelijke groei naar zelfstandigheid betekent.

Spinoza heeft in zoverre wel gelijk, dat ons lichaam een klein onderdeeltje is van de oneindigheid van het stoffelijke heelal, maar die stoffelijke betrekking is een uitbeelding van een geestelijke, namelijke de mystieke ervaring dat de menselijke geest een onderdeeltje is van de goddelijke algeest. Spinoza gaat voorbij aan het oude gezegde 'zo boven, zo beneden'. Het is overigens een knap staaltje filosofie dat hij bedrijft om, uitgaande van het onjuiste uitgangspunt, toch een filosofische beschrijving van het menszijn in het heelal, te volbrengen. Maar helaas bevestigt hij hiermee monistisch denkende natuurwetenschappers, die in hem een medestander zien in hun eenzijdige, materialistische wereldbeschouwing.

Nadat Spinoza aan het einde van de rit weer naar zijn eeuwige tehuis is gegaan, heeft hij zijn fout ingezien. Hij begrijpt nu ook de noodzaak dat wij hier schijnbaar aan onszelf worden overgelaten, wat ons in staat stelt op eigen kracht zelfstandig te worden. Maar die toestand heeft een overdracht van aandacht en toewijding tot gevolg vanuit onszelf als geest op dit tijdelijke bestaan, waardoor de toestand van onbewuste vereenzelviging ermee optreedt; die is nodig voor de toestand van geestelijke zelfstandigheid die wij hier als beproeving meemaken. Door die toestand van onbewuste vereenzelviging met dit bestaan, is hij tot zijn monistische standpunt gekomen.
Hij had Descartes als tijdgenoot, van wiens werk hij vast wel kennis heeft genomen en hij had dus de vrije keuze om een ander, ruimer uitgangspunt te kiezen voor zijn filosofie, maar zijn levensbestemming heeft hem blijkbaar toch op deze weg geleid.

Het belang dat hij als filosoof hecht aan het gevoel, een onderwerp dat in zijn Ethica uitgebreid aan bod komt, heb ik zeker weten te waarderen. Hij is een van de weinige filosofen die aan dat onderwerp aandacht hebben geschonken.


terug naar de vragenlijst

terug naar het weblog







^