normen en waarden: de waarden die de norm zijn


In het algemeen kan worden gesteld dat als er op een bepaald gebied een aantal waarden mogelijk zijn, er één van die waarden als norm kan worden gekozen, waarmee alle andere kunnen worden vergeleken. Die vergelijking t.o.v. de gekozen norm, is het uitspreken van een oordeel over die andere waarden, waardoor zij kunnen worden ingedeeld. De vraag doet zich nu voor: welke waarde wordt in een bepaalde gemeenschap als de norm gekozen.
Om normen en waarden te kunnen omschrijven, moet eerst worden vastgesteld voor welk gebied bepaalde normen en waarden moeten gelden. Aangezien het tijdelijke bestaan een leerschool is voor geestelijke ontwikkeling, waar menselijke geesten zich kunnen ontwikkelen door te leren met elkaar om te gaan, is dat gebied het menselijke gedrag. Vervolgens moet worden vastgesteld: welke waarden zijn de norm voor menselijk gedrag, welke waarden nemen wij als maatstaf om te kunnen zeggen, dat een bepaald gedrag een mens waardig is (en welk daarvan afwijkend gedrag daardoor niet).
Kortom, in de verhouding tussen normen en waarden moet de vraag worden gesteld: welke waarde is voor ons de norm?
(De eenvoudige opsomming 'normen en waarden' zoals gebruikelijk is geworden, is een uitdrukking zonder waarde, die alleen aangeeft dat men inhoudelijk nog niet het onderscheid tussen die twee heeft gemaakt.)

De waarden
De persoonlijkheid komt tot uitdrukking in een kenmerkend gedrag, in een persoonlijke wijze van doen. De persoonlijkheid wordt gevormd door de wijze waarop de persoon - en dat is de menselijke geest - een bewust en beheerst gebruik maakt van de geestelijke vermogens. De mate waarin de persoon erin is geslaagd de geestelijke vermogens bewust en beheerst te gebruiken, komt in de persoonlijkheid tot uitdrukking als de eigenschappen van de persoonlijkheid. De waarden waar het om gaat, zijn deze persoonlijkheidseigenschappen.
Deze eigenschappen worden bepaald door de eigenschappen van de geestelijke vermogens: het waarnemen, denken, voelen en willen. Al naar de mate waarin de persoon deze vermogens bewust en beheerst heeft leren gebruiken, bevinden zij zich in een bepaalde graad van ontwikkeling. De graad van ontwikkeling van de vermogens is de geestelijke ontwikkeling, die tot uitdrukking komt in de innerlijke geestesgesteldheid. Deze innerlijke geestesgesteldheid komt als de eigenschappen van de persoonlijkheid naar buiten toe tot uitdrukking in het gedrag, zoals: medeleven, vriendschappelijkheid, onverschilligheid, zelfgerichtheid, vijandigheid. Deze persoonlijkheidskenmerken vormen de waarden.

De norm
De vraag is nu: welk graad van ontwikkeling van de geestelijke vermogens kan als de norm worden gesteld voor wat in een samenleving als menselijk gedrag wordt ervaren. De norm voor menselijk gedrag is die ontwikkelingsgraad, waarbij de geestelijke vermogens bewust en beheerst door de menselijke geest worden gebruikt. De eigenschappen van de vermogens zijn dan zodanig ontwikkeld, dat zij in het gedrag tot uiting komen als het geweten en de deugden.

In de deugden komen de ontwikkelde vermogens samen met de uitgekeerde instelling tot uitdrukking. De deugdzame mens wil zich vanuit de deugdzame geestesgesteldheid uit liefde (voelen) met aandacht (waarnemen), begrip (denken) en geduld (willen) naar medemensen toe gedragen.
In het geweten komen de ontwikkelde vermogens samen met de ingekeerde instelling tot uitdrukking. De gewetensvolle mens wil vanuit de gewetensvolle geestesgesteldheid eerst de blik op zichzelf en het eigen gedrag richten door zelfbeschouwing (waarnemen), redelijke - (denken) en zedelijke (voelen) zelfbeoordeling en zo nodig zelfzelf beheersen (willen) vóór het tot handelen komt, of het daarna doen als later blijkt dat het gedrag onbedoeld bij anderen kwetsingen heeft veroorzaakt.
De ontwikkeling van de geestelijke vermogens tot het geweten en de deugden leidt tot een menswaardig gedrag. De ontwikkelde vermogens geven die waarden aan het gedrag waardoor de mens waardigheid verkrijgt en van waarde wordt voor de opbouw en handhaving van de samenleving. De geestelijke vermogens in hun ontwikkelde vorm zijn daardoor de norm voor menswaardig gedrag.

Vóór de vermogens tot het geweten en de deugden zijn ontwikkeld, waardoor de mens geheel uit zichzelf tot menswaardig gedrag komt, zijn er de Tien Geboden die aan Mozes worden toegeschreven en de verkorte vorm daarvan die door Jezus is uitgesproken: Heb God lief boven al en je naasten als jezelf; tot zolang gelden zij als de zedelijke wetten die de norm zijn.

deugden,
uitgekeerd
geweten,
ingekeerd
waarnemen aandacht zelfbeschouwing
denken begrip redelijke
zelfbeoordeling
voelen liefde zedelijke
zelfbeoordeling
willen geduld zelfbeheersing

Het gaat bij de vraag over welke waarden de norm moeten zijn om een verandering in de menselijke geestesgesteldheid. Het gaat om die verandering in de geestesgesteldheid en het daaruit voortkomende gedrag, waardoor een samenleven met anderen mogelijk wordt en de mensengemeenschap letterlijk een 'samenleving' wordt. De vraag is met andere woorden: welke waarden zijn de norm voor een evenwichtige, menselijke samenleving. Die waarden zijn uiteindelijk het gedrag dat wordt bepaald door de geestelijke vermogens in hun ontwikkelde vorm. Zij komen dan in het gedrag als de deugden en het geweten tot uiting.
Het begrip 'verandering' duidt aan dat er sprake kan zijn van een ontwikkeling. Die ontwikkeling betreft de geestelijke vermogens, die in de persoonlijkheid tot uitdrukking komen. Voor die ontwikkeling is de omgang met medemensen in het dagelijkse bestaan de leerschool.

Welke waarden zijn het tegendeel van de menselijke norm? Dat zijn de persoonlijkheidskenmerken die samenhangen met de geestesgesteldheid van 'onbewuste vereenzelviging' en 'bewuste vereenzelviging'.
In de ontwikkelingstoestand van onbewuste vereenzelviging worden de geestelijke vermogens en daarmee het gedrag bepaald doordat de geest wordt geboeid door zintuiglijke gewaarwordingen, lust en genot (waarnemen) en zintuiglijke voorstellingen, lust en genotsverbeeldingen (denken), en wordt gedreven door aandoeningen, hunkering (voelen) en aandriften, onbeheerst streven (willen).
In de ontwikkelingstoestand van bewuste vereenzelviging - de gehechtheid - worden de geestelijke vermogens en daarmee het gedrag bepaald doordat de geest wordt gekenmerkt door gehechtheid aan zintuiglijke gewaarwordingen, wat leidt tot hebzucht en pronkzucht (waarnemen); door gehechtheid aan voorstellingen en denkbeelden, wat leidt tot eigenzinnigheid, regelzucht en bemoeizucht (denken); door gehechtheid aan het eigen zelfgevoel, wat leidt tot eigenliefde en eerzucht (voelen); en door gehechtheid aan de eigen wilsbesluiten, wat leidt tot heerszucht en het streven naar macht door geweld (willen).

onbewuste
vereenzelviging
bewuste
vereenzelviging
waarnemen lust en genot hebzucht
denken lustvoorstellingen bemoeizucht
voelen hunkering eigenliefde
willen aandriften heerszucht

De geestesgesteldheid die samenhangt met een gebrék aan beheersing van de vermogens, leidt tot een mensonwaardig gedrag. De waarden van dit gedrag zijn het verst verwijderd van de menselijke norm: het geweten en de deugden. Voor mensen in deze ontwikkelingstoestand zijn dit de waarden die voor hen de norm zijn, waarnaar zij hun bestaan inrichten, waarden die door zelfgerichtheid worden gekenmerkt. Tussen deze twee uitersten in bevinden zich zoveel overgangen als er mensen zijn. Zij wonen in de maatschappij volkomen willekeurig door elkaar heen.


terug naar de vragenlijst






^