De betekenis van 'de Satan'


De naam 'Satan' hangt samen met het Hebreeuwse werkwoord 'satana': tegenwerken, aanklagen, en 'sa-tan' heeft daardoor de betekenis: 'tegenstander' (In verband hiermee is het woord 'duivel' afkomstig van het Franse 'diable' en dat weer van het Griekse werkwoord 'diaballoo': verstoren).
De vraag kan worden gesteld hoe het mogelijk is, dat binnen Gods schepping een van Gods geesten zich zodanig heeft ontwikkeld dat die een tégenstander van God is geworden en er zich om die geest heen een groep gelijkgezinde geesten heeft gevormd.

Tijdens mijn godservaringen heb ik de goddelijke geest op twee manieren mogen zien, namelijk in een ongevormde oertoestand als een oneindige, alomtegenwoordige zee van geestelijk licht en geestelijke warmte: die de toestand van de algeest is; en ik heb Gods geest in een gevormde toestand mogen zien, waarin die zich toen aan mij voordeed in een geestgedaante, als een menselijke gestalte, die zichzelf door verdichting uit de algeest had gevormd - zoals dat ook met alle geschapen geesten het geval is.
Deze gevormde toestand is Gods heilige, want volmaakte geest, rechtstreeks als volwassen geest uit de algeest voortgekomen. In die gevormde toestand bleek de goddelijke geest een tweelinggeest te zijn, een mannelijke en een vrouwelijke geest, die onafscheidelijk bij elkaar horen en die als lichtwezens door hun liefde volkomen in elkaar op kunnen gaan tot één geest. Zij zijn samen de goddelijke vader en moeder van alle geschapen geesten - waaronder de menselijke geesten, wij als Gods goden-kinderen.

Zij schiepen die geesten niet alleen vanwege hun mannelijke en vrouwelijke eigenschappen, maar ook omdat de goddelijke geest de bron is van de geestelijke vermogens: het waarnemen, denken, voelen en willen; waarvan het vermogen om te voelen het vermogen is om lief te hebben, maar ... om lief te kunnen hebben, zijn er twéé nodig, liefhebben is gericht zijn op een ánder.
Om met een ander een evenwichtige liefdesband te kunnen vormen, is het nodig dat die ander een gelijk-waardige persoon is, want liefde is een uitwisseling van gevoelens van genegenheid van inzet voor elkaar. Om die uitwisseling evenwichtig te laten zijn, moeten beiden gelijkwaardige personen zijn. Om Gods go-denkinderen die toestand van gelijkwaardigheid te kunnen laten verkrijgen, moesten zij echter de geeste-lijke vermogens, die zij in aanleg uit Gods geest hebben meegekregen, zélf tot ontwikkeling brengen. Alleen door zélfverwerkelijking kunnen Gods godenkinderen gelijkwaardigen worden, daar de goddelijke geest ook zélf door zijn alomtegenwoordigheid de énige is en daar-door volkomen op zichzelf aangewezen.

De menselijke geesten werden daartoe op een ontwikkelingsweg geplaatst door de stoffelijke wereld heen. Die stoffelijke, en daardoor levenloze wereld is het tegendeel van henzelf als het eeuwig levende; hier is niets geestelijks herkenbaar en daardoor zijn menselijke geesten hier schijnbaar aan zichzelf over-geleverd. Maar daardoor zijn zij hier ook in de gelegenheid hun geestelijke vermogens zelfstandig te leren gebruiken; zij leren die te gebruiken doordat zij in deze stoffelijke wereld voortdurend zélf keu-zes moeten maken. Door zélf in vrijheid keuzes te maken, waarbij zij hun vermogens moeten ge-bruiken, brengen zij die op eigen kracht tot ontwikkeling ... en groeien zo toe naar gelijkwaardigheid aan Gods heilige geest; en met díe geest kan de hereniging met God tot stand worden gebracht.

Op dat pad naar een zelfbewerkte zelfstandigheid als godenkind, moest echter aan de menselijke geesten een bepaalde hoeveelheid zelfstandigheid en zelfgevoel worden meegegeven, om hen de mogelijkheid te geven te beginnen met zélf keuzes te maken. Door dat aanvankelijke zelfgevoel en die vrijheid van keuze konden er echter twee richtingen worden ingeslagen: bij de ene ontwikkeling groeide er naast dat zelfgevoel door de ontwikkeling van het vermogen te voelen ook naastenliefde en gemeenschapszin, maar bij de andere ontwikkeling kwam het aanvankelijke zelfgevoel eenzijdig tot ontwikkeling, waarbij de werkzaamheid van geestelijke vermogens voornamelijk op zichzelf werd gericht.
Door deze zelfgerichtheid kwam de voor een liefdesband noodzakelijke naastenliefde niet tot ontwikke-ling, alle aandacht en toewijding werd op zichzelf gericht, waardoor deze geesten níet beant-woordden aan het doel van Gods schepping, maar die juist ontweken ... zij groeiden uit tot tégenstanders van het bereiken van dat doel, doordat zij niet God, maar zichzélf als doel stelden, zij streefden ernaar zelf God te zijn.

Deze geesten begonnen door hun zelfgerichtheid ook voor de anderen het bereiken van het doel van Gods schepping tegen te werken door de ontwikkeling van de anderen te remmen en hen met zich mee te sleu-ren door hen tot het kwaad van de zelfgerichtheid te verleiden.
Daardoor ontstond er een geestelijke strijd, die echter tot gevolg had dat de welwillenden zich tot het ui-terste gingen inspannen niet alleen de zwakkere, verleidbare geesten te beschermen en te steunen, maar ook om de tegenstanders op andere gedachten te brengen. Het ontstaan van tegenstand tegen Gods plan en de strijd die daaruit voortkwam, maakte de welwillenden krachtiger en bewuster van het te bereiken doel: de hereniging met God.

Vóórdat door verdichting de golf van geesten uit de algeest was voortgekomen die de mensheid zou vormen, waren er al drie eerdere golven geweest: de geesten die zich voor het grootste deel hebben ontwikkeld tot Gods engelen. Maar ook bij hen waren er geesten die hun aandacht en toewijding op zichzelf hadden gericht en zich in een geest van opstandigheid tegen Gods plan hadden verzet. De aanvoerder onder hen heeft daardoor de aanduiding 'tegenstander' als naam gekregen: Satan.
Zij waren er al toen de menselijke geesten aan hun ontwikkelingsweg begonnen. Zij spanden zich in de eerste mensen die zelfbewust waren geworden - in de Bijbel Adam en Eva genoemd - tegen Gods plan op te zetten en hen van de weg naar God af te leiden.
Het had tot gevolg dat de weg die de mens moet begaan werd bemoeilijkt, maar ook dat wie desondanks overwint, wie ervoor kiest de zelfverwerkelijking en de hereniging met God voor ogen te blijven houden, krachtiger uit die strijd tevoorschijn komt.


terug naar de vragenlijst

terug naar het weblog







^