uittreden met open ogen
Bij zelfbezinning (meditatie) is het goed de ogen te sluiten om de inkeer van aandacht en toewijding naar jezelf als de zich bezinnende geest te bevorderen. Ontstaat er door deze inkeer een voldoende bekrachtiging van jezelf als geest, dan kan er een geleidelijke uittreding optreden. Met hulp van begeleiders kan dat ook een uittreding naar de geestelijke wereld worden, waarbij je geheel vrij komt van je lichaam.
Met de ogen open kan die geleidelijke uittreding ook optreden; dit wordt in de joga beschreven met een oefening, die 'tratak' wordt genoemd (zie het boek van Rama Polderman op deze website). Door die aandachts-oefening op een bepaald voorwerp, treedt op een gegeven tijdstip toch een inkeer van de aandacht op, waardoor de ogen gaan staren en schijnbaar niets zien. Dit kan uitmonden in een toestand van mijmeren, waarbij de geest met zijn aandacht en toewijding zich in een andere, meer innerlijke wereld bevindt en een geleidelijk loskomen van het lichaam kan gaan optreden. Wie ervaring met deze toestand heeft, voelt zich dan 'in een andere wereld', los van aardse beslommeringen.
Afhankelijk van de geestesgesteldheid, dat wil zeggen het geestelijke zelfbewustzijn, de geestkracht en innerlijke zelfstandigheid, kan het ook voorkomen dat je met de geestelijke uitstraling van de lichaamscellen in aanraking komt. Alle lichaamscellen hebben namelijk een geest(je) bij zich zolang zij in leven zijn. Die geestjes zitten niet in hun cel, maar blijven erboven. De cellen zitten volkomen vast in de organen van het lichaam en kunnen zich niet bewegen (behalve de cellen in het bloed, dat in feite een vloeibaar weefsel is). Daardoor worden ook de geestjes van de orgaancellen door deze onbeweeglijkheid gekenmerkt. Die onbeweeglijkheid kan op jouzelf als het eeuwig levende, de menselijke geest, een doodse indruk maken.
De gezamenlijke uitstraling van deze lichaamsgeesten wordt in de esoterische literatuur beschreven (Steiner, Max Heindel, Swedenborg, Lorber) en door de Rozekruizer Max Heindel de 'chemische ether' genoemd, wat in feite de etherische uitstraling van de lichaamscelgeesten is. Na het overlijden van de geest blijft het lichaam geestloos achter, waarna de lichaamscellen sterven. De celgeestjes echter niet. Zij blijven nog een tijd bij elkaar en vormen in de geestelijke wereld een schimachtige gedaante, een lege huls, die desondanks een menselijke vorm heeft.
Door een tijd hetzelfde lichaam te hebben gedeeld, zijn deze geestjes met elkaar verstrengeld geraakt, maar als het lichaam is weggevallen, wordt ook hun onderlinge band losser en gaan zij ieder hun eigen weg.
terug naar de vragenlijst
terug naar het weblog
^