De verharding van de maatschappij
In de zestiger jaren van de vorige eeuw heeft er vanuit een atheïstische hoek een omverwerping plaatsgevonden van de christelijke waarden, die tot die tijd de norm waren voor menselijk gedrag.
Tot die tijd waren er in het land priesters en dominees werkzaam, mensen die in kerkgemeentes godsdienstige bijeenkomsten voorgingen en die de leden van een gemeente op religieus gebied begeleidden. Zij stonden bij de leden van die kerkgemeenschappen in hoog aanzien en daardoor deden zij hun uitspraken met gezag.
Ondermeer verkondigden zij vanaf de kansel de hoofdwet van zedelijk gedrag: 'Heb uw naasten lief alsof het uzelf betrof!' en 'Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet!' en meer woorden van deze strekking.
Dat liet niet na indruk te maken op de gelovigen en hun denken en doen op een heilzame wijze te beïnvloeden. De hele maatschappij was in die tijd dan ook door deze denkbeelden doortrokken, want zelfs ongelovige atheïsten beseften de waarde van dit gedachtengoed. De vraag "Ben ik mijn broeders hoeder?" uit het bijbelboek Genesis, werd bevestigd en mensen handelden met deze woorden op de achtergrond in gedachten. Dat had een gunstige invloed op de handel en wandel van het volk.
In de zestiger jaren stond echter een groep mensen op die wilden veranderen om het veranderen zelf. Zij vonden dat geloof 'niet meer van deze tijd' was (is dat een zinvolle reden?). Zij 'schopten heilige huisjes omver' en vernielden levensbeschouwelijke instellingen, om reden van de afgunst die zij voor die instellingen voelden vanwege hun eigen innerlijke leegte. Zij braken af, lieten de puinhopen liggen en stelden er niets voor in de plaats dan alleen een inhoudsloos atheïsme.
De woorden 'Behandel je medemensen zoals je het zelf zou wensen te worden behandeld' worden nu niet meer gehoord. Er zijn groepen mensen die er blijk van geven uit zichzelf al zo in het leven te willen staan, maar voor een andere groep zijn er nu geen remmen meer voor hun zelfgerichte gedrag. Hebzucht en heerszucht zijn voor hen de norm geworden van gedrag en onbeschaamd handelen zij daarnaar. Hun zelfgerichtheid brengt anderen om hen heen in moeilijkheden, maar daar staan zij in 't geheel niet bij stil.
Het is waar dat de vermaningen die vanaf de kansel het kerkvolk bereikten blijkbaar alleen een dun laagje beschavingsvernis tot gevolg hebben gehad, maar in ieder geval bleef daardoor toch bij een bepaalde groep mensen het zelfgerichte gedrag beperkt. Nu is echter de olie, die een menswaardige, want christelijke maatschappij mogelijk maakte, verdwenen en wordt duidelijk hoezeer zelfzucht bij sommigen onder de oppervlakte altijd aanwezig is geweest... wat nu zonder gewetensbezwaren wordt getoond, met verharding en verzakelijking van de maatschappij als gevolg.
Er zijn meerdere oorzaken aan te wijzen, getuige dit artikel dat in de Volkskrant verscheen.
Nederlanders zijn de handrem kwijt (door klinisch psycholoog prof. Dr. J.J.L. Derksen in de Volkskrant van 31 mei 2016):
Nee, we zijn niet ineens veel racistischer geworden. Angst voor de vreemdeling zit in meer of mindere mate in elk van ons. Narcisme, ongebreidelde zelftrots, impulsieve zelfexpressie, doorgeslagen exhibitionisme is wat we in de sociale media, op school en op straat waarnemen.
Veel Nederlanders zijn de handrem kwijt die idealiter hun geneigdheden, driften en impulsen remt en controleert. De gebrekkige impulscontrole wordt de laatste jaren uitdrukkelijk gelegitimeerd door het accent op het recht van vrijheid van meningsuiting, ook een variant op het doorgeschoten narcisme. De laatste generaties zijn slecht gesocialiseerd. Na de babyboomers (geboren net na de oorlog) zijn de ouders zonder religie, pedagogiek of andere ideologie aan het opvoeden geslagen en dit resulteerde in de dominantie van het onderbuikgevoel in het omgaan met de kleintjes: verwenning, bevrediging van behoeften, pretpark en achterbank domineren hierin. Hoe dit heeft geleid tot ongedisciplineerdheid en ongemotiveerdheid liet ook het recente OESO-rapport zien.
Tegelijkertijd werd de hechtingsrelatie in het eerste en tweede levensjaar ernstig verdund door het veel te vroeg in het leven uitbesteden van de opvoeding aan de talloze kinderopvangorganisaties, crèches et cetera van in Nederland doorgaans slechte kwaliteit.
Een opbloei van narcistische processen noodzakelijk voor zelfredzaamheid was een van de gevolgen. Deze narcistische strevingen werden vervolgens bewonderd in plaats van geremd en gereguleerd. Nu lopen we ertegen aan en dat zal voorlopig zo blijven want niets wijst er nog op dat we het al beter doen in de vroege kindertijd.
terug naar de vragenlijst
^