de verhouding tussen Jahweh en Jezus


De atheïstische bioloog Richard Dawkins beschrijft in zijn boek 'God als misvatting' de Jahweh uit het Oude Testament als een egoïstische, eerzuchtige, wrede, gewelddadige en immorele God.
Als ik zonder verdere kennis het Oude Testament zou lezen, zou de beschrijving van Jahweh mij ook bevreemden. Darom wil ik bij mijn antwoord afgaan op wat zieners daarover hebben geschreven.

Hoe verhoudt de Jahweh uit het OT zich met de geest, welke de geest was die in de persoon Jezus van Nazareth bij ons is geweest?!

1. Dat Gods heilige geest eerst als Jahweh (of: 'de Heer', de vertaling van 'Adonai') werkzaam was in de profeten en later in de persoon van Jezus, is bijvoorbeeld te lezen bij Jesaja, de joodse profeet door wie Gods heilige geest zelf zijn geboorte heeft aangekondigd:

"Daarom zal de Heer zelf u een teken geven: Zie, de jonkvrouw zal zwanger worden en een zoon baren; en zij zal hem de naam Immanuel (God met ons) geven. (Jesaja 7:14)
En op hem zal de Geest des Heren rusten, de Geest van wijsheid en verstand, de Geest van raad en sterkte, de Geest van kennis en hoogachting des Heren. (Jesaja 11:2)
(Met andere woorden: Gods heilige, want volmaakte geest.)
Groot is zijn heerschappij, aan de vrede zal geen einde komen. Davids troon en rijk zijn erop gebouwd, ze staan vast, in recht en gerechtigheid, van nu tot in eeuwigheid.
Daarvoor zal hij zich beijveren, de Heer van de hemelse machten." [Gods engelen] (Jesaja 9:6)

Met andere woorden, de kerkelijke gezagsdragers die na eeuwen vergaderen het leerstuk van de 'drieëenheid' meenden te moeten opstellen, zijn aan deze tekst en aan meerdere overeenkomstige, voorbijgegaan. De Oriëntaals Orthodoxe kerken hielden vast aan de met Jesaja overeenkomende strekking van Johannes hoofdstuk 1 en andere teksten in zijn Evangelie, zoals Johannes 14:7 "Als jullie mij kennen zullen jullie ook mijn Vader kennen en vanaf nu kennen jullie hem, want jullie hebben hem zelf gezien." Zij verwierpen dit menselijke bedenksel.

2. Het is te lezen in Handelingen 22:6-16 (NBV21)
Maar onderweg, niet ver van Damascus, gebeurde er tegen het middaguur iets onverwachts: opeens werd ik omstraald door een fel licht uit de hemel. 7Ik viel op de grond en hoorde een stem tegen me zeggen:
"Saul, Saul, waarom vervolg je Mij?" 8Ik vroeg: "Wie bent U, Heer?" En de Heer antwoordde: "Ik ben Jezus van Nazaret, die jij vervolgt." 9De mensen die bij me waren, zagen wel het licht, maar hoorden niet de stem van Hem die tegen me sprak. 10Ik vroeg: "Wat moet ik doen, Heer?" De Heer zei tegen mij: "Sta op en ga naar Damascus, daar krijg je precies te horen wat je opdracht is." 11Omdat het stralende licht me blind gemaakt had, namen mijn reisgenoten me bij de hand en brachten me zo naar Damascus.
12Daar kwam een zekere Ananias naar me toe, een vroom en wetsgetrouw man, die bij alle Joodse inwoners van de stad in hoog aanzien stond. 13Hij ging voor me staan en zei: "Saul, broeder, open je ogen!" En op datzelfde ogenblik kon ik hem zien. 14 Hij zei: "De God van onze voorouders [Jahweh] heeft jou uitgekozen om zijn wil te leren kennen, om de rechtvaardige te zien en Hem te horen spreken, 15want je zult zijn getuige zijn en aan alle mensen verkondigen wat je gezien en gehoord hebt. 16Wat aarzel je dan nog? Sta op, laat je dopen en je zonden wegwassen, terwijl je zijn naam aanroept."

Door Lukas, de schrijver van Handelingen, wordt Jezus van Nazareth (Hand. 22:8) 'De God van onze voorouders' genoemd (Hand. 22:14)!

3. Het is ook te lezen bij Jakob Lorber, zie op deze website in het Menu bij 'Jezus' 6. 'Gods heilige geest: eerst als Jahweh, ten slotte als Jezus'.
4. Ook bij Swedenborg is dit te vinden. Zoek in het Menu onder Literatuuroverzicht onder Emanuel Swedenborg op de pagina van 'De ware christelijke godsdienst' met het zoekwoord 'Jehova'.
Daar is o.a. te vinden:
"Wie zich niet zelf tot de Heer van Hemel en Aarde (Christus) wendt, kan niet in de hemel komen, aangezien de hemel de hemel is vanuit de Enige God en dat deze God Jezus Christus is, die Jehova de Heer is, uit het Eeuwige de schepper, in de tijd de verlosser en tot in het eeuwige de wederverwekker, dus die tegelijkertijd Vader, Zoon en heilige Geest is." (De ware christelijke godsdienst blz. 45)

5. Rudolf Steiner beschrijft in een van zijn boeken dat al vanaf de allereerste beschaafde mens, die de namen Adam en Eva hebben gekregen, duidelijk werd dat Gods heilige geest eens naar de aarde zou moeten gaan om de ontwikkeling van de mensheid weer op het rechte spoor te brengen: het spoor van de zelfbewerkte geestelijke ontwikkeling naar geestelijke volwassenheid op de weg terug naar God. Voorzien werd dat de mensheid door het misbruik van de daarvoor noodzakelijke vrije keuze van het rechte pad zou kunnen gaan afwijken.

Het Joodse volk behoorde tot de voorlopers van die geestelijke ontwikkeling (nog steeds is het zo dat vertegenwoordigers van het Joodse volk verhoudingsgewijs de meeste Nobelprijzen hebben gewonnen van alle volkeren) en dat volk werd uitgekozen (uitverkoren) om eens een stoffelijke levensvorm voort te brengen, namelijk uit de vrouw Maria, waarin Gods heilige geest naar de aarde zou kunnen gaan. Het doel was om in één leven een voorbeeld van geestelijke ontwikkeling op aarde achter te laten en een leer die voor die geestelijke ontwikkeling nuttig is (zie de Bergrede in Mattheüs Bergrede hfdst 5-7 en de woorden gesproken tijdens het Laatste Avondmaal in Johannes hfdst 13-17).

Het Joodse volk kreeg de richtlijnen voor de daarvoor noodzakelijke geestelijke ontwikkeling van Mozes in de vorm van de Tien 'Geboden' (er staat niet 'geboden' maar: 'woorden', 'richtlijnen'). Maar in de duizend jaar tussen Mozes en het verschijnen van Jezus kwam het voortdurend voor, dat het volk door de vrije keuze die zij hadden gekregen, van de weg afweek. Door middel van profeten moesten zij weer tot de orde worden geroepen. Zij wilden blijkbaar alleen leren door harde woorden, die door de profeten heen tegen hen werden gesproken; maar ook doordat zij in hun geschiedenis met meerdere tegenstanders, veroveraars te maken kregen als zij weer eens van het pad waren afgeweken door de godsdiensten van de omringende volkeren over te nemen.
Die hadden namelijk zichtbare beelden, terwijl de Joden zich moesten beperken tot de leer uit een boek, de Thora in de Tenach.
Toen Gods heilige geest in de persoon van Jezus op aarde was, moest hij zijn vroegere, terechtwijzende werk voortzetten ten opzichte van de tempeljoden, die door hem voortdurend op hun fouten werden gewezen. Maar daarnaast vatte Jezus voor de welwillenden de Tenach (de Thora, de schriften en de profeten) samen in de woorden: "Heb God lief boven al en je naaste als jezelf." Met andere woorden, die nieuwe boodschap van liefde was ook al vervat in de Tien Geboden.

Het gelijkheidsvooroordeel
De houding van Dawkins is een goed voorbeeld van het 'gelijkheidsvooroordeel'. Dit vooroordeel houdt in dat zowel ondeskundigen als deskundigen er onbewust van uitgaan, dat allen even deskundig zijn! De mens beoordeelt de wereld vanuit zichzelf en beseft niet, dat anderen vanuit een geheel andere hoeveelheid kennis (het z.g.n. 'referentiekader') hun uitspraken doen. Daarbij lijden de ondeskundigen aan zelfoverschatting, want zij beseffen níet hoeveel zij nog niet weten, terwijl de deskundigen zichzelf onderschatten, want de deskundigen beseffen wél, hoeveel zij nog niet weten.
Mensen zonder kennis van zaken op bepaalde (zoals Dawkins) overschatten zichzelf en verkondigen luidkeels hun mening, terwijl mensen met kennis van zaken juist beseffen hoeveel ze nog niet weten, waardoor zij zich door hun twijfel bescheiden op de achtergrond houden.
Het gelijkheidsvooroordeel komt tot uiting in de volkswijsheid: 'Holle vaten klinken het hardst'.
Dawkins is zo'n hol vat als hij uitspraken doet buiten zijn vakgebied; hij is bioloog en hij zou wijzer zijn als hij zich tot zijn vakgebied zou beperken.


terug naar de vragenlijst

terug naar het weblog







^