Verslaving


Hoe de geest zich aan de werking van zijn hersenen kan overgeven
om in zichzelf een geluksgevoel op te wekken
en door zich op zijn éigen innerlijke werkzaamheid te richten
weer tot zichzelf kan komen.

Het woord ‘verslaving’ betekent: tot slaaf maken. Het houdt in dat iets of iemand zoveel macht over jou heeft gekregen, dat je aan de invloed van die ander of het andere (een bepaalde ervaring of een stof) bent overgeleverd; in het laatste geval aan de werking van een groep stoffen, die worden samengevat als alcohol en drugs (het woord ‘drug’ is een Engelse verbastering van het Nederlandse ‘droge’: gedroogd kruid).
Waardoor kan de toestand van verslaving aan een bepaalde stof optreden? Dat hangt samen met
- de geestestoestand van onbewuste vereenzelviging met dit bestaan,
- de eigenschappen van je zintuigen en hersenen,
- en met de tijdelijke leerpersoonlijkheid waarmee je deze keer naar de aarde bent gekomen.

De onbewuste vereenzelviging
De geestestoestand van onbewuste vereenzelviging met dit bestaan treedt op, als je als menselijke geest, het levende, indaalt in je stoffelijke levensvorm op aarde, het lichaam. Dat is opgebouwd uit de niet-levende stof, wat het tegendeel is van jezelf als het eeuwig levende, de vermogende geest. Zodra je met die stof in verbinding bent gekomen, kun je hier jezelf niet meer zijn en verlies je het bewustzijn van het bestaan van jezelf als menselijke geest. Vervolgens vloeien je aandacht en toewijding naar de buitenwereld uit, doordat de beelden ervan en de gebeurtenissen die er plaats vinden, op aandachtopeisende wijze door je zintuigen heen bij jou als geest naar binnen dringen.
Onbewust van wat er met jezelf gebeurt, draag je daardoor al je aandacht en toewijding op die buitenwereld over en dat is de toestand van onbewuste vereenzelviging met dit bestaan, en daardoor ook met je zintuigen, door wie die buitenwereld zich aan jou opdringt.

De wisselwerking tussen geest en hersenen
Je zintuigen hebben aan de buitenkant een zintuigorgaan, zoals oog en oor, neus en tong, en de verschillende tastzintuigen in de huid. Van daaruit lopen zenuwvezels naar de tussenhersenen, waar ze worden doorgeleid naar de hersenschors, met daarna de bewustwording in jouzelf.
De zintuigen zijn werkzaam doordat in het zintuigorgaan door een bepaalde ervaring een zenuwprikkel wordt opgewekt, die door de zintuigzenuw van buiten naar binnen toe wordt doorgegeven. Dat gebeurt doordat die prikkel een biochemisch gebeuren is, dat in het celmembraan van de zenuw plaatsvindt en dat - eenmaal opgewekt - zichzelf op eigen kracht voortgeleidt naar de hersenen. Daar aangekomen wordt die prikkel omgezet in de werkzaamheid van één van de vijftig z.g.n. neurotransmitters; dat zijn biochemische moleculen, die de prikkeloverdracht tussen de hersencellen verzorgen. Die overdracht vindt plaats in een smalle ruimte tussen het einde van de zintuigzenuw, de synaps, en de daarop volgende hersencel; die ruimte wordt de 'synaptische spleet' genoemd.

De hersenen zijn het besturingsorgaan dat jij als de vermogende geest gebruikt om je lichaam te laten spreken en te laten bewegen. Daartoe zijn zij op een zodanige wijze opgebouwd en werkzaam, dat je alles wat er binnen jouzelf als geest gebeurt, op je hersenen kunt overdragen en afdrukken. Daardoor zijn door onderzoekers in de hersenen bepaalde kernen en gebieden gevonden, waarvan de werking ook door hen met geestelijke eigenschappen worden benoemd, omdat zij zichzelf erin herkennen.
De werking van de genoemde neurotransmitters in de hersenen zijn een uitdrukking van de gemóedstoestand waarin jij als menselijke geest, met je hersenen verbonden, verkeert. Zo veroorzaakt het geluksgevoel in jezelf als geest, veroorzaakt door een aangename ervaring, een toename van de hoeveelheid van vooral de neurotransmitter dopamine (maar ook van serotonine en noradrenaline) in de hersenen.

De ziel: uitstraling van de geest
Die verbondenheid wordt mogelijk gemaakt door de wisselwerking tussen geest en hersenen door middel van de ziel. De ziel is de uitstraling van jouzelf als werkzame geest, maar daarmee overeenkomend hebben ook alle werkzame hersencellen zo’n uitstralinkje in de vorm van een magnetisch veldje. Die beide uitstralingen vermengen zich met elkaar en beïnvloeden elkaars toestand; door die wisselwerking neemt de geest de eigenschappen van dat magneetveldje waar en draagt die aan de andere kant de gedachten en gemoedstoestand van zichzelf op de hersenen over.
Daardoor veroorzaak je niet alleen zelf als de geest, als je gelukkig bent, een toename van de dopaminespiegel in de hersenen, maar omgekeerd heeft een aangename zintuiglijke gewaarwording, bijvoorbeeld de zoete smaak van suiker op je tong, ook zo’n toename van dopamine tot gevolg, met - door die wisselwerking - een gevoel van welbevinden in jezelf als de menselijke geest.
Op biochemische, kunstmatige wijze, kun je door je zintuigen heen een (schijn)geluksgevoel in jezelf opwekken.

Het orbitofrontale gebied
De plaats waar dit in de hersenen vooral plaatsvindt, is de z.g.n. orbitofrontale hersenschors, het schorsgebied boven en achter de beide oogkassen. In die schorsgebieden bevinden zich namelijk veel dopaminereceptoren; dat zijn de moleculen in het celmembraan van hersencellen, waar het dopaminemolecuul nauwkeurig in past (het dopamine dat zich, vanuit het zenuwuiteinde van de zintuigzenuw vrijgemaakt, in de vloeistof in de synaptische spleet bevindt). Deze verbinding tussen transmitter en receptor (sleutel en slot) zet die volgende cel tot werkzaamheid aan, waardoor die zenuwprikkels naar omliggende hersencellen begint uit te zenden.
De zo veroorzaakte, verhoogde werkzaamheid van de cellen in dit schorsgebied ervaart de geest, door de wisselwerking ermee, als een aangenaam gevoel van geluk, van blijdschap of ook van uitzinnige vreugde, samenhangend met de verhoogde dopaminespiegel.

De herhaaldelijke prikkelbaarheid
De zenuwprikkels die bijvoorbeeld vanaf de smaakzintuigen in je tong je hersenen bereiken, verlopen in de zenuw als een reeks van prikkels. Die reeks ontstaat doordat, na een zenuwprikkel te hebben uitgezonden, het zintuigorgaantje en zijn zenuw even ongevoelig wordt voor nieuwe prikkels van buiten (de refractaire periode genoemd); maar daarna wordt de prikkelbaarheid van zintuig en zintuigzenuw weer hersteld en staat het zintuigorgaantje weer open voor een nieuwe prikkel van buiten, bijvoorbeeld die zoete smaakgewaarwording: je zintuigen zijn daardoor herhaaldelijk prikkelbaar.
In jezelf als geest heeft de herinnering aan de aangename, zoete smaak zich ondertussen in je geheugen vastgezet, waardoor je, door de hernieuwde prikkelbaarheid van het zintuigorgaantje, hier weer een nieuwe, aangename smaakprikkel aan wilt toedienen, met het doel de dopaminespiegel in je hersenen en in het bijzonder in die orbitofrontale schors, hoog te houden en er zo langer van te genieten.

Door die herhaaldelijke prikkelbaarheid heeft ook de handeling waarmee je jezelf steeds weer die aangename, zintuiglijke gewaarwording toedient, de kenmerken van herhaling: het steeds weer moeten nemen van een snoepje, van een slok uit je glas, het nemen van een trekje van je sigaret of joint, het slikken van een tablet, het snuiven van een poeder of het inspuiten van een oplossing. Eindeloos moet die handeling door de herhaaldelijke prikkelbaarheid worden herhaald. Je bent er niet in één keer klaar mee.
Door de tijd als schijnbare stroom van gebeurtenissen om je heen, verandert je omgeving voortdurend en daardoor móeten je zintuigen steeds weer opnieuw gebeurtenissen kunnen opnemen en aan je doorgeven, opdat jij te weten komt wat er in de buitenwereld gebeurt.

De dopaminespiegel in de hersenen
De orbitofrontale schors is een kern of gebied dat het 'beloningscentrum' wordt genoemd; maar wat je zelf door het gebruik van bepaalde stoffen ervaart, is een gevoel van welbevinden; je voelt je even (schijnbaar) gelukkig en het zou beter het gelukscentrum kunnen worden genoemd.
Het is het gebiedje waarin zich zoals gezegd veel dopaminereceptoren bevinden en in de loop van de geschiedenis hebben mensen ervaringen opgedaan met allerlei planten met een geneeskrachtige werking, waaronder Erythroxylon coca, een struik die in de Andes groeit. De werkzame stof die in de blaadjes wordt gevormd en die uit de gedroogde blaadjes wordt afgescheiden, heet daardoor cocaïne.
De Andesbewoners hadden ervaren dat het kauwen van de blaadjes hoogteziekte voorkomt en in het lichaam energie vrijmaakt. De werkzame stof, cocaïne, is een z.g.n. dopamine-agonist, d.w.z. dat het dezelfde werking heeft als dopamine. Het is alleen veel krachtiger werkzaam, doordat het de heropname van dopamine uit de synaptische spleet door het zenuwuiteinde remt, waardoor de dopaminespiegel in het vocht in de synaps tussen de hersencellen hoog blijft. Daardoor worden de dopamine-receptoren langduriger bezet en blijven de hersencellen van de orbitofrontale kern krachtig werkzaam.

Doordat cocaïne echter een lichaamsvreemde stof is en daardoor onnatuurlijk, vermindert het de gevoeligheid van de dopamine-receptoren door overbelasting: daardoor treedt er tolerantie op voor cocaïne. Als de stof is uitgewerkt doordat die door een enzym (mono-amine-oxidase) wordt afgebroken, is er in het geheugen nog steeds de herinnering aan het aangename geluksgevoel, dat door het cocaïnegebruik is opgewekt. Daardoor ontstaat het verlangen naar de volgende ervaring. Door het zo voortgaande gebruikt, neemt echter de ongevoeligheid van de receptoren toe, waardoor ook het aantal toedieningen moet toenemen. Ten slotte ben je als gebruiker voor je gevoel van welbevinden van het gebruik van de stof afhankelijk geworden en kom je in een toestand van voortdurende hunkering te leven, de willoze slaaf geworden van de fysiologische werking van een lichaamsvreemde stof.
Maar het geluksgevoel dat je ervaart, komt niet uit jouzelf als geest voort, waardoor je jezelf misleidt, voor de gek houdt.

Bijwerkingen
Naast de gewenste werking zijn er bij fysiologisch actieve stoffen als cocaïne ook bijwerkingen, zoals het verdwijnen van het hongergevoel. Het gebruik verstoort echter ook het evenwicht tussen de neurotransmitters in de hersenen, waardoor de hersenen ongeschikt raken voor inwoning door jezelf als de menselijke geest. Bij gebruik treden er gedeeltelijke uittredingen op, waardoor je op een onnatuurlijke wijze met de geestelijke wereld verbonden raakt en waardoor ook de waarneming daarvan verstoord is.
Doordat je niet beseft wat er gebeurt, maak je in een andere wereld vreemde ervaringen mee die je niet kunt plaatsen, waardoor je in een toestand terecht kunt komen die een psychose wordt genoemd. Ook ervaar je de aanwezigheid van andere, onbelichaamde geesten om je heen, wat door je onbegrip voor de toestand bedreigend kan overkomen en je aan achtervolgingswanen gaat lijden.

De tijdelijke leerpersoonlijkheid
Of je toegeeft aan de verleiding of niet, hangt ook samen met de tijdelijke leerpersoonlijkheid, waarmee je deze keer naar de aarde bent gekomen; en het hangt samen met het karma voor dit bestaan, je levensbestemming, waarmee die persoonlijkheid een eenheid vormt.
Samenhangend met persoonlijkheid en levensbestemming kunnen sommigen, bijvoorbeeld voor pijnbestrijding, meerdere keren een morfine-injectie krijgen zonder er verder iets van te merken, terwijl anderen al na de eerste injectie voor de rest van hun leven verslaafd zijn. Ook kunnen de omstandigheden waarin je komt te leven, zodanig belastend zijn, dat je naar onnatuurlijke middelen - zoals alcohol en drugs - grijpt om zo op kunstmatige wijze toch nog een zeker geluksgevoel te ervaren

Een mogelijke uitweg
De afhankelijke toestand waarin je door een verslaving komt te verkeren, kon ontstaan door de overdracht van je aandacht en toewijding op dit bestaan, want daardoor verloor je jezelf erin en raakte je vereenzelvigd met de stof, met wat je zelf als menselijke geest niet bent. Het gaat er daarom om weer tot jezelf te komen, jezelf te hervinden. Daarvoor moet je de tegenovergestelde weg begaan, de weg naar binnen; daar kun je jezelf als de menselijke geest herkennen aan de innerlijke werkzaamheid van je geeestelijke vermogens: de bewuste levenskracht, die in zichzelf de dingen waarneemt en er zo weet van krijgt, en die dat beoordeelt door het te overdenken en te doorvoelen, en er dan iets mee wil doen. Die in zichzelf werkzame levenskracht verwoordt ook in zichzelf waar die mee bezig is en aan dat verwoorden in jezelf kun je onmiddellijk jezelf als de werkzame geest herkennen, want niemand anders dan alleen jijzelf, brengt in zichzelf zijn of haar gedachten en gevoelens onder woorden.

Hoe meer je deze zelfbezinning als een geestelijke oefening doet, hoe krachtiger je zelfbesef wordt, want door die zelfbezinning doe je ook aan zelfbekrachtiging. Hoe meer je erin slaagt je aandacht en toewijding los te maken uit je zintuigen en uit je omgeving, en naar binnen te richten, hoe meer je zelf als menselijke geest weer tot leven komt en bewust wordt van jezelf. Daardoor kun je je weer oprichten en je bevrijden van de beperkingen, die de verslaving - door je gehechtheid aan je zintuiglijke gewaarwordingen - je heeft opgelegd.
Door weer jezelf te worden, bewust van jezelf als de menselijke geest, de eeuwige levenskracht, overwin je je eerdere zelftoegevendheid, waardoor je in de werking van je zintuigen verstrikt raakte.

Zie ook 'Alcohol en drugs' in Vragen en antwoorden


terug naar de vragenlijst

terug naar het weblog







^