de waarnemer en de waarneming


Schopenhauer opent zijn boek 'De wereld als wil en voorstelling' als volgt:

"De wereld is mijn voorstelling - dit is een waarheid die voor elk levend en kennend wezen geldt, ofschoon alleen de mens haar in het reflexieve, abstracte bewustzijn kan brengen; doet hij dit dan is bij hem het stadium van de filosofische bezinning ingetreden. Dan wordt het hem duidelijk en staat het voor hem vast, dat hij geen zon kent en geen aarde, maar altijd alleen maar een oog dat een zon ziet, een hand die een aarde voelt; dat de wereld om hem heen er alleen is als voorstelling, dat wil zeggen uitsluitend en alleen in relatie tot iets anders, namelijk een iets dat voorstelt - en dat is hij zelf.
Zo er al een waarheid a priori (bij voorbaat) kan worden uitgesproken, dan is het deze. Want zij is de uitdrukking van die vorm van alle mogelijke en denkbare ervaring, een vorm die algemener is dan alle andere, dan tijd, ruimte en causaliteit - want deze drie vooronderstellen hem juist. Terwijl elk van deze vormen, die wij hebben herkend als even zovele, specifieke gestalten van de wet van de toereikende grond, slechts voor één specifieke klasse van voorstellingen geldig is, is het uiteenvallen in object en subject de gemeenschappelijke vorm van al die klassen. Zonder deze vorm is geen enkel voorstelling, van welke soort dan ook, abstract of intuïtief, zuiver of empirisch, zelfs maar mogelijk of denkbaar.

Geen waarheid is dus zekerder, van alle andere onafhankelijker en behoeft minder bewijs dan deze, namelijk: dat alles wat voor het kennen bestaat, dus heel deze wereld, slechts object in relatie tot een subject is, aanschouwing voor de aanschouwer, in één woord: voorstelling.
Natuurlijk geldt dit voor het heden evenzeer als voor elk verleden en voor elke toekomst, voor wat het verst verwijderd is evenzeer al voor het nabije, want het geldt voor tijd en ruimte zelf en alleen daarbinnen is dat alles te onderscheiden. Alles wat op enigerlei wijze tot de wereld behoort en kan behoren, is onvermijdelijk met dit bepaald-zijn door het subject behept en bestaat dus enkel voor het subject."


Deze uitspraak van Schopenhauer is voor mij belangrijk, omdat hij nauwkeurig de geestestoestand beschrijft, die ik de onbewuste vereenzelviging met dit bestaan noem. In die toestand kun je je alleen een voorstelling vormen van deze wereld. Als je jezelf door zelfbezinning in een andere geestestoestand weet te brengen, zie je dat zijn uitspraak alleen de stoffelijke helft van de schepping betreft. In die zelfbezonnen geestestoestand zie je ook de geestelijke helft van de schepping; maar het is blijkbaar niet iedereen gegeven dat zo te mogen ervaren.
Toch acht ik die eerste toestand van veel belang, omdat je in die toestand hier schijnbaar geheel aan jezelf wordt overgelaten en daardoor hier in de gelegenheid bent, geheel zelfstandig, zonder hulp of ruggespraak, besluiten te vormen en die uit te voeren. Het is door het bewuste en beheerste gebruik dat je daarbij van je geestelijke vermogens moet maken, dat je geestelijke zelfstandigheid gaandeweg toeneemt.

Als Schopenhauer de zin schrijft: "... dat de wereld om hem heen er alleen is als voorstelling, dat wil zeggen uitsluitend en alleen in relatie tot iets anders, namelijk een iets dat voorstelt - en dat is hij zelf..." dan voeg ik voor mij daar meteen aan toe: dat is hij zelf als menselijke geest, de door middel van het waarnemingsvermogen de waarnemer is van het waargenomene, en die daarvan in zichzelf als geest een voorstelling laat ontstaan.

Een eindje verop benoemt hij deze verhouding ook als hij schrijft: "de wereld is een aanschouwing voor de aanschouwer, ..." en ik zeg er voor mijzelf dan meteen bij: dat die aanschouwer de menselijke geest is, die zijn waarnemingsvermogen gebruikt en zo in zichzelf een aanschouwing vormt, zich in zichzelf een voorstelling vormt van de wereld.

Zoals de denker (de geest) in zichzelf een gedachte (een lichtbeeld, een denkbeeld) bedenkt met zijn denkvermogen, zo is het ook de waarnemer (de geest, het subject) die in zichzelf een waarneming (een voorstelling) laat ontstaan door iets (het object) waar te nemen.

Maar ik kan dat zeggen doordat het mij vergund is geweest de menselijke geest in de geestelijke wereld te zien als een bolvormige wolk van geestelijk licht en geestelijke warmte, die binnen die wolk in een toestand van werveling verkeren en die door die wervelende beweeglijkheid ook beelden in zichzelf kan vormen (denken) of laten vormen (waarnemen), wat dan een voorstelling is.

Maar ik begrijp ook heel goed dat zonder zo'n waarneming, mijn woorden alleen maar woorden zijn.


terug naar de vragenlijst

terug naar het weblog







^