De zeven geesten voor Gods troon


De betekenis van de zeven geesten voor Gods troon in Openbaring van Johannes 1:4 en 5:6, kan worden begrepen door de teksten van Jesaja 11:1-3 en die van de Openbaring met elkaar te vergelijken. De zeven geesten blijken een uitdrukkingen te zijn van de zeven eigenschappen van Gods heilige geest, zoals in Jesaja vermeld.

De tekst van Jesaja 11:1-3
Maar uit de stronk van Isaï (de vader van koning David, de voorvader van Jezus) schiet een telg op, een scheut van zijn wortels komt tot bloei (Jezus).
De geest van God (Gods heilige geest) zal op hem rusten:
die geest is een geest van wijsheid en inzicht (denken),
een geest van kracht (willen) en verstandig beleid (denken),
een geest van kennis (waarnemen) en ontzag (voelen) voor God.
Hij ademt ontzag (voelen) voor God;
zijn oordeel (denken en voelen) stoelt niet op uiterlijke schijn (maar op een dieper, achter de verschijnselen liggend inzicht, ontdekt door de ingekeerde instelling),
noch grondt hij zijn oordeel (denken en voelen) op geruchten (die van buiten komen en die door de uitgekeerde instelling worden opgemerkt).

Deze tekst blijkt een opsomming te zijn van de geestelijke vermogens, die al in volledig ontwikkelde vorm in Gods heilige geest aanwezig zijn en die zal rusten op de mens Jezus; maar in jezelf als menselijke geest verkeren ze nog in een bepaalde toestand van ontwikkeling.

De zevenvoudigheid van de menselijke geest
Als menselijke geest word je door een zevenvoud gekenmerkt: de vier vermogens, de beide instellingswijzen en de geest als het geheel. De vier vermogens vormen een tweetal tegendelen, waarbij het waarnemen het tegendeel is van het willen en het denken van het voelen:
- het waarnemen is het op jezelf als geest laten inwerken van een onderwerp in de buitenwereld, door je er ontvankelijk voor open te stellen,
- terwijl je bij het willen omgekeerd vanuit jezelf als geest op een onderwerp in de buitenwereld inwerkt;
- het denken is het verbinden van twee onderwerpen met elkaar, waarbij je als geest zelf afstandelijk blijft ten opzichte van die onderwerpen; ook als het om persoonlijke eigenschappen gaat, heb je als de denkende geest die afstandelijke houding;
- het voelen daarentegen is het je verbinden met de geest van een ander levend wezen, met het doel de ervaringen van de ander persoonlijk te kunnen meebeleven; het denken is onpersoonlijk, zakelijk, het voelen juist op de persoon gericht. 
Doordat het denken een gelijkwaardige verhouding heeft tot zowel het waarnemen als het willen en daardoor tussen hen in staat, en datzelfde ook voor het voelen geldt, vormen de vier vermogens samen een gelijkbenig kruis in het platte vlak. Met hun kruispunt als middelpunt kan een cirkel worden getrokken, waarop de vermogens in volgorde evenredig over de plaatsen voor en achter, links en rechts kunnen worden verdeeld.

De vier vermogens zijn door de meeste onderzoekers op dit gebied in het gedrag van de mens herkend en beschreven, maar toch is de viervoudigheid van de menselijke geest een denkbeeldige. Want worden de vier vermogens in de geest zoals beschreven werkzaam binnen jezelf als de bolvormige wolk van licht en warmte, dan kan die werkzaamheid zich of geheel binnen jezelf afspelen, wat de ingekeerde instelling is of zich naar buiten richten als de uitgekeerde instelling. Door je vermogen de richting van de geestelijke werkzaamheid op een van beide werelden in te stellen, zijn in jezelf als de menselijke geest de beide instellingswijzen mogelijk, die eveneens door meerdere onderzoekers herkend en beschreven zijn.
Als menselijke geest heb je in wezen een ruimtelijke vorm en die gaat zich aftekenen, als de in- en uitgekeerde instelling erbij worden betrokken als het derde stel van tegendelen. Zinnebeeldig gezien wijst in het platte vlak de ingekeerde instelling naar beneden (naar binnen) en de uitgekeerde naar boven (naar buiten). Als ook zij in het bewuste kruispunt worden geplaatst, ontstaat het ruimtelijk assenstelsel van de drie afmetingen lengte, hoogte en breedte.

Door het bestaan van de tegendelen bestaat de mogelijkheid dat je als de menselijke geest je bijvoorbeeld in de buitenwereld zou kunnen verliezen door eenzijdig te volharden in de uitgekeerde instelling of je in zichzelf zou kunnen opsluiten door in de ingekeerde instelling te blijven steken; of dat je wat de vier vermogens betreft steeds in de voelende, zich verbindende toestand zou blijven verkeren, waardoor de afstandelijke, onderscheidende en ordenende werkzaamheid van het denken niet meer aanwezig is. Het innerlijke evenwicht zou zo kunnen worden verstoord.
Om dat innerlijke evenwicht te kunnen handhaven, is er de geest zelf als het geheel, als de eenheid van alle tegendelen. Jijzelf als de geest bent de verenigende derde, die als middelpunt tussen de tegendelen van je eigen vermogens en je instellingswijzen in staat, op dezelfde wijze als de oorsprong in het assenstelsel. Het geheel is meer dan de som der delen en dat wat het geheel uitmaakt, ben jij als de bolvormige geest zelf, waarbinnen de werkzaamheid van de vermogens zich afspeelt.
De onderlinge verhouding evenwel tussen de geest, de vermogens en de beide instellingswijzen kan nu op een schematische wijze ook in de bolvorm worden weergegeven; een schema dat geheel uit de eigenschappen van de vermogens is afgeleid.

De levende werkelijkheid ziet er echter anders uit; daar ben jijzelf als geest de eenheid, die over de verschillende vermogens beschikt. Als je als geest jezelf in de denkende toestand brengt, dan is je denken op dat ogenblik weliswaar de hoofdwerkzaamheid, maar de andere vermogens blijven aanwezig en vervullen naast het denken een ondersteunende nevenwerkzaamheid. Na een onderwerp te hebben overdacht, kun je je daardoor vervolgens in de voelende toestand brengen om het ook te doorvoelen. Tijdens de denkende en voelende toestand is er evenwel toch ook steeds sprake van het geheel van de overige vermogens, waarbinnen je denken en voelen plaats vindt.

Het is voortdurend jezelf als geest als eenheid, als het geheel, die werkzaam is; maar het is een eenheid waarin de nadruk op een van de vermogens kan wisselen, al naar dat voor de behandeling van het zich aandienende onderwerp noodzakelijk is. Naast de vier vermogens en de beide instellingswijzen is er daardoor jijzelf als de geest als het geheel van de met elkaar samenhangende en elkaar aanvullende vermogens, als het geheel van de tegendelen, als de eenheid in verscheidenheid in die bolvormige wolk. Jij als geest als bewuste levenskracht bent het die gebruik maakt van alle vermogens die in jezelf aanwezig zijn.
Bij de menselijke geest als algeestvonk doet zich daardoor een zevental kerneigenschappen voor: de geest als het ene geheel, de vier geestelijke vermogens en de twee instellingswijzen. Daardoor wordt de menselijke geest door zevenvoudigheid gekenmerkt.
Deze zevenvoudigheid werkt ook door in de uitstraling van de geest, de ziel, en in de trappen van geestelijke groei die de menselijke persoonlijkheid kan doormaken. Daarin worden stap voor stap deze zeven kenmerken min of meer afzonderlijk tot ontwikkeling gebracht, maar steeds in samenhang met het geheel van de overige vermogens.

De teksten over de zeven geesten Gods in de Openbaring van Johannes zijn in feite een bevestiging van die in Jesaja. De 'telg van Isaï' is Jezus, in wie Gods heilige geest bij ons is geweest.

Openbaring 1:4-6
Van Johannes, aan de zeven gemeenten in Asia. Genade zij u en vrede van Hem die is, die was en die komt, en van de zeven geesten voor zijn troon, en van Jezus Christus, de betrouwbare getuige, de eerstgeborene uit de dood, de heerser over de vorsten van de aarde. Aan Hem die ons liefheeft en ons van onze zonden heeft bevrijd door zijn bloed, die een koninkrijk uit ons gevormd heeft [het koninkrijk Gods] en ons heeft gemaakt tot priesters voor God, zijn Vader - aan Hem komt de eer toe en de macht, tot in eeuwigheid. Amen.

Openbaring 5:5-7
Toen zei een van de oudsten tegen mij: "[…] de leeuw uit de stam Juda, de telg van David (Jezus), heeft de overwinning behaald en daarom mag Hij de boekrol met de zeven zegels (de leer van de heilige Geest) openen." Toen zag ik midden voor de troon een lam staan [zinnebeeldige aanduiding van Jezus als het paaslam], tussen de vier wezens en de oudsten. Het zag eruit als een lam dat geslacht was en het had zeven hoorns en zeven ogen; dat zijn de zeven geesten van God, die over de hele wereld zijn uitgestuurd. Het lam ging naar degene die op de troon zat en ontving de boekrol [de hemelse leer] uit zijn rechterhand.

Een hoorn is een teken van kracht en het oog is een teken van zien, van bewustzijn - hoorns en ogen vertekenwoordigen zo de bewuste levenskracht, de geest die over de geestelijke vermogens en instellingswijzen beschikt.
Zoals in Jesaja wordt beschreven dat op Jezus de heilige geest van God rust, die naar de omschrijving zevenvoudig blijkt te zijn, zo wordt die zelfde zevenvoudigheid in de Openbaring aan het lam toegeschreven, die een zinnebeeldige weergave van Jezus is.


terug naar het overzicht

terug naar het weblog







^