alomtegenwoordigheid


Door het geestesoog gezien wordt de algeest gekenmerkt door alomtegenwoordigheid en daardoor door onbegrensdheid, door oneindigheid.
Door de eigenschap oneindigheid is er geen ruimte om de algeest heen. De algeest zelf is dus zonder ruimte, ruimteloos. Dat betekent dat er geen ruimte rondom de algeest is waar iets anders zou kunnen zijn, waar de algeest zelf weer uit zou kunnen zijn voortgekomen. Er is geen 'buiten de algeest' en er kan daardoor buiten de algeest geen oorzaak zijn, die zelf weer de bron is van de algeest. De algeest zelf is daardoor zonder oorzaak, oorzaakloos, met andere woorden: de oerbron van al wat is.

Tijd is een stroom van gebeurtenissen, die in een ruimte plaatsvindt. Als er geen ruimte is (zoals rond de algeest), is er ook geen tijd mogelijk. Daardoor is er ook niet een tijd vóór de algeest, waarin de algeest er niet zou zijn geweest; noch kan er daardoor een tijd ná de algeest zijn, waarin de algeest weer in iets anders zou kunnen opgaan. De algeest wordt dus niet alleen door ruimteloosheid gekenmerkt, maar als gevolg daarvan ook door tijdloosheid. De algeest is niet alleen onbegrensd, maar ook eeuwig. De algeest wordt gekenmerkt door eeuwigheid en oneindigheid, de algeest is in wezen de eeuwige oneindigheid. De algeest heeft daardoor geen verleden en geen toekomst, maar kent alleen een heden. De algeest verkeert in een altijd durend nú.
Door die ruimteloosheid en tijdloosheid kan er zoals gezegd naast de algeest geen andere geest zijn. Het wezenlijke kenmerk van de algeest is daardoor, dat de algeest een is. Van de algeest is er maar één. De algeest is daardoor een volkomen zelfstandigheid. Maar daardoor moet de algeest alles in zichzelf overleggen en beslissen. Nooit kan de algeest bij iets of iemand anders te rade gaan. De algeest is daardoor ook volkomen zelfwerkzaam, volkomen uit zichzelf werkzaam. Naast de eeuwige oneindigheid zijn zelfstandigheid en zelfwerkzaamheid daardoor wezenlijke eigenschappen van de algeest. Die zelfwerkzaamheid hangt weer samen met de geestelijke vermogens: het waarnemen, denken, voelen en willen.


terug naar de woordenlijst A






^