authentiek en authenticiteit


Het woord 'authentiek' heeft in het Nederlands de betekenis: 'oorspronkelijk' gekregen.
Het woord is ontleend aan het Franse 'authentique', dat zelf weer afkomstig is van het Latijn 'authenticus': 'met eigen hand voltrekkend, eigenhandig, zelf veroorzakend' en van het Griekse 'authentikós', van het zelfstandige naamwoord 'authéntès': 'die zelf doet', gevormd uit de beide woorden 'autos': 'zelf' en 'héntès': 'volbrenger'; m.a.w. 'die zelf maakt', 'die zelf schept', 'die zelfwerkzaam is'.

Diegene in de mens die 'zelfwerkzaam is' (dus 'authentiek is') is de zelfwerkzame levenskracht, de menselijke geest. De geest kan zelfwerkzaam zijn middels de geestelijke vermogens: het vermogen gebeurtenissen waar te nemen, de betekenis van die waarnemingen te overdenken en te doorvoelen, en vervolgens een wilsbesluit te vormen om iets te willen doen vanuit de gevormde gedachten en gevoelens.

Het ontwikkelde denken bijvoorbeeld is het vermogen in het geestelijke licht van zichzelf als geest - de bolvormige wolk van geestelijk licht en geestelijke warmte - een denkbeeld te vormen in de vorm van een lichtbeeld. Door zelfstandig te denken vormt de geest in zichzelf, zelfscheppend, zelfwerkzaam, een denkbeeld; vervolgens is de geest in staat om - als die een taal heeft geleerd - dat denkbeeld om te zetten in een klank, een woord, en het denkbeeld naar anderen in de buitenwereld toe, te verwoorden.
Als zij willen luisteren, laten zij toe dat de woorden in hun eigen geestelijke licht het overeenkomstige denkbeeld vormen. Daardoor denken zij met de spreker mee en zij volgen het gesproken woord op de voet.

Als zij het met de spreker eens zijn, kunnen zij op dezelfde wijze gaan denken en spreken, maar zij praten de spreker dan na, zij zijn daardoor navolgers en niet meer oorspronkelijk, niet zelfwerkzaam, niet 'authentiek'.


De betekenis van het woord 'authentiek': die zelf doet, die 'zelfwerkzaam' is, hangt ook samen met de woorden 'autonomie' en 'automaat'.

Het woord 'autonomie' is afkomstig van het Griekse 'autonomia', van 'autos': zelf en 'nomos': wet. Met andere woorden: zelf bepalend, zelf de wet stellend, onafhankelijk. Autonomie verwijst naar de zelfbeschikking van een persoon, die de vrijheid heeft zelf besluiten te nemen, onafhankelijk en niet geremd door anderen.
Een autonoom persoon heeft de mogelijkheid zelf te beslissen wat hij doet, hij beschikt over een 'vrije keuze'.

Het woord 'automaat' komt van het Griekse 'automaton', van 'autos': zelf en 'maton': hij handelt, met andere woorden: 'hij handelt uit zichzelf'. Daarbij gaat het meestal om een toestel of machine, die schijnbaar naar eigen wil handelt.
Als het woorde 'automaat' voor een persoon wordt gebruikt, dan gaat het om iemand die door wat voor oorzaak ook, werktuiglijk handelt, zonder eigen inbreng, als een 'zombie'.


terug naar de woordenlijst A

terug naar het weblog







^