beschaving


Innerlijke beschaving is de eigenschap van een geest, die een bewust beheerst en evenwichtig gebruik van de vier ontwikkelde vermogens en de beide instellingswijzen heeft leren maken.
De geestelijke werkzaamheid en het daaruit voortkomende gedrag wordt door bewuste beheersing van de vermogens gekenmerkt door zin voor schoonheid (waarnemen), het streven naar waarheid (denken) en goedheid (voelen), en door daadkracht (willen); daarnaast door gemeenschapszin (de uitgekeerde instelling) en zelfbezonnenheid (de ingekeerde instelling). De ontwikkelde vermogens komen ingekeerd tot uitdrukking in het geweten: in zelfbeschouwing, redelijke en zedelijke zelfbeoordeling en zelfbeheersing; en uitgekeerd in de deugden: in aandacht, begrip, liefde en geduld.

Door het ontwikkelde waarnemen zijn de kunstzinnige gaven tot ontwikkeling gekomen met liefde voor kunst in allerlei vormen; persoonlijke verzorging, kleding, huisinrichting en tuin getuigen van goede smaak. Door het ontwikkelde denken is er een ruimhartige levensbeschouwing, een brede kijk op het leven, worden de antwoorden op de grote levensvragen gezocht, wordt het denken gekenmerkt door onbevooroordeeldheid en wijsheid. Door het ontwikkelde voelen wordt de persoon gekenmerkt door menslievendheid, vredelievendheid, onzelfzuchtigheid, onvooringenomenheid en hulpvaardigheid. Door het ontwikkelde willen is er zelfbeheersing en zelfbepaling, inzet voor anderen of de goede zaak, vastberadenheid en volharding.
De beschaafde, ontwikkelde persoon voelt zich verbonden met het al en is daardoor een wereldburger die allen als broeders en zusters beschouwt, als Gods kinderen. De beschaving van een volk wordt in de eerste plaats uitgemaakt door opvoeding: door het aantal ouders, dat hun eigen innerlijke beschaving op hun kinderen weet over te dragen. De beschaving van een volk wordt verder uitgemaakt door het aantal mensen, dat tot innerlijke beschaving is gekomen en op invloedrijke plaatsen in het openbare leven werkzaam kan zijn en daardoor de geestesgesteldheid van het volk mede kan bepalen.

In Genesis 17:1 zegt El Shadai tegen Abraham:
"Leef in verbondenheid met mij (band met God)
en leid een onberispelijk leven." (band met medemensen)

Een richtlijn voor beschaafd gedrag is door God op de berg Sinaï aan Mozes en het joodse volk (en aan ons) gegeven in de vorm van de 'Tien Woorden' of 'Tien Richtlijnen', ook wel onjuist de 'Tien Geboden' (Exodus 20:2-17 en Deuteronomium 5:6-21) genoemd:

1. Ik ben de eeuwige, uw God die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, geleid heeft.
2. Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben.
3. Gij zult de naam van de Eeuwige, uw God, niet ijdel gebruiken.
4. Gedenk de Sjabbat, dat gij die heiligt.

5. Eer uw vader en uw moeder, dan zult u lang leven en zal het u goed gaan [...].
6. Gij zult niet moorden.
7. Gij zult niet echtbreken.
8. Gij zult niet stelen.
9. Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste.
10. Gij zult niets begeren wat van uw naaste is.

Zij vormen de joods-christelijke grondslag voor een beschaafde mensengemeenschap en zijn door Jezus samengevat tot:
"Heb God lief boven al (band met God)
en je naaste als jezelf." (band met medemensen)
(Mattheüs 22:37-40, Markus 12:30-31, Lukas 10:27, Galaten 5:14).
en tot:
"Behandel je medemensen,
zoals je het zelf zou wensen."

(Mattheüs 7:12)

In veel protestantse kerken bevinden zich afbeeldingen van de Tien Geboden, zoals deze in de Oostkerk in Middelburg boven de ingang.



In de Yogasoetra’s van Patanjali (II, 29-32) is een tekst te vinden waarvan de strekking in wezen met de Tien Geboden overeenkomt. Daarin zijn de volgende zedelijke beginselen in de vorm van geboden (yama’s, beheersing) en verboden (niyama’s, beteugeling) te vinden: geweldloosheid, geen onwaarheid spreken, niet stelen, geen energie verspillen (onkuisheid), niet van anderen profiteren (geen hebzucht), reinheid en zuiverheid, tevredenheid, discipline, studie en devotie.


terug naar de woordenlijst B







^