De vogel Fenix

de vogel Fenix, in vuur en
vlam op zijn mirrenest
Bij een brandoffer wordt iets, wat nog stoffelijk, nog aards en zichtbaar is, door de werking van het vuur omgevormd tot iets, wat niet meer zichtbaar is en omhoog stijgt, en daardoor geestelijk is.
In overeenstemming daarmee verbrandde de Fenix zelf zijn oude lichaam in zijn eigen nest van mirretakken in een boom, waardoor hij als geest van de stof vrijkwam; en uit de rook en de mirregeur vormde hij daarna voor zichzelf - vanuit zichzelf als geest - het lichaam van een vernieuwde, verjongde vogel (de geurstof mirre had in de Oudheid een religieuze betekenis). Er was sprake van een willekeurige, zelf ondernomen ontstoffelijking en daarna van een bewust vanuit zichzelf als geest gewilde verstoffelijking; volgens sommige mythen gebeurde dit op de derde dag.
Dit herhaalde zich in de loop van de tijd, als een zinnebeeld van de stapsgewijze, geestelijke ontwikkeling. Op sommige oude afbeeldingen heeft de Fenix namelijk een zevenvoudige uitstraling om zich heen, een uitbeelding van de zeven stappen van geestelijke groei.

de vogel Fenix herrijst
uit zijn eigen vuur
bron: Wikipedia
Het beeld komt ook overeen met een uitspraak van Jezus in het Evangelie van Johannes 12:24-25:
"Voorwaar, voorwaar, Ik zeg jullie, als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft zij op zichzelf; maar als zij vergaat, brengt zij veel vrucht voort.
Wie zijn leven in deze wereld liefheeft, maakt dat het verloren gaat, maar wie zijn leven losmaakt van deze wereld, zal het bewaren voor het eeuwige leven."
Het beeld van deze mythologische, koninklijke vogel was niet alleen bekend bij de Grieken, maar ook bij de Egyptenaren (Ben(n)u: de rijzende), de Assyriërs (Fenix), de Perzen (Simurgh), de Azteken en Maya’s (Quetzalcoatl), de Indiërs (Garuda), Chinezen (Fenghuang: mannelijk en vrouwelijk, jin en jang) en Japanners (Ho-oo, ook mannelijk en vrouwelijk).

de orfische Fenix
Volgens de legende van de bogomielen, een beweging die uit het orfisme was voortgekomen, herrijst de feniks, de geestelijke vuurvogel, elke duizend jaar uit zijn as. Precies duizend jaar na de opkomst van de bogomielen in Bulgarije, sticht Peter Deunov in het jaar 1918 ‘De Universele Witte Broederschap’, waar hij door zijn volgelingen de Meester wordt genoemd. Doordat het om één en dezelfde vogel ging - op zichzelf al een zinnebeeld van de geest, zoals de heilige geest in de vorm van een duif - was de Fenix een zinnebeeld van geestelijke omvorming en geestelijke verjonging - en in die zin komt de strekking ervan overeen met het beeld van Sint Joris en de draak.
(bron: o.a. Wikipedia)
De zinnebeeldige betekenis van de Fenix is dat geestelijke groei door omvorming wordt gekenmerkt. De menselijke geest als de persoon is één. Eén en dezelfde persoon, één en dezelfde geest - die zichzelf met het woordje 'ik' aanduidt - vormt zelf zijn of haar geestesgesteldheid om van een afgeleefde naar een vernieuwde, verjongde geestestoestand. De geestelijke omvorming betreft die van een geestestoestand van onbewustheid en onbeheerstheid naar een toestand van bewustheid en beheerstheid, van zelfgerichtheid naar naastenliefde en godsliefde.

de zonnevogel Fenix
zeer welrieckendt hout vergadert,
'twelck der Sonnen hitte aensteect,
ende hem daerop sett ende verbrandt,
ende dat daernae uyt die selve assche
eenen nieuwen Phoenix voortkomt:
Alsoo heeft onse Heer
ende Salighmaker Jesus Christus
hem selven dat hout des Cruyces verkoren,
ende is aen het selfde in 't vier der heeter liefde
teghelijck verbrandt, ende ghestorven.
Maer daernae ten derden dage is hij wederom nieu,
onsterflijck ende onlijdelijck weder op ghestaen.
Joost van den Vondel
bron: digitale bibliotheek der nederlandse letteren
terug naar de woordenlijst F
terug naar het weblog
^