de geest in het Judaïsme en de Kabbala
Geest, ziel en lichaam in het Judaïsme en de Kabbala
Bron: Wikipedia Engels, onderwerp: Soul
De Hebreeuwse termen nefesh ('levend wezen'), ruach ('wind'), neshama ('adem'), chaya ('leven') en jechida ('singulariteit') worden gebruikt om de ziel of geest(!) te beschrijven.
In het jodendom bestond er oorspronkelijk nauwelijks een opvatting van een ziel. Zoals we in Genesis 2:7 kunnen lezen, werden de lichamen eenvoudig bezield door de goddelijke adem: "Toen vormde Jahweh God de mens uit klei en blies de levensadem in zijn neusgaten; en zo werd de mens een levend wezen."
Het Judaïsme verbindt de hoedanigheid van iemands geest aan de wijze waarop iemand de geboden toepast (mitswot) en het bereiken van een groter begrip en daardoor nabijheid tot God. Iemand met een dergelijke verbondenheid, wordt een 'tzadik' genoemd.
Daarom verkiest het jodendom de herdenking van de dag van iemands overlijden, nahala/Yahrtzeit en niet de verjaardag als een herdenkingsfeest, want pas tegen het einde van de worstelingen, beproevingen en uitdagingen van het leven, konden menselijke geesten worden beoordeeld en gewaardeerd voor wat hun gerechtigheid betreft. Het jodendom hecht grote waarde aan de studie van de geesten.
De Kabbala en andere mystieke tradities gaan dieper in op de aard van de ziel. De Kabbala verdeelt de geest in vijf onderdelen, die overeenkomen met de vijf werelden:
- nefesh: verbonden aan het natuurlijke instinct [drift tot zelf- en soortbehoud];
- ruach: verbonden aan verstand en het bewustzijn van God [het denk- en waarnemingsvermogen];
- neshama: verbonden aan gevoel en geweten [voelen en willen];
- chaya: als het ware beschouwd als een deel van God; en
- jechida: dit aanzicht van de mens is in wezen één met God [de goddelijke vonk].
De Kabbala verdedigde ook de opvatting over reïncarnatie, de gilgul (zie ook: nefesh habehamit - de 'dierlijke ziel').
Sommige joodse tradities beweren dat de geest zich in het 'luz'-been bevindt, hoewel de tradities het er niet over eens zijn of dit de atlaswervel bovenaan de ruggegraat is, of het heiligbeen onderaan de ruggegraat.
[De beschrijving van de begrippen geest en ziel hierboven wijst erop, dat er niet een duidelijk beeld van een afgebakend lichaam, ziel en geest - met daarin de geestelijke vermogens - bestaat, maar dat deze als het ware met elkaar vermengd zijn.]
terug naar de woordenlijst G
terug naar het weblog
^