geloof


Het geloof is het gevoel van vertrouwen dat de geest heeft in dat deel van de eigen gedachtenwereld, dat nog op aannames, veronderstellingen berust. De geest heeft dan een vast vertrouwen in de waarde ervan. Van dat gedeelte van de gedachtenwereld, dat op persoonlijke ervaring berust, wéét de geest de waarde. Dat is daardoor wetenschap geworden.
De toestand van vertrouwen in een bepaald geloofsgoed kan zo vast zijn geworden, dat die gedachten de vorm van een leer hebben gekregen; is dat eenmaal het geval, dan wordt er niet meer zelfstandig over die denkbeelden nagedacht. Integendeel, die gedachten, die leer, wordt krachtig verdedigd en zuiver gehouden zoals die nu is, want die leer is voor de persoon de grondslag van een gevoel van zelfvertrouwen geworden. Daardoor ontstaat gehechtheid aan die gedachten, gehechtheid aan de leer en gehechtheid aan het 'geloof'. Die leer wordt vervolgens aanbeden als het hoogste goed.

Die gehechtheid is er weer de oorzaak van dat het eigen geloof krachtig wordt verdedigd tegenover andere geloven. Deze worden alleen maar als een bedreiging gezien voor het eigen gevoel van vertrouwen, dat immers afhankelijk is van het eigen geloof in de juistheid van de aanbeden leer. Dáárdoor kan geloof wantrouwen, onverdraagzaamheid, verwijdering, strijd en uiteindelijk oorlog veroorzaken; geloof leidt dan tot stilstand en dood, zowel geestelijk als lichamelijk.
Wetenschap echter, zoals geestkunde als geesteswetenschap, is altijd op zoek naar nieuwe ervaringen en inzichten, en daardoor naar verrijking. Het is namelijk een vreugde om eraan te werken een wetenschap steeds meer in overeenstemming te laten komen met de waarheid van de ervaarbare werkelijkheid. Daardoor blijft die wetenschap in een toestand van ontwikkeling en levendigheid. Dat geldt zowel voor de geestelijke alsook voor de stoffelijke werkelijkheid. Het is de waarheid van de ervaarbare werkelijkheid die vervolgens gevoelens van blijdschap en vertrouwen in die inzichten tot gevolg heeft.
Geesteswetenschappen staan open voor verandering en verbetering en hebben daardoor nooit een daadwerkelijke strijd tot gevolg, noch leiden zij op een dood spoor zoals geloof. Veel gelovigen echter hebben zich zodanig in de leer vastgebeten, dat zij zich niet meer uit deze verbeten toestand kunnen bevrijden en andersdenkenden als een bedreiging voor hun geloof blijven zien.


terug naar de woordenlijst G






^