gesprek


Een gesprek is een uitwisseling van gedachten en gevoelens. Een goed gesprek is daardoor een samenspraak. Het is een evenwicht tussen spreken en luisteren, een samen denkend en voelend bezig zijn met hetzelfde onderwerp, waardoor een gezamenlijke gedachtengang of gevoelshouding kan ontstaan of de standpunten met eerbied voor elkaar uiteen kunnen worden gezet.
Een goed gesprek is in feite een voortdurende oefening van al de geestelijke vermogens. Het kan zo'n oefening zijn wanneer goed en rustig wordt geluisterd, en wordt getracht de woorden van de ander zuiver waar te nemen door rustig op zich in te laten werken wat er wordt gezegd en hoe dat gebeurt. Pas als dat goed is doorgedrongen, wordt ertoe overgegaan het gezegde onbevooroordeeld te overdenken en het gevoel te laten werken door ze ook gevoelsmatig tot zich toe te willen laten. Terwijl dat wordt gedaan, wordt getracht datgene wat er is gezegd te eerbiedigen als iets, wat de uiting is van de geest in een ander mens. Het gesprek kan daarna voortgang vinden door de eigen gedachten en gevoelens als antwoord onder woorden te willen brengen.

Wanneer de ander dingen verkondigt die niet geheel overeenkomen met de eigen denkwijze of die tegen eigen gevoelens indruisen, moet toch worden getracht rustig en beheerst aan te horen wat de ander heeft te zeggen. Daarbij wordt het al moeilijker zichzelf vrij te houden van opkomende gedachten en daarnaast de eigen gemoedsrust te bewaren. Om een goed gesprek gaande te houden, moet worden getracht te voorkomen dat het gezegde in de ziel meteen onder de eigen gedachten en gevoelens wordt bedolven, waardoor nauwelijks meer naar de ander kan worden geluisterd of de aandrang kan worden beheerst hem of haar met de eigen mening in de rede te vallen.
Als de geest door gehechtheid niet vrij staat tegenover de eigen meningen, kan de houding ontstaan de woorden van de ander niet in hun waarde te laten. De geest is dan integendeel geneigd om wat wordt gehoord te veranderen, te verbeteren of er iets tegenin te brengen, om zo de uitspraak van de ander aan de eigen mening ondergeschikt te maken; of om in ieder geval het laatste woord te hebben. Deze behoefte zou echter kunnen voortkomen uit een geheime twijfel aan zichzelf en een verdrongen angst, dat de mening van de ander waardevoller zou kunnen zijn dan die van zichzelf; of dat de ander iets zou kunnen gaan zeggen, waar zelf nog niet eens aan is gedacht. Toegeven dat de ander iets zinnigs of waardevols zegt, stelt de geest in feite onder de ander en dat zou een verborgen minderwaardigheidsgevoel wakker kunnen maken - de oorzaak van de neiging om nooit eenvoudig eens iets te kunnen bevestigen of met de ander in te stemmen en het eens te zijn.

De meeste misverstanden ontstaan, doordat niet goed naar elkaar wordt geluisterd of dat zelfs helemaal niet wordt gedaan - terwijl luisteren voor een goed gesprek even belangrijk is als spreken. Een gesprek is immers een onderlinge uitwisseling van gedachten en gevoelens, met het doel de ander te leren kennen. De geest is daarbij pas in staat die denkbeelden en gevoelens naar voren te brengen die met het onderwerp hebben te maken, als het onderwerp van gesprek, door goed te luisteren, zuiver is waargenomen. Alleen daardoor kan de loop van het gesprek als een zinvolle uitwisseling gaande blijven.
Om een gesprek goed te laten verlopen, moet worden getracht zich erin te oefenen de ander geheel uit te laten spreken, ook al brandt er een weerwoord op de lippen. Iemand het woord ontnemen door hem of haar ruw in de rede te vallen, is een uiting van het ongeduld van de eigen onbeheerste geestesgesteldheid. Tracht aandacht over te hebben voor de ander, door de ander met belangstelling vragen te stellen, in plaats van alleen over zichzelf te willen vertellen. Tracht er steeds bewust van te zijn of de eigen woorden wel van belang zijn voor het gehoor. Tracht te voorkomen dat er een vraag wordt gesteld met de geheime bijbedoeling later zelf uitgebreid over dat onderwerp te kunnen vertellen.
Heeft iemand het woord, dan moet erop worden gelet dat het gesprek niet ontaardt in een alleenspraak - wat geen gesprek, maar een toespraak is. De ander krijgt dan niet de gelegenheid zijn of haar bijdrage aan het gesprek te leveren. Daaruit zou bovendien een gebrek aan vertrouwen in de verstandelijke vermogens van de toehoorders kunnen blijken en eveneens gebrek aan eerbied voor hun persoonlijkheid.
Als de geest zich door zuiver te willen waarnemen openstelt voor de omgeving, dan stelt die zichzelf kwetsbaar op. Anderen zouden - bewust of onbewust - misbruik kunnen maken van de bereidwilligheid tot luisteren. Als de geest echter de hereniging met de gezamenlijke, geestelijke bron heeft bewerkstelligd, dan is de wezenlijke, duurzame grondslag voor zichzelf als geest verkregen. Vanuit die geestesgesteldheid kan in alle rust voortdurend worden opengestaan voor medemensen om een klankbord voor hen zijn.


terug naar de woordenlijst G






^