het gezin 1
Het woord 'gezin' is afgeleid van het Middelnederlandse woord 'ghesinde'. Dat had als betekenis 'reisgezelschap, gevolg’, namelijk het reisgezelschap dat edellieden bij zich hadden als zij op reis gingen.
Het woord ‘ghesinde’ is afgeleid van ‘zenden’ en van de ‘gezondenen’, zij, die gezamenlijk op weg zijn gezonden, zij, die gezamenlijk met een reisdoel onderweg zijn. Later ging dit begrip over op het ‘gezin’ als vader, moeder, zoon en dochter.
De betekenis van het gezin hangt samen met de oorsprong van Gods schepping.
Aan de ervarende menselijke geest doet de ongeschapen oertoestand van de algeest zich voor als een geestestoestand van diepe, weldadige rust. Deze rust doet zich aan het geestesoog voor als een toestand van aangename, donkere koelte. Vanuit deze rusttoestand van donkere koelte ontwikkelt zich vervolgens een beweeglijke toestand. Deze beweeglijkheid doet zich voor als een lichtende warmte. Daarna verenigt deze lichtende warmte zich weer met de donkere koelte, waar hij eerst uit is voortgekomen. Het licht van de lichtende warmte doordringt daarbij de donkerte en de warmte doordringt de koelte.
Het gevolg van deze vereniging is een nieuwe toestand, een tussentoestand die een evenwicht is tussen licht en donkerte en tussen warmte en koelte. Deze tussentoestand doet zich weliswaar voor als een beweeglijke, lichtende warmte, maar dan als een die de eigenschappen van de donkere koelte in zich heeft opgenomen. Deze nu álle eigenschappen in zich bevattende lichtende warmte is alomtegenwoordig, het is een oneindige zee van licht en warmte; het is met andere woorden de algeest in de toestand, waarin alle geestelijke eigenschappen werkzaam zijn geworden.
In de algeest als die alomtegenwoordige, lichtende warmte, bevindt zich als een gevolg van de vereniging ook de menselijke geest en wel in de vorm van een brandpunt, een vonk van datzelfde geestelijke licht en diezelfde geestelijke warmte. Dit brandpunt is voortgekomen uit de vereniging van de donkere koelte met de aanvankelijk daaruit voortgekomen lichtende warmte, door verdichting van het licht en de warmte in de tussentoestand. Doordat de menselijke geest door verdichting uit de goddelijke algeest is ontstaan, is er een naadloze overgang tussen de menselijke geest en de algeest. In dit brandpunt van licht en warmte ervaart de menselijke geest zichzelf als zijnde de 'bewuste levenskracht'.
De donkere koelte is zoals gezegd doordringbaar en de lichtende warmte doordringend. Doordringbaarheid is de vrouwelijke eigenschap van de geest en doordringing de mannelijke. Deze beide eigenschappen zijn door de vereniging van de donkere koelte en de aanvánkelijke lichtende warmte ook aanwezig in de eruit voortgekomen tússentoestand van lichtende warmte. Daardoor doordringen ook de algeest en de menselijke geest als het brandpunt elkaar wederkerig: de algeest is in de menselijke geest en de menselijke geest is in de algeest.
Deze geestelijke toestanden van licht en warmte hebben geen bepaalde vorm. Zij doen zich vormloos voor als enkel tóestanden van licht en warmte, donkerte en koelte. Deze eigenschappen kunnen evenwel ook in een bepaalde vorm verschijnen, waardoor zij (in de geestelijke wereld) ervaarbaar worden als een bepaalde geestgedaante.
De doordringbare rust van de donkere koelte, als de vrouwelijke eigenschappen van de geest, doet zich dan voor in de geestgedaante van de goddelijke moeder.
De doordringende beweeglijkheid van de lichtende warmte, als de mannelijke eigenschappen van de geest, doet zich dan voor in de geestgedaante van de goddelijke vader.
Uit hun beider vereniging, die zich in de vormloze toestand voordoet als de lichtende warmte van de algeest, wordt ook door verdichting het brandpunt van die lichtende warmte geboren. Dit brandpunt doet zich in een geestgedaante voor als hun beider goddelijke kind, de menselijke geest.
Uit God als de goddelijke vader en moeder wordt echter niet één kind geboren, maar twee. Uit God als vader en moeder wordt, als uitdrukking van hun beider geslacht, een tweelinggeest geboren als een goddelijke zoon en goddelijke dochter. Voor elkaar zijn zij broeder en zuster. Zo zijn de ontelbare geesten van de mensheid als tweelinggeesten uit God geboren.
Deze goddelijke vader, goddelijke moeder en deze goddelijke kinderen vormen samen de 'godheid'. De godheid is 'al het goddelijke'. God doet zich binnen de godheid voor als de geestelijke vader en de geestelijke moeder; de menselijke geesten als hun beider kinderen doen zich binnen de godheid voor als hun godenkinderen. De godheid is daarom in wezen een gezin: de godheid als vader, godenkinderen, moeder. Dat betekent dat de menselijke geest 'de godheid als het kind' is.
De menselijke geest, als zijnde 'de godheid als het kind', moet, omdat deze geest een kind is, een ontwikkeling naar volwassenheid doormaken om redenen van de liefde (zie: schepping, liefde oorzaak van de). Deze geestelijke ontwikkeling naar volwassenheid is mogelijk door het bestaan van de geestelijke vermogens en door de opvoeding van die vermogens, die plaats kan vinden door de innige, persoonlijke wisselwerkingen in het gezin.
Het verschijnsel 'gezin' in het tijdelijke bestaan is als begrip de onmiddellijke uitdrukking van de oorsprong van de schepping. Vader en moeder, zoon en dochter beelden samen de oervorm van samenleving uit als het gezin, de grondslag van Gods schepping.
Het tijdelijke huwelijk en het gezin dat man en vrouw op aarde kunnen vormen, is een leerschool. Deze leerschool is bedoeld om de menselijke geest - bestaan na bestaan - steeds weer in de gelegenheid te stellen, kennis te laten maken met het goddelijke gezin als oervorm van goddelijke scheppingskracht en samenleving. In huwelijk en gezin komt de geest op aarde in omstandigheden, die een onmiddellijke uitdrukking zijn van de innerlijke, geestelijke eigenschappen en verhoudingen in zichzelf. De menselijke geest is door de verhouding van de vermogens namelijk zelf een uitdrukking van de verhoudingen binnen het gezin: de verhouding tussen het vrouwelijke voelen en mannelijke denken, tussen het vrouwelijke waarnemen en mannelijke willen. In het gezin leert de geest zich daarvan bewust te worden en ermee om te gaan, totdat uiteindelijk de daardoor evenwichtig en volwassen geworden geest het eigen, innerlijke evenwicht tot uitdrukking kan brengen in een evenwichtig en gelukkig huwelijk en gezin.
terug naar de woordenlijst G
^