het gezin 2
De meest bijzondere vorm van zorg is het ouderschap, want het gezin is een leefgemeenschap waarbinnen alle bezigheden belangeloos voor elkaar worden gedaan; het gezin leeft door liefde: de belangeloze toewijding, de onbaatzuchtige inzet voor elkaar. Het gezin is de afbeelding van de godheid en is daarmee de grondslag van de mensheid, van de schepping die er voor de mensheid is en op aarde van de maatschappij.
Het woord 'gezin' is afgeleid van het Middelnederlandse woord 'ghesinde'. Dat had als betekenis 'reisgezelschap, gevolg’, namelijk het reisgezelschap dat edellieden bij zich hadden als zij op reis gingen.
Het woord ‘ghesinde’ is afgeleid van ‘zenden’ en van de ‘gezondenen’, zij, die gezamenlijk op weg zijn gezonden, zij, die gezamenlijk met een reisdoel onderweg zijn. Later ging dit begrip over op het ‘gezin’ als vader, moeder, zoon en dochter.
In het gezin zijn het in het bijzonder de ouders die zich belangeloos en uit persoonlijke betrokkenheid kunnen inspannen voor het welzijn van hun kinderen. Doen zij dat, dan zijn zij daardoor een afbeelding op aarde van hoe God als onze vadermoeder zich inspant om de mensheid als Gods godenkinderen te begeleiden op hun pad. Zoals in de schepping in het groot, zijn ook binnen het gezin de kinderen zich nog nauwelijks bewust van de waarde van de ouderlijke liefde voor hen. Desondanks zullen liefhebbende ouders zich toch altijd voor hun kinderen willen inzetten ... alsof het henzelf betrof.
Zoals de vader en moeder zich persoonlijk aan hun kinderen toewijden, zo spant God zich door middel van Gods engelen in voor de menselijke geesten, die aan hun zorgen zijn toevertrouwd. Iedere menselijke geest heeft op aarde vanuit God een persoonlijke beschermengel bij zich en daarmee overeenkomend gedragen zich de vader en moeder, als zij zich liefdevol inzetten voor het welzijn van het kind, dat uit hen beiden is geboren of anderszins aan hun zorgen is toevertrouwd.
Door aan hun kind in woord en gedrag hun liefde te tonen, wekken zij het overeenkomende op in de geest van hun kind. Er is niets wat zich zo diep in het kind vastzet, als de liefde die het van de ouders ondervindt; er is niets wat zo pijnlijk ontbreekt en de persoonlijkheid ernstiger verstoort, als dat niet het geval is geweest. Liefhebbende ouders handelen door lief te hebben in overeenstemming met het doel, waarmee God de schepping is begonnen en naar toe leidt: de ontwikkeling van de menselijke geest tot persoonlijke zelfstandigheid en liefde.
In de dagelijkse en persoonlijke, liefdevolle omgang van de gezinsleden met elkaar, wordt het doel van Gods schepping vervuld. Door zich persoonlijk in te zetten voor diegene, die aan hun persoonlijke zorg is toevertrouwd, wordt voor beiden de grootste stap gezet op het pad van geestelijke groei dat leidt naar hereniging met God. Vanuit de geest gezien, is daardoor het ouderschap het middelpunt van alles, wat er in de maatschappij gebeurt, aangezien in het gezin door liefde de grondslag wordt gelegd voor innerlijke beschaving.
Diegene van de ouders die het op zich heeft genomen hun beider kind persoonlijk te begeleiden in de eerste levensjaren, vervult het hoogste ambt dat op aarde te vervullen is en verricht het meest zinvolle werk in Gods schepping. Die ouder brengt voor hun kind en hun gezin de hemelse toestand op aarde - maar daardoor uiteindelijk ook in de maatschappij.
Zoals beschreven komt de toestand van onbewuste vereenzelviging (z.a.) overeen met de uitgekeerde instelling, doordat aandacht en toewijding op de buitenwereld zijn overgedragen. Gedurende tijdperken dat de uitgekeerde instelling de boventoon voert, zoals in het huidige, wordt de maatschappij gekenmerkt door een eenzijdige nadruk op het mannelijke. Dat is er de oorzaak van dat mannelijke werkzaamheden in de vorm van wetenschap, techniek, industrie en handel in het middelpunt van de belangstelling staan, alom grote waardering genieten en groeien.
Vrouwelijke werkzaamheden daarentegen staan in de maatschappij dan op de tweede plaats, zoals kinder-, zieken- en ouderenverzorging, onderwijs en kunst. Het maken van gebruiksvoorwerpen, het handelen daarmee en de geldstroom die daardoor in gang wordt gezet, heeft een hoger aanzien dan de zorg voor hulpbehoevenden en het voortbrengen van schoonheid, terwijl alleen dat zich juist tot de menselijke geest richt, waardoor die wordt gesteund en verrijkt. In het eerste geval zijn tijdelijke, stoffelijke levensomstandigheden het bestaansdoel, in het tweede de groei van de geest.
Door de geneigdheid van de vrouwelijke geest te willen behagen, zijn ook zij evenwel de mening toegedaan dat mannelijke waarden de maatstaf zijn - waardoor er door hen geen pogingen worden ondernomen het evenwicht in de maatschappij te herstellen. In tegendeel, sommige maatschappelijke krachten streven naar de - niet bestaande - gelíjkheid van man en vrouw, door vrouwen in de mannelijke wereld te betrekken om de economie te ondersteunen, waardoor de onevenwichtigheid alleen maar toeneemt: mannelijke beweeglijkheid en daardoor onrust en lawaai is alom aanwezig, vrouwelijke rust en stilte worden schaars en als zij er al zijn, ontvlucht.
Er is wel sprake van gelijkwáárdigheid: vrouwelijke waarden zijn evenveel waard als mannelijke. Daarom zou het verbeteren van levensomstandigheden door de economie niet een doel op zichzelf moeten zijn, maar juist de verbetering van zorg, onderwijs en kunstbeoefening mógelijk moeten maken en daarmee de groei van de menselijke geest en zo van beschaving. Dat kan echter alleen als in de maatschappij aan het vrouwelijke voelen evenveel waarde wordt gehecht als aan het mannelijke denken.
terug naar de woordenlijst G
terug naar het weblog
^