goed en kwaad


In de schepping bestaan tegendelen zoals links en rechts, voor en achter, mannelijk en vrouwelijk, denken en voelen, ingekeer en uitgekeerd enzovoort, maar ook goed en kwaad. Dit laatste tegendeel: het goede en het kwade is een uitzondering op alle andere; het is van een andere soort, een andere categorie. Met het goede en het kwade wordt namelijk een hoedánigheid beschreven van alle andere tegendelen.
Met het 'goede' wordt aangeduid: de als een éénheid evenwichtig samenwerkende en elkaar aanvullende tegendelen. Met het 'kwade' wordt aangeduid: de toestand waarin die tegendelen niet evenwichtig samenwerken en elkaar niet aanvullen, maar storen. De tegendelen gaan dan een tegenstelling vormen, die op den duur kan uitgroeien tot een tegenstrijdigheid: de toestand waarin het kwade zich als verstorend verschijnsel openbaart.

betrekkelijke tegendelen volstrekte, bepaalde tegendelen
links en rechts (politiek)
veel en weinig
arm en rijk
warm en koud
droog en nat
denken en voelen
uitgekeerd en ingekeerd
mannelijk en vrouwelijk
goed en kwaad positief of negatief
plus (+) of min (-)
waar of vals
alles of niets
vol of leeg
boven of beneden
buiten of binnen
links-rechts (plaats)
ja of nee

Als voorbeeld kan de lichamelijke gezondheidstoestand dienen. In alle organen van het lichaam zijn opbouwende en afbrekende krachten werkzaam; steeds worden nieuwe biochemische stoffen opgebouwd om oude te vervangen die worden afgebroken. Zolang deze opbouwende en afbrekende krachten met elkaar in evenwicht zijn, is het lichaam gezond: de goede toestand ('homeostase' genoemd); werken deze opbouwende en afbrekende krachten afzonderlijk echter te snel of te langzaam ten opzicchte van elkaar, dan wordt het evenwicht verstoord.
Er treedt nu eerst een onevenwichtige toestand op die een 'functionele stoornis' wordt genoemd en die door een juiste levenswijze kan worden hersteld, maar die functionele stoornis kan op den duur ook zodanig verergeren, dat er een ziekte ontstaat: de kwade toestand. (Die evengoed een bepaalde nuttige betekenis kan hebben, maar dat is een zaak van levenslessen, het gaat hier om het evenwicht tussen opbouw en afbraak in het lichaam zelf.)
Een ander voorbeeld kan worden gevonden in de politiek. Slagen linkse en rechtse partijen erin elkaar te vinden door hun standpunten aan te passen en evenwichtig samen te werken, dan heeft dat een gunstig gevolg voor de bestuurbaarheid van het land; treedt er verdeeldheid op en verharden de standpunten, dan worden zij tegenstellingen en ten slotte tegenstrijdigheden. Dat bemoeilijkt de besluitvorming van een regering waardoor het land onbestuurbaar kan worden, met alle kwade gevolgen van dien voor de levensomstandigheden van burgers.

Daarnaast worden 'goed' en 'kwaad' ook gebruikt als zedelijke beoordeling van menselijk gedrag. Dan is het onderscheid tussen goed en kwaad betrekkelijk, daar een bepaald gedrag in meerdere of mindere mate goed of slecht kan zijn, al naar de mate van het voordeel of nadeel dat anderen ervan ondervinden. Door dit goede of kwade gedrag wordt de evenwichtige verstandhouding tussen mensen bevorderd of verstoord.

De oorzaak van het kwade als verschijnsel in de schepping is gelegen in de noodzaak, dat de menselijke geest naar eigen vrije keuze en op eigen kracht zich moet kunnen ontwikkelen om de goddelijke geestesgesteldheid te bereiken; in die toestand maakt de menselijke geest op een evenwichtige wijze gebruik van de tegendelen in zichzelf, de eigen geestelijke vermogens: het waarnemen en het willen, het denken en het voelen als samenhangende tegendelen van elkaar.
In de aanvangstoestand van deze ontwikkeling maakt de menselijke geest nog niet op een evenwichtige wijze een bewust en beheerst gebruik van deze vermogens. Die aanvangstoestand, de toestand van onbewuste vereenzelviging, van bewuste vereenzelviging en van eenzijdige vereenzelviging (zie aldaar) is de oorzaak van het kwade. Is de goddelijke geestesgesteldheid verwerkelijkt, dan is er uitsluitend nog het goede in de vorm van het geweten en de deugden, en is het kwade alleen denkbeeldig aanwezig als een mogelijk (maar beheerst) tegendeel daarvan.

Uit de natuurwetenschappen zijn in het verleden de begrippen 'positief' (+) en 'negatief' (-) geleend en in het dagelijkse taalgebruik doorgedrongen, die ook tegendelen van elkaar zijn. Het woord 'positief' hangt samen met het Latijnse 'ponere': neerzetten; en 'negatief' met het Latijnse 'negare': ontkennen. Het woord 'positief' met de betekenis 'neerzetten' betekent dat 'iets er is', terwijl 'negatief' met de betekenis 'ontkennen' betekent dat 'iets er niet is'.
Weliswaar zijn dit tegendelen van elkaar, maar er kan geen sprake zijn van een wel of niet evenwichtige verhouding tussen die twee. Het zijn twee onwrikbaar vaststaande zekerheden, feiten: iets is er wel of het is er niet. Je kunt wel zeggen: "Een standpunt is meer naar links of iets meer naar rechts," maar niet: "Iets meer van 'er niet zijn' of iets minder van 'er wel zijn' (negatief of positief)." Ook de begrippen 'positief' en 'negatief' staan daardoor net als 'goed en kwaad' buiten de rij van andere tegendelen.
Toch komt het voor dat deze begrippen worden gebruikt met de betekenis 'goed en kwaad'. In sommige (New Age) kringen kan men met enige regelmaat de waarschuwing horen: "Er is daar veel negativiteit!" Men bedoelt dan te zeggen dat er kwaadwillende krachten op die plaats aanwezig zijn, maar men gebruikt een bewoording met de betekenis: 'er is daar niets'(!) En men gebruikt daardoor niet meer de aanduiding wat er wél is: kwaadwilligheid. Dat wordt zo niet meer met name genoemd!
Ook hoort men wel de bewering dat het mannelijke 'positief' zou zijn en het vrouwelijke 'negatief'(!) Deze uitspraak wijst op het verschijnsel dat men onwetend kan zijn van de betekenis van de eigen woordkeus.
Het ondoordachte gebruik van leenwoorden kent zo zijn nadelen.

Daarnaast vormen de woorden 'ja' en 'nee' een veelgebruikt paar van tegendelen. 'Ja' wordt gebruikt als een bevestiging, 'nee' als een ontkenning. 'Ja' wordt gebruikt als bevestiging op een gestelde vraag, bevestiging van een veronderstelling, als een blijk van instemming op een opmerking of als toestemming; 'nee' wordt gebruikt als ontkenning op een gestelde vraag, als een verwerping van een veronderstelling, als blijk van ontstemming of als een weigering.


terug naar de woordenlijst G






^