vrije keuze - 'vrije wil'
Een keuze is een oordeel, dat is gevormd door een aantal mogelijkheden van handelen te overdenken en te doorvoelen, en de gevolgen van die keuze te beoordelen. Na redelijke en zedelijke overwegingen die met behulp van de geestelijke vermogens worden gemaakt, wordt er door de geest een keuze gemaakt uit die mogelijkheden. Door bepaalde redelijke en zedelijke oordelen te vormen wordt vervolgens besloten volgens welke mogelijkheid de geest gaat handelen: het wilsbesluit. De geest kiest die mogelijkheid door 'er achter te gaan staan'.
De menselijke geest is aanwezig in de leerschool die het tijdelijke bestaan voor de geest is, om een bewust en beheerst gebruik te leren maken van de eigen, geestelijke vermogens. Daartoe komen door de tijd als stroom van gebeurtenissen ervaringen op de geest af, die de geest ertoe aanzetten de vermogens te gebruiken om staande te kunnen blijven in die stroom. Steeds wordt de geest voor keuzes gesteld; steeds moet worden gekozen uit de mogelijkheden van handelen om bepaalde ervaringen te verwerken en te boven te komen. Daardoor leert de geest al doende de eigen vermogens bewust en beheerst te gebruiken en dat is het doel van de aanwezigheid in het tijdelijke bestaan als leerschool.
Wijsheid van Jezus Sirach 15, 15-20
Wanneer gij wilt, kunt gij de geboden onderhouden en het is ook verstandig te doen wat Hem behaagt.
Hij heeft vuur en water voor u neergezet: gij kunt uw hand uitstrekken naar wat ge verkiest.
Voor de mensen liggen het leven en de dood, en wat een mens behaagt, wordt hem gegeven.
Want groot is de wijsheid van de Heer, zijn macht is geweldig en Hij ziet alles.
Zijn ogen zijn gericht op wie Hem vrezen en iedere daad van de mens is Hem bekend.
Hij heeft niemand bevolen te zondigen en aan niemand verlof gegeven kwaad te doen.
Deuteronomium 8:5-6 "Laat ieder van u dan beseffen dat de Heer, uw God, u opvoedt zoals een vader zijn kind opvoedt. Leef daarom zijn geboden na door de weg te volgen die hij u wijst en door ontzag voor hem te tonen."
2 Kronieken 16:9
De Heer laat immers voortdurend zijn ogen over de aarde rondgaan [waarnemen]
en biedt iedereen hulp [willen] die hem met heel zijn hart is toegedaan.
Hand. 14:16 God heeft in het verleden alle volken hun eigen weg laten gaan...
Die leerschool is een vrije school, doordat eigen ondervinding er de leermeester is. De bijzonderheid van die leerschool is daardoor, dat in die school de leerling - schijnbaar - aan zichzelf wordt overgelaten, er staat geen leraar voor de klas; daardoor is de schepper in zijn schepping onzichtbaar. Daardoor hangt de richting die de ontwikkeling inslaat af van de eigen, vrije keuze die de zich ontwikkelende geest maakt uit de verschillende mogelijkheden om te handelen.
Die zelfstandigheid is noodzakelijk doordat alleen dat, wat de geest op eigen kracht en naar eigen, vrije keuze doet, de geestelijke vermogens tot ontwikkeling brengt. Dat vermogen om zelf de eigen vermogens - op eigen kracht, bewuste en beheerst - te kunnen gebruiken, wordt daardoor tot een eigendom. Een eigendom van de geest is dat, wat een onvervreemdbare eigenschap is. Een eigendom is iets, wat de geest eigen is, doordat het een aanleg was in de geest zelf, die door eigen inspanning tot ontwikkeling is gebracht. Die aanleg zijn de geestelijke vermogens en zij zijn als aanleg aanwezig, opdat de geest de mogelijkheid heeft ze door eigen inspanning tot ontwikkeling te brengen en zo het vermogen ze bewust en beheerst te gebruiken zich eigen te maken.
Alles, wat de geest verkregen heeft met de hulp van anderen, is geen eigen verdienste. Daardoor is dat geen eigendom, maar een bezit. Iets, wat de geest bezit, staat los van de geest, zoals een stoel, die de geest kan 'bezitten'. Alles echter, wat los is, kan de geest ook verliezen en zal zeker verloren gaan bij het overlijden. Alleen dat, wat geestelijk is en door ontwikkeling een geestelijk eigendom is geworden, kan worden meegenomen naar de geestelijke wereld als een eeuwig eigendom.
Om deze reden is de menselijke geest op aarde in een toestand, waarin de geest schijnbaar aan zichzelf is overgelaten en daardoor over een zekere vrijheid beschikt; als de meester voor de klas blijft staan, zijn de leerlingen niet vrij. Dit 'aan zichzelf overgelaten zijn' waarborgt de vrije keuze die de menselijke geest heeft; die vrije keuze is een onmisbare voorwaarde om op eigen kracht door middel van de eigen vermogens te kunnen groeien naar geestelijke zelfstandigheid, waardoor alles wat de geest heeft ontwikkeld eigenschappen zijn geworden, die het onvervreemdbare eigendom van de geest zijn.
Er wordt ook wel gesproken over: 'vrije wil'. De wilskracht is de levenskracht die het de geest aan de ene kant mogelijk maakt de geestelijke vermogens te kunnen gebruiken als een innerlijke wilshandeling: immers de geest wil waarnemen, wil denken en wil voelen. Aan de andere kant kan de geest met de wilskracht de daardoor gevormde gedachten en gevoelens naar buiten toe uiten in uitspraken en gedrag als een uiterlijke wilshandeling. De wil is ingebed in een volstrekte samenhang met de overige geestelijke vermogens: de wil kan daardoor niet 'vrij' zijn, kan niet los staan van de overige vermogens. De wil zou door vrijheid de sturing van de overige vermogens missen en een volkomen ordeloos en zinloos werkende kracht worden - een verschijnsel dat zich op aarde evenwel met enige regelmaat voordoet.
Dat het verschijnsel van de uitspraak 'een vrij wil' mogelijk is, wordt veroorzaakt door de toestand van onbewuste vereenzelviging met het tijdelijke bestaan. In deze toestand is de geest onbewust van zichzelf als de eenheid scheppende zelfstandigheid en spreekt daardoor over de vermogens alsof zij zelf zelfstandigheden zouden zijn, die los van elkaar zelf werkzaam kunnen zijn. Er wordt in die toestand gezegd dat 'de wil dit of dat doet' in plaats van te zeggen dat het de géést is die dit of dat wil en het vervolgens doet. Alleen vanuit deze onbewust vereenzelvigde toestand kan er worden gezegd, dat 'de wil vrij is', dat er een 'vrije wil' zou bestaan.
In deze toestand is de geest onbewust van zichzelf en van de eigen werkzaamheid en draagt daardoor alle aandacht en toewijding uit zichzelf over op de vóórtbrengselen van de eigen werkzaamheid. In het geval van het willen zijn dat de wilsbesluiten en wilshandelingen. Daardoor wordt de aan het wilsbesluit voorafgaande geestelijke werkzaamheid van het waarnemen, denken en voelen bij het vormen van de keuze en het besluit, niet gezien. Daardoor wordt er niet van een vrije keuze, maar van een 'vrije wil' gesproken.
Alleen het begrip 'keuze' als de 'vrije besluitvorming' verwijst naar de geestelijke werkzaamheid van de vermogens als een geheel van werkzaamheden binnen de geest; het wilsbesluit is een onderdeel daarvan.
terug naar de woordenlijst K
^