lichaam
Het lichaam is het stoffelijke omhulsel. De oorspronkelijke betekenis van het Gotische woord 'lic-hamo' is: vlees-hemd.
Het lichaam is een vastgeworden, verstoffelijkte vorm van de geestgedaante, de gevormde uitstraling van de geest. De geestgedaante is namelijk in staat de stof, die door de mond naar binnen wordt gebracht, vast te houden en de eigen vorm ermee tot uitdrukking te brengen in de stoffelijke wereld. Het geestelijke komt zo in het stoffelijke tot uitdrukking.
Het lichaam is het voertuig, waarmee de geest zich in de stoffelijke wereld kan bewegen en het werktuig, waarmee die hier zijn besluiten kan uitspreken en uitvoeren. Het lichaam is de tijdelijke oefenpop, waarmee de geest ervaringen op kan doen in de leerschool, die de stoffelijke wereld voor de geest is.
In sommige levensbeschouwingen wordt over de geestgedaante gesproken als het 'levenslichaam' of 'etherlichaam', over de ziel als het 'zielelichaam' en over de geest als het 'ik-lichaam'. Dit wordt veroorzaakt doordat door de toestand van onbewuste vereenzelviging met de stof waarden worden omgekeerd. Daardoor wordt de stóffelijke toestand als uitgangspunt gekozen voor beschrijvingen van de géést(!). Het lichaam, dat tijdelijk is, is naar de oorspronkelijke betekenis echter het stoffelijke omhulsel van de geest. Deze toestand als uitgangspunt kiezen, kan niet anders dan verwarring in de hand werken. Geest en ziel doen zich aan het geestesoog ook zeker niet voor als iets, wat op een 'lichaam' zoals het zich hier aan de mens voordoet, lijkt.
God is geest en vanuit God is de géést het enig juiste uitgangspunt om alles te beschrijven, wat er in Gods schepping aanwezig is. Het al is immers uit de algeest voortgekomen en daardoor een uitdrukking van de eigenschappen van Gods geest.
Denk aan Friedrich Schillers uitspraak: "Es ist der Geist, der sich den Körper baut."
terug naar de woordenlijst L
^