logos
Het Griekse woord 'logos' (λογος) heeft een uitgebreide reeks betekenissen, zoals:
woord, gesprek, verhaal, uiting, spreekwoord, spreekwijze, voordracht, welsprekendheid, preek,
betoog, bewering, principe,
denken, overleg, rede, verstand, mening,
bevel, voorwaarde, gebod,
voorstel, onderhandeling, onderhoud, gesprek, besluit,
berekening, getal, betekenis, omschrijving, waardering, verhouding.
logikos: redelijk, verstandelijk, geestelijk.
logistikos: rekenen, rekenkunst, berekenend.
In de antieke filosofie werd het begrip 'logos' o.a. door Herakleitos, een Griekse filosoof uit de Oudheid, gebruikt om de orde van de kosmos en de menselijke kennis te omschrijven. De 'logos' duidt op een wetmatigheid die door de goden is ingesteld en die in de gehele kosmos aanwezig is. Hij ziet de 'logos' werkzaam achter de veranderlijke dagelijkse werkelijkheid, die hij met zijn spreuk 'panta rhei': 'alles stroomt', verwoordt.
Voor Sokrates, Plato en Aristoteles betekende 'logos' feitelijk het vermogen van de menselijke rede en de kennis die de mensen van de wereld en elkaar bezitten. Voor Aristoteles met name, die zich ook als eerste met logica bezighoudt, wordt logos het beginsel van de menselijke verstandelijkheid.
De stoïcijnen verstonden onder logos de levenskracht van de kosmos. De logos vormt de oorsprong ervan, een soort oerverschijnsel, waar alle levenskracht uit voortkomt. Logos duidt hiermee bijvoorbeeld het beginsel van oorzakelijkheden aan, voornamelijk van de 'causa finalis', de doel-oorzaak, die de natuur als het ware bestuurt. Het is een beginsel dat van binnenuit werkt; het staat niet tegenover de materie, maar is eraan transcendent, het overstijgt het.
Volgens de theosofen werd met het woord 'logos' in de oudheid de goddelijke essentie van iedere zelfstandigheid aangeduid, of dit nu het wezen van de subatomaire deeltjes is of het wezen van de kosmos.
Het Johannesevangelie begint met: "In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God," (Joh. 1:1). In het Grieks wordt hier driemaal 'logos' gebruikt, dat aansluit bij het gebruik van de stoïcijnen, bij wie logos direct met God is verbonden, als het beginsel dat aan de oorsprong van de kosmos ligt.
Het Johannesevangelie vervolgt dan met "Het Woord is mens geworden…" (Joh. 1:14). Door bijbelwetenschappers wordt deze uitspraak wel als bewust dubbelzinnig gezien, omdat dit woord zowel voor de joden die bekend waren met de mystiek van het Judaïsme, als voor de Hellenistische Joden, een eigen betekenis had; elk van deze groepen kon die aan het begrip 'logos' toekennen.
Het joodse volk kende ook dat begrip in de vorm van 'dabâr' (woord); ‘dabâr’ is: gedachte, plan, woord, daad. Het is: spreken op een zinvolle en gezaghebbende wijze.
Met name de volgelingen van Philo kenden het woord 'logos' als zeer belangrijk begrip, het was bij hen niet identiek met God, maar werd door Philo wel 'de zoon van God' genoemd, en neemt na God de tweede plaats in als boodschapper tussen God en de mensen. (bewerkt naar Wikipedia)
Het vertalen van het begrip 'logos' met alleen 'woord', zonder de diepere betekenis uit te leggen of in de kantlijn weer te geven, is in feite een ontoelaatbare vereenvoudiging. Dat 'het Woord' mens is geworden, is voor de hedendaagse, op het uiterlijke gerichte mens, iets onbegrijpelijks, waardoor die zich hiervan afkeert.
Geestelijke werkzaamheid
Het begrip 'logos' is in feite een veelomvattend denkbeeld van 'geestelijke werkzaamheid'; een geestelijke werkzaamheid zowel van God als van de mens, in het bijzonder voor wat betreft het denkvermogen. Het begrip 'logos' beschrijft in feite de geestelijke werkzaamheid van het waarnemen, denken en willen (maar zonder het voelen).
Als wordt gezegd: 'God schept door het Woord', dan betekent dat, dat God in zichzelf als de alomtegenwoordige algeest door 'geestelijke werkzaamheid' een 'gedachte' vormt in de vorm van een 'denkbeeld', wat in de geest in feite een lichtbeeld is. De geestelijke werkzaamheid (logos) in God zelf heeft daardoor de onmiddellijke schepping van een vorm tot gevolg, in de vorm van een denkbeeld. Een denkbeeld dat in de stoffelijke wereld met stof wordt opgevuld (het woord 'stof' komt van 'volstoppen', 'vullen'), waardoor daar een stoffelijke vorm ontstaat.
Door Gods 'geestelijke werkzaamheid' (logos) vormt God in zichzelf de gedachte aan een levende cel in de vorm van een 'archaeon' (oudste, oervorm) en als die gedachte klaar is, vult God op aarde die in de geest bestaande gedachte daar om tot een levende cel, een archaeon. Aangezien zelfvermenigvuldiging één van de eigenschappen van dat archaeon is, ontstaat de groep van levende cellen die 'archaea' wordt genoemd. Die ontwikkelen zich tot alle meercelligen.
In het Hebreeuws komt 'logos' overeen met 'dabâr', met de betekenis: denken, gedachte, woord, daad. De betekenis van 'dabâr' omvat ook het handelen in de vorm van een daad, die op het overdenken en vormen van een gedachte volgt.
De Joodse God Èlohîm of Jahweh hoefde daarom alleen maar te spreken of de schepping had al plaats gevonden, als gedachte in zichzelf als de algeest. Vandaar dat ook Johannes dit God laat doen in het eerste hoofdstuk van zijn Evangelie. Daar schept Gods geestelijke werkzaamheid als het Woord alles wat er geschapen is.
Op dezelfde wijze als ook de mens 'in zichzelf', dat wil zeggen in zichzelf als geest een gedachte vormt, een denkbeeld, dat onder woorden brengt en vervolgens gaat handelen om die gedachte in de wereld te verwerkelijken, doet ook God als de algeest dat in zichzelf. De door God gedachte wereld waarin de mens als Gods godenkind leeft, houdt God al denkend in stand om zo voor de mens een leerschool te vormen, die God zolang in stand houdt tot alle menselijke geesten volwassen zijn geworden en in het goddelijke gezin zijn teruggekeerd.
terug naar de woordenlijst L
terug naar het weblog
^