lot


Het lot is letterlijk: datgene, wat iemand toevalt. Het lot is de terugkoppeling op de geest van de gevolgen van handelingen, die in dit bestaan of in een vorig bestaan zijn verricht. Langs een omweg komen de gevolgen van handelingen altijd bij de geest terug, later in dit bestaan of in een volgend bestaan.
Door de terugkoppeling worden nu ervaringen ondervonden, waarvan de oorzaak in het verleden kan liggen en waardoor de geest zich niet meer bewust is van die oorzaak. Hierdoor ontstaat de vraag naar het 'waarom': "Waarom moet mij dit overkomen?"

Door de toestand van afgescheidenheid waarin de geest zich bevindt door de verbondenheid met het lichaam, is die zich hier niet bewust van het bestaan van de geestelijke wereld. Daardoor beseft de geest ook niet de algehele verbondenheid van alle levende wezens met elkaar door de goddelijke algeest. Alle levende wezens zijn door puntvormige verdichting van het licht en de warmte van de algeest ontstaan. Daardoor blijven zij naadloos met de algeest en daardoor in wezen ook met elkaar, verbonden.
Verstoort een geest deze onderlinge verbondenheid door liefdeloos gedrag, dan wordt daardoor de goddelijke orde van de schepping verstoord. Door die verstoring ontstaat er een spanning tussen twee geesten die zo lang blijft bestaan, tot de verstoring is opgeheven doordat een van hen 'het weer goed maakt': het 'boeten' (letterlijk 'weer goed maken') van de verstoorde band. Wordt de fout niet meteen hersteld, dan blijft de spanning in de geestelijke wereld bestaan, net zolang tot zich nieuwe omstandigheden op aarde voordoen, waarin de fout kan worden hersteld. Dat kan ook zijn in een volgend bestaan.

De afgescheidenheid die de menselijke geesten op aarde ervaren, is slechts schijnbaar. In de algeest zijn alle levende wezens onafscheidelijk met elkaar verbonden, doordat zij allen algeestvonken zijn, uit en in de goddelijke algeest. Pas als alle spanningen die binnen die verbondenheid bestaan door de veroorzakende geest weer zijn opgelost, goed gemaakt, kan die verdergaan op de levensweg naar hereniging met de algeest. Zo niet, dan blijft die geest door de verstoring in zijn ontwikkeling geremd.

Karma
Het woord 'karma' heeft dezelfde betekenis als 'lot', als datgene, wat een mens toevalt. Het Sanskriet 'karma' hangt samen met het Griekse 'drama' en betekent 'handeling'. Het betekent dat de gevolgen van een handeling langs een omweg door de tijd op een gegeven ogenblik altijd weer bij de betreffende persoon terugkomen, die dat als 'mijn lot' ervaart.

Spreuken van Salomo 21:13
"Wie zijn oren sluit voor het gejammer van de arme
zal ooit zelf om hulp schreeuwen en geen antwoord krijgen."
Wat je anderen hebt aangedaan, zul je ooit zelf moeten ervaren: het begrip 'karma' leefde ook bij het joodse volk.

Het doel van karma
In het begin is de mens te vergelijken met een klein kind, onbewust van het bestaan van goddelijke wetten en zonder enige levenservaring. Een kind moet zelf leren zitten, staan en lopen, leren eten en spelen, en zich dan door verstandelijke ontwikkeling door ervaringen te verwerken, bepaalde feiten omtrent het leven eigen maken, om ten slotte tot volle wasdom uit te groeien.
De geest van een mens heeft een soortgelijk verloop, dat begint bij de geboorte uit de Vader-Moeder-God en dat door de groei van het geestelijke bewustzijn en de terugkeer, uitmondt in de hereniging of eenwording met God.
Zonder de ervaring van lijden - fysiek, mentaal of geestelijk - zou er voor de geest geen ontwikkeling van het bewustzijn volgen, geen groei van de onbewuste naar de zélfbewuste toestand, en dan verder naar het Christus-bewustzijn. Zolang een geest zelf geen lijden ervaart, is hij zich niet bewust van het lijden van zijn broeder en dus niet in staat om zijn wonden te verbinden en te genezen. Pijn brengt verlichting, mededogen, begrip. De mens leert meer door pijn en lijden, dan door door geluk en vreugde.
White Eagle - Geestelijke ontwikkeling, blz. 148


terug naar de woordenlijst L






^